44 gram per honderd

We waren aan elkaar overgeleverd, de twee eerstejaarsstudenten economie, de Turk op leeftijd en ik. Met ons vieren zaten we bij elkaar in de tamelijk volle intercity van Nijmegen naar Den Bosch. De economen hadden een geanimeerd gesprek over hun tentamen van die ochtend, ik las een boek en de Turk staarde om beurten mijn buurjongen en mij aan. ‘Christus, kan die verwarming niet aan?’ ‘Hij zal wel kapot zijn.’ De trein vertrok, en het was inderdaad behoorlijk koud. Voortdenderend passeerden we station Dukenburg.

‘Brr, kan de verwarming niet aan? Misschien die knop? Misschien kunnen we de conducteur vragen?’, probeerde de oude Turk het gesprek van enige minuten geleden te hervatten. Het kostte hem hoorbaar moeite om de zin te formuleren. ‘Nee, hij is kapot.’ Ik zei nog steeds niets. De Turk tegenover me keek me indringend aan, en wisselde weer naar het studentje naast me. Wijchen. Ravenstein. In Oss stonden we even stil. De Turk brak een reep chocolade aan, nam een flinke hap, stopte de reep terug in zijn tas, maar besloot niet veel later dat hij toch in een keer op moest. Oss-West.

Er verscheen nog een reep, maar deze bleef ongeopend. De Turk bestudeerde de achterkant van de verpakking aandachtig. ‘Wie heeft scherpe ogen?’ Zijn buurjongen bood zich aan. ‘Hoeveel suiker zit erin?’ 44 gram per honderd, zo bleek. Achttien per reep. ‘Zo veel?’, vroeg hij, terwijl we Rosmalen passeerden. Hij keek naar de reep alsof hij een dood vogeltje in zijn hand had. Wat wanhopig keek hij ons drieën aan, we zwegen. Hij voelde nog eens aan de verwarming, opende zijn mond, bedacht zich, zweeg.

Den Bosch-Oost, Den Bosch. Met z’n vieren stapten we uit. De studenten en ik haastten ons naar onze volgende trein, de Turk sjokte richting uitgang. Hij heeft nog iets gemompeld, maar ik heb hem niet verstaan.

’s Avonds, na de voorstelling, kwam ik terug in Nijmegen. Ik zocht een kruk uit in mijn kroeg en bestelde een biertje. Met mijn hoofd de andere kant op gedraaid hoorde ik het dialoogje naast me. ‘Kom je hier vaker?’ ‘Soms’. De stilte. ‘Weertje, hè.’ Het gesprek was al voorbij voor het begonnen was.

Het waren de donkere dagen voor Sinterklaas en misschien hadden we allemaal een beetje liefde nodig.

Dixi.

Niek Janssen is student klassieke talen.

Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.