Appendixi

Er zijn er die mij hebben gevraagd waarom dit tweewekelijkse stukje proza Dixiheette. Dat zit zo. Waarschijnlijk het treurigste product van de menselijke geest is de Dixi. Zo’n verplaatsbare  toiletcabine, in het blauw, groen of rood. Je ziet ze vaak bij festivals. Het was een  goedkope metafoor te zeggen dat de Dixi als het leven is: eenzaam, benauwend, en als je er eenmaal bent wil je zo snel mogelijk weer weg. Wankel, bovendien, en als-t-ie omlazert krijg je een enorme lading stront over je heen. Het spijt me dat die metafoor me desalniettemin inviel toen ik eind augustus 2012 langs een kudde van deze mobiele poepdozen liep. Maar u moet wel begrijpen dat een classicus als ik haast per definitie nostalgisch is, en dat het me daarom zo rond de introductie vaak wat zwaar te moede wordt. Daarbij verliep deze introductie in het bijzonder voor mij op het persoonlijk-romantische vlak toch al onfortuinlijk. Toen de lieve redacteuren van ANS dus wilden weten hoe mijn veertiendaagse gedachtendiarree moest heten, was er maar een antwoord mogelijk: Dixi. … Ach, lieve lezer, was bovenstaande anekdote waar geweest, dan was het allemaal al erg genoeg. Maar de echte verklaring is dit. Toen ik eind augustus 2012 langs diezelfde rij plastic stinkhutten liep, was het eerste dat ik dacht: ‘Waarom staat er in hemelsnaam “ik heb gezegd” op die hokjes?’ Op dat moment wist ik dat het proces van classicuswording onomkeerbaar was; tegelijk een treurige en een vrolijke gedachte. Een grimlachje verscheen op mijn gezicht – hetzelfde grimlachje dat mijn stukjes hopelijk op uw gezicht zouden brengen. Vandaar: Dixi. Ik heb gezegd. U hebt gelezen. Daarvoor mijn dank. Niek Janssen blijft classicus in spe.

 

Lees meer

Damnatio memoriae

Als je in de aula zit, boven, in de senaatszaal, word je aangekeken door een stuk of vijftig heren op leeftijd. Portretten van de rectores magnifici, stuk voor stuk op hun paasbest. Een herinnering aan negentig jaar universiteit in Nijmegen. Zo niet vandaag. Ruim een derde van de schilderijen was nergens te bekennen. En zomaar, ineens, ben je uit het collectief geheugen verdwenen. Een lege plek aan de muur. Het is misschien wel de grote angst van veel mensen, míjn grootste angst: dat niemand je zich meer herinnert. Het is in ieder geval waarom mensen piramides bouwen, president willen worden, columns schrijven. Allemaal in de hoop om dat moment uit te stellen waarop de mist van de tijd je inhaalt. Al heel lang weten mensen hoe krachtig het wapen van de herinnering is. Bij de Romeinen gold de ‘verbanning van de herinnering’, de ‘damnatio memoriae’, als de ergst mogelijke straf. Een goed voorbeeld is misschien wel mijn favoriete schilderij: het familieportret van keizer Septimius Severus. Septimius en zijn vrouw Julia Domna staan afgebeeld, met voor hen hun zoontjes Geta (links) en Caracalla (rechts). Nadat Septimius was overleden werden Geta en Caracalla samen keizer van het Romeinse rijk. De wrede Caracalla wilde de macht echter niet delen, vermoordde zijn broer, en kondigde een ‘damnatio memoriae’ af: er mocht niet meer over Geta gesproken en geschreven worden, en al zijn afbeeldingen moesten worden vernietigd. Het fascinerende resultaat is bovenstaande afbeelding. Niemand die zich afvraagt wie die drie gezichten zijn, je blik wordt onwillekeurig naar de vage vlek getrokken. Er is geen beterer manier om te zorgen dat iemand herinnerd wordt dan te proberen zijn herinnering uit te vagen. Als je niet wilt dat mensen een boek lezen, moet je het niet op de verboden lijst zetten. Als je niet wilt dat mensen Wilders stemmen, moet je niet constant vertellen wat een nare vent het is. Als je wilt dat iemand aan een roze olifant denkt, dan zeg je: 'Denk niet aan een roze olifant.' Eenzelfde uitwerking hadden de lege plekken aan de muur in de senaatszaal op mij. Ik liep naar de muur om te kijken tussen welke rectoren de gaten zaten, zodat ik later thuis op kon zoeken wie er ontbrak. Bij de muur aangekomen zag ik de ontbrekende portretten in een hoekje staan. Een man kwam binnen om ze weer terug te hangen. Ze waren alleen even opgepoetst. De namen heb ik niet meer opgezocht. De lege plekken zal ik snel vergeten. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe en heeft zelf soms ook last van herinneringsdrang, maar wil vooral voor wie hij liefheeft heten.. Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Eenhoorngrot

Maar weinig West-Europeanen hebben de ambitie om naar Noord-Korea te verhuizen. Ik snap dat best. De staat van de mensenrechten, de persvrijheid, het weer: allemaal niet om over naar huis te schrijven. Toch krijg je daar wel wat voor terug. Er zijn maar weinig landen met een zo stabiele regering, bijvoorbeeld, en studeren is in deze Democratische Volksrepubliek nog altijd gratis. Maar het belangrijkste argument voor een verhuizing lijkt me de berichtgeving van het staatspersbureau, de Korean Central News Agency (KCNA). Waar het Algemeen Nederlands Persbureau ons overspoelt met nare berichten over de krimpende economie, de dalende onderwijskwaliteit en de ochtendziekte van Kate, brengt de KCNA dagelijks een glimlach op het westerse gezicht. Is het niet het bericht dat wijlen Kim Jong Il onder een dubbele regenboog geboren is, dan weten ze wel te vertellen dat hij als student al vijftienhonderd boeken publiceerde. En wist u ook dat de voormalig leider van de Volksrepubliek tevens de uitvinder van de hamburger is? Maar het fraaiste bericht kwam deze week. Noord-Koreaanse archeologen hadden een ‘Eenhoorngrot’ gevonden in de hoofdstad Pyongyang. Deze vondst bevestigde dat Tongyong, de tiende-eeuwse koning van het nog verenigde Korea, die volgens de lokale geschiedenisboekjes op een eenhoorn reed, in Pyongyang had gewoond. En daarmee was Pyongyang de legitieme hoofdstad van zowel Noord- als Zuid-Korea. Het opmerkelijkste aan het verhaal: de grot werd gevonden op slechts tweehonderd meter van een grote tempel midden in de hoofdstad. De belangrijkste aanwijzing voor de archeologen? Een grote steen met daarop het woord ‘EENHOORNGROT’. Nog een wonder dat ze hem niet eerder ontdekt hebben. Och, och, die gekke Koreaantjes. Zoiets zou je hier nou nooit op het nieuws zien. Zonde eigenlijk: het zou de mensen denk ik goed doen als er af en toe eens een maffe classicus voorbij kwam die beweerde de botten van een cycloop of het lijk van de hydra te hebben gevonden. Maar helaas, geen westerling die nog met fabeldieren aan durft te komen kakken. Hier geen Koreaanse toestanden. Gekke, gekke Koreaantjes: we lachen om hun staatspersbureau. Nee, dan het NOS Journaal. Ik zag ze langskomen deze weken: een hond die een auto bestuurt, een minuut lang Gangnam Style op Nederland 1 (toch nog Koreaanse toestanden). En daarvoor was onze publieke omroep voor een item over springende sterren ook al niet te beroerd. Verheugt u zich bovendien maar alvast op de berichtgeving over de aflopende Mayakalender komende week. Fabeldieren hebben we hier niet, maar wij hebben onze eigen Eenhoorngrotten. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe en wil voor een item over cyclopenbotten best met een schepje naar Sicilië. Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Feestje

Naast het achttiende lustrum van de universiteit valt er komende week nog iets te vieren: het feest van de democratie. De studentenraadsverkiezingen zijn weer in aantocht. Traditioneel grijpen studenten deze periode aan om nog eens na te denken over nut en noodzaak van de USR. ‘Wat doet de studentenraad eigenlijk?’ en ‘waarom hoor je er alleen maar iets van als er verkiezingen zijn?’ zijn veelgestelde vragen. De USR-verkiezingen zijn voor de meeste studenten toch een beetje een gek feestje. De USR als die dronken vriendinnenclub die om twaalf uur ’s nachts in je favoriete kroeg de muziek platlegt, op de bar gaat staan en afdwingt dat de hele tent Lang zal ze leven gaat zingen. En of er misschien dan ook nog een gratis rondje voor de vrienden van de jarige af kan. Niemand kent ze, niemand wil iets met ze te maken hebben, maar je wordt toch geacht even leuk mee te doen. Dat studenten zonder blikken of blozen nog steeds dit soort vragen durven stellen gaat mij boven de pet. Wat de USR allemaal doet is perfect te volgen via ANS, Vox, Nultweevier, om van Facebook en Twitter nog maar te zwijgen. Dat je behalve in de verkiezingstijd nooit iets van de USR hoort hoop ik dit jaar dan ook niet meer te horen. Zolang Gespot: UB nog 23 keer zoveel likes heeft als Nijmeegse Universitaire Medezeggenschap heeft de Nijmeegse academicus in spe geen enkel recht van spreken. Had je een beetje je best gedaan, dan had je nu geweten dat de USR afgelopen jaar buitengewoon goed heeft gepresteerd: hier, hier, hier, hier, hier. Het is een zorgwekkende constatering dat de bankiers, artsen, advocaten, CEO’s en politici van morgen zich zo weinig moeite getroosten om op de hoogte te blijven van wat er op hun universiteit gebeurt. Dat vervolgens de kleine groep doorbijters die zich wel hard maken voor studentenbelangen een gebrek aan communicatie wordt verweten, getuigt van weinig zelfinzicht. Op één gebied moet de USR echter wel de hand in eigen boezem steken. Van de jaarlijkse gang van zaken in en om de verkiezingsperiode springt mij als voormalig USR-lid het schaamrood op de kaken. Het feest van de democratie lijkt nog goed van start te gaan, maar al gauw wordt die ene oom net iets te dronken en begint ruzie te zoeken, glazen kapot te gooien en familieleden uit te schelden. USR-leden die een heel jaar uitstekend met elkaar hebben samengewerkt gunnen elkaar juist in de week dat ze het meest in de schijnwerpers staan het licht in de ogen niet. Ze leggen hun inhoudelijke taken twee maanden zo goed als stil ten behoeve van de verkiezingsstrijd, voeren ad-hominemcampagnes en stelen, vernielen of bekladden elkaars campagnemateriaal. Zo zie je maar: studentenpolitiek is soms net echte politiek. Maar vind je het dan gek dat studenten de volgende keer niet meer op je feestje willen komen? Het is te hopen dat AKKUraatd en asap dit jaar voor een wat beschaafdere campagne kiezen. Anders valt ook dit feestje, net als Radboud Rocks gisteren, waarschijnlijk in het water. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer

Ik leef me eige leven

Het was een belangrijke dag, want mijn loopbaan stond op het spel. Voor een pas afgestudeerd classicus is het banenspectrum niet bijzonder groot. En aangezien ik niet van plan was de komende vijftig jaar cohort na cohort onwillige pubers dominus – domini – domino - dominum – domino bij te brengen, was het maar te hopen dat er genoeg onderzoeksplaatsen voor mij en mijn soortgenoten beschikbaar zouden blijven. Het was dan ook met de nodige zenuwen dat ik het pdf’je ‘20121029-definitief-regeerakkoord’ opende. Ja hoor. De onderzoeksagenda liep nog steeds via Economische Zaken en het ging nog steeds alleen maar over intensievere samenwerking met het bedrijfsleven. Voor een alfa als ik beloofde dat weinig goeds. Valorisatie, kennis-kunde-kassa… Voor de niet-ingewijde gaat dit wellicht wat te snel. Even wat gas terug: wat is eigenlijk het probleem? Wetenschappelijk onderzoek wordt steeds meer gefinancierd door het bedrijfsleven. En die bedrijven, maar ook de overheid, willen steeds meer dat de resultaten van dat onderzoek direct te vertalen zijn in winstgevende producten. Universiteiten worden dus gestimuleerd om precies de computerchip of het geneesmiddel uit te vinden dat een bedrijf wil hebben. ‘Valorisatie’, heet dat dan. Waar was de tijd van Hermans’ Onder professoren gebleven, dat de uitvinder van ‘de derde witmaker’ nog als wetenschapper verdacht was? Onderzoek moet dus vooral direct nuttig zijn. Hetgeen mij, als classicus, voor een schier onoverkomelijk probleem stelde. Hoe kon ik mijn onderzoek te gelde maken? Ik kon in Rome als gids gaan werken om tijdens rondleidingen de inscripties te vertalen, maar daar bleef het dan ook wel bij. Misschien kon ik zaterdag met Allerzielen maar beter een kaarsje gaan branden voor mijn carrière. Toen ik bij de Xenos in de rij stond met een zak waxinelichtjes herinnerde ik me plotseling een mailtje van enkele jaren geleden dat ik bewaard had.
beste bestuur, jullie zijn de vereniging van grieks en latijns toch? hoe zeg je ik leef me eige leven in het latijns, het is voor een tattoo? groetjex kimberley
Ik heb onmiddellijk een print van het bericht gemaakt, die met een foto van Kimberley’s onderarm (vitam ipsa duco) in een envelop gestopt, en het geheel naar Henk Kamp en Jet Bussemaker gestuurd. Met mijn toekomst in de wetenschap kwam het wel goed. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe en begint nu hij voor deze column Onder Professoren herlezen heeft weer ernstig over zijn wetenschappelijke ambities te twijfelen.

 

Lees meer

Maatschappelijk debat

Laatst wilde ik meedoen aan een maatschappelijk debat. 'Waar vindt dat debat eigenlijk plaats?', vroeg ik. 'In de publieke sfeer.' 'Is dat dat grote gebouw aan het Keizer Karelplein?' Dat bleek niet het geval. Daar stond ik dan, met mijn ferme standpunten. De afgelopen jaren heb ik een groot aantal maatschappelijke debatten niet bijgewoond. Onder andere de maatschappelijke debatten over drugsbeleid, seksueel misbruik en de islam heb ik volkomen gemist. En dit keer ging het over de zorgpremie. De mensen hadden het nergens anders meer over, zei de journalist van De Telegraaf. Maar als ik iemand op straat vroeg: 'Wat vindt u nou van de zorgpremie als middel om inkomensnivellering te bewerkstelligen?', keek hij me nors aan en liep hij door. Een paria was ik. Uitgesloten van het maatschappelijk debat, geroyeerd uit de democratie. Ik was gewoon zo benieuwd hoe dat nou werkte, zo’n maatschappelijk debat. Had iemand een zaaltje afgehuurd waar die andere zeventien miljoen Nederlanders samenkwamen om hun mening te geven? Dat deden ze dan vast op alfabetische volgorde, om er wat systeem in te houden. 'Die luie subsidietrekkers moeten niet zo zeiken en niet de centen van de hardwerkende Nederlanders afpakken', vond Aad van der A. 'Nou, nivellering is in beginsel niet verkeerd, maar is de zorgpremie wel het juiste middel om de inkomensongelijkheid op te heffen?', bracht Aaf van der A te berde. Ik vond het wel knap dat die andere zeventien miljoen mensen over alles een mening konden formuleren. En dat ze ook nog eens bereid waren naar de mening van al die andere mensen te luisteren, ook al hadden die er helemaal geen verstand van. Als iedereen zijn zegje mocht doen moest dat ook wel ontzettend veel tijd kosten, zeker als je daarnaast ook nog eens een hardwerkende Nederlander was. Om nog maar te zwijgen over de vraag waar je zo’n grote zaal kon huren, wie de catering regelde en hoe lang de rijen voor de toiletten waren. Ik zou het denk ik niet op kunnen brengen. Zou dat nou niet handiger kunnen? Misschien konden een paar mensen zich opwerpen om de mening van de rest te vertellen in een clubje afgevaardigden. Veel mensen vonden toch hetzelfde. Dan konden we iets van een stemming organiseren waar je mocht zeggen met wiens mening je het eens was. En wie de meeste stemmen kreeg, kreeg dan het meest te zeggen in dat clubje. Dan hadden we ook niet zo’n grote zaal nodig. Een kamer was dan voldoende. Of twee, voor de zekerheid. Bijvoorbeeld ergens in Den Haag. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe en begrijpt niet zo goed waarom we van onze zorgvuldig opgebouwde representatieve democratie weer een directe democratie moeten maken: hij heeft wel iets beters te doen met zijn tijd. Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Onbederf’lijk herfst

De kastanjeboom voor mijn deur krijgt gele randjes als het water in kleine poeltjes op het asfalt staat. Één blaadje danst op de wind naar beneden. Als het de grond raakt is het plotseling zo ontzettend herfst. Een bejaarde man struikelt voor mijn raam langs. Voor wie denkt in metaforen is het moeilijk van de herfst te houden. In heel oude vegetatiemythen staat de herfst al voor het langzame verval na de geboorte en bloei van lente en zomer. De herfst dwingt tot al dan niet nostalgische reflectie. Het synoniem ‘najaar’ zegt veel over hoe wij over dit seizoen denken: de herfst als afterthought, niet meer in het teken van het leven, maar van het sterven. In dat licht is het ironisch dat een poëziefestival met de naam ‘Onbederf’lijk Vers’ juist in de herfst georganiseerd wordt. Ik was gevraagd om in de Selexyz enkele dichters voor te stellen en van koffie te voorzien. Ze bliefden geen koffie, maar desalniettemin mocht ik me drie uur lang laven aan de woorden van Joke van Leeuwen, Wout Waanders en Arnoud Rigter. De eerste twee kende ik. Waanders toevallig, als vriend van vrienden, en Van Leeuwen als de schrijfster van enkele van mijn lievelingsboeken uit mijn basisschooltijd – in die zin ook een soort vriend van vrienden. Maar Rigter was mij onbekend, en niets in zijn lange haar of blauwe, ribstoffen colbert verried dat ik aan het eind van die avond twintig euro neer zou tellen voor zijn tekeningen in een boekje en zijn stem op een cd’tje. Zijn poëzie was nauwelijks te volgen. Cadans en performance hadden op de woorden gezegevierd. Maar in die warboel van taal schoten soms zinnen dwars door me heen. Zijn lage basstem stelde me gerust: 'Het antwoord op al uw existentiële vragen', zei hij, 'is neen.' En daarna: 'Wie denkt dat het leven eenvoudig is, heeft nog nooit een levende kip proberen in te scannen.' Plotseling baadde zijn lange, wilde haar in een messiaans licht. Toen ik thuiskwam zag ik dat het licht in de achtertuin aanstond. Daarheen gelopen stond ik plotseling oog in oog met een duizelingwekkend woud aan oranje, rode en paarse vlinders. De groene klimop aan de schutting was van kleur verschoten. Ik moet eerlijk toegeven dat mijn mondhoeken wat omhoog krulden. Misschien is het met het leven wel zoals met de herfst: de schoonheid vind je in de achtertuin. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe en heeft de cd van Arnoud Rigter al twee dagen op repeat staan. Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Onder professoren

Op twee momenten tijdens mijn studie heb ik overwogen om van een toekomst in de wetenschap af te zien. Het eerste was toen ik Hermans’ Onder Professoren las. Het tweede is nu. De metershoge ramen van de zaal zijn allemaal op het zuiden. Het is dertig graden buiten, we zijn met zestig man binnen, en de brillenglazen van de professoren beginnen te  beslaan. Het is de derde lezing al deze ochtend, wat betekent dat we er hierna nog een te gaan hebben. De man voor de Powerpoint lepelt zijn verhaal op en heeft al zeker tien minuten niemand aangekeken. Als hij praat is het of een bij een slaapliedje in je oor zoemt. Voor me zitten een man en een vrouw synchroon te knikkebollen. De thermometer in de hoek loopt op tot helse temperaturen, maar dit is niet de hel. Dit is een congres. Het zou het academisch summum moeten zijn: de grootste geesten van Harvard, Princeton, Oxford, Cambridge en de Radboud Universiteit wisselen inzichten uit. En tuurlijk, bij tijd en wijle is het heus best interessant. Maar wat je vooral bijblijft is het volstrekte onvermogen van het gros van die academici om hun vaak briljante ideeën op een interessante (of zelfs begrijpbare) manier uit te leggen. Het is zo makkelijk, en je leert het op de middelbare school al. Realiseer je dat een gesproken verhaal anders is dan een geschreven verhaal. Zorg dat je een duidelijk punt maakt, en herhaal dat meerdere keren. Say what you’re going to say, say it, and say what you’ve just said. Niet te veel tekst op je Powerpoint. Articuleer rustig en duidelijk. Geef heldere en sprekende voorbeelden. Maak als het even kan af en toe een grapje. In plaats daarvan heb ik nu al drie keer driekwartier geluisterd naar praatjes waarbij een standbeeld nog in slaap zou vallen. Waarom, in hemelsnaam, zou je voor een tweede keer in je leven naar een congres gaan? Pas als de moderator aankondigt dat het tijd is voor de lunch snap ik het. We dampen en stomen het lokaal uit, en daar liggen ze. De fruitsalade, de focaccia’s met pesto, de pistoletjes gezond, de pittenbroodjes met feta en tomatensalade, de bagels met rucola en kruidenkaas en gerookte zalm… Ja, op deze manier hou ik het wel even vol. We hebben tenslotte nog maar tweeënhalve dag congres te gaan – en daarna dus die wetenschappelijke carrière. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer

Orakels willen frisser debat over onderwijs

Het is wel of geen leenstelsel, wel of geen basisbeurs en wel of geen OV-kaart. Het debat over het leenstelsel in de Tweede Kamer vandaag bewees het nog maar eens. De Kamer loopt veelal achter de minister aan, studentenorganisaties zijn fel tegen, maar echt nagedacht wordt er niet. Studenten van de groep Onderwijs Orakels zijn er klaar mee en starten een protestactie. 'Er is zoveel meer dan alleen de redenatie óf basisbeurs óf leenstelsel. Uiteindelijk willen we allemaal graag goed onderwijs, dat kan ook via andere wegen', aldus woordvoerder Max Patelski, die overigens oud-ISO bestuurder is. Keiharde aksie is voor Patelski echter geen optie. 'Je zult mij niet "boe" zien roepen en luisteren naar politici op het Malieveld die toch vastzitten in hun eigen verhaal. Je kunt ook op een andere manier wat bereiken, bijvoorbeeld door na te denken over andere onderwerpen zoals het digitaliseren van het onderwijs.' Dat nadenken gebeurt op 23 april met een ideeënmarathon. In duizend minuten zullen de onderwijsorakels vier universiteiten aandoen, waar er wordt gesproken en gebrainstormd over de toekomst van het hoger onderwijs. Concrete plannen worden daarna aan de minister en Kamerleden aangeboden. Naast Amsterdam, Utrecht en Delft doet ook Nijmegen een duit in het zakje. Hier leidt Niek Janssen het project: 'Over de inhoud kan ik nog weinig zeggen, maar ik denk dat er landelijk bekende sprekers zullen zijn, hoogleraren en hopelijk ook veel studenten. Ik hoop in ieder geval dat we eens op een positieve manier over het hoger onderwijs kunnen spreken.'

 

Lees meer

Planetaire explosie

'Ik had nog even gehoopt dat we er makkelijk vanaf zouden komen.' Zijn nogal cynische reactie op het uitblijven van het einde van de wereld bracht me een beetje van mijn stuk. De Maya’s hadden hem teleurgesteld: de mens was niet veranderd in een liefdevoller wezen en de aarde was ook al niet verzwolgen in een planetaire explosie. Geen einde, geen nieuw begin. 'Fijn dat je er bent.' Hij leek vermoeid. Het was oudejaarsavond en in dikke winterjassen, een muts op ons hoofd, zaten we op zijn balkon. We zagen de kinderen uit de straat rotjes afsteken. Met meer geluk dan wijsheid laveerde de buurman zijn fiets tussen de kruitdampen door. Onder onze groene tuinstoelen lagen lege en halflege flessen wijn. “Muziekje erbij?” Hij liep zijn kamer in en sloot zijn laptop op zijn boxjes aan. Onder mij sprong het blonde zoontje van de overburen verschrikt weg van een te laat ontploft rotje. 'That’s great, it starts with an earthquake...' Lachend legde hij zijn kussen recht en ging weer in zijn stoel zitten. It’s the end of the world as we know it van R.E.M. – het was zijn gevoel voor humor. Hij werd altijd wat mistroostig van de jaarwisseling, vertelde hij me. Met die hele symboliek van het nieuwe begin had hij weinig. Een slang vervelde en verloor zijn littekens, maar voor hem ging dat niet op. 'Six o’ clock, TV hour, don’t get stuck in foreign tower', zong Michael Stipe. Hij was niet opgesloten in zijn kamer. Het probleem was veel meer dat hij opgesloten zat in zijn hoofd. Zijn glazen huis, noemde hij het. Hij kon wel naar buiten kijken, maar hij kon er niet uit – en voor hem geen deejays. In het slotrefrein hoorde ik hem meemompelen met de tweede stem. 'It’s time I had some time alone.' Hij zei het als een mantra. 'It’s the end of the world as we know it – and I feel fine', voegde hij gedecideerd toe. Twee leugens, wist ik, maar wat wilde hij graag dat ze waar waren. Ik was blij dat ik besloten had de jaarwisseling met hem door te brengen. De klok van de kerk aan het eind van de straat sloeg twaalf. De eerste pijlen suisden de lucht in. We schonken nog eens bij, klonken onze glazen en terwijl de raketten tot ontploffing kwamen bedachten we hoe het heel even leek alsof de hemel werd opgelicht door duizenden verre planetaire explosies. Volgend jaar werd de mens een liefdevoller wezen. Volgend jaar. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe en wenst de lezers van ANS-online een mooi en liefdevol 2013.

 

Lees meer

Reünie

Glimlachend realiseerde ik me dat ik onbewust mijn fiets op precies dezelfde plek had neergezet als ik zes middelbareschooljaren lang had gedaan. Vijf jaar na dato was het spiergeheugen nog niet versleten: tweede rij van achter, en dan de linkerkant. Maar het was niet louter zoete nostalgie bij deze reünie. Ook bij mijn klasgenootjes had de crisis toegeslagen. Dat wist ik zeker, want iedereen wilde ineens leraar worden. De aspirant-journalist bij de BBC? Leraar. De neurochirurg in spe? Leraar (Biologie, want uitgeloot bij Geneeskunde). De Nobelprijswinnaar in de fysica f.t.? Leraar. Wat was er met al die toekomstdromen gebeurd? Een van mijn vroegste jeugdherinneringen gaat over carrièreambities. Juf Francien van de peuterspeelzaal vroeg wat we wilden worden als we groot waren. Wat ik zelf zei weet ik niet meer, maar er zat een blik blonde jongetjes met dezelfde achternaam in het klasje, en stuk voor stuk wilden ze lekkiesjen worden. Hun vaders hadden namelijk samen óók een elektriciensbedrijfje. Een meisje was vastbesloten om over tien jaar prinses te zijn. Mijn beste vriendje gaf het allerbeste antwoord ooit op deze vraag: egel. Hij wilde egel worden. Niemand ambieerde toen al het docentschap. Pas toen in groep zeven dezelfde vraag werd gesteld zei één kleine spuitelf (ik): ‘Ik wil meester worden, meester.’ Daarna zongen we met de hele klas een liedje van Kinderen voor Kinderen: ‘Als ik later groot ben word ik lekker niks. Niks, niks, niks, ben helemaal nergens voor geschikt!’ From the mouths of babes… In de vierde klas vroegen we de leraar Grieks waarom hij Klassieke Talen was gaan studeren. Dan werd je automatisch leraar, was zijn antwoord, en dan werd je lekker werkloos. Er was een lerarenoverschot, toen, en een riante werkloosheidsuitkering. Dat leek hem ideaal. Hoe anders was het nu: mijn klasgenootjes gingen massaal hun eerstegraadsbevoegdheid halen omdat dat praktisch een baangarantie was. Leraar is misschien wel het mooiste beroep, bedacht ik, maar vanwege het geld vijftig jaar groepen onwillige pubers de stelling van Pythagoras leren is het recept voor een burnout. Misschien verklaart dat wel de potjes Oxazepam die ze in onze reünie-goodiebagshadden gestopt. Toen ik het schoolplein affietste, bedacht ik me: dankzij de crisis wilde uiteindelijk iedereen egel worden. Eigenlijk maakte het niet uit wat ze deden, als ze maar in zichzelf weg konden kruipen en hun stekels uit konden zetten tegen de boze buitenwereld; als hun carrière maar zolang ergens kon overwinteren, om hopelijk in een nieuwe lente weer wakker te worden. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer

Ted, Robbert en ik

‘Maar wie is nou die Ted?’ Het duurde even voor opa begreep dat TED niet de naam was van een persoon, maar van een evenement. De universiteit was jarig en ter ere daarvan werd er een TEDx Conference georganiseerd. Ik mocht spreken, op hetzelfde podium als Robbert Dijkgraaf. ‘Dè’s toch die professer van De Wirreld Draait Door?’ Ik knikte. In dat geval was hij wel trots. ‘Nou, dan zorgt in ieder geval mèr dèdde-n-um sprikt.’ Ik was een man met een missie. Het TED-format is heel eenvoudig. Je regelt een batterij aan topwetenschappers, toppolitici en topkunstenaars, vult die aan met wat onbekende namen, zet ze op een rode stip op een podium voor een duizendkoppig publiek en geeft ze een simpele opdracht mee: ‘Vertel een verhaal. Het moet persoonlijk zijn, maar ook universeel. Je moet je publiek tegelijk inspireren en vermaken. Wees vernieuwend en spannend. En als het even kan, maak ze ook een keer flink aan het lachen. Je hebt acht minuten. Go.’ Op de grote dag zelf was ik gelukkig helemaal achterin het programma gezet, zodat ik de hele dag de tijd had om me zenuwachtig te maken. Tegen de tijd dat ik in de make-up zat zweette ik de foundation er net zo snel af als de grimeuse hem erop kon smeren. ‘Nerveus?’ vroeg ze. De vraag leek me retorisch bedoeld. Hoe dan ook, voor ik antwoord kon geven hoorde ik een paar lakschoenen klikken over de gang. Robbert Dijkgraaf keek het kamertje in, stropdas los, bovenste knoopjes open. ‘Spannend, hoor.’ Ik knikte en bedacht me hoe raar het was starstruck te zijn door een natuurkundige. ‘Ach,’ zei hij, ‘wat kan er nou helemaal misgaan? Het enige dat er kan gebeuren is dat ze je verhaal niet leuk vinden, maar dan komen er nog drie verhalen na en zijn ze je zo weer vergeten.’ Het was vast goed bedoeld, maar het klonk toch niet erg lekker. ‘Goh, op televisie lijkt u altijd zo sympathiek,’ zei ik. Dijkgraaf trok een gezicht. Ik hoopte maar dat hij lachte. In ieder geval had ik hem gesproken. Al gauw bleek dat zelfs een Dijkgraaf nog zenuwachtig was voor zo’n optreden. Al driekwartier voor zijn opkomst ijsbeerde Dijkgraaf driftig over het toneel, zijn tekst voor zich uit mompelend. Met stijgende verbazing sloeg ik de televisieprofessor gade terwijl hij een halve marathon aflegde op het podium van de Vereeniging. Op de een of andere manier viel daardoor een last van mijn schouders. Als zo’n doorgewinterde spreker al nerveus was, mocht ik die TEDtalk dan ook even spannend vinden? Ik liep het podium op. Geen greintje nervositeit. Ik was er klaar voor. Acht minuten later liep ik onder applaus de backstage weer in. Dijkgraaf stak zijn duim naar me op. Ik glimlachte en knipoogde terug. Toen hij het filmpje terugzag op YouTube verzuchtte opa: ‘Dè hèdde gullie toch mèr mooi geflikt, Ted, Robbert en gai.’ Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer

Vallen

Wanneer je vanaf de Postweg rechtsaf de Kwakkenbergweg indraait, zuigt de tijd zich vacuüm. Het dichte groen slaat zich woekerend om de aanblik van de statige, oude huizen, zelf al groen van het mos en het verval. De geur van vergankelijkheid kietelt je neusgaten. Dat heeft alles te maken met de twee begraafplaatsen die je als stille poortwachters aan weerszijden omringen als je de weg inslaat. De linker wordt met het oxymoron ‘Joods Kerkhof’ aangeduid. Om voor de hand liggende redenen zijn joodse graven altijd indrukwekkender. De Hebreeuwse letters boven de poort lijken je, de mensheid, verwijtend aan te staren. De rechter heet ‘Rust-oord’. Het volstrekt overbodige liggende streepje heeft iets aandoenlijks, maar tegelijkertijd ook iets symbolisch. In zuiver esthetische zin houd ik van begraafplaatsen. Begraafplaatsen zijn mooi, zolang je er niet hoeft te zijn. Morgen heb ik een begrafenis. Het waait flink, die zondag, en dus ga ik fietsen. Via de Kwakkenbergweg en de Oude Kleefsebaan bereik ik Berg en Dal, vanwaar ik me de diepte van de Zevenheuvelenweg in stort. Ik hoef niet meer te trappen, ik ben in vrije val, en voor mij doemt het eerste heuveltje op. Ik wil mijn vaart behouden, maar de weg maakt een knik en ik moet in de remmen. Vanaf nul stoemp ik de klim op. De wind slaat om mijn oren, en dit is de Mont Ventoux; ik ben Petrarca, ik ben Virenque. Bepaald geen atleet kom ik wankelend boven. In een kaarsrechte lijn doorklieft het asfalt de weilanden, en ik passeer een discgolfbaan. Dat wil zeggen: groepen kinderen proberen in zo min mogelijk beurten een paprikarode frisbee in een stalen netje te werpen. Een knulletje laat een vlieger op; het doek bolt op en de lijn springt strak. Dan plots: een meisjesgil. De wind heeft zich onder een frisbee geslagen, die aan het netje voorbij scheert en dan hoger en hoger gaat, tot hij achter de bomen uit het zicht verdwijnt. Met monden wijd open kijken we de felgekleurde schijf na. Ik zigzag verder, en via Groesbeek beland ik in Heilig Landstichting. Het Neboklooster kijkt vanuit zijn imposante Davidsterrozet op me neer en buigt zich troostend over me heen. Terwijl een ongekend gevoel van religiositeit zich van me meester maakt, merk ik niet dat mijn fiets van de weg af raakt. Terwijl ik rechts de berm in lazer, ben ik even gewichtloos, maar ik weet dat ik weer landen zal. Ik wel. Liggend op mijn rug in het zachte, natte gras zie ik een klein rood stipje overzeilen. Niek Janssen is classicus in spe. Dixi.

 

Lees meer

Vampire Blues

Good times are coming, I hear it everywhere I go Good times are coming, I hear it everywhere I go Good times are coming, but they sure coming slow. ‘Gouden tijden, zwarte bladzijden’, luidde het thema van de Boekenweek. Mijn eerste associatie was bovenstaand couplet uit Neil Youngs Vampire Blues (welk deel van het thema mij het meest na staat is daarmee ook direct duidelijk). Ik las de zinnen twee jaar geleden voor het eerst, als motto van een hoofdstuk in Houellebecqs De Wereld als Markt en Strijd. Zwarter krijg je de bladzijden niet. Houellebecq beschrijft in romanvorm de intrede van de marktwerking in de liefde en het echec van het menselijk contact. We leren mensen kennen, maar relaties verwateren snel. We wisselen telefoonnummers uit, maar bellen elkaar niet meer op. Zien we elkaar wel terug, dan volgt onvermijdelijk de ontnuchtering en de ontgoocheling. Samengevat in Houellebecqs woorden: ‘Hoe zou je nog kunnen vertellen over van die vurige, jarenlang voortdurende passies, waarvan de gevolgen soms generaties lang merkbaar blijven? We zijn op zijn zachtst gezegd mijlenver verwijderd van Wuthering Heights.’ (Vertaling: Martin de Haan) Gouden tijden lijken voor de wereld die Houellebecq beschrijft – onze wereld – niet meer weggelegd. Een juiste analyse, lijkt me. Het aanbreken van zo’n tijd vereist lang wachten en hard werken. Niet voor niets wordt de gouden bruiloft pas na vijftig jaar gevierd. Maar als we iets niet meer op kunnen brengen, nee zelfs niet meer kunnen begrijpen, is het geduld. Wat jaren geleden las ik in Ovidius’ Metamorfosen het verhaal van Philemon en Baucis. Als enige biedt dit arme en stokoude echtpaar Zeus en Hermes, die in vermomming naar de aarde zijn gekomen, een maaltijd aan. Als dank voor hun gastvrijheid mag het bejaarde koppel een wens doen. Zonder na te denken vraagt Philemon vertederend: ‘Gun ons, omdat wij al onze jaren samen hebben doorgebracht, dat hetzelfde uur ons wegneemt, zodat ik nooit het graf van mijn vrouw hoef te zien en zij mij niet hoeft te begraven.’ Zo geschiedt: na een lang leven samen veranderen de twee in een eik en een linde, hun stammen in elkaar verstrengeld. Ik hoor me mijn docent nog vragen: ‘Waarom zou je in vredesnaam in een boom willen veranderen?’ Het was geen grapje, het was niet eens de puberteit. Met veel moeite kreeg hij me de schoonheid van het alleen maar samen zijn uitgelegd. Hadden we die dag voordat ze ging, die dag voordat ik deze zwarte bladzijde opsloeg, daar, op haar bank, maar wortel geschoten, in afwachting van gouden tijden. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer