Appendixi

Er zijn er die mij hebben gevraagd waarom dit tweewekelijkse stukje proza Dixi heette. Dat zit zo.

Waarschijnlijk het treurigste product van de menselijke geest is de Dixi. Zo’n verplaatsbare  toiletcabine, in het blauw, groen of rood. Je ziet ze vaak bij festivals. Het was een  goedkope metafoor te zeggen dat de Dixi als het leven is: eenzaam, benauwend, en als je er eenmaal bent wil je zo snel mogelijk weer weg. Wankel, bovendien, en als-t-ie omlazert krijg je een enorme lading stront over je heen.

Het spijt me dat die metafoor me desalniettemin inviel toen ik eind augustus 2012 langs een kudde van deze mobiele poepdozen liep. Maar u moet wel begrijpen dat een classicus als ik haast per definitie nostalgisch is, en dat het me daarom zo rond de introductie vaak wat zwaar te moede wordt. Daarbij verliep deze introductie in het bijzonder voor mij op het persoonlijk-romantische vlak toch al onfortuinlijk. Toen de lieve redacteuren van ANS dus wilden weten hoe mijn veertiendaagse gedachtendiarree moest heten, was er maar een antwoord mogelijk: Dixi.

… Ach, lieve lezer, was bovenstaande anekdote waar geweest, dan was het allemaal al erg genoeg. Maar de echte verklaring is dit. Toen ik eind augustus 2012 langs diezelfde rij plastic stinkhutten liep, was het eerste dat ik dacht: ‘Waarom staat er in hemelsnaam “ik heb gezegd” op die hokjes?’ Op dat moment wist ik dat het proces van classicuswording onomkeerbaar was; tegelijk een treurige en een vrolijke gedachte. Een grimlachje verscheen op mijn gezicht – hetzelfde grimlachje dat mijn stukjes hopelijk op uw gezicht zouden brengen. Vandaar: Dixi.

Ik heb gezegd. U hebt gelezen. Daarvoor mijn dank.

Niek Janssen blijft classicus in spe.