Uit de Oude Doos: Computergebruik anno 1991

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: Computergebruik anno 1991

Tegenwoordig heeft elke student internet op zijn of haar kamer. Dat is niet altijd zo geweest. In 1991 hadden maar vijfentachtig (!) studenten aansluiting op ‘de universiteitscomputer’. En dat terwijl de mogelijkheden zich niet beperkten tot ‘electronische brieven’ en gratis software zoals WordPerfect. Dat laatste werd toentertijd beschouwd als een ‘beroemd computerprogramma’.

Het dan net opgerichte Surfnet strijdt vurig voor meer internettoegang voor studenten. Toenmalig directeur Boudewijn Nederkoorn breekt een lans voor netwerkgebruik onder studenten: ‘Wij geloven in het medium. Als de huur van de voorzieningen eenmaal betaald is maakt het ook niet uit hoeveel mensen er van het netwerk gebruik maken.’ Studenten die niet over een aansluiting thuis beschikten konden altijd nog gebruik maken van de terminals op de universiteit. Die waren aangesloten op ‘computers van een veel groter kaliber dan de peeceetjes die je elders vindt.’

Het adagium ‘De RU is gewoon heel erg goed!’ blijkt dus van alle tijden te zijn.

Lees hieronder het volledige artikel uit de ANS van 1991

Computernetwerken: Wie tot tien kan tellen...

Computers zijn voor veel mensen nog enge dingen. Geldt dat ook voor de netwerken die deze moderne machines vaak verbinden? ‘Ik krijg een compleet ander beeld van de werkelijkheid als ik vijf uur lang de hele wereld ben rondgereisd via mijn beeldscherm’, aldus sociologiestudent en netwerkgebruiker Alfred Heitink.

Tekst: Branko Collin

De maatschappij schijnt tegenwoordig niet zonder computers te kunnen. Dat zullen veel studenten beamen die de machine al voor talloze werkstukken hebben gebruikt. Op de universiteit zijn er mogelijkheden om je teksten op een PC in te typen en te printen. De universiteit en ook de door studenten gerunde stichting EDIT leveren die service. De student die naar deze computers op zoek gaat loopt kans iets vreemds te ontdekken: sommige computerruimtes zitten tjokvol typende mensen en andere worden nauwelijks bevolkt. De reden is eenvoudig. Voor de computer-terminals in die lege ruimtes heb je een wachtwoord en een user-id, een soort pincode, nodig om er mee te kunnen werken. Deze terminals zijn namelijk aangesloten op computers van een veel groter kaliber dan de peeceetjes die je elders vindt. Met deze computers is electronic mail mogelijk. Dit houdt in dat je van achter het beeldscherm via een uitgebreid netwerk van satellieten en telefoonlijnen met computers over de hele wereld kunt communiceren.

Golfoorlog

Computerkraker (‘hacker’) en student sociologie Alfred Heitink gebruikt nòg een mogelijkheid: electronisch discussiëren. Omdat gepraat op computer- en telefoonbabbelboxen vaak ontaardt in oeverloos geblabla werkt men hier met brieven. De gebruiker kan dan zijn gedachten beter formuleren. Om te zorgen dat de gebruiker brieven kan lezen die hem interesseren, zijn de ‘discussieboxen’ naar onderwerp ingedeeld. Alfred: ‘Zo kom je heel snel in contact met mensen aan de andere kant van de wereld die met hetzelfde (wetenschappelijke) probleem bezig zijn als jij.’ Toch heeft de gewone babbelbox ook zijn voordelen. Alfred: ‘Op het moment dat ik hoorde dat de Golfoorlog was uitgebroken heb ik onmiddellijk mijn computer aangezet en via mijn modem contact gemaakt met de universiteitscomputer. Vervolgens heb ik het internationale netwerk opgezocht. Je zag het aantal gebruikers met de minuut toenemen. Iedereen wisselde informatie uit. Vaak werden berichten van de televisie in de diverse landen letterlijk doorgegeven. Op zo’n moment voel je je echt lid van een wereldgemeenschap.’ De mogelijkheden van de netwerken zijn fascinerend. Maar hoe komt een student aan een toegangscode voor de betreffende computers? Vaak moet hij die bij zijn studierichting aanvragen en ook redenen geven waarom hij die toegang nodig heeft. Het wordt hem of haar dus niet echt gemakkelijk gemaakt. De heer Nederkoorn is directeur van Surfnet B.V. Deze organisatie levert Nederlandse universiteiten, hogescholen en onderzoekscentra de technische mogelijkheden (kabels in de grond) om aansluiting te krijgen met het nationale en internationale net. Nederkoorn: ‘Nederland loopt achter als het gaat om netwerkgebruik door studenten. Voor de universiteiten zijn de kosten vaan het struikelblok. Dat is een betreurenswaardige zaak. Surfnet is óók voor studenten opgericht. Kijk maar naar Amerika om te zien hoe het wèl kan. Studenten gebruiken daar electronische post om elkaar over van alles op de hoogte te houden. Van berichten met een wetenschappelijke strekking tot briefjes om te melden dat ze even gaan volleyballen. Wij geloven in het medium. We proberen alle hindernissen weg te nemen. Als de huur van de voorzieningen eenmaal betaald is maakt het ook niet uit hoeveel mensen er van het netwerk gebruik maken. De universiteiten hoeven het om die kosten niet te laten.’ Eén Nijmeegs initiatief om studenten met netwerken kennis te laten maken is echter al in een ver gevorderd stadium. In de Nijmeegse studentenflats Hoogeveldt en Proosdij krijgen vijfentachtig studenten aansluiting op de universiteitscomputer. Directeur Derks van de Stichting Studenten Huisvesting Nijmegen: ‘Het gaat hier om een experiment van het Ministerie van Economische Zaken. De flats worden via de kabel met Surfnet verbonden. De Stichting heeft in de meeste van haar gebouwen zogenaamde retourvoorbereide kabels laten aanleggen. Dat zijn kabels waardoor signalen van en naar de flats gestuurd kunnen worden.’ De mogelijkheden beperken zich niet tot het sturen van berichtjes en brieven. Voor allerlei merken computers kunnen ook programma’s worden verstuurd. Om dit nog interessanter te maken probeert een zusterorganisatie van Surfnet, Surfdiensten b.v., te bemiddelen bij het verkrijgen van rechten van beroemde computerprogramma’s. Zo kunnen medewerkers en studenten van de Katholieke Universiteit Nijmegen al dBase en Wordperfect gratis via het Universitair Reken Centrum bemachtigen.

Hackers

Ook voor hackers vormt een netwerk een waar paradijs. Alfred Heitink: ‘Hacken is het doorgronden van technologie. Dat hoeft niet per se op computers te slaan. Iemand die creatief omgaat met telefoonschakelingen is ook een hacker.’ De heer Nederkoorn, die natuurlijk bewaker van zijn netwerk moet zijn, geeft een negatiever beeld van het fenomeen: ‘Een hacker trekt zich niets aan van formele, maar alleen van technische grenzen. Er zijn verschillende soorten hackers: de nette en de niet-zo-nette. Er is een hackerscode die zegt dat een kraker zijn visitekaartje achter moet laten wanneer hij heeft aangetoond dat een systeem slecht beveiligd is. Hij of zij laat de computer en de programma’s die er op draaien verder ongemoeid. Maar niet iedereen houdt zich aan die code. Laatst moesten we ons eigen systeem weer helemaal opbouwen omdat een hacker had huisgehouden. De wereld van netwerken lijkt fascinerend. De computernetwerken zijn een mogelijkheid om geografische afstanden te omzeilen vanachter je toetsenbord. Voor studenten is het echter moeilijker om de jaren negentig in te stappen. Slechts vijfentachtig Nijmeegse studerenden worden in staat gesteld om het komende studiejaar met het nog nieuwe decennium op gepaste wijze kennis te maken.