'We leven in een mediacratie' - Willem Dudok en Jaap Stronks

Alle vier stapten ze ooit na de nodige aarzeling het kantoor van ANS binnen. Alle vier namen ze plaats in de ANS-redactie om vervolgens hun vleugels uit te slaan. Hun werk ligt lichtjaren uit elkaar, maar het mediawereldje verlieten ze geen van allen.

Tekst: Joeri Pisart en Mart Waterval Foto: Marieke Haafkes

Veel bedrijven dreigen te verdrinken in de mogelijkheden van sociale media. Sinds vorig jaar schiet Johnny Wonder hen te hulp. Dit bedrijf ondersteunt publieke organisaties in het ontwikkelen van een gebruiksstrategie voor sociale media. Willem Dudok (31, hoofdredacteur bij ANS in 2000/2001) en Jaap Stronks (29, hoofdredacteur bij ANS in 2002/2003) staan aan het roer van Johnny Wonder. Eerder experimenteerden ze afzonderlijk met de kracht van internet bij onder meer ANS, LUX en de PvdA, waardoor ze het nodige inzicht hebben gekregen over de manier waarop het publieke debat wordt gevoerd. Nu hebben deze social media-experts de krachten gebundeld.

Waarom hebben jullie Johnny Wonder opgericht? Willem: ‘Wij helpen organisaties om succesvol te opereren in een samenleving waarin de rol van digitale netwerken groeit. Het publieke debat wordt sinds korte tijd gevoerd op internet en via sociale media. Er zijn maar weinig organisaties die uit zichzelf weten hoe dat debat verloopt, terwijl ze veel baat hierbij kunnen hebben. De meeste organisaties kijken verwonderd om zich heen en vragen zich af wat er aan de hand is.’ Jaap: ‘Hun draagvlak kalft af en klanten worden steeds kritischer, maar omdat ze bang zijn misstappen te begaan in een wereld die ze niet helemaal begrijpen, durven ze geen actie te ondernemen.’ Willem: ‘We richtten Johnny Wonder op omdat wij het idee hadden dat wij wel zagen wat er speelde en op die manier een bijdrage wilden leveren aan de vernieuwing van de publieke communicatie.’ Jaap: ‘Iedereen kan via Twitter, Facebook en internetfora deelnemen aan het maatschappelijke debat. Deze nieuwe media hebben de reikwijdte en kracht van sociale contacten versterkt. Een keukentafelgesprek kan razendsnel uitgroeien tot een landelijke discussie. Internet verlaagt de drempel van toegang tot de publieke sfeer.’

Welke fouten maken organisaties? Willem: ‘Vrijwel iedere grote organisatie heeft op het to-do-lijstje staan: “We moeten iets met sociale media doen”. Probleem is: ze hebben vaak geen idee waar te beginnen.’ Jaap: ‘Dan wordt er geroepen: “We moeten gaan Twitteren!" Ze begrijpen echter vaak niet dat Twitter slechts een medium is en geen doel op zich. Organisaties moeten op mensen reageren, maar laten dit vaak achterwege. Ze zenden wel, maar luisteren niet.’ Willem: ‘Wanneer je niet helemaal snapt hoe een dergelijk middel werkt en je gaat er toch mee experimenteren, gaan er dingen mis.’ Jaap: ‘Iets verkeerd doen is erger dan het niet geprobeerd hebben. De Radboud Universiteit is hier een goed voorbeeld van. Men wilde de banden met alumni aanhalen door ze in een sociaal netwerk met elkaar te verbinden. Maar in plaats van gebruik te maken van een bestaand netwerk als Facebook, liet de RU een eigen netwerksite bouwen: Alumniweb. Waarom zou ik naar zo’n website moeten surfen? Je had dat beter kunnen integreren in andere, al bestaande netwerken...’ Willem: ‘...die bovendien beter ontwikkeld zijn.’ Jaap: ‘Ik wil lid worden van een RU-Facebook-fanpage, waardoor op mijn prikbord tussen een foto van een taart van mijn moeder en een uitnodiging voor een feestje in Amsterdam de aankondiging voor de alumniweek van ANS verschijnt.’ Willem: ‘Het kan ook serieuzer mis gaan: een paar jaar geleden ontstond in Nederland een discussie rondom de inentingen tegen baarmoederhalskanker. Er ontstond een breed gedragen wantrouwen tegenover die inentingen, gevoed door moeders en dochters die op internet hierover discussieerden. Dat gebeurde grootschalig en op soms onverwachte plekken, zoals het gigantische paardenforum Bokt.nl. Op een dag schrok het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wakker en ontdekte dat veel minder meisjes een prik hadden gehaald dan de bedoeling was.’ Jaap: ‘De helft kwam niet opdagen!’

Hoe kunnen jullie zulke problemen, die ontstaan door sociale media, helpen voorkomen? Jaap: ‘We onderzoeken hoe mensen praten en denken over problematiek in die sector. Vervolgens brengen we in kaart hoe ze communiceren en hun informatie vergaren. Via deze kanalen kun je met je doelgroep in contact komen. In het concrete voorbeeld van het paardenforum betekent dit simpelweg het aanmaken van een account, waarmee je emoties en argumenten kunt monitoren en als het nodig is bij kunt sturen. ‘Veel organisaties realiseren zich überhaupt niet dat ze deel uitmaken van een vloeiende samenleving, waarin mensen zich op andere manieren organiseren. Vaak is een crisis nodig om het besef te laten komen dat de dynamiek van openbare communicatie verandert. Daardoor moet mogelijk je hele communicatiestrategie op de schop of wordt zelfs je bestaansrecht ondergraven. Dat durven organisaties zelden onder ogen te zien.’

Waarom begrijpen jullie dit principe en doen bedrijven met grote communicatieafdelingen dat niet? Willem: ‘Ik denk dat consultancy over sociale media nog erg onvolwassen is.’ Jaap: ‘Dat is een nette manier om te zeggen dat je veel slechte collega’s hebt.’ Willem: ‘Het is simpel. Je noemt jezelf social media-goeroe, klopt aan bij een organisatie die er niets van weet en houdt een klein verhaaltje over hoe LinkedIn werkt...’ Jaap: ‘Wanneer je weet hoe je technisch gezien een Twitterpagina kan opstarten, ben je al een goeroe.’ Willem: ‘Er zijn bakken met geld in bodemloze putten verdwenen waar bordjes “sociale media” bij stonden.’

Hoe weten jullie zo zeker dat jullie het niet fout hebben? Jaap: ‘Het schijnt een theoretisch zekerheidje te zijn dat die kans bestaat.’ Willem: ‘De kans is vooralsnog groter dat die anderen het mis hebben.’

In hoeverre is het belangrijk dat studenten zich bezighouden met sociale media? Jaap: ‘Het gaat er niet om welke middelen je gebruikt, of dat nou een blog is of iets anders. De coole dingen die je ermee kunt doen zijn juist belangrijk: nooit eerder in de geschiedenis is het voor de student zo gemakkelijk geweest interesses te onderzoeken. Je moet ondernemend en nieuwsgierig zijn.’ Willem: ‘Het is belangrijk om je te beseffen in wat voor bevoorrechte omgeving je verkeert: je hebt via de universiteit en het internet toegang tot grote hoeveelheden kennis en alle mogelijkheden om er mee te doen wat je wilt. Daarnaast heb je als student de tijd om daarmee te experimenteren.’

Toch zijn er veel studenten die het gebruik van sociale media principieel weigeren. Willem: ‘Ik vind het stuitend om uit principe niets met sociale media te doen, terwijl je het nog nooit gecheckt hebt.’ Jaap: ‘Zo gaan die dingen. Een jaar of vijftien geleden had iemand op mijn middelbare school een mobiele telefoon. Ik vond dat overdreven. Vervolgens had ik er een paar jaar later ook een.’ Willem: ‘Voor Twitter geldt hetzelfde. Het bestaat al vier jaar...’ Jaap: ‘...maar wordt pas sinds de verkiezingen van vorig jaar serieus genomen.’

Welk medium heeft de toekomst? Facebook, Twitter, of LinkedIn? Willem: ‘Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat een van de drie here to stay is. Wie zegt dat er over vijf jaar niet een betere opvolger klaarstaat?’ Jaap: ‘Vooral omdat al die sites hun succes ontlenen aan de onvolgroeidheid van het internet. Kennelijk ontbraken elementaire functies: Facebook verbindt bijvoorbeeld simpelweg mensen en organisaties aan elkaar. Er worden voortdurend nieuwe vergelijkbare mogelijkheden ontwikkeld. Veel interessanter is dat dit allemaal dragers zijn van de nieuwe netwerksamenleving.’ Willem: ‘Daarom is hun succes een groot bewijs van ons gelijk. Dat hopen we tenminste.’

Klik hier voor alle artikelen van de ANS uit maart 2011.