Uit de Oude Doos: het verachte werkcollege
Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: hoorcollege vs. werkcollege.
Het lijkt een discussie die vandaag de dag nog wordt gevoerd: is het werkcollege nuttig of kun je studenten beter hoorcolleges aanbieden? In de intro-ANS van dit jaar verscheen er nog een artikel over. Daarin wordt geconcludeerd dat het hoorcollege zeker nog toekomst heeft, mits de docent de aandacht van de studenten erbij kan houden. We zijn het tegenwoordig in elk geval eens over het nut van het werkcollege. Die zijn immers goed voor de interactie tussen student en docent.
In 1998 staat het werkcollege nog midden in de discussie. In een rede tijdens de opening van het academisch jaar wordt de ontwikkeling dat er meer werkcolleges komen, besproken. Studenten vinden dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun studiegedrag. 'Waarom kunnen studenten niet een week voor het tentamen pas gaan leren?' Dat kan volgens hen best. Docenten benadrukken dat werkcolleges heel handig kunnen zijn, maar dat het vooral de combinatie is die een studie geslaagd maakt. Kortom, verschoolsing gaat al jaren mee.
Lees hier het artikel uit de oktober-ANS van 1998:
Het onderwijsaanbod op de universiteit verandert. De traditionele hoorcolleges worden steeds vaker aangevuld met of vervangen door werkgroepen. Professor Schuyten en studente Sylvia Broekhuizen hielden tijdens de opening van het academisch jaar een rede over deze ontwikkeling. Is de toename van het aantal werkgroepen op de universiteit wenselijk? Tekst: Loulou Edelman Cartoon: Pierre van der steen
Sylvia Broekhuizen, studente bestuurs-en organisatiewetenschap en fractielid PSF: ‘Ik moet er niet aan denken dat er alleen maar probleemgestuurd onderwijs (PGO) zou bestaan. Ik zou er absoluut tevreden mee zijn als er alleen hoorcolleges gegeven werden. ‘Wat mij tegenstaat bij PGO is dat het hier op de universiteit een heel verplichtend karakter heeft. Het kan heel frustrerend werken dat je zoveel móet. Op de universiteit moet je zelfstandig leren denken en niet continu beïnvloed worden. Ik denk dat je als student zelf je verantwoordelijkheden moet kennen en ook moet leren kennen. Dan ga je maar een keer op je plaat. ‘We hebben de middelbare-schooltijd achter ons gelaten. Waarom kunnen studenten niet een week voor het tentamen pas gaan leren? Dat kan best. ‘Bovendien wordt je geen vrije keuze gelaten tussen PGO en hoorcolleges. Er wordt gewoon bepaald: dit is een PGO-blok en dit is een blok met hoorcolleges. Ik vind dat de keuze aan de student zou moeten zijn in plaats van aan de docent.’
Sonja Terluin, studente en ex-studentlid opleidingscommissie Algemene Taalwetenschap: ‘Studenten leren meer van werkcolleges dan van hoorcolleges. Bij hoorcolleges gaan veel studenten gewoon stampen voor het tentamen, zodat ze een groot deel later weer zijn vergeten. Bij een werkcollege kun je je meer in een onderwerp verdiepen. Je bent er dan intensiever mee bezig. Bovendien gaat het niet alleen om kennis, maar ook om vaardigheden en die blijven, denk ik, meer hangen dan kennis. ‘Ik ben een voorstander van veel variatie in werkvormen. Niet opeens alle hoorcolleges afschaffen, maar kijken welke vorm het meest geschikt is voor welk vak, zodat je een evenwichtige verdeling krijgt over het hele curriculum. Er moet een evenwicht zijn tussen kennis, inzicht en vaardigheden. Die combinatie vind ik heel belangrijk.’
Prof. Dr. P.G.J.M. Raedts, docent Middeleeuwse Geschiedenis: ‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik van mijn eigen studie aan de hoorcolleges de beste herinneringen heb. Maar ik had heel erg veel geluk, wij hadden geweldige docenten. Bij het hoorcollege ben je erg afhankelijk van de docent. Als die goed hoorcollege kan geven, kan het bijzonder stimulerend zijn. ‘Voor het hoorcollege is het heel belangrijk dat je goed kunt voordragen. Er zijn mensen die buitengewoon goed zijn in voordrachten houden en er zijn mensen die zeer geleerd zijn, maar niet zo goed voordrachten kunnen geven. Maar dat zegt nog niets over de onderwijskwaliteiten. Sommige van die echte hoorcollegedocenten horen zichzelf zo graag praten dat je als studenten niet aan het woord komt in een werkcollege. ‘Bepaalde vakken moet je in de vorm van een werkcollege geven. Kennis van oud schrift bijvoorbeeld bijvoorbeeld bij historici. Het heeft weinig zin als ik hoorcollege ga geven over hoe je oud schrift moet lezen, dat moet je met elkaar oefenen. Maar bijvoorbeeld een mooi college over de Middeleeuwen of over het ontstaan van de Nederlandse staat, dat kan toch wel heel stimulerend zijn.’
Peter van de Wijngaard, universiteitscontactpersoon Landelijke Studentenvakbond (LSVb): ‘Studenten zouden zelf moeten kunnen kiezen in wat voor vorm zij de studiestof het liefste tot zich nemen. Die voorkeur verschilt namelijk per student. ‘Waar de LSVb vooral een groot voorstander van is, is dat er een grote diversiteit aan onderwijsvormen wordt aangeboden en daaronder vallen ook hoorcolleges. Daarmee bedoel ik uiteraard niet de heel massale hoorcolleges om geld uit te sparen, want dat kan niet de bedoeling zijn van een onderwijsvorm. Die massale colleges hebben vaak tot doel om grote groepen heel snel iets bij te brengen, maar ik denk niet dat dat werkt. ‘Hoorcolleges kunnen uiteraard nog wel een functie hebben binnen het onderwijs. Maar werkgroepen zijn in principe beter.’
Dr. A.F.M. Verhoeven, docent Onderwijskunde: ‘Het onderwijs is doorgeschoten in de richting van de werkcolleges. We moeten zorgen dat de collegezaal een wezenlijke functie houdt. Hoorcollege in de zin van niet-interactief grote-groepscollege waar op een ouderwetse manier tegen studenten wordt gepraat zonder audiovisuele middelen, daar is iedereen natuurlijk tegen. ‘Bij Onderwijskunde hebben we nu software aangekocht waardoor het mogelijk is om met elkaar en met de docent te communiceren op afstand, via e-mail en intrawerkruimtes. Het zijn werkgroepen vanuit computerzalen. Ik ben er voor om dat heel voorzichtig te ontwikkelen. Deze ontwikkelingen mag je door te zeggen ‘niet zoveel werkcolleges’ niet zomaar wegstrepen.’
Marco Konings, student politicologie en voorzitter faculteitsvereniging Beleidswetenschappen Phoenix: ‘Ik denk dat een hoorcollege leerzamer is dan een werkcollege. Op de universiteit moet een zekere mate van zelfstandigheid aangeleerd worden. In het systeem van werkcolleges worden studenten steeds meer bij de hand genomen door docenten en studiebegeleiders en als het ware door vier jaar studie heen geloodst. Er wordt te weinig overgelaten aan het eigen initiatief van de student. ‘Wat je wel leert van werkcolleges is samenwerken met anderen, vergadertechnieken en andere dingen die later van pas kunnen komen in je werkterrein. Maar ik denk dat je dat niet van een docent uit een boekje kunt leren. Je hebt er mee aan als het uit jezelf komt, zoals bij mijn voorzitterschap.’
Dr. E.V. Schalwijk, algemeen directeur Universitair instituut voor de Lerarenopleiding: ‘Waar ik niet goed tegen kan in de discussie, is dat het heel vaak een of-of-verhaal is: of hoorcolleges, of werkcolleges. Ik denk dat juist de combinatie ontzettend belangrijk is. ‘Op de universiteit moet meer geïnvesteerd worden in individuele begeleiding, maar dat is niet hetzelfde als het afschaffen van de hoorcolleges. Er zijn bepaalde onderwerpen die zich heel goed lenen voor een verhaal. Laat de docent dan alsjeblieft dat verhaal vertellen. ‘Je moet bepalen wat effectief is voor de student. Als je in een grote groep iets uitlegt en er komen vragen van mensen die dingen niet goed hebben begrepen, heeft dat meteen effect op de rest van de groep. Het is heel belangrijk dat studenten van elkaar leren, maar dat moet niet het enige zijn. Er moet ook individueel werk zijn. ‘Nu is er bijvoorbeeld bij de Rechtenfaculteit en bij Sociale Wetenschappen een tutorsysteem. Dat is eigenlijk ook al een combinatie van hoorcolleges met individuele begeleiding, waar ze ook vaardigheden oefenen. Dat vind ik heel zinvol.’