Marx' Mensen (week 45)

Hij is dusdanig zelfingenomen dat zelfs zijn toiletpot is voorzien van een familiewapen. Zijn naam is Louis Eduard Arthur Herbert Theodorus van Heijst, kortweg L. E. A. H. T. van Heijst; zijn vrienden noemen hem Bert. Wij dus niet en U al helemaal niet.

Heel incidenteel lees ik een boek. Alle belangrijke literatuur van de afgelopen 40 jaar heb ik immers al gelezen. Daar bedoel ik niet alleen vakliteratuur mee. Van oorsprong ben ik een multidisciplinair academicus, met graden in de geneeskunde, rechtsgeleerdheid en biologie. Een welgevormd mens, zou je kunnen zeggen. De vakliteratuur is zeker amusant, maar als ik me echt wil ontspannen beoefen ik mijn hobby: literatuurwetenschap. Diverse simpele romannetjes als Dostojewski’s Misdaad en Straf of Die Blechtrommel van Günter Grass beschouw ik als licht vermaak. Onder lichtzinnig vermaak schaar ik boeken van schrijvers als Kluun en Dan Brown.

Waarom vertel ik u dit alles? Een gerechtvaardigde (doch enigszins domme) vraag. In mijn lange bestaan als fijnbesnaard intellectueel ben ik nogal wat mensen tegen het lijf gelopen die menen in hun vakgebied uitzonderlijk te presteren. Vooraleerst op het gebied van de geneeskunde. Heeft u ooit een praktiserend specialist gezien die in het openbaar zijn fout toegaf? In de huidige samenleving werkt het tegenwoordig beter om halsstarrig je fout te ontkennen en anderen van onjuistheid te betichten. Vroeger gebeurde dat ook, maar waren er ook enkelen die geen slachtoffer waren van de pure lafhartigheid die iedereen met enige vorm van opleiding tegenwoordig ten deel is gevallen. Een droevige conclusie.

Ik geef toe, op het toegeven van fouten zult u mij ook niet gauw betrappen. Maar ik heb in ieder geval het fatsoen om dan niet vervolgens een ander van onjuistheid te betichten. Daarnaast beschik ik over de mentale capaciteit om te weten wanneer ik kansloos ben in een discussie. Helaas ziet men dat nog te weinig in het huidige intellectuele en academische milieu.

Vaak bied ik aan het eind van een column als deze mijn oplossing aan voor het probleem dat ik zojuist heb aangekaart. De geest van deze bijdrage verplicht mij echter te zeggen dat ik in deze kwestie geen kant en klare oplossing voor kan dragen. Dat bewijst des te meer hoe complex dit huidige klimaat eigenlijk is. Als zelfs een pientere jongeman als ik geen oplossing kan bedenken, zou het einde zoek moeten zijn. Zo zwartgallig is de situatie echter niet. Een goede eerste stap zou het realiseren van de eigen arrogantie zijn. Die stap heb ik, getuige mijn vorige bijdrage, al genomen. Mijn eerste bijdrage die eindigt met een vraag, zal afsluiten met: Wat is de volgende stap?