Column: Tosti-ijzer

Tegenover me zit een vrouw die naar mandarijntjes ruikt. Ik houd niet van mandarijntjes en de geur van die krengen maakt me doorgaans een beetje misselijk en ongemakkelijk. De mandarijnenvrouw heeft een grote paarse jas aan en een ketting om die bestaat uit aan elkaar gebreide vilten pompommetjes. Ik mag de vrouw niet. Ze probeert continu mijn blik te vangen, vermoedelijk omdat ze een gesprek met me wil beginnen, dus ik probeer haar zo goed mogelijk te negeren. We zijn een tijdje onderweg als de bus stopt en er een mevrouw instapt. Ze is bejaard en neemt plaats naast de mandarijnenvrouw. Als ik haar aan wil kijken, schrik ik. Mijn ogen blijven net iets te lang op haar gelaat hangen. De linkerhelft van het gezicht van de oude mevrouw is perfect in orde maar de rechterhelft van het gezicht van de mevrouw is ernstig misvormd. Een beetje alsof iemand het tussen een tosti-ijzer heeft gedaan en vervolgens niet de moeite heeft genomen om het voorzichtig eruit te schrapen. Beschaamd realiseer ik dat ik vast niet de eerste ben die zo reageert op haar gezicht en ik kijk zo onschuldig mogelijk naar buiten. Dan bedenk ik me dat ik vast ook niet de eerste ben die na twee seconden geschrokken staren naar buiten is gaan kijken. Ter compensatie kijk ik naar de reactie van de mandarijnenvrouw. Die zit zonder schaamte uitgebreid het gezicht van de oude dame te bestuderen, alsof het een bijzonder vies insect is dat net onder haar groenbak vandaan is gekropen. Ik voel nog meer schaamte, nu van het plaatsvervangende soort, en wend me weer af. In het vierzitje naast ons is een moeder gaan zitten met een zoontje van een jaar of zes. Hij zit ook gebiologeerd naar het gezicht van de oude mevrouw te staren, totdat zijn moeder hem zachtjes corrigeert. ‘Niet doen Teun, dat is niet beleefd.’ De oude mevrouw lacht vriendelijk naar de twee. De moeder voelt zich overduidelijk ongemakkelijk. Lachen is ook niet het juiste woord, de oude mevrouw trekt haar linker mondhoek omhoog en daarom ga ik er voor het gemak maar van uit dat het als lachen bedoeld was. ‘Doet dat zeer?’ Vraagt Teun terwijl hij naar de ondefinieerbare huidpotpourri wijst. ‘Nee hoor’ zegt de oude mevrouw vriendelijk. ‘Oh, gelukkig’, zegt Teun en hij gaat bij het raam kijken naar de voorbijrijdende auto’s. De kous is daarmee voor hem wel af. ‘Was iedereen maar zo beleefd als uw zoontje’, zegt de oude mevrouw tegen de moeder van Teun. ‘Dan hoefde niet iedereen steeds zo beschaamd weg te kijken als ik ergens kom. Ik weet ook wel dat het geen schoonheidsprijs verdient.’ Teun draait zich om en kijkt ernstig. ‘Het is gewoon weer eens wat anders’, besluit hij en hij draait zich weer om. Ik kan er niets aan doen maar barst in lachen uit. Gelukkig lachen de oude vrouw en de moeder van Teun hartelijk met me mee. De mandarijnenvrouw stopt eindelijk met ongegeneerd staren.