Uit de oude doos: 'Niet iedereen is een Walter Lewin'

Iedere maand rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: 'Niet iedereen is een Walter Lewin'

In de januari-ANS van 2013 verscheen een interview met Walter Lewin, emeritus hoogleraar aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology (MIT). Deze week raakte de Nederlandse natuur- en sterrenkundige in opspraak omdat hij online studentes lastig gevallen zou hebben. MIT besloot om al zijn colleges offline te halen en zijn titel als professor emeritus in te trekken.

Wat Lewin precies zou hebben gedaan, is onbekend. Volgens MIT heeft hij de regels van de instelling overtreden en wil ze zich losmaken van haar verleden met de hoogleraar. Daarnaast hoopt de universiteit met deze acties te voorkomen dat Lewin opnieuw studentes benadert.

Tekst:Rik van Hulst
Foto's:
Elise Talsma

‘Je moet die zaal zo in de hand hebben – en dat had ik vandaag – dat ze lachen als jij dat wilt, huilen als jij dat wilt en zelfs in hun broek plassen als jij dat wilt. Om dat te kunnen heb je persoonlijkheid nodig.’ Walter Lewin (77), emeritus hoogleraar Natuurkunde aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology (MIT), vertrok op zijn dertigste naar de Verenigde Staten waar hij vorig jaar werd verkozen tot een van de beste professoren. Daarnaast bestempelde The New York Times hem als ‘Web Star’ omdat zijn colleges wereldwijd miljoenen keren werden bekeken. Het bètafenomeen haalt de meest memorabele capriolen uit om zijn publiek de schoonheid van de natuurkunde te laten zien en de normaal zo pittige wetenschap – zelfs voor de leek – verstaanbaar te maken. In De Wereld Draait Door liet Lewin zich absoluut niet door Matthijs van Nieuwkerk in de rede vallen en maakte hij Diederik Jekel, de huisnatuurkundige van het programma, uit voor ‘schijtzak’ nadat deze een van Lewin’s wereldberoemde proeven niet juist nabootste. Mede hierdoor oogt Lewin wat aanmatigend en pathetisch. Zijn laatste woorden tijdens het gesprek zijn tekenend: ‘Het maakt niet uit dat jullie in het interview zeggen dat ik arrogant overkom, zolang het maar een objectieve weergave van het gesprek is.’ In de twee uur daarvoor bleek hij vooral een charmante professor die simpelweg zijn bevlogenheid niet kan onderdrukken. ‘Je moet bedenken dat het meeste wat je vandaag hebt gezien spontaan uit mijn buik komt. Dat is mijn excentriciteit!’

Bent u tegenwoordig meer een showman dan wetenschapper?
‘Ik ben wetenschapper in hart en nieren, geen showman. Ik was 35 jaar pionier in röntgenastromonie. Mijn colleges werden echter zo beroemd dat het zwaartepunt langzaam naar het onderwijzen is verschoven. Vandaag de dag is het voor mij belangrijker om zeven miljard mensen in de wereld te onderwijzen dan alleen die elitegroep op MIT, waarvan au fond slechts duizend studenten eerstejaars zijn.’

Is het met Natuurkunde wel mogelijk zeven miljard man te bereiken?
‘Dat hangt er vanaf wie het doceert. Er zijn een heleboel goede natuurkundigen, maar de meesten hebben geen liefde voor hun vak of brengen het op een manier waarvan je moet braken. Het klassieke voorbeeld is dat de leraar slechts de vergelijking uit het boek op zijn PowerPoint zet en verder niet uitlegt. Dat betekent niets voor die kinderen. Leraren die dat doen zijn criminelen en dat mag je best in de krant zetten. Criminelen! ‘In mijn colleges laat ik ieder aspect uit de vergelijking tot leven komen. Wanneer ik aantoon dat de slingertijd van een pendulum onafhankelijk is van de massa die er aanhangt, ga ik niet eerst 15 kilogram laten slingeren en deze vervolgens vervangen voor 30 kilogram. Nee, dan ga ik er zelf aanhangen! Dat is niet makkelijk, want als ik zomaar op die kogel ga zitten, breng ik het zwaartepunt naar boven en is de lengte, die wel voorkomt in die vergelijking, effectief korter geworden. Met andere woorden, ik moet mijn hele lichaam uitstrekken. Dergelijke voorbeelden maken mijn colleges krachtig.’

Drama is dus noodzakelijk.
Luidkeels: ‘Dat is dé manier. Ik bouw een enorme spanning op bij mijn studenten wanneer ik 45 seconden aan die kogel heen en weer slinger. De klas is aan het tellen, waarbij iedere tel 4,5 seconden duurt: een, twee, drie. Ze horen me hijgen en kreunen, want het doet pijn aan mijn ballen, dat houd je niet voor mogelijk. Ik speel dat niet. Daarna krijg ik een staande ovatie. Ze vergeten misschien die vergelijking of kunnen hem nooit meer afleiden, maar ze weten voor de rest van hun leven dat de periode van een slinger onafhankelijk is van de massa die eraan hangt.’

Waarom hangt niet iedere hoogleraar aan zo’n kogel?
‘Stel dat jij een kunstenaar bent en ik zeg tegen jou dat je een Picasso moet worden. Wat zeg jij dan?’

Dat is onmogelijk.
‘Precies. Iedere natuurkundedocent die mijn colleges ziet gaat anders lesgeven, maar wordt daarmee nog geen Walter Lewin. Dat enthousiasme moet onderdeel zijn van je persoonlijkheid. Zoiets moet je uitstralen. Als jij een droogkloot bent, lukt dat je nooit.’

Had u deze mate van roem ook bereikt als u in Nederland was gebleven?
‘Zeker niet. Het is me hier te benauwd en te conservatief. En die spruitjeslucht! Desondanks is Nederland het enige land waar ik nooit een honorarium vraag voor mijn gastcolleges. Dit land gaat me aan het hart, hier ben ik werkelijk gemaakt.’ Grijnzend: ‘Maar ik eis wel dat ik businessclass vlieg.’

In 1985 werd Walter Lewin gevraagd eerstejaars MIT-studenten hulp te bieden bij de wekelijkse probleemstellingen. Het resultaat was een reeks video’s als aanvulling op zijn colleges Fysica, zogenoemde help sessions. Deze werden ieder uur van de dag op het interne kanaal van de universiteit uitgezonden. ‘Ik heb het vijftien jaar gedaan en het was een enorm succes! Er waren zelfs studenten die de cursus al hadden afgerond, maar toch op vrijdag met een krat bier naar mijn help sessions gingen kijken.’ University Washington Television in Seattle wilde Lewin’s materiaal ook uitzenden. ‘Daar was ik aanvankelijk niet voor, omdat ik de opnamekwaliteit van die sessies niet goed genoeg vond om aan 4 miljoen mensen te laten zien. Uiteindelijk heb ik toch toegezegd.’ Vervolgens stelde een collega van Lewin voor om naast zijn reeks help sessions ook zijn colleges vast te leggen. De techniek om de opnames online te zetten bestond echter nog niet, totdat MIT besloot met OpenCourseWare colleges online te gaan zetten. ‘In het begin waren het video’s waar geen hoogleraar op was te zien, maar slechts slides en problemsets. Het was voor MIT ideaal dat ik al 71 kant-en-klare videotapes had liggen. Die zijn in 2003 als een van de eerste het internet op gegaan.’ Zo groeide Lewin uit tot een van de eerste internetprofessoren en werden zijn colleges een wereldwijde hit.

Wat is de toekomst van het volgen van colleges via het internet?
‘We gaan een heel nieuwe richting op. It goes viral. Het is een epidemie die ervoor zorgt dat je, mits je een laptop hebt, wereldwijd certificaten van de topuniversiteiten kunt behalen. De colleges zijn in Nepal of Tibet niet alleen te bekijken, maar studenten moeten ook wekelijks problemen oplossen. Na vier maanden is het mogelijk examen te doen waarbij de computer beslist of je dit succesvol hebt afgerond of niet. Euforisch: ‘Stel je eens voor dat je in Tibet woont en het ondenkbaar is dat je ooit naar een universiteit zal gaan. Dan is het toch fantastisch wanneer je bij een sollicitatie een certificaat kunt laten zien waarop staat dat je onder andere succesvol de colleges Newtonian Mechanics van professor Lewin hebt gevolgd?’

Hoe moet die jongen in Tibet dat betalen?
‘Het inschrijven zal hoe dan ook gratis blijven. Er is wel een discussie gaande of er voor het certificaat een bepaald bedrag zal worden gerekend. Ik ben daar absoluut tegen, want wanneer aan de armsten geld wordt gevraagd, kunnen zij zich het onderwijs niet meer veroorloven. Het is wel mogelijk dat er een variabele prijs komt. Dat betekent dat je bijvoorbeeld duizend dollar betaalt als je in Californië woont en je niets betaalt wanneer je een certificaat in Bangladesh wilt behalen. Daar zijn we echter nog niet over uit.’

Wat voor waarde heeft zo’n certificaat?
‘Het is op het niveau van MIT. Het enige wat we niet kunnen controleren is of degene die het certificaat op zijn naam krijgt het ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Op dit moment hebben we ervoor gekozen dat te accepteren, omdat je veel meer wint dan verliest. Voor miljoenen mensen zal de wereld veranderen en misschien is er tien procent die de zaak bezwendelt, maar zij vallen vroeg of laat toch wel door de mand.’

De webcolleges van

...
Lees meer

Uit de Oude Doos: Contraspionage

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: contraspionage.

Deze week werd duidelijk dat de AIVD studenten ronselt. De veiligheidsdienst gebruikt studenten als informant, voor bijvoorbeeld studentenprotesten. In 1991 stond er een artikel in de ANS over student 'Eddie'. Hij had een sterk vermoeden dat zijn docent informatie over studenten doorspeelde aan de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). Toen hij toch op het politiebureau was voor een aangifte vroeg hij naar een medewerker van de Politie Inlichtingendienst Nijmegen (PID).

Impulsief besloot Eddie zich aan te melden als infiltrant. Schimmige afspraakjes op het station volgden en hij ontving steeds meer opdrachten. Zo kreeg hij de taak zich aan te melden bij AKKU om daar de boel in de gaten te houden. Wie denkt dat infiltratie alleen voorkomt in spannende jongensboeken uit de Koude Oorlog heeft het mis. Deze week is weer eens duidelijk geworden dat de veiligheidsdiensten niet alleen massaal afluisteren maar ook nog steeds de student gebruiken.

Lees hier het artikel uit de februari-ANS van 1991:

Contraspionage Tekst: Jan Maurits Schouten en Leon Steyns

Op 15 november 1990 bood een student, we noemen hem Eddie, zich als informant aan bij de PID Nijmegen. 'Ik had me al geruime tijd lopen opwinden over de handelswijze van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Via via had ik daar verhalen over gehoord en gelezen. Ik vind het een griezelige gedachte dat ze overal hun mannetjes hebben die snuffelen en wroeten in andermans privézaken. Het begrip privacy kennen ze niet. Daar kwam nog bij dat er sterke vermoedens waren dat een docent van mijn opleiding informatie over studenten doorspeelde aan de BVD. Maar niemand kon dat bewijzen. Toen is het idee bij mijzelf opgekomen om mezelf als informant aan te bieden. Op die manier hoopte ik wat meer te weten te komen over die docent'
De directe aanleiding om zich aan te bieden bij de PID-Nijmegen kwam toen 'de tragiek' verscheen. 'Ik heb dat boek toen meteen gekocht en besloten om op heel korte termijn naar de PID te stappen. Juist omdat er zoveel over te doen was, wisten een heleboel verschillende mensen van het bestaan van de PID af. Dus besloot ik om me als ‘gezagsgetrouwe idealist’ voor infiltratiewerk aan te melden. Op die manier hoopte ik zoveel mogelijk uit te vissen zodat ik dat daarna in de openbaarheid zou kunnen brengen’.

Reorganisatie
Op een dag was Eddie op het hoofdbureau van politie om aangifte te doen van een verloren brommerplaatje. ‘Toen dat was afgehandeld, vroeg ik of ik iemand van de PID kon spreken. Dat ging aanvankelijk niet zo soepel. Tot ik ze vertelde dat ik student was. Koos Barten van de inlichtingendienst kwam naar de balie en nam me mee naar een klein kamertje. We hadden een lang gesprek. Daarin deed ik me voor als iemand die zijn steentje bij wilde dragen aan het terugdringen van geweld in de samenleving. Ik zei dat ik informatie door wilde geven om radicale acties te stoppen. Koos zei dat hij dat met zijn afdeling moest overleggen. Mijn naam, adres, telefoonnummer en geboortedatum wilde hij wel hebben. Er werd afgesproken dat hij me zou bellen om te vertellen of de PID al dan niet wilde ingaan op mijn aanbod’. Op 22 november 1990 werd Eddie gebeld. Hij moest de dag erna naar het bureau komen. Daar kreeg hij van Koos Barten te horen dat de PID wel in hem geïnteresseerd was. De PID zou echter pas in het voorjaar van 1991, na een intensieve reorganisatie, weer in staat zijn om goed te draaien. Hij zou dus gedurende die periode op non-actief gesteld worden. Dat er behoefte was aan nieuwe informanten blijkt uit het feit dat Eddie een andere mogelijkheid aangeboden kreeg.
‘Ik zou wel direct aan de slag kunnen, maar de contacten zouden dan via de BVD lopen. Vanwege mijn eigen veiligheid was het beter om via iemand in Den Haag informatie door te geven. Ik zei dat ik het wel met de BVD wilde proberen.’ Eddie kreeg de opdracht om op 6 december naar het station in Boxmeer te gaan. Daar werd hij afgehaald door Kees Boskamp, een BVD-agent uit Den Haag. Samen reden ze naar het AC restaurant even buiten Boxmeer. ‘Het gesprek ging in het begin alleen over mijn studie, interesses en dergelijke. Hij was overdreven vriendelijk. De hele tijd complimentjes, en zo. Toen kreeg ik een soort stoomcursus BVD. De agent begon te vertellen hoe de maatschappij zich had afgekeerd van geweld en dat de groep mensen die actie voerde steeds kleiner en radicaler werd. Daarna werd hij wat concreter over wat ik zou moeten doen. Zo zou ik mijn uiterlijk moeten aanpassen aan dat van de mensen die ik in de gaten moest houden. Ook moest ik me abonneeren op links-radicale bladen zoals NN en Lekker Fris. Dat was om mezelf te oriënteren en te informeren.’ Dit gesprek duurde een paar uur. Daar werd Eddie door Kees afgezet op het station in Nijmegen. Voor het vierde gesprek, op 13 december, moest Eddie naar het station in Cuyk. Van daar reed hij met Kees naar een wegrestaurant in Malden. Deze keer kreeg Eddie de opdracht lid te worden van de AKKU en contacten op te bouwen met Radio Rataplan. ‘Ik moest ook een postbusnummer nemen om mijn post te ontvangen. Verder moest ik een lijstje maken van de actiegroepen in Nijmegen waar ik bij zat of mensen van kende. Ik zou ‘langzaam binnen moeten komen’ zoals Kees het noemde. Het kwam er op neer dat ik eerst gezichtheidsbekendheid op moest bouwen door naar vergaderingen en bijeenkomsten te gaan. Hij zei dat ik niet op eigen houtje dingen moest ondernemen en dat ik gewoon alles door moest geven zoals ik het gehoord of gezien had, niets erbij en niets eraf. De volgende afspraak zou op 17 januari zijn, op het station van Cuyck.’ Ook dit gesprek duurde enkele uren. En evenals de vorige keer werd Eddie bij het station in Nijmegen afgezet.

Vitale informatie
Op 14 januari besloot Eddie om er mee op te houden. Hij geeft daarvoor een aantal redenen. ‘In de eerste plaats kreeg ik de indruk dat de BVD informatie aan het verzamelen was om mij onder druk te zetten. Ik begon de indruk te krijgen dat de politie mijn ouders benaderd had. Verder kreeg ik het vermoeden dat er brieven onderschept waren. Ik had namelijk al in december een brief naar het BVD-onderzoeksbureau ‘Jansen en Janssen’ geschreven. Daarin vroeg ik hen om ondersteuning. Toen ik ze in januari eindelijk te spreken kreeg vroegen ze heel verbaasd: ‘Heb je onze brief dan niet gekregen?’ Ik houd het er nu maar op dat die is weggeraakt in de kerstpost. Dat lijkt me wel zo goed voor mijn gemoedsrust. ‘Ten derde was er geen enkele manier waarop ik iets te weten zou komen waaruit duidelijk werd of de docent inderdaad voor de PID werkte. Tot slot was ik bang dat, als ik door zou gaan, daadwerkelijk informatie zou moeten geven. Toen ik voor het eerst van een actie op de hoogte was, merkte ik hoe moeilijk het is om het vertrouwen van de PID te behouden en ondertussen geen vitale informatie door te geven. Ik kan me voorstellend dat mensen denken dat ik het voor de kick gedaan heb, maar dat is beslist niet zo. Vanuit een idealistisch oogpunt ben ik, achteraf gezien, onbesuisd te werk gegaan. 
Ik heb er geen spijt van, maar eigenlijk moet je er niets mee te maken hebben.’

 

Lees meer

Uit de oude doos: corruptie in Oekraïne

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: corruptiepraktijken.  Oekraïne is momenteel een heet nieuwsitem. Na hevige protesten vluchtte president Janoekovitsj - negen jaar geleden schijnbaar nog gespeld als Yanukovich - het land uit. Ondertussen staan de nieuwe leiders van het land direct voor een tweede uitdaging: met hulp van Rusland poogt de Krim zich af te scheiden. In 2004 reisde een ANS-redacteur af naar het Oost-Europese land. Zijn conclusie was helder: Oekraïne is zo corrupt als de pest. 'Als toerist betaal je vaak het zesdubbele wanneer je een vreemde taal spreekt. Kost het bier je plots de gigantische som van 14 eurocent voor een halve liter.' Destijds waren de presidentsverkiezingen in volle gang en kwam de vraag aan het licht of het überhaupt uitmaakt wie Oekraïne bestuurt, als de mentaliteit van het volk hetzelfde blijft en het bestuur niet minder corrupt wordt. 'Een deel van ons team reist per trein terug. Ze zijn erin geluisd: achter de schrootjes van hun coupe zit een halve kuub sigaretten verstopt. De Oekraïense douane moet voor vijftig euro per persoon worden omgekocht.' Misschien is dit nog een luxeprobleem vergeleken met de situatie waar de oosterlingen nu in zitten. Lees hier het artikel uit de november-ANS van 2004:
'Yanukovich is een asshole' Vind je de campagnes van Bush en Kerry smerig? De oppositie vergiftingen en journalisten laten aftuigen, dat gaat nog een stapje verder. Op die manier voeren ze campagne in de Oekraïne. Alles in het Oost-Europese land is rot. De presidentsverkiezingen op 31 oktober vormen daarop geen uitzondering. Tekst en beeld: Joris Baeten Drie brede groene petten met zes waterige wodka-ogen eronder beginnen te balken in het Oekraïens. Het is vier uur 's nachts in de slaaptrein van Warschau naar Kiev. Op dit moment verlaten we de EU en dat zullen we weten. De douaniers wijzen lachend naar mij en de drie medepassagiers in het hokje. Op een gegeven moment kijken we blijkbaar smekend genoeg en krijgen we onze paspoorten terug plus een papiertje waarop we onze verblijfplaats moeten invullen. Althans, dat vermoeden we. Verplicht een health insurance kopen is de volgende stap. Ik vlieg nog liever rottend terug naar Schiphol dan dat ik een nacht spendeer in een lokaal ziekenhuis. Bovendien, de Blue Travelpolis dekt me toch wel? Maar de verzekeringsmevrouw blijkt goede vrienden te zijn met de douanejongens. Mijn Nokia piept wanhopig om een netwerk; onvrijwillig de trein verlaten is geen optie. Ik lap toch maar tien euro en krijg een dollarbriefje plus wat Zlotty-gruis terug. Tien minuten na de grens al een geval van corruptie. Hoe moeten in zo'n land eerlijke presidentsverkiezingen worden gehouden? Laat asocialen zien Wat doe ik in de Oekraïne? Ik greep de mogelijkheid aan om participating visitor te zijn bij een Deense organisatie die in Oost-Europa jongeren onderwijst in vrijheid, democratie en markteconomie. Maar ik verwachtte in een land terecht te komen, niet in een corrupte anarchie met grenspaaltjes erom. De huidige president, Leonid Kuchma, kwam aan de macht in 1994 en beloofde orde in de chaos te scheppen. Door de jaren heen is hij bepaald geen publiekslieveling geworden. In 2000 zijn er geluidsopnames opgedoken waarin Leonid Kuchma opdracht geeft een journalist, die streed tegen corruptie in de politiek, 'uit de weg te ruimen'. Zo zijn tientallen verslaggevers afgelopen jaren geïntimideerd, onder twijfelachtige omstandigheden gewond geraakt of dood teruggevonden. Als je geen nachtelijk bezoek wenst, moet je je als nieuwsbulletin of krant aan de temnyky houden: presidentïele instructies over hoe een verhaal gebracht dient te worden. 'Laat geen publiek en politici zien maar alleen dronken mensen die zich asociaal gedragen', luidde de media-instructie voor een congres van de oppositie. Op het evenement deelden onbekende individuen trouwens gratis wodka uit. Geen gordel Mijn eerste avond in de Oekraïne. De Deense projectmanager brieft ons over het vervolg van de reis naar de stad Rivne in het westen. 'We are very sorry; there are no traintickets tomorrow because of the maffia. It is impossible to organize anything in this country. You'll find out.' En dus gaan ze minibusjes charteren, die deze nacht al zullen vertrekken. We hebben nog een paar uur in Kiev. Het centrum blijkt best aangenaam, maar de taxirit naar het busstation maakt ons weer duidelijk op wat voor plek we zijn. Eerst beledigen we de Lada-bestuurder door onze gordel om te doen. Daarna probeert hij ons fifty in plaats van fifteen 'hryvnia' af te troggelen. Later horen we dat je als toerist, bijvoorbeeld in een van de cafés, vaak het zesdubbele betaalt wanneer je een vreemde taal spreekt. Kost het bier je plots de gigantische som van 14 eurocent voor een halve liter. Slapen op de invoegstrook Gedurende de nacht en ochtend brengt een minibusje ons naar de stad Rivne, waar we een politiek jongerenkamp gaan bezoeken. Onze chauffeur werkt klaarblijkelijk zó fulltime dat hij al rijdend in slaap valt op een invoegstrook. Na een korte siësta op de rechterbaan chauffeurt hij ons langs velden waar om de kilometer een boer met een koe aan een halsbandje staat. Dat de landbouwproductie met 60 procent is gedaald sinds de onafhankelijkheid in 1991, kun je je wel voorstellen bij deze aanblik. De staat van de landbouw illustreert de algehele misère in het land. Hervormingen zijn stukgelopen in de jaren negentig en waar de overheid zich terugtrok, staken corruptie en ongecontroleerde criminaliteit de kop op. De maffia heeft zich stevig vertakt in de staat aan de zwarte zee. De spoorwegen weigerden ons een partij treinkaartjes te verkopen, omdat er ook criminelen zijn die dit flikken op drukke routes. Vervolgens verkopen die de tickets met veel winst of zetten de trein in voor smokkelpartijen. Oekraïners die ik spreek, uiten verkapt het vermoeden dat de banden van president Leonid Kuchma met criminele groeperingen de enige reden vormen voor het feit dat hij nog steeds regeert. Netwerken Ook de komende verkiezingen maakt Kuchma optimaal gebruik van zijn netwerk. De top van alle landelijke televisiestations is de regeringspartij gunstig gezind en dus fulmineert elk programma hoe crimineel de oppostitie is. Een groot deel van de invloedrijke mensen bij politie, belastingdienst en plaatselijke autoriteiten hebben hun (financiële) redenen om de kandidaat van Kuchma's partij te steunen. Dreigt een corrupte overheidsfunctionaris al een keer te worden veroordeeld, dan intimideert de regeringspartij vaak de getuigen om hen de aanklacht in te laten trekken. Of de rechter zelf krijgt een beschuldiging van criminele activiteiten aan zijn broek. De grootste juridische misstap vond afgelopen jaar nog plaats. De 65-jarige president probeerde negen maanden voor de verkiezingen de grondwet aan te passen. Op die manier zou hij een derde termijn kunnen aanblijven en niet langer rechtstreeks worden gekozen. Uiteindelijk mislukte dit op het laatste moment, vooral door de massale internationale druk. Binnenlands verzet De Oekraïners hebben actievoeren niet echt in het bloed zitten. Toen verslaggever Georgy Gongadze onthoofd werd teruggevonden, volgde weliswaar protest van tienduizenden mensen, maar op een bevolking van 48 miljoen is dat vrij mager. Lodewijk de Waal trekt twintig keer zoveel publiek en die is niet eens namens Balkendende II bezocht door een doodseskader. De jaren onder Sovjet-regime hebben hun uitwerking duidelijk niet gemist. Ik vraag jongeren waarom ze geen organisatie oprichten of bij een partij gaan om voor hun belang op te komen. 'Omdat we geen kantoor hebben', antwoorden ze. Thuis bij elkaar komen dan? 'Ja, maar we hebben geen geld om uitnodigingen te versturen.' Later een eigen bedrijf beginnen zien ze al helemaal niet zitten; te veel belasting, wel 34 procent. Een Deense medereiziger verzucht: 'Wat, wij betalen tot wel 62 procent, it's in your head!' Wel luisteren de jongeren verlekkers naar de hoogte van mijn studiefinanciering, die ongeveer drie keer een flink Oekraïens maandsalaris bedraagt. Dat ik daar mijn huur niet eens van kan betalen, lijkt maar moeilijk tot ze door te dringen. Allemaal willen ze weg naar West-Europa. Naar de oosterburen kan de jeugd ook nauwelijks meer, want sinds 1991 leren ze Oekraïens op school in plaats van Russisch. Assholes Viktor & Viktor Viktor Yanukovich en Viktor Yushchenko zijn de twee serieuze kandidaten voor het presidentschap. De eerste is een partijgenoot van de huidige president. Cola Kirill, derdejaars student Engels in de stad Rivne, heeft een duidelijke mening over ze. 'Assholes' noemt hij beide heren. 'Yanukovich heeft vroeger een vrouw verkracht. Bovendien verdenken ze zijn partij ervan de tegenstander vergiftigd te hebben bij een diner. Die tegenstander, Yushchenko, heeft een Amerikaanse vrouw en zijn dochters studeren in de VS. Als hij aan de macht komt, overheerst Amerika ons land.' Cola heeft nog geen keuze gemaakt. 'Ze zitten er straks alleen voor zichzelf, Oekraïne wordt er toch nooit beter van.' Wel vermoedt hij dat het stemmen zelf dit keer eerlijk verloopt. 'Vorige keer gaven mensen je nog geld als zij je stem mochten bepalen. Door internationale waarnemers zal dat nu niet gebeuren.' Desondanks wil hij later weg. 'Maar daarvoor heb je connectie nodig. In dit land kan niks officieel, overal heb je vriendjes en geld voor nodig.' Sigaretje Komt er na 31 oktober een president die er niet alleen zit uit eigenbelang? Zelfs als dat gebeurt, moet hij nog de state of mind in zijn hele land zien te veranderen. Maar in bijvoorbeeld Polen lukt dat steeds beter. 'This
...
Lees meer

Uit de Oude Doos: Het homohuwelijk

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: Het homohuwelijk. In het nieuws wemelt het van de berichten over homo-haat in verre landen. Nederland profileert zich graag als tolerant land ten opzichte van allerlei bevolkingsgroepen, zo ook de gay-scene. Ons kikkerlandje wordt vaak genoemd als een van de voorlopers van de homo-emancipatie. Sinds 1 januari 1998 kunnen homostellen zich namelijk al bij de burgerlijke stand als partners laten registreren. In de december editie van 1997 verscheen in ANS een artikel waarin meningen werden gevraagd over dit onderwerp. 'Is het mogelijk en wenselijk om het huwelijk open te stellen voor homoseksuele koppels?' Met andere woorden, waren wij Nederlanders wel werkelijk zo tolerant ten tijde van de invoering van het homohuwelijk? Hoogleraar burgelijk recht S.C.J.J. Kortmann was voorzitter van de gelijknamige commissie-Kortmann die in opdracht van de minister de mogelijkheid en wenselijkheid van het homohuwelijk bestudeerde. Kortmann? Ja, die Kortmann is nu rector magnificus aan de Radboud Universiteit. Hij deed in de december ANS van 1997 opvallende uitspraken over het homohuwelijk. Lees hier het artikel uit de december-ANS van 1997:
M.J.A. van Mourik, hoogleraar Notarieel Recht: Afschaffing van het huwelijk is niet nodig om gelijke rechten te kunnen toekennen aan homostellen. Het advies van de commissie Kortmann om het huwelijk open te stellen voor homoseksueel geaarde koppels is echter een stap op weg naar die afschaffing. Een huwelijk is in zijn wezen immers een instituut voor man/vrouwrelaties. Een homorelatie is een wezenlijk andere dan de man/vrouwrelatie, aangezien deze niet gericht kan zijn op de verzorging en opvoeding van biologisch gemeenschappelijke kinderen. Dat verschil maakt het wenselijk het huwelijk met het bijbehorende afstammingsrecht te reserveren voor de heterobetrekking. Natuurlijk kunnen kinderen keurig worden verzorgd en opgevoed door twee personen van hetzelfde geslacht. Ideaal is het niet, maar soms is het onvermijdelijk. Het recht sluit bij deze sociale realiteit aan. De sociale ouders kunnen tezamen het gezag krijgen over het kind, met alle rechten en plichten van dien. Waarom dan aandringen op een adoptieregeling die een kind twee vaders of twee moeders bezorgt? Daarmee is geen enkel kind gediend. Een kind stamt nu eenmaal niet af van twee mannen of twee vrouwen. Buiten de relatie is er ten minste een derde in het spel waarvan het kind biologisch wel afstamt. Het belang van het kind wordt geschaad door het bewust een vader of een moeder te onthouden. Verder doet de creatie van een sekse-neutraal huwelijk de vraag rijzen waarom het huwelijk slechts voor twee personen toegankelijk zou zijn, en waarom het huwelijk ouder-kind niet tot de mogelijkheden zou behoren? S.C.J.J. Kortmann, hoogleraar burgerlijk recht: Mijn persoonlijke standpunt, en dat is een minderheidsstandpunt binnen de commissie, is dat er een onderscheid moet blijven tussen geregistreerd partnerschap voor homoparen en het huwelijk voor heteroparen. Het geeft namelijk verwarring als je twee zaken die niet in alle opzichten dezelfde gevolgen hebben wel dezelfde naam geeft. Ik stel dus niet dat die relaties niet gelijkwaardig zijn, maar wel dat ze verschillend zijn. Al is het maar omdat je in de ene relatie wel kinderen kunt krijgen en in de andere niet. Daarnaast zal het homohuwelijk internationaal niet erkend worden. Het geregistreerd partnerschap is in een aantal buurlanden reeds ingevoerd en invoering in Nederland zal dus internationaal op aanzienlijk minder bezwaren stuiten. Het belangrijkste argument van de meerderheid in de commissie, die het huwelijk wil openstellen voor mensen van hetzelfde geslacht, was dat homo's zich nog steeds gediscrimineerd voelen. Ik denk ook dat het niet valt te ontkennen dat homo's in het verleden zijn gediscrimineerd. Door niet alleen dezelfde rechtsgevolgen aan homo's te geven maar ook dezelfde naam, wordt die discriminatie volledig weggenomen. De symbolische waarde van de stap van openstelling weegt voor hen zwaar. Het idee dat openstelling van het huwelijk allerlei andere gevolgen zou hebben dan het geregistreerd partnerschap, dat per 1 januari mogelijk is, berust op een misverstand. Beide hebben dezelfde gevolgen, afgezien van de positie van de kinderen. Een punt dat voor de commissie heel zwaar heeft gewogen, is de bescherming van het kind. Het is zeer wenselijk dat homostellen samen een kind kunnen verzorgen en dat het kind ook (juridisch) beschermd wordt. De vraag is alleen of je positie van de kinderen via de regeling van het huwelijk moet beschermen. Het familierecht gaat er vanuit dat een kind dat geboren wordt binnen het huwelijk, ook vermoed wordt het biologische kind van die ouders te zijn. Als een kind dat binnen een homorelatie geboren of opgenomen wordt, automatisch in familierechtelijke betrekking tot de partners zou komen te staan, net zoals bij gehuwden, dan zou dat betekenen dat dat kind geen relatie zou hebben ten opzichte van de biologische ouder. Terwijl je juist in die situatie met zekerheid weet dat er een biologische ouder is buiten die verhouding. De commissie vindt unaniem dat je die relatie met een derde niet mag negeren. Een kind heeft het recht te weten wie zijn vader is. In bepaalde omstandigheden kan het nodig zijn dat degene die het kind verwekt heeft dat kind onderhoudt. Er treed per 1 januari een nieuwe wet in werking die het zogenaamde gezamenlijke gezag regelt. Dat wil zeggen dat twee mensen die niet getrouwd zijn gezamenlijk het kind kunnen vertegenwoordigen, dat ze het vermogen van het kind gezamenlijk kunnen beheren en dat het kind recht op onderhoud heeft jegens beide. De nieuwe wetgeving regelt wel degelijk de bescherming van het kind dat opgroeit in een homofiele relatie, maar doet dat niet via de weg van de afstamming. Op die manier omzeil je de knelpunten die het homohuwelijk wél met zich meebrengt. R.C. Hoogland, contactpersoon Lesbische en Homo-studies: Ik vind de hele discussie zoals die op dit moment in de media door een stelletje columnisten gevoerd wordt gewoon erbarmelijk. Mijn eerste bezwaar is dat lesbiennes in deze discussie compleet worden gepasseerd. Het woord 'homohuwelijk' geeft al aan dat we het hebben over mannen. Homoseksualiteit wordt in deze maatschappij toch in eerste instantie met mannen geassocieerd. Bovendien wordt er in de media nog vaak met stereotypen gewerkt. Onlangs werden homo's in een artikel in Elsevier afgeschilderd als verwijfde mietjes uit de provincie. Dat getuigt van bijzonder weinig respect. De hele kwestie wordt gereduceerd tot de vraag: 'Waarom willen die domme homo's toch trouwen?' Het huwelijk zou een ouderwetse, achterhaalde institutie zijn en niemand zou de moeite moeten nemen daartoe toegang te eisen. Dat is wel een erg gemakkelijk standpunt als je zelf wel in de gelegenheid bent om te beslissen of je al dan niet gebruik wilt maken van die institutie. Iedereen zou zelf de keuze moeten hebben of hij al dan niet wil trouwen. Het feit dat deze discussie nog gevoerd moet worden, geeft al aan hoe het met de erkenning van homoseksualiteit gesteld is. Het recht op huwelijken tussen mensen met verschillende etnische achtergronden zal bijvoorbeeld tegenwoordig door niemand meer ter discussie worden gesteld. Cultureel gezien en vanuit de geschiedenis is het wel te begrijpen dat mensen bezwaren hebben tegen het homohuwelijk. Maar je zou graag willen dat deze discussie de ogen opent. Wat mensen uit deze discussie kunnen leren, is dat wij Nederlanders niet zo vooruitstrevend zijn als we denken. Dat zie je duidelijk in deze discussie. Maar dat wil niemand graag horen natuurlijk. Dat de commissie Kortmann het huwelijk voor homo's wil openstellen is mooi, maar het is erg vreemd dat ze daaraan wel restricties willen verbinden, bijvoorbeeld inzake adoptie. Het huwelijk tussen twee homo's zou dus geen volwaardig huwelijk zijn. Of het homohuwelijk binnenkort geaccepteerd zal worden durf ik echt niet te zeggen. Ik verwacht geen revolutionaire veranderingen. In Nederland gaan dat soort dingen niet zo snel.

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: het verachte werkcollege

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: hoorcollege vs. werkcollege.

Het lijkt een discussie die vandaag de dag nog wordt gevoerd: is het werkcollege nuttig of kun je studenten beter hoorcolleges aanbieden? In de intro-ANS van dit jaar verscheen er nog een artikel over. Daarin wordt geconcludeerd dat het hoorcollege zeker nog toekomst heeft, mits de docent de aandacht van de studenten erbij kan houden. We zijn het tegenwoordig in elk geval eens over het nut van het werkcollege. Die zijn immers goed voor de interactie tussen student en docent.

In 1998 staat het werkcollege nog midden in de discussie. In een rede tijdens de opening van het academisch jaar wordt de ontwikkeling dat er meer werkcolleges komen, besproken. Studenten vinden dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun studiegedrag. 'Waarom kunnen studenten niet een week voor het tentamen pas gaan leren?' Dat kan volgens hen best. Docenten benadrukken dat werkcolleges heel handig kunnen zijn, maar dat het vooral de combinatie is die een studie geslaagd maakt. Kortom, verschoolsing gaat al jaren mee.

Lees hier het artikel uit de oktober-ANS van 1998:

Horen of werken

Het onderwijsaanbod op de universiteit verandert. De traditionele hoorcolleges worden steeds vaker aangevuld met of vervangen door werkgroepen. Professor Schuyten en studente Sylvia Broekhuizen hielden tijdens de opening van het academisch jaar een rede over deze ontwikkeling. Is de toename van het aantal werkgroepen op de universiteit wenselijk? Tekst: Loulou Edelman Cartoon: Pierre van der steen

Sylvia Broekhuizen, studente bestuurs-en organisatiewetenschap en fractielid PSF: ‘Ik moet er niet aan denken dat er alleen maar probleemgestuurd onderwijs (PGO) zou bestaan. Ik zou er absoluut tevreden mee zijn als er alleen hoorcolleges gegeven werden. ‘Wat mij tegenstaat bij PGO is dat het hier op de universiteit een heel verplichtend karakter heeft. Het kan heel frustrerend werken dat je zoveel móet. Op de universiteit moet je zelfstandig leren denken en niet continu beïnvloed worden. Ik denk dat je als student zelf je verantwoordelijkheden moet kennen en ook moet leren kennen. Dan ga je maar een keer op je plaat. ‘We hebben de middelbare-schooltijd achter ons gelaten. Waarom kunnen studenten niet een week voor het tentamen pas gaan leren? Dat kan best. ‘Bovendien wordt je geen vrije keuze gelaten tussen PGO en hoorcolleges. Er wordt gewoon bepaald: dit is een PGO-blok en dit is een blok met hoorcolleges. Ik vind dat de keuze aan de student zou moeten zijn in plaats van aan de docent.’

Sonja Terluin, studente en ex-studentlid opleidingscommissie Algemene Taalwetenschap: ‘Studenten leren meer van werkcolleges dan van hoorcolleges. Bij hoorcolleges gaan veel studenten gewoon stampen voor het tentamen, zodat ze een groot deel later weer zijn vergeten. Bij een werkcollege kun je je meer in een onderwerp verdiepen. Je bent er dan intensiever mee bezig. Bovendien gaat het niet alleen om kennis, maar ook om vaardigheden en die blijven, denk ik, meer hangen dan kennis. ‘Ik ben een voorstander van veel variatie in werkvormen. Niet opeens alle hoorcolleges afschaffen, maar kijken welke vorm het meest geschikt is voor welk vak, zodat je een evenwichtige verdeling krijgt over het hele curriculum. Er moet een evenwicht zijn tussen kennis, inzicht en vaardigheden. Die combinatie vind ik heel belangrijk.’

Prof. Dr. P.G.J.M. Raedts, docent Middeleeuwse Geschiedenis: ‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik van mijn eigen studie aan de hoorcolleges de beste herinneringen heb. Maar ik had heel erg veel geluk, wij hadden geweldige docenten. Bij het hoorcollege ben je erg afhankelijk van de docent. Als die goed hoorcollege kan geven, kan het bijzonder stimulerend zijn. ‘Voor het hoorcollege is het heel belangrijk dat je goed kunt voordragen. Er zijn mensen die buitengewoon goed zijn in voordrachten houden en er zijn mensen die zeer geleerd zijn, maar niet zo goed voordrachten kunnen geven. Maar dat zegt nog niets over de onderwijskwaliteiten. Sommige van die echte hoorcollegedocenten horen zichzelf zo graag praten dat je als studenten niet aan het woord komt in een werkcollege. ‘Bepaalde vakken moet je in de vorm van een werkcollege geven. Kennis van oud schrift bijvoorbeeld bijvoorbeeld bij historici. Het heeft weinig zin als ik hoorcollege ga geven over hoe je oud schrift moet lezen, dat moet je met elkaar oefenen. Maar bijvoorbeeld een mooi college over de Middeleeuwen of over het ontstaan van de Nederlandse staat, dat kan toch wel heel stimulerend zijn.’

Peter van de Wijngaard, universiteitscontactpersoon Landelijke Studentenvakbond (LSVb): ‘Studenten zouden zelf moeten kunnen kiezen in wat voor vorm zij de studiestof het liefste tot zich nemen. Die voorkeur verschilt namelijk per student. ‘Waar de LSVb vooral een groot voorstander van is, is dat er een grote diversiteit aan onderwijsvormen wordt aangeboden en daaronder vallen ook hoorcolleges. Daarmee bedoel ik uiteraard niet de heel massale hoorcolleges om geld uit te sparen, want dat kan niet de bedoeling zijn van een onderwijsvorm. Die massale colleges hebben vaak tot doel om grote groepen heel snel iets bij te brengen, maar ik denk niet dat dat werkt. ‘Hoorcolleges kunnen uiteraard nog wel een functie hebben binnen het onderwijs. Maar werkgroepen zijn in principe beter.’

Dr. A.F.M. Verhoeven, docent Onderwijskunde: ‘Het onderwijs is doorgeschoten in de richting van de werkcolleges. We moeten zorgen dat de collegezaal een wezenlijke functie houdt. Hoorcollege in de zin van niet-interactief grote-groepscollege waar op een ouderwetse manier tegen studenten wordt gepraat zonder audiovisuele middelen, daar is iedereen natuurlijk tegen. ‘Bij Onderwijskunde hebben we nu software aangekocht waardoor het mogelijk is om met elkaar en met de docent te communiceren op afstand, via e-mail en intrawerkruimtes. Het zijn werkgroepen vanuit computerzalen. Ik ben er voor om dat heel voorzichtig te ontwikkelen. Deze ontwikkelingen mag je door te zeggen ‘niet zoveel werkcolleges’ niet zomaar wegstrepen.’

Marco Konings, student politicologie en voorzitter faculteitsvereniging Beleidswetenschappen Phoenix: ‘Ik denk dat een hoorcollege leerzamer is dan een werkcollege. Op de universiteit moet een zekere mate van zelfstandigheid aangeleerd worden. In het systeem van werkcolleges worden studenten steeds meer bij de hand genomen door docenten en studiebegeleiders en als het ware door vier jaar studie heen geloodst. Er wordt te weinig overgelaten aan het eigen initiatief van de student. ‘Wat je wel leert van werkcolleges is samenwerken met anderen, vergadertechnieken en andere dingen die later van pas kunnen komen in je werkterrein. Maar ik denk dat je dat niet van een docent uit een boekje kunt leren. Je hebt er mee aan als het uit jezelf komt, zoals bij mijn voorzitterschap.’

Dr. E.V. Schalwijk, algemeen directeur Universitair instituut voor de Lerarenopleiding: ‘Waar ik niet goed tegen kan in de discussie, is dat het heel vaak een of-of-verhaal is: of hoorcolleges, of werkcolleges. Ik denk dat juist de combinatie ontzettend belangrijk is. ‘Op de universiteit moet meer geïnvesteerd worden in individuele begeleiding, maar dat is niet hetzelfde als het afschaffen van de hoorcolleges. Er zijn bepaalde onderwerpen die zich heel goed lenen voor een verhaal. Laat de docent dan alsjeblieft dat verhaal vertellen. ‘Je moet bepalen wat effectief is voor de student. Als je in een grote groep iets uitlegt en er komen vragen van mensen die dingen niet goed hebben begrepen, heeft dat meteen effect op de rest van de groep. Het is heel belangrijk dat studenten van elkaar leren, maar dat moet niet het enige zijn. Er moet ook individueel werk zijn. ‘Nu is er bijvoorbeeld bij de Rechtenfaculteit en bij Sociale Wetenschappen een tutorsysteem. Dat is eigenlijk ook al een combinatie van hoorcolleges met individuele begeleiding, waar ze ook vaardigheden oefenen. Dat vind ik heel zinvol.’

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: potverpiemeltjes!

'Heb jij godverdomme met je kankerpoten aan mijn fucking kind gezeten?' Deze zin verleidde velen van jullie vorige week tot het lezen van de Mensenkinderen-column. Een zin met maar liefst drie krachttermen. Ook op de campus van de RU vliegt de schunnige poëzie je regelmatig om de oren: het weer is kut, de opdrachten zijn kankermoeilijk en de colleges bij tijd en wijlen godvertyfustering saai. Moeten we dat potjandorie zomaar accepteren? Zes jaar geleden vroeg ANS het aan drie deskundigen. Lees hieronder het artikel over de scheldcultuur in Nederland van april 2004.    
Potverpiemeltjes! In ‘Het Licht’ wordt iedere maand een onderwerp vanuit verschillende wetenschappelijke invalshoeken bekeken. In deze aflevering: de vloekcultuur van Nederland. Gaat al dat gekanker niet te ver? Tekst: Mies Mikx en Leendert van der Valk Tietjanberenlul, doerak, krijg kanker in je hartkleppen, klootviool. Het aantal vloeken, krachttermen en scheldwoorden in de Nederlandse taal lijkt schier oneindig. Niet iedereen beschouwt die uitbreiding van onze taal als wenselijk. 72 procent van de Nederlanders ergert zich aan vloeken, blijkt uit een onderzoek van het Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie (NIPO) dat de Bond tegen het vloeken liet uitvoeren. De eerste bewijzen van ‘omgekeerd bidden’ stammen uit de twaalfde eeuw. Vloeken had toen de vorm van ‘eedzweren’ zoals ‘God verdoeme mij als ik de waarheid niet spreek’, waar onze populairste vloek godverdomme van is afgeleid. Wanneer men deze eed tegenover God breekt, wordt het bijbelse derde gebod overtreden: ‘Gij zult Gods naam niet ijdel gebruiken’. Er bestaat een verschil tussen schelden en vloeken. Vloeken gebeurt onder aanroeping van God of andere hogere machten, om te ontladen, te bluffen of te intimideren. Met schelden probeert men iemand te krenken, te kleineren of iets te verwijten. Het schenden van sociale regels, zoals het derde gebod, vormt de kern van schelden en vloeken. De manier waarop wordt gevloekt en gescholden is cultureel bepaald. Duitstaligen zitten nog in de anale fase: Scheisse en Arsch zijn hun favorieten. Vloeken in Angelsaksische en mediterrane culturen wordt gekenmerkt door incestueuze verwensingen. Op de Spaanse voetbalvelden is hijo de puta, ofwel hoerenzoon, populair. In Amerikaanse ghetto’s ben je al gauw een motherfucker, in Italië simpelweg een bastardo. De moeder is in Nederland kennelijk minder heilig; voor dergelijke woorden hebben wij nauwelijks equivalenten. Vanaf de jaren zestig ontkerstend Nederland snel en zwakt het taboe op de religieuze vloek af. Het vloeklexicon breidt zich uit naar gebieden waar nog wel geschockeerd kan worden. zoals de scatologie: shit, genitaliën: kut, lul, klootzak, en ziekten: kankerlijer, teringlijer. In de laatste twee categorieën heeft Nederland de dubieuze eer koploper te zijn. De afkeer tegen het establishement en de toenemende tolerantie in de naoorlogse jaren zorgen tevens voor een sterke uitbreiding van het aantal vloekwoorden. Wanneer bepaalde woorden door frequentiegebruik te gewoontjes worden en daarom aan kracht inboeten, wordt een beroep gedaan op de creativiteit van de vloeker. Zo kan het simpele hoer worden verrijkt met het binnenrijmende stoephoer of kan men bijvoorbeeld ergens een godsgruwelijke teringhekel aan hebben. Hoe poëtisch dit allemaal ook moge klinken, door vloeken en schelden worden mensen gekwetst. Vanaf de jaren negentig treedt een verharding op. Het is veel normaler geworden om mensen persoonlijk te beledigen. Zo vroeg een heel voetbalstadion zich af waar het ‘kankerwijf’ van Van Gaal was en spelen cabaretiers het steeds meer op de man met hun grappen en imitaties. Wie het zich te persoonlijk aantrekt valt hoongelach ten deel. Met vloekwoorden verlevendigen we de conversatie, maar vertonen we ook sociaal-onwenselijk gedrag. Is het vloeken een nuttige vorm van ontlading, een viering van linguïstische creativiteit, of een product van een samenleving waarin geen rekening wordt gehouden met andermans gevoelen? T. Bunt, voorlichter Bond tegen het vloeken ‘Het zou het mooiste zijn als er helemaal niet gevloekt zou worden. als christenen vinden wij het heel belangrijk dat Gods naam niet ijdel wordt gebruikt. Bovendien heeft schelden en vloeken altijd een negatieve lading. Mensen zouden met respect met en over elkaar moeten praten. ‘Onze campagnes zijn erop gericht om mensen te laten nadenken bij wat ze zeggen. Mensen hebben niet altijd slechte bedoelingen met schelden, vaak beseffen ze niet wat ze zeggen. ‘Bij een enquête gehouden op stations gaf 50 procent aan onze poster innig te vinden. Voor tweederde van de mensen zijn wij ‘de bond tegen de grove woorden' geworden; nog maar een derde verbindt vloeken met enkel het ijdel gebruiken van Gods naam. ‘Vloeken is aangeleerd, want in andere culturen wordt er heel anders mee omgegaan. Op een van onze posters stond “vloeken lucht niet echt op”. Die uitspraak was gebaseerd op een Amerikaans onderzoek waarin werd bekeken of mensen konden herademen als ze zich verbaal hadden afgereageerd. De uitkomst was dat dat juist niet het geval was. Mensen raken meer opgefokt door te schelden.’ Dr. R.H.J. Scholte, pedagoog ‘Iedereen heeft een persoonlijke, psychologische ruimte om zich heen. Als er gevloekt wordt, hebben mensen het gevoel dat de grenzen van die psychologische ruimte worden geschonden. ‘Ik vraag mij af of de campagnes van de Bond tegen het vloeken effect hebben. Ik denk niet dat posters echt gedragsverandering teweeg kunnnen brengen. ‘Als er in de les op school over wordt geproken zijn mensen er meer en langer mee bezig dan wanneer je alleen een plakaat ziet. Ik denk dat veel mensen vloeken zonder te beseffen wat het betekent. ‘Een woord als “shit” is door de media geïntroduceerd. Kleine kinderen en mensen die nooit godslasterende woorden zouden gebruiken, spreken dit soort modewoorden ook uit. Als uit onderzoek zou blijken dat er meer wordt gevloekt, dan zou de opvoeding een verklaring kunnen zijn. ‘Zolang ouders zelf vloeken, zullen ze hun kinderen niet kunnen bijbrengen om dat niet te doen. Ouders die roken hebben er bijvoorbeeld veel moeite mee om hun kinderen niet te laten roken. Ik denk dat het bij vloeken net zo is. Kinderen nemen zulke dingen over, dus moeten de ouders het goede voorbeeld geven. Ouders hebben zeker invloed op het al dan niet vloeken van hun kinderen. Ook als al hun vriendjes wel vloeken.’ Prof. Dr. P.G.J. van Sterkenburg, directeur van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie ‘Het Nederlands is karakteristiek voor het gebruik van zijn verwensingen met allerlei ziektes, al komt het in het Jiddisch heel incidenteel ook voor. Gezondheid is het hoogste goed. Als je iemand wilt raken, op welke manier dan ook, dan doe je dat met dingen die hem het dierbaarst zijn, vandaar dat schelden met ziektes. ‘Ik denk dat het menselijk is om te vloeken. Je kunt je met agressief gedrag en fysiek geweld wreken o pdegene die je tart, of je kunt het doen met verbaal geweld. Ik zeg altijd: doe dat laatste. Elkaar de kop inslaan is altijd riskanter dan je emotioneel ontladen met woorden. ‘De intentie van vloeken is een gevoel van pijn, teleurstelling of frustratie uiten en je gezelschap laten horen hoe vreselijk boos je bent. Het is ook vaak bluffen, de aandacht op jezelf vestigen. Dat doe je met woorden die shockeren. De jongste generatie, tot 25 jaar, gebruikt tegenwoordig woorden die alles met afscheidingen van het lichaam te maken hebben. Zij schelden met bijvoorbeeld drek, pus en snot. ‘Iedereen weet van jongs af aan welke woorden netjes zijn ene welke niet. Maar je kunt je normen in dat opvoedingsproces natuurlijk scherper stellen. Dat verschilt per gezin. Ik ben niet het type dat huiverig is voor een negatieve lading van woorden, maar het getuigt wel van beschaving als je probeert mensen met wie je praat te ontzien. ‘Je kunt de vraag stellen waar de Bond tegen het vloeken tegen strijdt als er steeds minder christenen zijn die geschokt zijn door het taalgebruik. En dat is de Bond nu steeds meer aan het doen. Ik heb veel respect voor hun ideaal maar in één zaak geloof ik absoluut niet: als ik vreselijk boos ben dan zal ik echt niet uitwijken naar “rododenndron” of “Rotterdam” als alternatief voor een flink knetterende gvd-vloek.’

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: Ronald Giphart

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: in gesprek met GiphTwaalf jaar geleden ging ANS in gesprek met Ronald Giphart. In het februarinummer van 2000 doet Giphart een boekje open over onder andere de dood van zijn moeder en de manier waarop hij dit thema laat terug komen in zijn toen nog niet verschenen Ik omhels je met duizend armen. 'Ik zie wel overeenkomsten tussen euthanasie en de seks waarover ik schrijf. Beide moeten plaatsvinden in de beschermde koestering van een kamer, afgesloten van de buitenwereld. Ik ga een link leggen tussen euthanasie en een groep acteurs die op een spontane vakantie een pornofilm gaat maken voor eigen gebruik.' Inmiddels heeft de schrijver meer dan 25 boeken op zijn naam staan en voegde hij daar onlangs De Wake aan toe, een bundel van drie lange verhalen. Naar aanleiding daarvan zocht ANS hem weer op en sprak over vriendschap, literatuur en het studentenleven. Het interview verschijnt volgende week samen met de andere artikelen uit de februari-nummer op ANS-online en natuurlijk in de welbekende gele bakken. Lees hier het interview uit de februari-editie van 2000.
'Ik chargeer en ik bouteer' Ronald Giphart is overal: sla Kijk, Hard Gras of Rails open en hij laat er een artistieke snaar trillen. En sinds deze maand is ook Hamerliefde, de theatervoorstelling met Joost Zwagerman, in reprise. Tussen alle deadlines door vindt Giphart tijd voor het schrijven van een nieuwe roman en dat blijft het leukst: 'Een jaar lang heel geconcentreerd werken is een kunstje dat niet heel veel mensen kunnen.' Tekst: Geert Bors Foto's: Duncan de Fey 'En over drie maanden komt mijn eerste boek uit,' zegt een jongen tot besluit van de ManPowerreclame waarin hij na een carrière van uitzendwerk zijn ideale baan heeft gevonden als nachtportier. Trots kijkt hij vanachter zijn laptop het donkere kantoorgebouw in. Het kwam Ronald Giphart (34) bekend voor: 'Een maffe gewaarwording. Dat gaat over mij! Ik heb vaak gerefereerd naar mijn baan als nachtportier in bijvoorbeeld Het Feest der Liefde en in interviews. Tijdens het verschijnen van Giph werkte ik daar nog en er is zelfs ooit een televisieploeg geweest om opnames te maken van hoe ik daar 's nachts zat te schrijven. Clubjes en afzondering Toch zouden in de biopic van Gipharts leven juist niet die eenzame nachten centraal staan. Zijn geschiedenis laat zich meer vertellen in episodes van groepsvorming en clubjes: 'Op de middelbare school heb ik met een aantal jongens een alternatieve schoolkrant opgericht. Puur zodat we onze vriendjes en vriendinnetjes erbij konen vragen en een club konden hebben. Als redactielokaal mochten we een lege garage gebruiken. Dat gaf een heel gaaf Rails-achtig gevoel. 'Tijdens mijn studie Nederlands hoopte ik gelijkgestemde geesten te ontmoeten. Jongens die ook veel lazen. We zouden een stroming oprichten, hetzelfde procédé als de schoolkrant. Het bleek dat niemand zich een flikker interesseerde voor literatuur, maar desondanks was het een hechte groep.' Gipharts schrijverstalent kwam al vroeg naar boven. Zijn studieadviseuse las een van zijn toneelstukken en adviseerde hem een jaar te stoppen en eens te proberen iets groters te schrijven. En zo werd Giphart nachtportier: 'Een boek schrijven is heel erg moeilijk. Je moet dat leren. Je moet alleen al leren om een jaar met jezelf alleen te zijn. Ik werkte zeven nachten per week en zag mijn vrienden amper. Als je naar het café gaat, merkt je het niet, maar als je nuchter bent, is het 's nachts ontzettend nacht. Je maatk de nacht veel intensiever mee. 'Daar zat ik te schrijven. Soms was ik zes uur alleen en dan moet je proberen om het toch zo leuk mogelijk voor jezelf te maken. Er kwamen veel grappen naar boven en ik merkte dat ik ook veel over groepen ging schrijven. Eigenlijk gaan mijn boeken altijd over clubvorming of vriendschappen. Vanuit het perspectief van de participerende buitenstaander. Wat ik bijvoorbeeld tragisch vind is dat je op een gegeven moment denkt: "Nou heb ik mijn stamcafé gevonden. Dit is mijn groep, mijn draai. Deze vriendschap gaat niet meer voorbij." En op het moment dat je dat vaststelt, weet je al dat het dan dus afgelopen is.Dramatisch eigenlijk.' Het vervreemdingseffect Giphart was samen met Joost Zwagerman het boegbeeld van de Generatie Nix. Nog zo'n clubje. Op zijn kantoor blijkt dat die verwantschap verder gaat dan een generatie van schrijvers alleen. Boven de deur hangt een Gummbah, van wie hij ook een tekening gebruikte als motto voor Phileine zegt Sorry. In zijn boekenkast een ingelijste Peter Pontiac: de bloedmooie Phileine, haar kortgerokte kont naar de toeschouwer, kijkend in een spiegel waarin het hoofd van Giphart zelf afkeurend zijn tong uitsteekt. Ook schreef Giphart het voorwoord van het stripalbum Fokke en Sukke hebben altijd wel wat, waarin hij een van de auteurs nog kent als college-redactielid uit zijn schoolkranttijd. Dat voorwoord kan worden gelezen als manifest voor Gipharts eigen kunstopvatting: 'In mijn boeken zal ik nooit expliciet maken wat ik ermee wil, maar in dat voorwoord kon ik dat wel kwijt. Veel wat kunstenaars doen, komt voort uit een drang om mensen aan het denken te zetten. Mensen zijn gewend op een vaste manier naar de werkelijkheid te kijken.  Omdat ze bijvoorbeeld al zo vaak een kapstok hebben gezien, zien ze de werkelijke betekenis niet meer. Wat je als kunstenaar doet, is zo'n object zijn betekenis teruggeven. Dat kun je doen door het te vervreemden, door er iets mee uit te halen. Dat vervreemdingseffect is ooit bedacht door Vittor Sjklovski, een Russische formalist. 'Als je Fokke en Sukke analyseert, zijn de dingen die er gebeuren helemaal niet leuk, maar toch lach je. Humor is bijna altijd een uiting van dat vervreemdingseffect. Lachen als schrikreactie. Daartoe gebruik ik humor vaak ook in mijn boeken. 'Literatuur pretendeert altijd het leven te reflecteren of te benaderen, maar terwijl humor zo'n belangrijke component in het leven is, is het in literatuur een ondergeschoven kindje. Er zijn weinig Nederlandse boeken waar echt om gelachen kan worden. Literatuur wordt zo vreselijk serieus genomen. Ik vond het bijvoorbeeld leuk om het dogma van de allernoodzakelijkstheid van het schrijven te ondermijnen door te zeggen dat schrijven alleen maar lol is. 'Dat is natuurlijk net zo min waar als te zeggen dat et absoluut noodzakelijk is. Ik chargeer en ik bouteer ook als ik  schrijf. Maar door te zeggen dat ik schrijven ervaar als alleen maar lol, maak ik de literatuur wat minder heilig. Vervreemding brengt de dingen wat meer terug naar hun ware proporties. Humor is daartoe een mooie stijlfiguur.' Stilisten en verhalenvertellers Gipharts nadruk op stijl wordt door veel critici onderkend. Zo luidt zelfs een flaptekstcitaat dat Giphart koos voor Phileine zegt sorry: '.. stijl, stijl, stijl. En die is meesterlijk.' Dat klinkt als veel vorm en weinig inhoud. Giphart: 'Er zijn grofweg twee soorten schrijvers: de stilisten en de verhalenvertellers. Ik ben inderdaad meer een stilist, maar stilist zijnbetekent in eerste instantie in staat zijn ook de taal zelf te vervreemden. Groten als Jeroen Brouwers of Reve weten de taal vorm te geven op een manier waarop dat nog niet is gebeurd. En het teruggeven van betekenis aan de taal is in essentie al een vorm van inhoud geven. 'Nabokov bijvoorbeeld maakt meesterlijk gebruik van vervreemding in Lolita. Ik ben tegen het verkrachten van twaalfjarige meisjes, maar hij weet stilistisch gezien zo mooi te schrijven over de liefde die een vijftigjarige man voelt voor het meisje Lolita, dat je er iets bij voelt. De klap komt dan des te harder aan. Hoe kun je iets dat je moreel verwerpelijk acht toch mooi of aantrekkelijk vinden? Op zo'n moment heeft een boek voor mij al voldoende inhoud. 'Het is dus eigenlijk a priori fout om te zeggen dat stilisten geen inhoud zouden hebben. Maar al er onder inhoud wordt verstaan reflecteren op het leven en filosofie in praktijk, dan hebben mijn boeken een stuk minder inhoud. Ik ben ooit met Harry Mulisch in discussie getreden naar aanleiding van een belachelijk interview waarin hij had gezegd: "Die jonge schrijvers van nu hebben niets te zeggen. Het is alleen maar stijl, want ze hebben niets meegemaakt." Ik viel hem daar een beetje op aan. Het ging over de tijd van de Cubaanse revolutie, toen Mulisch op Cuba zat en hij vroeg me: "Waarom zit jij nu niet in Bosnië?" Ik vroeg hem waarom hij er niet zat. "Ja, ik ben al op Cuba geweest". Dat was voor hem blijkbaar afdoende reden om nu niet in Bosnië te zitten! 'Stel dat een kunstenaar geweldig goed kan schilderen, maar hij wordt geboren in een tijd waarin er weinig vervuilde vogels te wassen zijn, dan zou dat betekenen dat hij niet zou mogen schilderen. Het gekke is dat die eis wel vaak aan schrijvers wordt gesteld. Het heeft toch niets met de kwaliteit van mijn boeken te maken of ik wel of niet op het Plein van de Hemelse Vrede heb gestaan?' Niets meegemaakt 'Ik ben een kind van mijn tijd. Al op bladzijde vijftien van mijn debuutroman spreekt Fräser uit dat we nooit iets meegemaakt hebben. Ik ben blank, afkomstig uit een links, rijk milieu, opgegroeid in een nieuwbouwwijk. Zonder honger, oorlog of incest. Maar ik ontken dat schrijvers in deze tijd niets hebben om hun tijd te reflecteren. Ik heb de oranje zitzakkeficatie van de  jaren zeventig volledig meegemaakt. Iedereen was links, zelfs de VVD en toen kwamen de jaren tachtig waarin het partijprogramma van de Ierse socialisten rechtser was dan dat van de VVD een paar jaar eerder. Dat doet toch wat met je? 'Je
...
Lees meer

Uit de oude doos: Who's your daddy?

Iedere maand rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: Who’s your daddy? Met de demonstratie tegen het leenstelsel in het verschiet, staan de kosten van en bezuinigingen op het hoger onderwijs meer dan ooit in het daglicht. Veelgehoorde vragen zijn of het leenstelsel de toegankelijkheid van het onderwijs niet te veel gaat aantasten, of de kwaliteit wel beter gaat worden en of dit tegen de hogere kosten voor studenten opweegt. Het is vanzelfsprekend niet de eerste keer dat er veel rumoer is om hervormingen. In november 2002 demonstreerden zo’n achtduizend studenten tegen de geplande bezuinigingen. Of op het Malieveld twaalf jaar later ook zoveel studenten komen opdagen tijdens de demonstratie tegen het leenstelsel, is nog de vraag. ANS verzamelde in 2002 reacties over de bezuinigingen die niet haalbaar zouden zijn in combinatie met de doelstelling om het onderwijs te internationaliseren, van oppositiepartijen tot rector magnificus Kees Blom. ‘Alle studenten moeten gelijke kansen krijgen. Hogere collegegelden impliceren selectie op basis van inkomen. Dan krijg je alleen maar rijkeluiskindjes als dokter. Als we echter gedwongen worden staan we machteloos’, aldus Blom in de december-ANS van 2002. Lees hier het artikel uit de december-ANS van 2002:
Achtduizend studenten dromden op 12 november samen in Amsterdam om te protesteren tegen de geplande bezuinigingen op het hoger onderwijs. Universiteiten, vakbonden en politieke partijen ondersteunen dit initiatief van het Platform 12 november. Kees Blom, rector magnificus van de KUN, voelt de problemen al aankomen: ‘ Straks worden alleen rijkeluiskindjes nog dokter.’ Tekst: Pieter van den Haak en Wouter Sanderse Illustratie: Michel ter Haar Who’s your daddy? Nagenoeg alle kabinetten hebben de afgelopen twintig jaar bezuinigd op het hoger onderwijs. In de onderwijsparagraaf van het regeerakkoord van het kabinet-Balkenende wordt deze lijn doorgetrokken. Ondanks de val van het kabinet, zullen de bezuinigingen van het 385 miljoen euro hoogstwaarschijnlijk worden doorgevoerd. De kans is immers groot dat de VVD en het CDA na de verkiezingen op 22 januari doorregeren. Staatssecretaris Nijs staat desondanks voor een moeilijke zaak: ze moet de geplande bezuiniging zien te combineren met de nagestreefde internationalisering van het hoger onderwijs. Volgens velen zijn deze plannen onverenigbaar. Op 12 november jongstleden trokken ongeveer achtduizend studenten naar het Museumplein om openlijk het kabinetsbeleid in twijfel te trekken. Talloze anderen hebben op de site van het Platform een manifest ondertekend. Tamira Combrink (19), studente Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en woordvoerster van het nationaal platform: ‘De kwaliteit, toegankelijkheid en onafhankelijkheid van het hoger onderwijs staan op het spel. Studenten moeten daarom duidelijk van zich laten horen.’ Rijkeluiskindjes Demissionair staatsecretaris Annette Nijs (VVD) van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) heeft sinds haar aantreden in een drietal toespraken haar ideeën gepresenteerd. Nederlandse universiteiten en hogescholen zullen moeten inspelen op de belangrijkste trend op hoger onderwijsgebied: de groeiende internationale concurrentie tussen onderwijsinstellingen. Om deze concurrentieslag te winnen, heeft Nijs drie speerpunten geformuleerd. Ten eerste moeten universiteiten topopleidingen gaan aanbieden, om te voorkomen dat Nederland een kennisachterstand opbouwt. Deze topopleidingen kosten echter meer dan normale studies. Studenten zullen ter compensatie extra collegegeld moeten betalen om deze opleidingen te kunnen volgen. De staatsecretaris heeft meerdere malen verkondigd deze collegegelddifferentiatie niet te schuwen. Prof. Dr. C.W.P.M. Blom, rector magnificus van de KUN, is hier faliekant tegen: ‘Alle studenten moeten gelijke kansen krijgen. Hogere collegegelden impliceren selectie op basis van inkomen. Dan krijg je alleen maar rijkeluiskindjes als dokter. Als we echter gedwongen worden, staan we machteloos.’ Ten tweede moeten hogere onderwijsinstellingen zich meer van elkaar gaan onderscheiden. Als Nederlandse universiteiten zich specialiseren en dus veel expertise op één vakgebied krijgen, zijn ze ook aantrekkelijker voor buitenlandse studenten. Voor hen wordt het namelijk steeds eenvoudiger om met behulp van de BAMA-structuur en via het internet opleidingen met elkaar te vergelijken, volgens de staatssecretaris. De staatssecretaris vindt dat hogescholen en universiteiten niet langer met elkaar moeten wedijveren. Integendeel, door samenwerking zouden ze betere opleidingen kunnen aanbieden. Het derde speerpunt richt zich daarom op het bevorderen van fusies. Volgens Blom zijn fusies echter een ongewild uitvloeisel van de BAMA-structuur: ‘Zowel de invoering van de BAMA-structuur als de bevorderingen van fusies zijn bezuinigingsmaatregelen. Bezuinigingen zijn de drijfveer van dit kabinet. In vergelijking met andere Westerse landen staat Nederland met haar uitgaven aan onderwijs bijna op de laatste plaats. De Nederlandse samenleving zal uiteindelijk de rekening gepresenteerd krijgen in de vorm van minder goed opgeleide mensen’. Bijbetalen Geïnspireerd door het regeerakkoord en de op de hand zijnde heeft Nijs de afgelopen maanden een keur aan voorstellen gepresenteerd. Zo stelt de staatsecretaris op 5 november in de Volkskrant voor om de overheid niet langer tweede en derde studies te laten financieren. De financiële problemen van het kabinet zijn volgens haar zo groot, dat de overheid niet langer onbeperkt studies kan financieren. Nijs: ‘ Het is een taak van de overheid de eerste studie te betalen, zodat hij klaar is voor de arbeidsmarkt. Daar moet het bij blijven. ‘ Het gevolg is dat tien procent van de universitaire studenten minstens vijfhonderd euro per jaar extra uit eigen zak moet betalen. Blom ziet er weinig heil in: ‘ Voor studenten met een dubbelstudie zoals Bedrijfskunde en Rechten is dit een ramp. De plannen gelden ook voor HBO-doorstromers. Het onderwijs verschraalt als universiteiten voor HBO-instromers geen vergoeding meer ontvangen. Onlangs meldde Nijs dat ze het opmerkelijk vond dat de Nederlandse overheid masters bekostigt. Hierbij verwees ze naar de situatie in het Engelse hoger onderwijs, waar vee studenten direct na hun bachelor’ degree een baan zoeken en de master achterwege laten. Ze suggereert hiermee dat drie jaar gesubsidieerd onderwijs meer dan genoeg is om studenten op het bedrijfsleven voor te bereiden. De staatssecretaris heeft niet alleen maar slecht nieuws voor studenten. Zo zegde ze meerdere malen toe het collegegeld in ieder geval niet te verhogen. Het aantal topstudies dat hierop een uitzondering vormt, zou beperkt blijven, beloofde ze plechtig. Oppositie De actievoerders van het platform zijn erg blij met de steun die ze hebben ontvangen. Universiteitsorganisaties, (studenten-)vakbonden en verscheidene politieke partijen hebben zich loyaal verklaard aan het manifest. Combrink: ‘ Hoe meer mensen het met ons eens zijn hoe groter onze invloed is. We hebben geprobeerd partijen te dwingen een standpunt in te nemen. In januari kunnen de studenten hen daarop afrekenen.’ De oppositiepartijen D66, PvdA, GroenLinks en de SP hebben het manifest in aanloop naar de staking ondertekend. In hun verkiezingsprogramma’s lieten de PvdA, GroenLinks en de SP al weten zich serieus zorgen te maken. D66-fractievoorzitter Thom de Graaf heeft zich in de media uitvoeriger uitgelaten over het hoger onderwijs. Hij bleek geen goed woord over te hebben voor de recente proefballonnetjes: ‘Nijs vindt dat Nederlandse studenten maar wat minder moeten studeren, want studeren kost geld. Echt liberalen zien onderwijs als investering, niet als kostenpost.’ D66 vindt daarom dat studenten die meerdere studies afronden, juist moeten worden beloond. De Graaf: ‘ Nederland heeft goed ontwikkeld toptalent nodig, als we een concurrerende kennis economie willen blijven.’ Om zijn woorden kracht bij te zetten, presenteerde de partij op 4 november een verkiezingspamflet waarin zij het kabinet oproept de bezuinigingsmaatregelingen te staken, meer te investeren in wetenschappelijk onderzoek en de collegegelden niet te verhogen. Onafhankelijkheid van de wetenschap Het platform heeft de messen geslepen. Combrink: ‘De regering vergeet dat constante bezuinigingen uiteindelijk ten koste van de kwaliteit gaan. Onderwijs is een investering. Als de samenleving in de toekomst ook nog onderzoekers, advocaten , bestuurders en dokters nodig heeft, dan moet het afgelopen zijn met bezuinigingen, deregulering en privatisering.’ Het platform wil dat het ministerie opdraait voor de kosten van de invoering van de BAMA-structuur. Deze kosten zullen anders op de student of het bedrijfsleven worden afgewenteld. Omdat bedrijven een winst oogmerk hebben, zo is de redenering van het platform, zullen zij nooit zonder tegenprestatie het hoger onderwijs sponsoren. Combrink: ‘ Stel dat een student zijn afstudeerscriptie schrijft naar aanleiding van een stage bij een bedrijf. Wanneer zo’n onderzoek de zwakke punten van dat bedrijf blootlegt, dan zou het bedrijf kunnen voorkomen dat de scriptie wordt gepubliceerd. De onafhankelijkheid van wetenschap staat dus op het spel.’ Verder maakt het kabinet door de uitvoering van het GATS–verdrag van onderwijs een handelsproduct. De General Agreement of Trade in Services is een verdrag van de World Trade Organisation (WTO), en stelt dat diensten verhandelbaar moeten worden. Combrink: ‘Als onderwijs ook onder de definitie van ‘diensten’ valt, kan de overheid niet langer ongestraft studiefinanciering verstrekken en kwaliteitseisen stellen. Andere WTO-leden kunnen dat namelijk opvatten als oneerlijke concurrentie.’ Een derde punt waar de opstellers van het manifest op blijven hameren, is
...
Lees meer