Marx' Mensen (week 25)

Marx' Mensen

Hij is dusdanig zelfingenomen dat zelfs zijn toiletpot is voorzien van een familiewapen. Zijn naam is Louis Eduard Arthur Herbert Theodorus van Heijst, kortweg L. E. A. H. T. van Heijst; zijn vrienden noemen hem Bert. Wij dus niet en U al helemaal niet.

Ik ben al een oude man, en af en toe heb ik ook last van wat kleine medische complicaties. Dat levert problemen op, maar niet omdat deze kwaaltjes levensbedreigend zijn of zelfs ongemak veroorzaken. Het probleem is ook niet de medicijnen, de naalden of de ziekenhuisbezoeken. Nee, het is de medische dienstverlening. Mijn huisarts is nog wel een aardige gozer. Beetje dommig, maar dat is onoverkomelijk. Nee, dan ‘mijn’ specialist. Die trol behandelt tweehonderd patiënten per week en toch is ze ‘mijn’ specialist. Haar zorgzame, troostende stem is niet exact waar ik als man behoefte aan heb tijdens een prostaatonderzoek. Dan moet er gewoon ordinair geluld worden over wijven, bier en snelle auto’s. Dat is de enige manier om de per definitie ongemakkelijke momenten door te komen met een zweem van waardigheid.

Daar is geen sprake van als je door een vrouw wordt behandeld die je dochter had kunnen zijn. Ergens tijdens haar zestien jaar lang durende opleiding heeft ze geleerd op welke toonhoogte ze moet praten om patiënten zo veel mogelijk gerust te stellen. Een zalvende Jomanda-stem is het gevolg. Dat heeft bij mij dus een volstrekt tegenovergestelde werking. De co-assistent, een gladjakker van jewelste, draagt overigens ook niet bij aan mijn welbevinden. Amper drie jaar onderwijs achter de rug, en nu al is hij er van overtuigd dat hij de beste dokter ter wereld is. Al zullen ze zichzelf nooit ‘dokter’ noemen. Nee, ze zijn ‘arts’. Gadverdamme.

Misschien ligt het ook wel aan mij. De gemiddelde medicus op de afdeling waar ik me op dat moment bevond krijgt voornamelijk te maken met ordinair volk dat ook last krijgt van mijn kwaaltjes, alleen dan twintig jaar eerder. Wat dat betreft zijn zaken als roken, obesitas en HIV niet alleen goed voor de medische wereld, maar ook voor de pensioenfondsen en de politie. Zolang al die laagopgeleide plebejers maar lekker vroeg doodgaan, zitten wij niet met de problemen. Het is door deze trend dat er nu geen senioren-tuigvolk bejaardenflats onveilig maakt met hun scootmobielen en rollators. Stel je eens voor. Politie die op de fiets de achtervolging inzet op een opa van 90 die handelt in valium vanaf zijn scootmobiel. Bij de aanhouding keert de hele flat zich tegen de wetshandhavers. ME moet worden ingezet om de verhitte bejaarden weg te jagen. Aanwezig ambulancepersoneel, dat hier en daar een 65+er reanimeert, wordt aangevallen door de Rollator Rolls, een lokale afdeling van de Hells Angels. Ouderen met wandelstokken en dienbladen als schild vormen een knokploeg en gaan de strijd aan met het waterkanon. Ze worden geleid door een gepensioneerde generaal, die dolgelukkig is eindelijk weer eens een veldslag van formaat te leiden. Na dagenlange onrusten, waarbij verschillende 45-km/u autootjes uitbranden, komt de flat weer tot rust.

Na dit gedachte-experiment was mijn ergernis voor de medische wereld als sneeuw voor de zon verdwenen.