Uit de Oude Doos: Ronald Giphart

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: in gesprek met Giph

Twaalf jaar geleden ging ANS in gesprek met Ronald Giphart. In het februarinummer van 2000 doet Giphart een boekje open over onder andere de dood van zijn moeder en de manier waarop hij dit thema laat terug komen in zijn toen nog niet verschenen Ik omhels je met duizend armen. 'Ik zie wel overeenkomsten tussen euthanasie en de seks waarover ik schrijf. Beide moeten plaatsvinden in de beschermde koestering van een kamer, afgesloten van de buitenwereld. Ik ga een link leggen tussen euthanasie en een groep acteurs die op een spontane vakantie een pornofilm gaat maken voor eigen gebruik.'

Inmiddels heeft de schrijver meer dan 25 boeken op zijn naam staan en voegde hij daar onlangs De Wake aan toe, een bundel van drie lange verhalen. Naar aanleiding daarvan zocht ANS hem weer op en sprak over vriendschap, literatuur en het studentenleven. Het interview verschijnt volgende week samen met de andere artikelen uit de februari-nummer op ANS-online en natuurlijk in de welbekende gele bakken.

Lees hier het interview uit de februari-editie van 2000.

'Ik chargeer en ik bouteer'

Ronald Giphart is overal: sla Kijk, Hard Gras of Rails open en hij laat er een artistieke snaar trillen. En sinds deze maand is ook Hamerliefde, de theatervoorstelling met Joost Zwagerman, in reprise. Tussen alle deadlines door vindt Giphart tijd voor het schrijven van een nieuwe roman en dat blijft het leukst: 'Een jaar lang heel geconcentreerd werken is een kunstje dat niet heel veel mensen kunnen.'

Tekst: Geert Bors Foto's: Duncan de Fey

'En over drie maanden komt mijn eerste boek uit,' zegt een jongen tot besluit van de ManPowerreclame waarin hij na een carrière van uitzendwerk zijn ideale baan heeft gevonden als nachtportier. Trots kijkt hij vanachter zijn laptop het donkere kantoorgebouw in. Het kwam Ronald Giphart (34) bekend voor: 'Een maffe gewaarwording. Dat gaat over mij! Ik heb vaak gerefereerd naar mijn baan als nachtportier in bijvoorbeeld Het Feest der Liefde en in interviews. Tijdens het verschijnen van Giph werkte ik daar nog en er is zelfs ooit een televisieploeg geweest om opnames te maken van hoe ik daar 's nachts zat te schrijven.

Clubjes en afzondering Toch zouden in de biopic van Gipharts leven juist niet die eenzame nachten centraal staan. Zijn geschiedenis laat zich meer vertellen in episodes van groepsvorming en clubjes: 'Op de middelbare school heb ik met een aantal jongens een alternatieve schoolkrant opgericht. Puur zodat we onze vriendjes en vriendinnetjes erbij konen vragen en een club konden hebben. Als redactielokaal mochten we een lege garage gebruiken. Dat gaf een heel gaaf Rails-achtig gevoel. 'Tijdens mijn studie Nederlands hoopte ik gelijkgestemde geesten te ontmoeten. Jongens die ook veel lazen. We zouden een stroming oprichten, hetzelfde procédé als de schoolkrant. Het bleek dat niemand zich een flikker interesseerde voor literatuur, maar desondanks was het een hechte groep.' Gipharts schrijverstalent kwam al vroeg naar boven. Zijn studieadviseuse las een van zijn toneelstukken en adviseerde hem een jaar te stoppen en eens te proberen iets groters te schrijven. En zo werd Giphart nachtportier: 'Een boek schrijven is heel erg moeilijk. Je moet dat leren. Je moet alleen al leren om een jaar met jezelf alleen te zijn. Ik werkte zeven nachten per week en zag mijn vrienden amper. Als je naar het café gaat, merkt je het niet, maar als je nuchter bent, is het 's nachts ontzettend nacht. Je maatk de nacht veel intensiever mee. 'Daar zat ik te schrijven. Soms was ik zes uur alleen en dan moet je proberen om het toch zo leuk mogelijk voor jezelf te maken. Er kwamen veel grappen naar boven en ik merkte dat ik ook veel over groepen ging schrijven. Eigenlijk gaan mijn boeken altijd over clubvorming of vriendschappen. Vanuit het perspectief van de participerende buitenstaander. Wat ik bijvoorbeeld tragisch vind is dat je op een gegeven moment denkt: "Nou heb ik mijn stamcafé gevonden. Dit is mijn groep, mijn draai. Deze vriendschap gaat niet meer voorbij." En op het moment dat je dat vaststelt, weet je al dat het dan dus afgelopen is.Dramatisch eigenlijk.'

Het vervreemdingseffect Giphart was samen met Joost Zwagerman het boegbeeld van de Generatie Nix. Nog zo'n clubje. Op zijn kantoor blijkt dat die verwantschap verder gaat dan een generatie van schrijvers alleen. Boven de deur hangt een Gummbah, van wie hij ook een tekening gebruikte als motto voor Phileine zegt Sorry. In zijn boekenkast een ingelijste Peter Pontiac: de bloedmooie Phileine, haar kortgerokte kont naar de toeschouwer, kijkend in een spiegel waarin het hoofd van Giphart zelf afkeurend zijn tong uitsteekt. Ook schreef Giphart het voorwoord van het stripalbum Fokke en Sukke hebben altijd wel wat, waarin hij een van de auteurs nog kent als college-redactielid uit zijn schoolkranttijd. Dat voorwoord kan worden gelezen als manifest voor Gipharts eigen kunstopvatting: 'In mijn boeken zal ik nooit expliciet maken wat ik ermee wil, maar in dat voorwoord kon ik dat wel kwijt. Veel wat kunstenaars doen, komt voort uit een drang om mensen aan het denken te zetten. Mensen zijn gewend op een vaste manier naar de werkelijkheid te kijken.  Omdat ze bijvoorbeeld al zo vaak een kapstok hebben gezien, zien ze de werkelijke betekenis niet meer. Wat je als kunstenaar doet, is zo'n object zijn betekenis teruggeven. Dat kun je doen door het te vervreemden, door er iets mee uit te halen. Dat vervreemdingseffect is ooit bedacht door Vittor Sjklovski, een Russische formalist. 'Als je Fokke en Sukke analyseert, zijn de dingen die er gebeuren helemaal niet leuk, maar toch lach je. Humor is bijna altijd een uiting van dat vervreemdingseffect. Lachen als schrikreactie. Daartoe gebruik ik humor vaak ook in mijn boeken. 'Literatuur pretendeert altijd het leven te reflecteren of te benaderen, maar terwijl humor zo'n belangrijke component in het leven is, is het in literatuur een ondergeschoven kindje. Er zijn weinig Nederlandse boeken waar echt om gelachen kan worden. Literatuur wordt zo vreselijk serieus genomen. Ik vond het bijvoorbeeld leuk om het dogma van de allernoodzakelijkstheid van het schrijven te ondermijnen door te zeggen dat schrijven alleen maar lol is. 'Dat is natuurlijk net zo min waar als te zeggen dat et absoluut noodzakelijk is. Ik chargeer en ik bouteer ook als ik  schrijf. Maar door te zeggen dat ik schrijven ervaar als alleen maar lol, maak ik de literatuur wat minder heilig. Vervreemding brengt de dingen wat meer terug naar hun ware proporties. Humor is daartoe een mooie stijlfiguur.'

Stilisten en verhalenvertellers Gipharts nadruk op stijl wordt door veel critici onderkend. Zo luidt zelfs een flaptekstcitaat dat Giphart koos voor Phileine zegt sorry: '.. stijl, stijl, stijl. En die is meesterlijk.' Dat klinkt als veel vorm en weinig inhoud. Giphart: 'Er zijn grofweg twee soorten schrijvers: de stilisten en de verhalenvertellers. Ik ben inderdaad meer een stilist, maar stilist zijnbetekent in eerste instantie in staat zijn ook de taal zelf te vervreemden. Groten als Jeroen Brouwers of Reve weten de taal vorm te geven op een manier waarop dat nog niet is gebeurd. En het teruggeven van betekenis aan de taal is in essentie al een vorm van inhoud geven. 'Nabokov bijvoorbeeld maakt meesterlijk gebruik van vervreemding in Lolita. Ik ben tegen het verkrachten van twaalfjarige meisjes, maar hij weet stilistisch gezien zo mooi te schrijven over de liefde die een vijftigjarige man voelt voor het meisje Lolita, dat je er iets bij voelt. De klap komt dan des te harder aan. Hoe kun je iets dat je moreel verwerpelijk acht toch mooi of aantrekkelijk vinden? Op zo'n moment heeft een boek voor mij al voldoende inhoud. 'Het is dus eigenlijk a priori fout om te zeggen dat stilisten geen inhoud zouden hebben. Maar al er onder inhoud wordt verstaan reflecteren op het leven en filosofie in praktijk, dan hebben mijn boeken een stuk minder inhoud. Ik ben ooit met Harry Mulisch in discussie getreden naar aanleiding van een belachelijk interview waarin hij had gezegd: "Die jonge schrijvers van nu hebben niets te zeggen. Het is alleen maar stijl, want ze hebben niets meegemaakt." Ik viel hem daar een beetje op aan. Het ging over de tijd van de Cubaanse revolutie, toen Mulisch op Cuba zat en hij vroeg me: "Waarom zit jij nu niet in Bosnië?" Ik vroeg hem waarom hij er niet zat. "Ja, ik ben al op Cuba geweest". Dat was voor hem blijkbaar afdoende reden om nu niet in Bosnië te zitten! 'Stel dat een kunstenaar geweldig goed kan schilderen, maar hij wordt geboren in een tijd waarin er weinig vervuilde vogels te wassen zijn, dan zou dat betekenen dat hij niet zou mogen schilderen. Het gekke is dat die eis wel vaak aan schrijvers wordt gesteld. Het heeft toch niets met de kwaliteit van mijn boeken te maken of ik wel of niet op het Plein van de Hemelse Vrede heb gestaan?'

Niets meegemaakt 'Ik ben een kind van mijn tijd. Al op bladzijde vijftien van mijn debuutroman spreekt Fräser uit dat we nooit iets meegemaakt hebben. Ik ben blank, afkomstig uit een links, rijk milieu, opgegroeid in een nieuwbouwwijk. Zonder honger, oorlog of incest. Maar ik ontken dat schrijvers in deze tijd niets hebben om hun tijd te reflecteren. Ik heb de oranje zitzakkeficatie van de  jaren zeventig volledig meegemaakt. Iedereen was links, zelfs de VVD en toen kwamen de jaren tachtig waarin het partijprogramma van de Ierse socialisten rechtser was dan dat van de VVD een paar jaar eerder. Dat doet toch wat met je? 'Je ziet dat ook in de literatuur: halverwege de jaren tachtig komen de Amerikaanse bratpackboeken, waarin hoofdpersonen niet meer a priori sympathieke mensen zijn. Die jonge personages interesseert het allemaal geen reet meer. Ze willen drugs, feestjes en met elkaar naar bed. Punt. Zwagerman schreef met Gimmick! de eerste Nederlandse bratpackroman. De ontvangst van die boeken stond in het teken van het verderf dat de literatuur zou zijn binnengeslopen. Een heerlijke variant van "de jeugd doet het verkeerd". Als schrijver kun je daar thema genoeg uithalen.' Heldendom of voorbeeldfiguren zijn zulke thema's: 'Joost is een voorbeeld geweest. Hij debuteerde vrij jong, op zijn 23e, en dat was toen uitzonderlijk. Ik dacht in die tijd dat ik tot mijn 35e zou wachten en dan een roman zou schrijven waarin ik de hele Nederlandse literatuur zou samenvatten in een stelsel en er mijn visie op zou geven. Op een avond kwam Joost langs op onze studentenvereniging met de boodschap: "Nee, als je jong bent, moet je ook jong schrijven." Vervolgens raakte hij in felle discussie met het mooiste meisje in de zaal om even later met haar te verdwijnen. Dat maakte wel indruk! 'Ik heb wel eens gezegd dat we Joost hadden moeten doodschieten na zijn debuut. Dan was de kracht van Gimmick! niet bezoedeld geraakt door zijn latere romans. Die kan ik ook wel waarderen hoor. Maar Joost is een andere schrijver dan ik. Ik kom soms op een nieuw thema; mijn basis is echter stijl. Joost kiest eerst een thema, personages en een locatie en zoekt er dan een stijl bij.' Giphart gaat er theatraal voor zitten: 'Dus Joost zegt: "Nu ga ik over de wilde kunstenaars schrijven, daarvoor kies ik de Gimmick!-stijl. Nu over een jongen die op hoeren valt, daar kies ik een Vestdijkiaanse stijl bij. Vervolgens een boek over een Surinaamse buitenvrouw en daar kies ik een Simon Vestdijk-stijl bij. Nu kies ik een ander thema en daarvoor gebruik ik een stijl à la Vestdijk." Hij verandert dus steeds van stijl.' Brede grijns bij Giphart. Zijn veranderde houding ten opzichte van Zwagerman is illustratief voor het thema van vergankelijkheid van helden: 'Joost was niet zozeer een held als wel een voorbeeldfiguur. Maar op de middelbare school had ik wel echte helden, Jeroen Brouwers bijvoorbeeld. In Giph is één van de verhaallijnen dat een hoofdpersoon in zijn jeugd een schrijver op een voetstuk heeft geplaatst. De wetmatigheid is echter dat die schrijver daar vervolgens vanaf moet vallen. Dat is een exemplarisch verhaal voor ietes dat je in het leven voortdurend meemaakt. Mensen die je adoreert, blijken opeens oplichters. Dat je op Kohl stemt en die blijkt ineens zwart geld aan te nemen. 'Ik heb zelf een tijd achter de Sandinisten aangelopen. Daar voelde ik me erg politiek correct bij. Ik was goed na de oorlog, zeg maar. Uiteindelijk bleek, terwijl ik blind vertrouwen posters plakte voor hen, dat zij net als de machthebbers die ze verdreven hadden categorisch martelden. De cynische boodschap is dat je geen helden moet hebben.'

Meekijken over je eigen schouder Giphart vindt veel meer thema's als kind van zijn tijd: 'Ik ook van jou, mijn debuut, had als thema de automutilatie van Resa. Ze maakt sneeën in zichzelf omdat ze niet tevreden is over haar kleine tietjes en haar lichaam voortdurend spiegelt aan die parade van perfecte blote vrouwen bij Veronica. Veel meisjes laten zich 't hoofd op hol brengen door die dwangneurose van strakke kontjes en dikke tieten.' Dat thema vindt nadere uitwerking in Phileine zegt sorry, waarin de mooie Phileine constant onderhevig is aan 'kijkisme'. 'Dat is een soort onbewuste variant op racisme: het gedrag om mensen te beoordelen op hun uiterlijk. Honderdduizend jaar gedragspatronen heeft dat ingebakken, hoewel iedereen het ontkent. Mooie mensen hebben grotere huizen, een betere gezondheid.' En als haar omgeving het niet doet, voelt Phileine zich - geheel zelfbewust - wel bekeken door aliens die haar observeren of ziet ze de documentaire van haar leven al gemaakt worden. Die obsessie met taal en betekenis, dat gebrek aan Grote Gebeurtenissen, die zelfbewuste filmische beleving van de eigen werkelijkheid, dat van hun voetstuk vallen van autoriteitsfiguren. Postmodernisme? Giphart: 'Ik ben echt een postmodern schrijver. Hoewel je dat tegenwoordig niet meer hardop mag zeggen, denk ik dat ik aan bijna alle kenmerken van een populaire definitie van postmodernisme voldoe. De invloed van media, het gebrek aan een overkoepelend zingevend systeem. Xandra Schutte, de critica, heeft over mijn generatie geschreven dat het mensen zijn die gewend zijn over hun eigen schouder mee te kijken. Dat vond ik wel mooi. Je ziet permanent jezelf in de dingen die je doet.'

De Grote Gebeurtenis En uiteindelijk vindt er dan wel een Grote Gebeurtenis plaats: Giphart schrijft momenteel aan een vervolg op Giph, waarin ook Giphs zus Phileine weer opduikt. Net als Giphart is Giph nu vijf jaar ouder en net als zijn eigen moeder blijkt ook Giphs moeder overleden. 'Als je cynisch zou zijn, zou je zeggen: "He! Godzijdank is er iemand dood, want dan heb ik in ieder geval iets om over te schrijven". Dat kondigt Fräser ook al in Ik ook van jou: Toen op een dag een wilde meneer mijn ouders doodschoot, maakte ik eindelijke de voor de Nederlandse literatuur zo belangrijke ervaring mee." 'Maar de dood van mijn moeder heeft me niet wezenlijk veranderd. Literatuur is voor mij nooit alleen maar postmoderne vorm of stijl geweest. Ik ben altijd erg reflecterend bezig geweest. Ik heb in eerste instantie geprobeerd om van de zelfmoordneigingen van Resa in Ik ook van jou een zwaarwichtige roman vol betekenislagen te schrijven, maar pas toen ik Rita, de echte Resa, een brief stuurde, vond ik de geschikte vorm om het onderwerp te behandelen. In een brief heb je geen imponerende metaforenvelden nodig en die lichte, directe stijl werkte veel beter. Over de dood van mijn moeder zal ik niet op een Connie Palmen-achtige jankmanier schrijven. 'Mijn moeder was helemaal verlamd en moest gevoerd worden. Ze heeft besloten euthanasie te plegen. Ik heb er al een toneelstuk aan gewijd, Frühstuck No Future, waarin de kinderen van een diplomate haar in de laatste uren een enorme parade van amuses en kleine hapjes brengen. De laatste kers, het laatste stukje kreeft. Het stuk had een heel licht twinkelend einde. 'Ik had een zwaar opera-achtig gevoel verwacht, maar in werkelijkheid verliep het allemaal heel licht en mooi. Er ontstond een warme humor. Mijn moeder had besloten dat ze wilde gaan en toen lukte het bijvoorbeeld niet om het infuus te zetten. De internist die zou helpen was weg, want het was vijf over vijf. Een tweede bleek christen en wilde niet helpen bij een euthanasie. Je hebt het grote besluit genomen en dan wil een of andere christenhond niet helpen. Dat is vervreemdend, maar het was ook erg humoristisch. 'Voor de mensen die eens een keer een echt thema willen, kan ik vast zeggen dat in mijn nieuwe roman eindelijk de dood voor zal komen. Ik zie wel overeenkomsten tussen euthanasie en de seks waarover ik schrijf. Beide moeten plaatsvinden in de beschermde koestering van een kamer, afgesloten van de buitenwereld. Ik ga een link leggen tussen euthanasie en een groep acteurs die op een spontane vakantie een pornofilm gaat maken voor eigen gebruik.' Gelukkig, alles blijft bij het oude: seks, groepen en de zelfbewuste film van het eigen leven: 'Ik begon ooit met schrijven als compensatie voor het feit dat de meisjes niet in de rij stonden om door mij ontmaagd te worden. Met erkenning en applaus werkt het vreemd. Hoe groter het succes, hoe vervelender je je kunt voelen. Applaus werkt als een psychologische balans.Eerst voelt het positief en vervolgens slaat de weegschaal net zo hard naar het negatieve door om uiteindelijk weer neutraal te worden. Joost heeft dat ook: we zitten soms in de auto terug na een geweldige avond zware gesprekken te voeren over hoe kut het allemaal is. 'We zijn zelfs een keer in een slip gekomen. Er lag ijzel. We zagen de vangrails op ons af komen, grepen elkaar vast en gilden. Het gekke was - over Phileine gesproken - dat ik in een flits voor me zag hoe het zou gaan: de vangrail. Ambulances. Joost dood. Ik zwaargewond. Krijg je aandacht? Ik kwam een paar dagen later Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Broertjes tegen en vroeg of we de voorpagina zouden hebben gehaald. Even wat eigenpijperij. Hij dacht na en zei: "Ja, ik denk het wel." Dat is toch een prettig idee? Dan kun je stoppen met alles en gewoon ambtenaar worden!'