Marx' Mensen (week 23)

Hij is dusdanig zelfingenomen dat zelfs zijn toiletpot is voorzien van een familiewapen. Zijn naam is Louis Eduard Arthur Herbert Theodorus van Heijst, kortweg L. E. A. H. T. van Heijst; zijn vrienden noemen hem Bert. Wij dus niet en U al helemaal niet.

Recentelijk ben ik begonnen met het lezen van werk van Michel Houellebecq. Behalve de mooie achternaam beschikt deze schrijver over nog een mooie eigenschap. Hij weet nog fijnzinniger dan ik sommige idiote taferelen te kenschetsen. In zijn boek De Koude Revolutie zijn een aantal van zijn essays gebundeld. Mijn oog viel het eerst op het stuk over feminisme. Kort samengevat komt zijn betoog erop neer dat de vrouwenbeweging alleen maar heeft bijgedragen aan de mogelijkheden van de man om ‘zoveel mogelijk wijven te neuken’, volgens Houellebecq het hoogste doel van elke man. Prachtig. Kan ik het alleen maar roerend mee eens zijn. Dan zijn stuk over feest. Nu heb ik daar van nature een hartgrondige hekel aan, en Houellebecq legt me uit waarom. Hij onderscheidt vier verschillende situaties:

- Samengekomen om lol te trappen - Samengekomen om te strijden - Samengekomen om te neuken - Samengekomen om te eren

Volgens Houellebecq zijn al deze vormen pas zinvol om bij te wonen als er penetratie bij komt kijken; vrouwen nemen genoegen met de gedachte dat men haar wil penetreren. Als deze kans niet bestaat, is het advies duidelijk: wegwezen. Vanzelfsprekend wordt de samenkomst om te neuken door hem het minst zinloos geacht. Penetratie is obligatoir. Interessant is vooral zijn hypothese dat penetratie ook ernstig op de loer ligt bij samenkomsten om te strijden of eren. Bij het strijden moet u denken aan protestmarsen, demonstraties, zaken waar die verdomde roodbroeken zich mee bezig houden. Ik koester hierbij enige twijfel, maar wellicht dat enkele mensen van AKKU mij hier meer inzicht kunnen verschaffen. Ligt penetratie werkelijk zo dicht bij een studentdemonstratie? Was de procentuele kans dat u penetratie bereikte na (of wellicht al tijdens) demonstraties hoger dan elke willekeurige andere dag? Ik vraag het me af.

Dan de samenkomsten om te eren. U moet daarbij vooral denken aan religieuze activiteiten. Houellebecq roemt zijdelings de ondersteuning die voor de penetratie wordt geboden vanuit het geloof (huwelijk). Nu hebben we in de recente geschiedenis gezien dat penetratie en religie bijzonder goed doch verwerpelijk samengaan, met maatschappelijke verontwaardiging tot gevolg. Zijn mensen die hun geest openstellen voor God, Allah of Jahweh werkelijk grotere geilneven dan hun atheïstische broeders? Ik durf er als verstokte anti-christ niets zinnigs over te zeggen.

Er begint zich wel een aardige hypothese te ontvouwen. De meeste kans op penetratie is immers statistisch vast te stellen. Bent u ook bij de volgende demonstratie van de NSN met een feest achteraf?