Het issue: Bachelor in goede banen

In deze rubriek staat iedere maand een ander issue centraal, waarover de meningen sterk zijn verdeeld. Deze maand: Heeft de bachelor-masterstructuur gefaald?

Tekst: Erik van Rein en Daryo Verouden Illustratie: Loes van Woezik

Twaalf jaar geleden tekenden 29 Europese landen de Bolognaverklaring en sloegen hiermee de handen ineen om de ontwikkeling van de kenniseconomie in Europa te stimuleren. Een aspect van deze verklaring is de invoering van de bachelor-masterstructuur, waarbij studies worden opgesplitst in een bachelor- en een masterfase. Deze implementatie van de Bolognaverklaring zou daarmee leiden tot een internationalisering van het hoger onderwijs in Europa. In Nederland werd deze structuur in 2002 ingevoerd. De insteek was dat louter een bachelordiploma een goede plek op de arbeidsmarkt garandeert. Wil de student meer, dan zoekt hij zijn heil in een verdiepende master. Uit een onderzoek uit 2008 in opdracht van toenmalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Ronald Plasterk, blijkt dat maar liefst 80 procent van de studenten onmiddellijk doorstroomt naar een master na zijn of haar behaalde bachelordiploma. Deze tendens staat in sterk contrast met het eigenlijke doel van de bachelor-masterstructuur. Voldoet het bachelordiploma niet meer aan de eisen van de huidige arbeidsmarkt of heeft het daar nooit aan voldaan? Oftewel: is de bachelor-masterstructuur zijn doel voorbij gestreefd?

De stelling van deze maand: In Nederland is enkel een bachelordiploma zonder mastertitel niets waard.

Pascal ten Have, voorzitter van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) ‘Op het moment dat een universitair bachelordiploma je enige papiertje is, delf je het onderspit. Aan de ene kant leg je het af tegen mensen die in bezit zijn van een hbo-bachelor. Zij worden in hun opleiding voorbereid op de arbeidsmarkt en kunnen direct aan de slag. Bij een bachelor in het wetenschappelijk onderwijs is dat zeker niet het geval. Aan de andere kant word je voorbij gestreefd door de ‘‘echte’’ onderzoeker die de onderzoekskwaliteiten in een master heeft aangeleerd. Je valt dus tussen wal en schip. ‘De invoering van de bachelor-masterstructuur is veel te snel gegaan en er is destijds te weinig nagedacht over de gevolgen voor studenten. Er moet veel worden aangepast, wil dit plan niet als mislukt de boeken ingaan. Een voorbeeld hiervan is de bachelorscriptie. Deze behelst tegenwoordig bij veel opleidingen slechts een theoretisch kader, geen gefundeerd wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast zou men tijdens de eerste drie jaar van de studie meer moeten inzetten op een combinatie van praktijk en theorie. Zonder dit aan te pakken is je opleiding met enkel een bachelordiploma niet af.’

Boris van der ham, Tweede Kamerlid voor D66 ‘In Nederland wordt de bachelor-masterstructuur soms verkeerd geïnterpreteerd. Een master wordt hier gezien als een onvermijdelijk vervolg op een bachelor, terwijl het bijvoorbeeld in een aantal Angelsaksische landen gebruikelijk is om na de bachelor de arbeidsmarkt op te gaan. Zo is het bedoeld. Een baan biedt de ruimte om nieuwe ervaringen op te doen en jezelf te ontwikkelen. Vervolgens kan nog worden besloten om een master te volgen. Op die basis kan de bachelor-masterstructuur nuttig zijn. ‘Een fiks aantal studenten zien de universiteit als plek waar ze een beroepsopleiding op academisch niveau kunnen volgen, maar echte wetenschappelijke ambities hebben ze niet. Voor deze studenten is een hbo-opleiding beter. Al op het voortgezet onderwijs moet beter gekeken worden naar de aard van de toekomstige student. Het heersende denkbeeld dat een vwo-scholier standaard een WO-opleiding gaat volgen, moet worden doorbroken. Voor studenten zou het een bewuste keuze moeten zijn om een WO-opleiding te starten. De student moet weten dat de nadruk dan ligt op heel andere competenties en het aannemen van een wetenschappelijke houding.’

Prof. dr. Hans van Hout, emeritus-hoogleraar Onderwijskunde van het hoger onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam ‘Het probleem met de bachelor-masterstructuur zit in de uitvoering. In principe wordt de vierjarige doctoraal opleiding gehandhaafd in Nederland, aangezien de meeste studenten direct kiezen voor een master na hun bachelor. Eigenlijk zouden zowel de bachelor als de master zelfstandige opleidingen moeten zijn met eigen doelen, instroomeisen en toegang tot de arbeidsmarkt. ‘Tot op heden zijn universiteiten verplicht om een doorstroommaster aan te bieden aan studenten. Dit is een master die naadloos aansluit op de bachelor. universiteiten juichen dit toe, want als de student kiest voor een master, rinkelt de kassa. Staatssecretaris Zijlstra van OCW wil nu de verplichting voor het aanbieden van de doorstroommaster afschaffen. Dat is goed nieuws. Waarom zou iedereen aansluitend op de bachelor meteen door moeten gaan met een master? Doorstuderen kan later ook nog: dan heb je meer werkervaring en weet je beter wat je kunt en wilt. ‘Het wordt tijd dat wij ons aanpassen aan de rest van Europa. Op ons werelddeel werken veel mensen met enkel een WO-bachelor, dus er zijn banen. De overheid zou hierbij het voortouw kunnen nemen door als werkgever meer banen beschikbaar te stellen voor studenten die enkel een bachelor bezitten.’

Kader: - In 2008 evalueerde het Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS) de bachelor-masterstructuur. Zij adviseerde een duidelijkere scheiding tussen de bachelor- en masterfase door de 'harde knip' verplicht te stellen en de verplichte doorstroommasters af te schaffen. - De RU voert vanaf het collegejaar 2012-2013 de 'harde knip' in. Voor studenten is het dan niet meer mogelijk om met hun master te starten terwijl ze de bachelorstudie nog niet hebben afgerond. - Uit het jaarrapport onderwijs van het CBS uit 2010 blijkt dat 60 procent van de mensen die enkel een bachelordiploma bezit een baan heeft, ten opzichte van 75 procent van de afgestudeerden met een master.

Klik hier voor alle artikelen van de ANS uit de Introductie 2011