Uit de Oude Doos: Strijd om inspraak

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: studentenprotest, van actief-idealistisch naar passief-individualistisch.

Aanstaande vrijdagmiddag zal het Museumplein vollopen met boze studenten. Met een vuist en een banner in de lucht zullen zij protesteren tegen de bezuinigingen in het hoger onderwijs. De eis is goed, betaalbaar en toegankelijk onderwijs voor iedereen. Naar het schijnt wordt het een ‘grootse manifestatie’. Althans, dat is de bedoeling. Want is de tegenwoordige student eigenlijk nog wel betrokken bij dit soort protesten? Zitten wij niet gewoon liever relaxed met een biertje op het terras dan dat we tussen de zwetende, linkse pluizen schreeuwen om erkenning? Tijdens eerdere protesten op de RU bleef het dit jaar in ieder geval angstvallig stil. Wat zullen de radicale roden uit de jaren zestig en zeventig wel niet van ons denken? Alweer bijna zes jaar geleden toonde ANS de verschillen tussen toen en 'nu'.

Lees hieronder het artikel, dat verscheen in de ANS uit november 2004

Demonstratie van Laksheid

Vroeger draaide een student zijn hand niet om voor een radicale sleep-inn of een protestactie meer of minder, tegenwoordig voeren passiviteit en gebrek aan engagement de boventoon. Waarom protesteert de student nog amper? En hoe deden de demonstranten van vroeger het eigenlijk? ‘Alle collegezalen waren bezet, maar ik wilde gewoon mijn tentamens maken.’

Tekst: Tom Raeven Illustratie: Martijn Nas

‘Ja, vroeger, toen deden we nog wat aan de toekomst. Niets deugde, alles moest anders.’ Iedereen heeft deze gemeenplaatsen wel eens door een verdacht braaf uitziende vijftiger om de oren geslingerd gekregen. Onderwijs, kerk, kneuterige normen en waarden: vrijwel alles werd door studenten eind jaren zestig, maar vooral in de zeventiger jaren tot op de grond toe afgebrand. Nijmegen en andere studentensteden waren rode, van passie doordrongen bolwerken. Iedere studie moest in dienst staan van het maatschappelijk belang. In Amsterdam werd onder meer het Maagdenhuis bezet, als actie gericht tegen de te grote macht van het universiteitsbestuur: men eiste ‘medebeslissingsbevoegdheid’.

Fanatiek bleven studenten de jaren daarop protesteren. In 1985 bezetten Nijmeegse studenten als reactie op de studiefinancieringsplannen van onderwijsminister Wim Deetman drieëneenhalve week het Erasmusgebouw. Men legde rookgordijnen aan, metselde muurtjes voor de academische toren en schroomde ook niet de halve binnenstad te ontregelen door middel van spontane zitacties. Het wegslepen van activistische lijven bleek voor de opgetrommelde politiemacht de enige oplossing. En ook begin jaren negentig waren radicale acties niet van de lucht: actievoerders bedachten een alternatief stelsel voor studiefinanciering en bezetten zowel de aula als het collegezalencomplex. Ditmaal was het minister van onderwijs Jo Ritzen die weinig goed kon doen.

Sindsdien is het demonstratiebloed dat door de aderen der studenten golfde echter gestold. Het dieptepunt lijkt bereikt: studenten stropen liever baantjesmarkten af dan zich actief zorgen te maken om het onderwijs. Ze zijn lui, passief en maken zich meer zorgen om de kleur van hun iPod dan om de achteraf genuanceerde plannen van staatssecretaris van onderwijs Mark Rutte om na vijf jaar studie het collegegeld tot kosmische hoogten te laten stijgen. Studentenprotesten tegen zulke zaken zijn er dan ook amper. Tijdens een uitzonderlijke bijeenkomst op het Malieveld of Museumplein druipt de tamheid er vanaf. Is de rode haan zijn veren kwijt of wordt hij weer een oproerkraaier?

Lekker schoppen ‘Wij vonden dat de invloed van studenten op het onderwijs te klein was. De hoogleraren hadden te veel uitvoerende macht, bijvoorbeeld bij benoemingen van docenten. Dus bezetten we het toenmalige hoofdkwartier van de studie Nederlands aan de Van Schaeck Mathonsingel.’ Het staat drs. Tom Baudoin (54), voormalig student Nederlands, nog helder voor de geest. De bezetting in 1971 van het inmiddels gesloopte gebouw was volgen Baudoin noodzakelijk. ‘Overleg hielp niet, dachten we. Wij waren van mening dat slechts een bliksemactie resultaat zou opleveren. Alleen op die manier konden onze marxistische idealen worden verwezenlijkt.’ Nu kijkt Baudoin genuanceerder terug op dat roerige jaar. ‘Achteraf gezien hadden we te weinig oog voor de andere kant van de zaak. We hadden moeten overleggen, daar ben ik nu wel van overtuigd.’

Baudoin mocht dan deel uitmaken van een grote groep links-radicalen met een opmerkelijke voorliefde voor bezettingen, veel studenten deden niet aan protesten mee of stonden er op zijn minst onverschillig tegenover. Dr. John Clerx (56), die in de zestiger jaren in Tilburg studeerde, nam nimmer deel aan protesten, hoewel die in de Brabantse textielstad toch voldoende gevoerd werden. ‘Toen ik derdejaars was, in 1969, werd de Hogeschool van Tilburg bezet door een groot aantal studenten,’ weet Clerx zich te herinneren. ‘In de meeste gebouwen hadden ze hun kamp opgeslagen zodat het onderwijs en de colleges plat kwamen te liggen.’

De boodschap van de demonstranten is Clerx niet ontgaan. ‘Men had kritiek op de starheid van het onderwijs, maar ook op de regering, het ouderlijk gezag, de kerk en de Nederlandse burgerlijkheid. De manier waarop men veranderingen wilde doorvoeren, heb ik altijd verfoeid. De grote idealen die men nastreefde waren ook met minder aplomb en radicale acties vast wel gerealiseerd.’ Clerx vergelijkt de demonstraties van destijds met de staking van het openbaar vervoer in oktober. ‘De bedoelingen daarvan waren zeker goed, maar de manier waarop de demonstranten hun doel wilden bereiken, is twijfelachtig. Ik wilde als student mijn colleges volgen en mijn tentamens maken, maar dat ging dus gewoon niet. Het had allemaal wel wat minder gekund.’

Als het vuur gedoofd is De student van de eenentwintigste eeuw is niet meer kritisch-passief en al helemaal niet actief-idealistisch, maar vooral passief uit luiheid en gemakzucht. Tom Baudoin vindt dat spijtig: ‘De student moet altijd zijn positie als intellectueel kritisch blijven beschouwen. Zeker nu hebben studenten nogal wat om op te foeteren.’

Ook prof. dr. Wout Ultee, hoogleraar sociologie, merkt op dat het met de protest-drive van de huidige student niet goed zit. ‘Vergeleken met tien jaar geleden zijn de studenten nu niet meer zo maatschappelijk betrokken.’ Niettemin ziet Ultee lichtpuntjes. ‘Twee jaar geleden, toen Fortuyn voor zichzelf naar de stembus liep, stonden zogenoemde opstandelingen hem op te wachten. Zij protesteerden tegen een politicus die in hun ogen een racist was.’ Ultee vindt dat opvallend: ‘Vergeleken met de redenen tot protest van de jaren zestig en zeventig, de democratisering van het onderwijs, maatschappelijke vernieuwing en meer van dat soort loze kreten, was dat echt iets heel concreets. Ik denk dat er met dat protesteren publiek ook een nieuwe protestgeneratie is opgestaan, eentje die weliswaar nog maar net is begonnen maar die wel potentie heeft.’

Ultee weet dat men vroeger met name voor het belang van de masse protesteerde. ‘Voor de collectieve idealen dus. Wat ze er onder meer mee wisten te bereiken, was dat het onderwijs zich aan de student ging aanpassen. Die invloed van de student is er inmiddels niet echt meer. Als de generatie van nu nog protesteert, komt ze vooral op voor het eigenbelang: studiefinanciering, collegegeldverhoging, you name it. Daar wil ik overigens niet mee zeggen dat de student van nu alleen maar egocentrisch handelt. Je ziet dat men ook denkt aan collectieve waarden, zoals inhoudelijk goed onderwijs.’

Niettemin verheft de student van tegenwoordig nog maar amper zijn stem. Waarom lijkt het heilig vuur gedoofd? ‘Studenten van nu beseffen dat de bomen niet tot in de hemel groeien,’ meent Ultee. ‘Jezelf ontplooien, dus langer studeren, is nu we het met z’n allen wat krapper hebben amper te verkopen. Bovendien snappen studenten van nu dat met schreeuwen ook niet altijd alles bereikt wordt. Dat zie je toch ook aan de demonstraties van twee oktober? Vriendelijkheid is eerder een sleutel tot succes. Daarnaast is er door de snelle afwisseling van studenten, die immers slechts vijf jaar kunnen studeren, geen stevige basis om flinke demonstraties op te bouwen.’

Toch ziet Ultee de toekomst zonnig in. ‘Ik verwacht dat studenten wel weer gaan protesteren, dat we ons in een stilte voor de storm bevinden. Die protesten zullen dan met name gericht zijn op gebrekkige faciliteiten, het tekort aan computers en het feit dat de bibliotheken worden uitgehold.’

Protesteren kan en mag dus weer, zou de Viva in blokletters juichen. Natuurlijk zijn er altijd zaken te vinden om tegen te protesteren, en de student protesteert nog wel, maar op een eigentijdse, individueler manier. Maar of de drive ooit nog zo massaal zal ontstaan? De toekomst is wat dat betreft ongewis. Misschien als Rutte en co de persoonlijke pleziertjes van de CV-geile studenten dusdanig vernaggelen dat zelfs zij dit niet over hun kant kunnen laten gaan.