Column: Acrylverf

Ik ben zo verdomd gek op de Action. Zo nu en dan, als ik bijzonder gestresseerd of verveeld ben, mag ik wel eens graag een penseeltje over een doek halen. Daar wil ik uiteraard geen bakken vol met geld aan uitgeven. Ik ben er namelijk bijzonder bagger in maar het is een zeer rustgevende activiteit. Zeker met Bob Ross via Youtube op de achtergrond die ‘happy little tree shapes’ aan het schilderen is. Mijn bomen zijn nooit ‘happy little tree shapes’ maar gelijken absoluut ‘sad brown rectangles’. En daar word ik dan gelukkig van. Sommige mensen puzzelen. Ik niet. Ik bedoel maar. Afijn, ik ben dus in de Action en op zoek naar de acrylverf. Aangezien de schappen overvol zijn, maar niet met acrylverf, loop ik naar een medewerkster toe. De medewerkster in kwestie heeft haar platinablonde lokken midden op haar hoofd verzameld met een scrunchy. Kennen we dat nog, de scrunchy? Dat is de essentie van de jaren negentig, gevangen in één haarelastiek. De medewerkster, genaamd Chantal, zoals haar bordje mij verteld, draait zich om en kijkt me een beetje verstoord aan. ‘Sorry dat ik stoor, maar ik ben op zoek naar de acrylverf.’ Chantal voelt zich overduidelijk inderdaad gestoord. Ze stond te praten met een collega en een jongen met een scooterhelm onder zijn arm. ‘Heb je al gekeken bij de verfspullen?’ ‘Ja, dat was wel een beetje mijn eerste gok zeg maar’, antwoord ik. Chantal zucht. Ze voelt de bui al hangen, ze moet meelopen naar de plek des onheils. We lopen naar het gangpad met de verfspullen. Chantal staart vijf minuten naar de schappen en haalt dan haar schouders op. ‘Ik zie geen acrylverf’, zegt ze uiteindelijk. ‘Ik ook niet, daarom vraag ik het aan jou.’ Dat vindt Chantal maar lastig. Inmiddels is haar collega ook bij ons komen staan, ongeduldig wachtend op haar gesprekspartner. ‘Misschien kun je achter even kijken of er nog wat ligt?’ Suggereer ik voorzichtig. Eerst lijkt dit idee Chantal nogal tegen te staan maar dan loopt ze snel naar achter met haar collega, om vervolgens tien minuten weg te blijven. De jongen met de scooterhelm staat twee gangpaden verderop verloren om zich heen te kijken, maar braaf te wachten. Als de meisjes terugkomen kijkt hij verheugd op. Als hij een labrador was geweest was hij gaan kwispelen en kwijlen. Chantal kijkt me ongeïnteresseerd aan. ‘Geen acrylverf gevonden mevrouw.’ Ik betwijfel dat ze daadwerkelijk heeft gezocht. De labradorjongen kijkt ineens naar beneden. ‘Hoe ziet acrylverf eruit?’ Vraagt hij. ‘Nou gewoon, zoals een tube met verf. Meestal vrij groot’, antwoord ik. Hij steekt zijn hand in een bak en houdt een tube rode acrylverf omhoog. ‘Volgens mij ligt het hier.’ De meisjes kijken hem woedend aan. Ik loop naar hem toe en bedank hem terwijl ik mijn mandje vollaad. ‘Nou misschien kan jij hier gaan werken, volgens mij hebben ze iemand als jij nodig’, zeg ik tegen de labradorjongen. Hij kijkt me aan met zijn kwispelogen en ik loop dolgelukkig weg. En mijn humeur kan al helemaal niet meer stuk als ik zie hoeveel de acrylverf kost. Dat zijn verdomd veel ‘sad brown rectangles’ voor nop. Ik ben zo verdomd gek op de Action.

 

Lees meer

Column: Dapper

Dap·per(bijvoeglijk naamwoord, bijwoord; vergrotende trap: dapperder, overtreffende trap: dapperst)1zonder vrees; onverschrokken2flink: zich dapper houden. Dat is dapper, volgens Van Dale. Iedereen heeft wel een voorstelling bij dapperheid: kittens redden uit een brandend huis, terroristen ontwapenen in een vol vliegtuig, of vertellen voor een zaal vol mensen dat je op hetzelfde geslacht valt. Ik vroeg aan mijn Facebookvrienden wat zij nou dapper vonden, en de antwoorden lagen net zo ver uit elkaar als IJsland en Noord-Korea. We vinden heel veel dapper. Vooral onze eigen grenzen verleggen, of iets doen wat we niet durven. Maar mijn definitie van dapper heeft een nieuwe toevoeging gekregen nadat ik het interview las met Freek Turlings, in de VOX. Freek en ik kennen elkaar wel en niet, zoals je heel veel studenten in je omgeving wel en niet kent. We zagen elkaar sporadisch op een huisfeestje, we hadden gemeenschappelijke vrienden. Daarnaast waren we allebei begonnen met politicologie (en afgehaakt) en maakten we daarna de overstap naar rechten (en, oh de ironie, afgehaakt). Nadat ik ook daarmee stopte verloor ik iedereen uit die hoek uit het oog. Ik besloot professioneel paria te worden en het duurde niet lang voordat ik naar de andere kant van het land verhuisde, gehuld in een mantel van schaamte. Ik vertelde het alleen de mensen die het echt moésten weten (de redactie van de ANS, mijn huisbaas, de barman bij mijn lievelingskroeg) en vertrok. Ik leefde een leven waar ik allang niet meer zoveel waarde aan hechtte, de universiteitswereld kan heel erg hard en meedogenloos zijn voor de student die niet goed op zijn plekje zit. Dan blijft er van eigenwaarde weinig over. Mijn ouders waren verbaasd, ik had mijn bachelor scriptie al af, ik hoefde nog maar een paar vakken. Maar ik kon het niet meer, ik kon alleen nog maar huilen. Mijn dagbesteding bestond uit dozen inpakken en onophoudelijk huilen. Ik had geen flauw idee waarom ik zo ongelooflijk verdrietig was, maar ik was het en er leek niets aan te doen. Totdat mijn ouders vroegen: ‘maar waarom ben je ooit rechten gaan doen, als je het zo verschrikkelijk vindt?’. En dat is een vraag die iedereen zichzelf moet stellen als hij een studie gaat doen. Wáárom? In mijn geval was het ‘omdat ik bang ben dat ik iedereen teleurstel als ik Nederlands ga studeren, of Communicatie, omdat iedereen zegt dat ik dan geen baan krijg en omdat iedereen zegt dat het veel te makkelijk’. Nu ik dit teruglees weet ik dat dit een bijzonder slechte reden is om een studie te gaan volgen. Je vier jaar toeleggen op iets dat je moet doen van ‘anderen’ is gedoemd om te falen. En jezelf bij voorbaat al laten falen maakt je bijzonder ongelukkig. Je ziet het noodlot al aankomen en je denkt dat je er niets aan kunt doen. En dan moet je dapper durven zijn. Dat deed Freek. Hij stopte en besloot een schone lei op te eisen. Dat is mijn ogen ongelooflijk dapper, erkennen dat je een fout hebt gemaakt en jezelf dat vervolgens vergeven. Want jezelf vergeven blijft het moeilijkste dat er is, en in mijn ogen het dapperst. Mijn schone lei begon in Leiden. Waar ik communicatie studeer. Waar inderdaad geen banen in te vinden zijn. Bij deze dus: ik studeer communicatie! En wordt daar waarschijnlijk niet heel rijk mee maar wel erg gelukkig van. Dat was dan ook mijn enige vraag toen ik overwoog om deze studie te gaan doen. Word ik hier gelukkig van? Dus lieve Mensenkinderen, als jullie ongelukkig zijn en stiekem dondersgoed weten waardoor dat komt, durf jezelf te vergeven en opnieuw te beginnen. En nee, dat is niet egoïstisch, of dom. Dat is heel slim. Want als jij in de kreukels van verdriet ligt wordt niemand gelukkig. Dat kan ik je uit ervaring vertellen. En als je mij niet gelooft, luister dan naar zenleraar-in-wording-en-huidige-dappere-held Freek. Een wijzer besluit kun je niet nemen.

 

Lees meer

Column: drieëntwintig

Ik sta in de boekhandel voor een enorme kast met kinderboeken. Naast mij staan twee moeders de achterkant van de nieuwste ‘Geronimo Stilton’ te lezen, een soort Sherlock Holmes maar dan met eenhoorns en een muis. Zachtjes schuifel ik richting de moeders. ‘Sorry, mag ik iets vragen?’ Ze kijken verstoord op. ‘Ik zoek een leuk boek voor een jongetje van zes, heeft u nog suggesties?’ Dat was blijkbaar een hele rare vraag. De moeder die het dichtst bij me staat schudt haar hoofd in afschuw. ‘Hoe oud ben jij?’ Dat vond ik een nogal vreemde vraag. ‘Drieëntwintig mevrouw.’ Ze wierp een veelbetekenende blik naar de vrouw achter haar. ‘Drieëntwintig’ mompelt ze zachtjes terwijl ze verder gaat met Geronimo Stilton. Nogal in de war door de vreemde conversatie loop ik naar de kassa. Daar staat een vrouw van middelbare leeftijd woest te vechten met een rol Sinterklaasinpakpapier. ‘Sorry, mag ik u iets vragen?’ Zeg ik weer op mijn allerbeleefdst. Ze kijkt op van haar worstelwedstrijd. ‘Ja natuurlijk mag dat.’ Ik slaak een zucht. Er is hoop. ‘Ik ben op zoek naar een leuk boek voor een jongetje van zes, heeft u een goede suggestie?’ De mevrouw legt de rol inpakpapier neer en loopt met me naar de boekenkast. Ik vertel ondertussen dat de gelukkige ontvanger van het boek van dieren houdt en dinosauriërs. De mevrouw knikt en begint de rijen boeken af te speuren. Ondertussen houden de moeders ons nauwlettend in de gaten. De moeder die vroeg hoe oud ik was loopt onopvallend, maar heel opvallend, naar de kassamevrouw toe en fluistert net iets te hard in haar oor. ‘Ze is pas drieëntwintig.’ De kassamevrouw houdt op met het zoeken naar een boek. Ze kijkt stomverbaasd over haar brilletje heen en neemt me eens goed in zich op. ‘Gut, nou zie ik het. Wat triest zeg.’ Dat was wel zo’n beetje het punt dat ik er wel een beetje klaar mee was. ‘Sorry, maar wat is er nou precies zo triest aan het feit dat ik drieëntwintig ben? Dat overkomt de meeste mensen op een bepaald punt in hun leven.’ De vrouwen staan nu bij elkaar en schudden hun hoofd. ‘En nog brutaal ook, het is altijd een bepaald slag hè, die tienermoeders.’ Ze zijn het roerend met elkaar eens en bekijken me nog eens even goed van top tot teen. ‘Ah, u denkt dat dit boek voor mijn zoonlief van zes is? Nou, het gaat eigenlijk om het neefje van mijn vriend.’ Een moment zie ik gêne in hun ogen, vooral bij de kassamevrouw die overduidelijk bang is zojuist een klant kwijt te zijn geraakt om een hele stomme reden. De moeders duiken zonder iets te zeggen weer in Geronimo Stilton en de kassamevrouw prevelt zachtjes dat het haar spijt en dat Yvon Jaspers een heel leuk boek heeft geschreven voor kinderen van zes. Terwijl ik aan het afrekenen ben pakt ze het boek in en mompelt nog een keer dat het haar spijt. Ik besluit dat ik nooit meer terug wil komen in de boekwinkel. ‘Het geeft niet hoor, ik heb het wel vaker. Maar mijn eigen zoon is al negen dus die gelooft niet meer in Sinterklaas’ zeg ik heel erg hard door de winkel. Geronimo Stilton klapt op de vloer en de moeders hebben zich met een ruk omgedraaid. Ik zie de mevrouw achter de kassa druk rekenen hoe oud ik dan wel niet moet zijn geweest toen ik zwanger werd als mijn (fictieve) kind al negen is. Met een glimlach pak ik mijn aankoop van de toonbank en wandel de winkel uit.

 

Lees meer

Column: Gewoon even lekker ontspannen

‘Je moet gewoon even lekker ontspannen en het over je heen laten komen. Iets anders zit er niet op’, zei de huisarts, niet wetende wat voor een ongelooflijke opgave hij me mee naar huis gaf. Dit advies kreeg ik op maandagochtend, vanwege een nasty ontsteking aan mijn amandelen (ik kijk er graag elke ochtend even naar door met een fietslampje in mijn keel te schijnen. Instant zelfmedelijden). Inmiddels is het vrijdag en ben ik op van de stress. Lekker even ontspannen. Dat is ideaal, dacht ik maandag. Gewoon even achterover zitten met een kop thee en een goed boek. Even goed voor jezelf zorgen. Vroeger gebruikte je daar niet het woordje ‘even’ tussen. Dan zei je dat je ‘het rustig aan ging doen’ of ‘goed voor jezelf ging zorgen’. Tegenwoordig zeggen we wel ‘even’ omdat we het ook inderdaad maar eventjes volhouden. Ik zat op maandagmiddag na mijn colleges thuis in een stoel, met een kop thee en een goed boek. Dit hield ik welgeteld een uur vol. Toen zat mijn hoofd zo vol met de dingen die ik allemaal nog moest doen dat ik niet meer rustig zat. Dat was ook het moment dat het drama begon. Je kunt namelijk niet verplicht ontspannen. Althans, ik kan dat niet en ik hoop dat iedereen die dat wel kan direct zijn geheim met me deelt. Plichtmatig en op dokters order schrapte ik alle leuke dingen in mijn agenda en ook de dingen die niet leuk waren, maar ook niet echt noodzakelijk. Met een tentamenweek voor de deur en allerlei deadlines in het vizier is echter het lijstje ‘niet leuk – niet noodzakelijk’ niet bijzonder lang. Dus bleef ik over met een lijst deprimerende klussen en verplicht ingelaste uurtjes lezen, film kijken en badderen. Afschuwelijk vond ik het. Met elke zinloos besteedde minuut groeide mijn stress, en de pijn in mijn keel want uiteraard werd de hele ontsteking alleen maar erger. Gisteren was het hoogtepunt. Naast een bonkende pijn in mijn keel en hals kreeg ik een hoofdpijn waar je kopzeer tegen zegt, van de stress natuurlijk. Had ik kunnen zien aankomen. Affijn, al mijn briljante columnplannen konden uit het raam want als ik langer dan twee minuten naar een beeldscherm keek begon het te dansen voor mijn ogen. Daarom krijgen jullie nu deze ellenlange klaagzang over de (on)zin van ontspannen. Want ontspannen, daar word je dus alleen maar zieker van. Geef mij maar een hoge dosis chemicaliën zodat ik vol vuur door de week heen kan knallen en uiteindelijk, als mijn lijstje helemaal leeg is, op zondag een uurtje kan lezen in een goed boek. Met een kop thee. Dat is ontspanning.

 

Lees meer

Column: Grootzerig

Ik kijk naar de plakstrip van de pleister om mijn vinger. Die zit precies over de wond heen. En plakt. Zoals je dat mag verwachten van merkpleisters die watervast horen te zijn. Plakken als een dolle. Om de plakrand heen steekt nog wat rafelige huid uit. In mijn onderbuik begint lichte paniek te ontstaan en op mijn voorhoofd vormen zweetdruppeltjes. Als watervast echt ‘watervast’ betekent dan heeft soppen in warm water geen nut. In deze netelige situatie ben ik verzeild geraakt na een verschrikkelijk ongeluk met een wasmand, de muur en een kat. Iedereen die een kat heeft weet dat de kat zich de hele dag op de stoel bij de verwarming bevindt, behalve op de momenten dat je het echt niet kan gebruiken dat de kat voor je voeten loopt. Bijvoorbeeld als je een volle wasmand in je handen hebt. Afijn, ik struikelde dus met wasmand en al over de kat die vrolijk rond mijn benen kronkelde en trakteerde de hele gang op een lading onderbroeken en T-shirts. Het was een wonder dat ik ongedeerd was, dacht ik bij mezelf. En dat was het moment dat ik de grote rode streep over onze witte muur zag lopen. Als in een horrorfilm. In slow motion gingen mijn ogen over mijn lichaam, op zoek naar die missende teen of mijn darmen die er half uit hingen. Mijn pink bleek het slachtoffer te zijn. Over de gehele zijkant van mijn vinger was de huid verdwenen. Om het nog dramatischer te maken drupte het bloed inmiddels over mijn pols. Kat was niet onder de indruk en gaf kopjes, om er vervolgens hard vandoor te rennen met een sok. Met mijn pink zo ver mogelijk van me af strompelde ik de badkamer binnen om het bloed weg te spoelen. Dat bleef maar komen. Achteraf ben je altijd blij met dat soort details, omdat je er dan een smeuïg verhaal van kunt maken maar op dat moment was ik niet blij. Toen het bloeden eindelijk wat minder werd ging ik op zoek naar een pleister. Ik ben altijd fan geweest van de watervaste kinderpleisters, die krijg je er namelijk met geen mogelijkheid meer vanaf. Als een soort aapje opende ik het pakje met één hand en één voet om vervolgens linkshandig een pleister te knippen. Ik zat tegen de tranen aan tegen die tijd. Als ik een pijntje heb dien ik altijd uitvoerig getroost te worden, ik ben net een man wat dat betreft. Terwijl ik druk aan het wensen ben dat er iemand was die kon zeggen dat ik onwijs zielig ben plak ik de pleister op mijn vinger. Met de plakstrip over de wond. Een grimas trekt over mijn gezicht. Kinderpleisters vragen om kindermaatregelen. Met mijn tanden op elkaar trek ik het hele ding eraf. En neem nog wat huid mee. Daarna wordt het zwart.

 

Lees meer

Column: Het leed dat het decanaat heet

Ik heb een afspraak met de decaan. Naast me zit een meisje met een grote stapel formulieren. Ze kijkt me aan. ‘Wat heb jij?’ ‘Operatie, jij?’, zeg ik. ‘Dyslectisch’, zegt ze en ze laat me de voorkant van haar agenda zien. Spelling is ook maar een mening, staat erop. Ik word geroepen door een vrouw in een strak mantelpakje en sta op. ‘Eigenlijk moet je hiervoor naar de examencommissie.’ ‘De examencommissie stuurde me juist naar u.’ Ik zit al ruim twintig minuten te verdedigen waarom ik naar de decaan ben gegaan. Dat was in mijn ogen heel logisch aangezien de examencommissie zei dat ik bij de decaan moest zijn. Ze weigert het te geloven. Afwezigheid door ziekte zit niet in haar portefeuille. Mocht ik eventueel een permanente aandoening oplopen door iets te lange narcose of een ongelukkig geplaatste scalpel dan kan ik bij haar terecht voor studiebegeleiding en een vrolijke folder over ‘gehandicapt studeren’. ‘Ik kan me niet voorstellen dat ik de eerste student ben die met dit probleem zit’, probeer ik wanhopig. De vrouw blijft maar streng over haar leesbril heenkijken en dingen aantekenen in mijn map. Ik heb een eigen map. Een eigen map bij het decanaat. ‘Nou, je bent de eerste die ik hier voor mijn neus krijg. Studenten laten zich meestal opereren in de zomervakantie. Of niet. Of het is zo ernstig dat ze tijdelijk stoppen met studeren.’ Ze begint met de minuut bozer te klinken. ‘In de zomervakantie begint mijn stage. Daarom wil ik het rond de meivakantie doen, maar het herstel duurt nou eenmaal twee weken zei de arts.’ ‘Ja daar wilde ik het ook nog even over hebben. Kun je ons bewijsstukken voorleggen? Die heb je nodig voor je zitting bij de examencommissie.’ ‘Mijn zitting?’ ‘Ja je begrijpt dat dit een officiële zitting wordt hè? Je moet bewijs hebben voor de noodzaak van deze operatie. Dat het echt nu moet. Kun je anders je medische dossier opvragen?’ Ik ben verbijsterd. Ik vond het bewijs genoeg dat mijn arts zei dat ik geopereerd moest worden. Hij is de expert. Het is niet zo dat ik voor de lol mijn amandelen ga laten wegsnijden zodat ik lekker een week niet naar college hoef. We hebben het hier over twee weken vloeibaar eten. Ik ben gek op eten. We hebben het hier over twee weken niet praten. Ik ben nog gekker op praten. Dit wordt hel. En dan moet ik mijn medisch dossier voorleggen op een officiële zitting om te bewijzen dat ik dit niet voor mijn plezier doe? ‘Ik snap dat het nogal veel voor je is nu, maar het is echt nodig. Anders kan je er later mee in de problemen komen. En gezien het feit dat je een langstudeerder bent kan je dat volgens mij niet gebruiken.’ Ze zegt ‘langstudeerder’ alsof ze eigenlijk ‘gevaarlijke delinquent’ bedoelt. Na drie kwartier oeverloos gebabbel sta ik weer buiten de deur. Met een formulier in mijn hand dat ik moet laten invullen door mijn dokter. Die heeft vast niets beters te doen dan de formulieren voor de examencommissie invullen. Stel je voor dat je echt iets hebt? De eindeloze administratieve bewijsvoering alleen al zou me een permanente migraine bezorgen of een burn-out. Het meisje van eerder zit weer op haar stoel met haar stapel documenten op haar schoot. Verzoek afgewezen staat er in grote rode letters op. Ze zit hartstochtelijk te huilen.

 

Lees meer

Column: Kast-Sinterklaas

Vorig jaar ging Mensenkinderen bewapend met kleurpotloden de strijd aan met de discriminatie van Zwarte Piet. Die moest namelijk vervangen worden door uitsluitend gezonde, blozende, vrolijke Hollandse Pieten. Dat vond ik nogal ondankbaar, om na jaren trouwe dienst alle zwarte Pieten te vervangen voor witte. En nogal gemeen. Nu durf ik dat soort dingen niet meer hardop te zeggen (laat staan schrijven). Want tegenwoordig ben je dan een racist en zo wil ik uiteraard niet de ANS-archieven in gaan. Daarom zal ik het verder niet meer hebben over Zwarte Piet. Op mijn Facebookpagina is een heuse oorlog ontsproten rond het onderwerp. Onwaarschijnlijke voor- en tegenstanders hebben kampen gevormd en binden de verbale strijd aan met elkaar bij elke referentie naar het onderwerp. Soms gaat het er zo hevig aan toe dat Facebookvriendschappen ruw verbroken worden met harde woorden. Jij hebt de Pietitie getekend, dus je bent een racist. Ik wil nooit meer met je praten. Ja echt. Ik maakte de grote fout door me in te laten met het onderwerp. Ik vroeg me hardop af waarom de VN zich bemoeien met een Nederlandse feestdag. Vooral omdat er zeg maar in Brunei binnenkort weer mensen gestenigd mogen worden en er zeg maar op best wel veel plekken in de wereld mensenrechten op zeer grove wijze geschonden worden en dat er daar zeg maar best wel wat meer behoefte is aan bemoeienis van de VN. Dat vond ik best een legitieme vraag. Ik kon echter niet vermoeden dat dit een 67 reacties (and counting) durende discussie zou worden over het al dan niet racistische karakter van Zwarte Piet. Ik had het ZP woord niet eens genoemd. En eerlijk gezegd weet ik ook niet meer zo goed wat ik er nou allemaal van moet vinden. Sinterklaas is mijn lievelingsfeestdag (omdat ik mentaal eigenlijk nog vijf ben) en die doe je niet zomaar weg omdat andere mensen ineens vinden dat je dat moet. Dit jaar vier ik dus kast-Sinterklaas. Dan stoor ik niemand met mijn al-dan-niet racistische occulte festiviteiten en kan ik toch nog stiekem in mijn pyjama op de bank kijken naar de intocht. Terwijl ik kilo’s taaitaai naar binnen aan het werken ben. En pepernoten. En gevulde speculaas. En marsepein in de vorm van varkentjes. En warme chocolademelk met slagroom. Dan kan ik daarna, misselijk van de spanning en al die calorieën, mijn schoen zetten en duimen dat mijn lieftallige vriend ook meedoet met kast-Sinterklaas en er iets instopt. Maar dat vertellen we niemand.

 

Lees meer

Column: Tosti-ijzer

Tegenover me zit een vrouw die naar mandarijntjes ruikt. Ik houd niet van mandarijntjes en de geur van die krengen maakt me doorgaans een beetje misselijk en ongemakkelijk. De mandarijnenvrouw heeft een grote paarse jas aan en een ketting om die bestaat uit aan elkaar gebreide vilten pompommetjes. Ik mag de vrouw niet. Ze probeert continu mijn blik te vangen, vermoedelijk omdat ze een gesprek met me wil beginnen, dus ik probeer haar zo goed mogelijk te negeren. We zijn een tijdje onderweg als de bus stopt en er een mevrouw instapt. Ze is bejaard en neemt plaats naast de mandarijnenvrouw. Als ik haar aan wil kijken, schrik ik. Mijn ogen blijven net iets te lang op haar gelaat hangen. De linkerhelft van het gezicht van de oude mevrouw is perfect in orde maar de rechterhelft van het gezicht van de mevrouw is ernstig misvormd. Een beetje alsof iemand het tussen een tosti-ijzer heeft gedaan en vervolgens niet de moeite heeft genomen om het voorzichtig eruit te schrapen. Beschaamd realiseer ik dat ik vast niet de eerste ben die zo reageert op haar gezicht en ik kijk zo onschuldig mogelijk naar buiten. Dan bedenk ik me dat ik vast ook niet de eerste ben die na twee seconden geschrokken staren naar buiten is gaan kijken. Ter compensatie kijk ik naar de reactie van de mandarijnenvrouw. Die zit zonder schaamte uitgebreid het gezicht van de oude dame te bestuderen, alsof het een bijzonder vies insect is dat net onder haar groenbak vandaan is gekropen. Ik voel nog meer schaamte, nu van het plaatsvervangende soort, en wend me weer af. In het vierzitje naast ons is een moeder gaan zitten met een zoontje van een jaar of zes. Hij zit ook gebiologeerd naar het gezicht van de oude mevrouw te staren, totdat zijn moeder hem zachtjes corrigeert. ‘Niet doen Teun, dat is niet beleefd.’ De oude mevrouw lacht vriendelijk naar de twee. De moeder voelt zich overduidelijk ongemakkelijk. Lachen is ook niet het juiste woord, de oude mevrouw trekt haar linker mondhoek omhoog en daarom ga ik er voor het gemak maar van uit dat het als lachen bedoeld was. ‘Doet dat zeer?’ Vraagt Teun terwijl hij naar de ondefinieerbare huidpotpourri wijst. ‘Nee hoor’ zegt de oude mevrouw vriendelijk. ‘Oh, gelukkig’, zegt Teun en hij gaat bij het raam kijken naar de voorbijrijdende auto’s. De kous is daarmee voor hem wel af. ‘Was iedereen maar zo beleefd als uw zoontje’, zegt de oude mevrouw tegen de moeder van Teun. ‘Dan hoefde niet iedereen steeds zo beschaamd weg te kijken als ik ergens kom. Ik weet ook wel dat het geen schoonheidsprijs verdient.’ Teun draait zich om en kijkt ernstig. ‘Het is gewoon weer eens wat anders’, besluit hij en hij draait zich weer om. Ik kan er niets aan doen maar barst in lachen uit. Gelukkig lachen de oude vrouw en de moeder van Teun hartelijk met me mee. De mandarijnenvrouw stopt eindelijk met ongegeneerd staren.

 

Lees meer

Column: Zo'n handige plek

Mijn OV-chipkaart is gestolen. Ooit riep ik dat je wel echt een harde idioot moest zijn als alleen je OV-chipkaart gestolen wordt, die hoort immers in je portemonnee. Maar God luistert en straft niet meteen, maar pas op het moment dat je het minst op je hoede bent en geen gezeur kunt gebruiken. Dus werd mijn OV-chipkaart gestolen. Uit mijn zak. Midden in een week dat ik mijn OV-chipkaart echt heus heel veel nodig had. Naast een gevoel van moedeloosheid en ongecontroleerde woede voelde ik me ook nog eens stiekem betast. Maar boven alles voerde een soort typische misplaatste trots de boventoon. Normaal raak ik dingen namelijk kwijt omdat ik ze ‘op een handige plek leg’. Iets op een handige plek leggen is een doodvonnis. Ik vind dingen op handige plekken namelijk nooit meer terug. Het gebeurt regelmatig met mijn sleutels, portemonnee en mobiel (die uiteraard dan ook op stil staat) en ik verkeerde in de heilige overtuiging dat ik hetzelfde trucje met mijn OV-chipkaart had uitgehaald. Dat dacht mijn vriend overigens ook, die hoofdschuddend voor de derde keer deze week mijn handtas ging uitpluizen omdat hij zeker wist dat ik hem echt heus wel zelf had, maar was kwijtgemaakt. Toen ik vanochtend eindelijk opgaf en de OV-chipkaart hotline ging bellen bleek echter dat de volledige 60 euro reissaldo verbruikt was door de gelukkige ‘vinder’ van mijn kaart. En nee, die 60 euro kan ik niet terugkrijgen, want dan had ik de kaart maar eerder moeten laten blokkeren en aangifte moeten doen. Toen ik zei dat ik normaliter te stom ben om op mijn bezittingen te letten en ze dus regelmatig meerdere dagen kwijt ben, mocht dat helaas niet baten. De vriendelijke mevrouw aan de andere kant van de lijn kon me alleen binnen zeven werkdagen (laten we er voor de zekerheid en ter voorkoming van teleurstelling maar veertien werkdagen van maken) een nieuwe kaart opsturen. Na het telefoontje maakte ik de berekening. Ik was 60 euro kwijt, plus 11 euro voor de nieuwe kaart, plus al het geld voor de kaartjes die ik in de tussentijd moet kopen (zonder korting), plus 1,35 euro gesprekskosten, omdat de OV-chipkaart hotline ook een hot price per minuut wil hebben. Dat was behoorlijk deprimerend. Dus besloot ik mijn vriend maar te smsen dat ik de komende paar dagen op water en brood moest leven en vooral geen gebruik kon maken van het openbaar vervoer. Echter nam mijn zieke geest het over en toen ik klaar was met typen keek ik naar het scherm. ‘HA! Ik was mijn OV niet kwijt, hij is gewoon gestolen!’. Ja Laura, wees er maar blij mee.

 

Lees meer

Crazy Dutch people

'Can I take a picture of you?' Naast me op het perron staat een dikke Amerikaan met bahama shorts, een petje, een al even dikke vrouw en twee chagrijnig kijkende kinderen. Op zijn buik hangt een enorme camera met telelens, echt geschikt voor mensen die vakantiekiekjes komen maken. 'Why?', vraag ik. 'Because you are typically Dutch.' Dat is een vrij magere reden. Het hele perron staat vol met Nederlanders. 'Why?', vraag ik weer. 'You are eating icecream and it’s fucking freezing', zegt de man in de bahama shorts. Ik heb mijn trein op een minuut gemist dus ik heb een raketje gekocht en sta heerlijk te genieten van de zon. In een lange spijkerbroek en met een vest aan. 'You are wearing shorts', zeg ik, stating the obvious. Hij moet lachen. Zijn dikke Amerikanenbuik schudt heen en weer. 'That’s true, I can’t feel my balls anymore.' Dat was iets te veel informatie. Daarnaast betwijfel ik of de man zijn ballen de afgelopen twintig jaar heeft kunnen bekijken zonder hulp van een spiegeltje. Zijn vrouw kijkt zuur de andere kant op en zijn zoons schamen zich dood. Ik weet niet zo goed wat ik daarop moet zeggen. 'I’m sorry about your balls', hij gaat nog harder lachen. 'You Dutch people are so funny', blijkbaar heeft de dikke Amerikaan andere Nederlanders ontmoet dan ik in het dagelijks leven tegen het lijf loop. Hij vindt het hilarisch en buldert nog even gezellig over het station hoe fantastisch Nederland wel niet is. Daar kan ik hem alleen maar gelijk in geven. 'Dad, please shut up. People are staring at us', zegt de jongste van de twee zoons. Hij zit onder de puisten en is mogelijk nog ronder dan zijn vader. Zijn beugeltje blikkert in het zonlicht als hij praat. 'Son, get used to it. Dutch people are crazy. They stare at loud people and eat icecream when my balls are freezing.' Dat maakt het niet veel beter, de jongen wordt knalrood en kijkt zenuwachtig naar mij. Ik hoop dat de trein snel komt. But, can I take a picture of you?' Shit, ik had gehoopt dat ik hem had afgewimpeld. 'No', snauw ik hem toe. Wij crazy Dutch people zijn niet zo van gefotografeerd worden door toeristen. De Amerikaan giert het uit. 'Why not? It’s just a picture.' In de verte zie ik de trein aankomen. 'Because I’m not a monkey in a zoo. We’ve got zoos, here in Holland. Crazy, I know.' Opeens is het niet meer leuk. Terwijl hij iets mompelt pakt hij toch zijn camera. 'I kindly ask you not to take a picture of me sir, so don’t.' Zijn dikke nek begint rood te worden. 'Don’t be such a stuck up bitch you little shit! It’s just a picture for Christ’s sake.' Mevrouw Amerikaan had dit waarschijnlijk allang zien aankomen en pakt hem bij zijn arm. Hij wimpelt haar af. Snel grijpt hij naar de camera, maar op dat moment gaan de deuren van de trein open en stroomt het perron vol. Snel schiet ik een treinstel in en ga onopvallend in een hoekje zitten. De Amerikanen gaan een eindje voor me zitten, naast een ander meisje. Even is het stil. 'Can I take a picture of you?' Meer Mensenkinderen lezen? Kijk hier.

 

Lees meer

De Eerste Wet van Van der Vet

We zitten bij een discussie over geluk op het werk. Normaal ga ik nooit naar discussies omdat daar van die typische discussiemensen zitten en wat verdwaalde gescheiden vrouwen van middelbare leeftijd met interessante jurk en luide meningen. Dat zijn altijd de mensen die naar discussies toekomen terwijl ze eigenlijk naar een therapiegroep moeten gaan. Het zijn ook altijd de mensen die net iets te veel pijnlijke details over hun eigen leven door de zaal roepen. Ergens zou ik daarvan moeten genieten, maar ik wil gewoon simpelweg niet geconfronteerd worden met de mislukte relaties en manische depressies van mijn medemens. Momenteel luisteren we naar het verhaal van Menno de Bree, een vlotte veertiger die ons vertelt dat we nooit gelukkig gaan worden, dus ook niet op ons werk. Hij heeft daar ook een wet voor bedacht, want Menno vindt dat je geen echte wetenschapper bent als je geen eigen wet hebt. Daar heeft Menno volgens mij helemaal gelijk in en ter plekke borrelt er vanuit het diepste van mijn hersenstam een idee op dat zich tegen mijn neocortex aan nestelt. Volgens mij kun je alleen maar gelukkig worden op je werk als er zo min mogelijk van je verwacht wordt. Dit noem ik het aanvallend pessimisme. Ga er van tevoren maar vanuit dat het klote wordt, dan valt het achteraf altijd mee. De Eerste wet van Van der Vet is hier dan ook op gestoeld: excelleer nooit in arbeidsomstandigheden, dan gaan anderen namelijk ook excellente prestaties verwachten. Als je dan toch een keer per ongeluk iets briljants doet is iedereen met stomheid geslagen en voor de rest wordt er geen verantwoordelijkheid op jouw schouders gelegd. Verantwoordelijkheid lijkt namelijk heel erg leuk, maar dat is het helemaal niet. Verantwoordelijk zijn betekent dat jij als directeur van Ikea de klanten mag vertellen dat de bodems van hun theekopjes er zomaar uitvallen, dat je als vrijwilligster in een asiel de kittens mag verzorgen (hetgeen gelijk staat aan poep van de muur schrapen), dat je als manager bij de Albert Heijn de boze klanten te woord mag staan en altijd als laatst de deur uit bent en als klap op de vuurpijl: jij bent altijd de zak als er ook maar iets fout gaat. Bespaar jezelf de stress en de quarterlife crisis, wordt ambtenaar en zoek gewoon een spannende hobby. Dan zit je wel van 9 tot 5 aan een bureau, maar niemand wil dat je met een microfoon onder je neus op de nationale tv gaat vertellen dat de siliconentieten die je produceert eigenlijk lekken. Of dat je persoonlijk verantwoordelijk wordt gehouden voor de crisis als je Mark Rutte heet. De Eerste Wet van Van der Vet behoedt je wellicht vroegtijdig voor een burn-out en voorkomt dat mensen hoge eisen aan zichzelf gaan stellen, want als er iets is dat we tegenwoordig allemaal doen, dan is het wel absurd hoge eisen aan onszelf stellen. En de conclusie van de discussie was wel dat je daar uiteindelijk alleen maar ongelukkig van wordt. Meer Mensenkinderen lezen?

 

Lees meer

De Nokia 2.0 prehistorie

'Wie heeft er hier allemaal een smartphone?' Alle handen in het lokaal gaan omhoog. Iedereen heeft een smartphone. Behalve ik. Ik doe alsof ik niet besta en als ik een smartphone had gehad dan had ik nu kunnen doen alsof ik heel druk bezig was met whatsfacetwitteren, maar die heb ik niet. Even lijk ik onopgemerkt te blijven. Voorzichtig kijk ik omhoog, maar terwijl ik dit doe zie ik mijn buurvrouw naar me kijken. Voornamelijk naar mijn hand. Die niet in de lucht is. 'Ah! Laura heeft geen smartphone!' Iedereen draait zich om en staart me vol ongeloof aan. Geen smartphone? Dat ik nog onder mijn steen vandaan mag komen van de overheid. 'Wat heb je dan voor een mobiel?' Langzaam haal ik mijn Nokia 2.0 prehistorie uit mijn zak en leg hem op tafel. 'Hij heeft wel een camera en een kleurenscherm?' Er volgt een massaal lachsalvo. Wat heb je in godsnaam aan een camera als je niet via instagram je foto’s op flickr kunt zetten en kunt delen met de halve wereld? Snel stop ik mijn mobiel weer in mijn broekzak. Ik doe er zelden iets mee, behalve bellen en smsen. En dat vind ik wel prima, gezien het feit dat mijn abonnementskosten belachelijk laag zijn en ik gewoon ouderwets via een laptop op internet kan. Dat schijnt bizar achterhaald te zijn en mensen die in een café durven te gaan zitten zonder wifi hebben blijkbaar geen sociaal media leven. Wij kunnen immers wel twee seconden zonder op twitter te melden dat we een broodje pindakaas hebben gegeten en netjes zelf onze billetjes hebben afgeveegd. Alhoewel, ik zeg nu wel heel dapper ‘ons’, maar ik begin het lichte vermoeden te krijgen dat het slechts een ‘ik’ situatie is. Zelfs mijn moeder is tegenwoordig aan de whatsapp, wat mijn vader en mij officieel de laatste gebruikers van een normale mobiel maakt binnen mijn kennissenkring. Als een dapper Gallisch dorpje houden we stand en smsen we elkaar blauw, omdat het kan, en omdat ik een oneindige smsbundel heb. Dat kon er nog wel af omdat ik geen 100 euro per maand extra kwijt ben voor een telefoon met een appeltje op de cover of voor mijn dataverbruik. Ergens in het lokaal begint een telefoon te piepen. 'Sorry, batterij is bijna leeg! En ik heb hem vanochtend nog opgeladen.' Niemand lijkt dit vreemd te vinden. 'Serieus? Mijn telefoon doet het een week zonder dat ik hem op hoef te laden', zeg ik terloops. De hele groep draait zich weer om op zijn stoel. 'Een hele week? Mijn god, dan doe jij dus echt niets met je telefoon.' Nee jongens, mijn telefoon komt nog uit de tijd dat dat gewoon mogelijk was. Misschien moet ik toch maar een keertje op zoek gaan naar een smartphone. Meer Mensenkinderen lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Dierenambulance

'Om wat voor een dier gaat het over mevrouw?' 'Er zit een baby roek achter mijn otto.' 'Oh, kunt u hem niet wegkrijgen?' 'Nee, alle buurtkatten zitten al op de schutting met servetjes omgeknoopt.' Er wordt niet gereageerd op mijn grap, er wordt alleen maar diep gezucht. 'Okee, we komen hem wel ophalen. Binnen een half uur is er iemand bij u.' Ik keer terug naar de tuin. Van achter het woonkamerraam zitten mijn eigen twee katten me woedend aan te kijken. Ik, het onmens dat mijn katten naar binnen jaag als er een baby roek de tuin in tuimelt. Aangezien het kantoortje van de dierenambulance om de hoek zit is de dierenambulance er niet binnen een half uur, maar binnen twee minuten. Ik ben groot fan van Animal Planet, en dan voornamelijk van de ‘red de arme dieren in Amerika’ programma’s. Hoofdrolspeler chief investigator Jim Boller (dat is zijn volledige naam, niemand noemt hem Jim. Of Jim Boller), is al jaren de held van de serie en dus ook mijn held. Met een sigaar in zijn mond en een stoere cowboyhoed op redt hij arme alligators en kittens. Een echte man. Als de deur van de ambulance opengaat hoop ik dus ook op de Nederlandse equivalent van de chief investigator himself. Niets is minder waar. Jan Bolletjes is een klein kalend mannetje. Hij heeft een net iets te groot jasje aan van de dierenambulance en een soort schepnetje in zijn rechterhand. Aan de andere kant stapt zijn hulpje uit, een roodharige jongen met downsyndroom. Jan steekt zijn hand op als hij me ziet. 'Waar heeft patiënt zich verstopt?' 'Achter de otto.” Ik hoop dat de teleurstelling niet al te veel doorklinkt in mijn stem. 'Otto!' Zegt zijn hulpje. 'Ahaa, en hoe is de roek daar gekomen?” Vraagt Jan terwijl we de tuin in lopen, op de voet gevolgd door mijn twee katten. Ik leg uit ik een uurtje geleden heerlijk in de tuin lag, te genieten van de zon. Mijn katten deden exact hetzelfde, maar dan in de schaduw tegen de muur van het huis geleund. Er vloog met veel kabaal een familie roeken over, op de baby roek na. Die vloog namelijk tegen het huis en viel bovenop één van mijn katten. Ik heb zelden zoveel gelukzaligheid in de ogen van een kat gezien. Loki geloofde spontaan in het bestaan van God. Het moest immers wel God zijn geweest die hem uit de lucht een vogel naar zijn hoofd heeft gesmeten. Nou moet ik erbij vermelden dat onze katten op het moment van de vallende vogel geen nagels meer hadden, want die had de dierenarts geknipt, en weinig tot geen tanden, want die had de dierenarts eruit gehaald. Dus toen Loki dronken van geluk bovenop de roek sprong, bleef het daar ook wel een beetje bij. Hij kauwde en klauwde woest op de doodsbange vogel, maar er gebeurde eigenlijk vrij weinig. Dat vond ik wel een beetje zielig voor de roek, om bekwijld en geslagen te worden maar niet dood te gaan. Dus ik pakte de katten bij hun lurven (waar zitten eigenlijk je lurven?) en deed ze naar binnen. De baby roek kroop achter de otto. 'Ahaa, okee.' Zegt Jan. Hij pakt zijn schepnet stevig beet en loopt richting de otto. Heel voorzichtig schuift hij het ding iets naar voren en kijkt erachter, alsof er geen baby roek zit maar een levensgevaarlijke cobra. 'Ja, er zit hier inderdaad een roek.' Verrassing. 'Roek!' Zegt zijn hulpje. Jan zet zijn schepnetje achter de otto en probeert de roek erin te scheppen. Hij doet dit echter niet echt handig. De roek wordt twee keer geslagen met de randen van het net en kruipt snel onder de schutting door. Jan kijkt mij aan. 'Nu kan ik er niet meer bij!' Ik knik instemmend. Dat is correct Jan. Even blijft hij verdwaasd staan. 'Huis!' Zegt zijn hulpje. 'Ja, laten we maar naar huis gaan' zegt Jan. Als ik de heren heb uitgelaten ga ik Animal Planet kijken, daar hebben ze tenminste echte mannen. Meer Mensenkinderen lezen? Kijk hier.

 

Lees meer

Fietsenstalling

'Wilt u even een enquête invullen over deze fietsenstalling?' Ik sta in de stromende regen mijn fiets uit te graven in een overvolle fietsenstalling. Achter me staat een jongeman in een neongeel dienstvestje. Hij heeft geen jas aan. 'Nee, het regent.' Er ligt een grote fiets met een kinderzitje dwars over mijn fiets heen. Het is een dure, dus ik durf niet te hardhandig te zijn maar inmiddels stroomt het water mijn schoenen in en begint mijn geduld op te raken. 'Volgens mij bent u niet helemaal tevreden over de fietsenstalling.' Daar heeft hij helemaal gelijk in. Ik scheur mijn nagel terwijl ik net iets te hardhandig de grote fiets probeer te verplaatsen. Het begint te bloeden. Op mijn jas zitten een aantal flinke rode spetters. Ik voel inmiddels het water ook door de naden heenkomen en in mijn trui kruipen. 'Dat gaat niet zo lekker hè.' De jongen staat nog steeds achter me. 'Nee!' Zeg ik, ik spuug een beetje bloed op zijn neongele vestje. Het ziet er een beetje smerig uit. We kijken elkaar aan. 'Zou je me anders even kunnen helpen?' Vraag ik uiteindelijk. De jongen legt zijn klembordje op een nat fietszadel en komt me te hulp. Samen wrikken we een paar minuten aan spaken, stuur en aan wat andere fietsonderdelen die onlosmakelijk verbonden zitten met mijn fiets. Inmiddels begint het donker te worden en ik wil eigenlijk wel naar huis. 'En wat denken wij dat wij aan het doen zijn?' Achter ons staat een wijkagent. Hij kijkt boos. 'Mijn fiets aan het bevrijden', zeg ik met een vinger in mijn mond. Ik voel een beetje bloed over mijn kin druppelen. De wijkagent lijkt het niet op te vallen. 'Aha, joúw fiets hè.' Ik knik. Mijn fiets. De enquêtejongen houdt op met sjorren aan de grote fiets en komt naast me staan. 'En wat gingen we dan doen met die fiets die bovenop joúw fiets ligt?' De wijkagent lijkt een heftige misdaad op het spoor. Hij pakt zijn aantekeningenboekje erbij, voor het geval ik nu al per ongeluk beken dat ik er inderdaad op uit was om de grote fiets te stelen. 'Aan de kant leggen, zodat ik weg kan fietsen. Met mijn fiets.' Dat is geen goed antwoord. De wijkagent schudt zijn hoofd. 'Bewijs het maar jongedame.' Schouderophalend haal ik mijn fietssleutel uit mijn jaszak en klik ik mijn liggende fiets van het slot. 'Oh', zegt de wijkagent. Zijn aantekeningenboekje is inmiddels ook drijfnat. Zonder iets te zeggen zet hij in één keer de grote fiets die over mijn fiets heen ligt weg. 'Bedankt.' 'Geen probleem, alleen de volgende keer wil ik dit niet meer aantreffen.' Zegt de wijkagent streng. Ik vraag me af hoe ik ga voorkomen dat hij me op een onbewaakt moment weer in de fietsenstalling aantreft met een fiets. 'Meneer, wilt u anders een enquête invullen over de fietsenstalling?' Ik was de jongen helemaal vergeten. De wijkagent staart hem een beetje verloren aan. Snel fiets ik weg, volgens mij doet mijn licht het niet.

 

Lees meer

Fleecetruien en roze Crocs

‘Voordat je de kleine meid meekrijgt wil ik wel graag een aantal dingen met je doornemen.’ Veronica draait nerveus met haar handen en giechelt. Het stoort me. ‘Het is een rashamster en dat is net even wat anders dan een gewone hamster. Dus dat vraagt om een baasje met wat meer aandacht.’ Ik ben een baasje met vijf euro op zak om de hamster te betalen, ras of niet. Volgens mij ruikt Veronica dat. Ze leidt me de woonkamer in, die vol staat met pluche beesten, mandjes en hamsterkooien. Ze heeft vijf hondjes die allemaal op Swiffers lijken en tegen onze benen oprijden terwijl we ons een weg banen richting de woonkamer. Daar staat een doorzichtige bak op tafel. Mijn toekomstige hamster kijkt wantrouwend om zich heen. Veronica haalt een enorme stapel papier tevoorschijn uit de enorme berg zooi op de tafel en pakt een leesbril. Ze trekt een heel ernstig gezicht. ‘Voordat je Armgard mee mag nemen moet je eerst een contract tekenen.’ Plechtig legt ze me het contract voor. Met een mix van verbazing en afschuw staar ik naar het papier. De vuige verkrachting van de Nederlandse taal en het nationale rechtssysteem staart terug. Wantrouwend slaat Veronica me gade. ‘Wat voerde je de vorige hamster?’ Ik kijk op van het contract. Gewoon hamstervoer. Dus de zakken voer bij de dierenwinkel met ‘hamstervoer’ erop. Meestal staat er ook een plaatje op van een hamster, om zelfs de echte Nederlandse flapdrol duidelijk te maken dat het de bedoeling is dat je de korrels in de zak voert aan een hamster. Dit is blijkbaar niet het goede antwoord. ‘Daar was ik al bang voor.’ Ze schudt haar hoofd meewarig en legt een stapeltje papier voor mijn neus. Dit stapeltje blijkt het dieët van Armgard te zijn. Pagina voor pagina neemt ze door wat het beest moet eten en laat zeer duidelijk doorschemeren dat er geen ruimte is voor improvisatie. Oh, en als ik ook maar een klein beetje neig naar afwijking, krijg ik de hamster niet mee. En ik begin er steeds meer van overtuigd te raken dat ik Armgard moet redden van dit monster in fleecetrui op roze Crocs. Fleecetruien en roze Crocs zijn altijd een slecht voorteken. Een voorteken van een manloos en seksloos huishouden zonder hoop op verbetering of verandering. Een huishouden waar de hele dag TLC aanstaat en ijs wordt gegeten om de miserabele omstandigheden van haar eigen leven te vergeten. Of om de stank van de vele hamsterkooien te negeren. Na de stamboom te hebben doorgenomen (Armgard’s ouders heten Sparklezz’s Twinkle Stars en Moonlight’s Eternal Shine) mag ik Armgard in een reiskooi stoppen en naar huis. Als we bij de deur staan bedenkt Veronica zich. ‘Oh, trouwens, hoe groot is de kooi die je thuis hebt?’ Al sla je me dood. Dat zeg ik dan ook. Blijkbaar was dat ook al niet het goede antwoord want Veronica legt haar hand op het reiskooitje in mijn handen. Armgard krimpt ineen, de angst voor de woonkamer vol stinkende honden en een wolk van ammoniak weerspiegelt in haar kraaloogjes. Ik raak in paniek en weeg mijn opties af, vechten of vluchten. Ik kies het laatste. ‘Het was me een genoegen Veronica’, en ik sprint richting de auto. Ik zet Armgard in de stoel naast me en rijd snel weg. Veronica staat in de deuropening met een vuurrood hoofd. Ze schreeuwt iets. Ik denk niet dat ik ooit nog bij Veronica een hamster mag kopen.

 

Lees meer

Hotspots

Mijn vriend en ik staan in de wachtkamer. Ik draag het kleine reishokje van Evert. Hij ligt als een soort kleine hamsterloempia opgerold in een handdoekje, bovenop een kruik. We staan al ruim vijf minuten te kijken naar een vrouw die druk in gesprek is met de assistente achter de balie. Naast haar zitten twee neppitbulls die om de haverklap de andere mensen en bijbehorende huisdieren in de wachtkamer lastigvallen. Dat heeft ze echter niet door omdat ze druk bezig is de assistente duidelijk te maken wat er mis is met haar honden. 'Nee, eerst had alleen Rex hotspots, maar nu heeft Spot ze dus ook!' 'Ah, Spot heeft ook hotspots', zegt de assistente terwijl ze rustig door typt op haar computer. Ik snap niet waarom dit niet als grappig wordt ervaren. 'En heeft u op die hotspots ook schilfers gezien? Of heeft u het vermoeden dat Spot ergens allergisch voor is?' 'Ja, voor die hotspots dus. Hij blijft maar krabben. Dus dat zal het wel zijn', zegt de vrouw net iets te hard. Ze draagt een zwart t-shirt met daarop de afbeelding van twee pitbulls in aquarel. Een echte liefhebster. Haar Nike Airmax zien zwart. Ofwel van de vele wandelingen met Rex en Spot, of vanwege de ongetwijfeld modderige bende bij het woonwagenkamp waar ze vandaan komt. 'Ik snap dat ze jeuk hebben bij de hotspots mevrouw, maar dat heeft meestal een aanleiding. Een huidirritatie ontstaat door iets anders. Een hotspot opzich is geen aandoening.' Dat is ontzettend lastige informatie en de mevrouw kijkt een beetje verloren de wachtkamer rond. Inmiddels heeft Spot de reiskooi van Evert ontdekt en gaat met zijn volle gewicht met twee poten op mijn borst staan om te kijken. Ik ben persoonlijk niet zo’n fan van pitbullmixen uit woonwagenkampen dus ik verstijf. Mijn vriend lokt Spot weer van me af en Spot besluit dat mijn vriend zijn nieuwe beste maat is. Uiterst tevreden vlijt hij zich op zijn voeten en begint uitgebereid zijn handen te likken. De mevrouw moet lachen 'Wat maakt hij toch makkelijk vrienden hè?' Dat was niet helemaal wat onze indruk was. 'Mevrouw, misschien zou u hem bij u kunnen houden? Wij zijn niet zo van de honden.' Dit is een totaal nieuw concept voor de mevrouw en ze doet een joviaal gebaar in de lucht. 'Oh maar Spot doet niks hoor!' Ja, dat kennen we. Gelukkig is Spot niet te beroerd om zijn baasje ongelijk te geven. Er komt een meisje binnen met een grote kattenmand. Ze is nog niet binnen of Spot vliegt luidt blaffend en grommend op de kattenmand af. Het meisje houdt de kooi boven haar hoofd en kijkt paniekerig. 'Oh maak je niet zo druk, hij wil alleen maar spelen', zegt de mevrouw. Mijn vriend en ik worden zachtjes door de dierenarts geroepen. 'Nee Spot, nee af. Nee het is klaar nou. NEE SPOT!' Horen we nog achter ons. En een huilend meisje.

 

Lees meer

Huismerk

We zitten in de apotheek, mijn vriend en ik. Ik hoest alsof ik vliegende tyfus heb en mijn ademhaling is de droom van elke late night commerciële zender callgirl. Er zijn nog drie wachtenden voor ons, maar ik sta op het punt om naar voren te stormen en te eisen dat ik nu mijn medicijnen krijg of anders iedereen even fijn met mijn open tbc in het gezicht hoest. Helaas ben ik te druk bezig met hoesten en ademen, dus mijn plan zal even op zich moeten laten wachten. 'Ja, en een neusspray. Die ene', zegt de oude mevrouw die momenteel aan de beurt is. De apothekersassistente doet alsof ze weet wat ‘die ene’ is en loopt naar achter. Ze is nog geen drie tellen weg of de oude mevrouw begint te zuchten. Ze draait zich om en schudt met haar hoofd naar de oude mevrouw die naast ons op het bankje zit. 'Zo gaat dat dus tegenwoordig hè Marie, geen enkele persoonlijke binding meer met de patiënt. Je knippert één keer met je ogen en ze zijn ervan door.' Marie is het hier roerend mee eens en knikt. Ik kuch nog gezellig even door de conversatie heen, wat me een boze blik oplevert van de dames. De apothekersassistente komt weer tevoorschijn en loopt naar de balie met haar handen vol met doosjes. 'Zo, mevrouw De Leeuw, uw herhaalrecepten.' Mevrouw De Leeuw kijkt goedkeurend en begint alle doosjes een voor een zorgvuldig te onderzoeken. Mevrouw De Leeuw kan blijkbaar niet meer zo goed lezen want het gaat tergend traag en bij elk doosje stelt ze een vraag. Toch kan het allemaal haar goedkeuring uiteindelijk wegdragen, totdat ze bij de neusspray aankomt. 'Wat is dit!?', vraagt ze verontwaardigd, alsof iemand zojuist een dode fret in plaats van een neusspray in haar handen heeft gelegd. 'Ja dit is de nieuwe verpakking mevrouw, maar de neusspray is hetzelfde gebleven hoor, maakt u zich maar niet druk.' Mevrouw de Leeuw maakt zich wel druk. 'Een nieuwe verpakking? Ik hoef deze rommel niet! Ik wil gewoon mijn eigen neusspray. Niet één of ander huismerk. Je kunt wel proberen een oude vrouw om de tuin te leiden mejuffrouw maar zo werkt dat niet.' De apothekersassistente zucht. Ik zucht in korte horten en stoten mee en verlang hevig naar mijn prednison. Of een echte hulpverlener die mijn longen even amputeert. 'Een andere dan deze hebben we niet meer mevrouw, de werkzame stof is in alle gevallen exact hetzelfde en deze wordt zelfs vergoed door uw zorgverzekeraar.' Maar mevrouw de Leeuw is niet het type oude dame dat zich met een kluitje in het riet laat sturen en houdt stand. 'Nou dan hoef ik het helemaal niet. Dan snotter ik wel de rest van mijn leven.' Zeer dramatisch. Met de grootste passen die een oud dametje kan maken stapt ze de apotheek uit. 'Wie was er dan?' Vraagt de apothekersassistente, lichtelijk gegeneerd. Marie staat op. 'Ik, en ik laat me heus niet zo makkelijk wegsturen als die arme mevrouw De Leeuw.' Mijn vriend bemerkt mijn wanhoop en legt zijn arm om mij heen. 'Blijven zitten schat, anders moeten we je afvoeren naar de longafdeling in het ziekenhuis en die ligt vol met oude mensen.' Daar heeft hij een punt. Meer Mensenkinderen lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Huwelijks leed

In een vlaag van verstandsverbijstering hebben we kaartjes gekocht voor Les Misèrables. Wij houden niet van films waarin wordt gezongen. Terwijl we op rij acht ons af zitten te vragen waarom we niet naar huis gaan, loopt een gezin de bioscoopzaal in. Vader loopt wild te tieren op de parkeergarage automaat. Als de slagboom eerder open was gegaan hadden ze niet zo hoeven haasten. Als ze eerder van huis weg waren gegaan hadden ze überhaupt niet hoeven haasten, maar zijn vrouw lijkt dat soort wijsheden allang niet meer openlijk te verkondigen. Het is een klein vrouwtje met een lange bloemetjesrok en een flets gezicht. Totaal uitdrukkingsloos. Vermoedelijk murw geslagen door de slagboomfrustraties van haar man. Ze marcheren naar de rij achter ons en gaan zitten. Er valt wat popcorn in mijn nek, afkomstig uit de trog popcorn van hun dochter. De dochter lijkt eigenlijk niet zozeer op een dochter, meer op een biggetje. Ze heeft een roze shirt aan dat strak om haar te dikke lijf heen zit gevouwen en roze uggs met glitters. Ze eet onophoudelijk. Met veel geluid. Haar vader kijkt gedesoriënteerd om zich heen. Hij is gestopt met klagen en wanhopig op zoek naar een nieuw object om zijn frustraties op te botvieren. ‘Naar welke film gaan we eigenlijk?’ Hij heeft om zich heen gekeken en gezien dat het overgrote deel van het publiek bestaat uit vrouwen, in alle soorten en maten, en hier en daar wat ongelukkige vriendjes die teveel van hun vriendin houden. Oh en wij. ‘Les Misèrables’, zegt zijn biggetjesdochter terwijl ze stukjes popcorn in mijn nek spuugt. Ik hoor zenuwachtig geschuifel achter me. Vrouwlief kijkt zenuwachtig naar haar man. ‘Lisa wilde er zo graag naartoe’, mompelt ze zachtjes. Inmiddels is de film begonnen en terwijl Hugh Jackman (potdomme dat lijkend wel de wolverine) al zingend een boot de haven in trekt met zijn gevangenisbuddies ontstaat er achter mij iets veel leukers dan chansons. ‘Dat Lisa er zo graag naartoe wil betekent niet dat we hoeven te gaan, Lisa is een kind. Wij bepalen, wij zijn haar ouders. Dit is vullis. Ik wil niet dat mijn kind hier aan wordt blootgesteld.’ Pa is boos. Volgens mij wil hij gewoon niet naar een zoetsappige musicalfilm kijken, en geef hem eens ongelijk, maar wil hij dat niet toegeven. Je zal zomaar eens iets over hebben voor je vrouw en kind. Wat mij betreft had de film kunnen stoppen na het liedje van Anne Hathaway. Helaas is dat het begin van een twee uur lang durende marteling aan gezang. Nergens wordt er gepraat. Ergens is het een metafoor voor de huwelijkse crisis die zich ook uitzichtloos en tergend voortsleept in de rij achter ons. Vader praat niet meer zachtjes, maar verdedigt op luide toon zijn standpunt. Moeder kijkt uitdrukkingsloos naar het scherm. Dochter schept zo veel mogelijk popcorn in haar mond en doet alsof ze het niet hoort. ‘Ik wil gewoon een beetje respect van je, hoor je dat? Respect! Ik ben wel degene die de bioscoopkaartjes betaalt.’ ‘Dat is geen excuus om alles in ons leven te willen bepalen’, sist moeder uiteindelijk terwijl de aftiteling over het scherm rolt. Vader is met stomheid geslagen. Waarschijnlijk is hij hun hele huwelijkse leven nog nooit tegengesproken. In stilte verlaten ze de zaal weer. Terwijl hun biggendochter het restje popcorn naar binnen stouwt en de emmer weggooit kom ik tot de conclusie dat het kleine drama van het echte leven bijzonder veel interessanter is dan een zingende Hugh Jackman (het blijft de wolverine, ook in Franse kledij). Meer Mensenkinderen lezen? Kijk hier.

 

Lees meer

Kiezersbedrog

Het is eigenlijk jammer dat ik na twee columns op ANS-Online al weer afscheid van jullie, het trouwe lezerspubliek, zou moeten nemen. Met de morele lans van het geschreven woord stevig in mijn knuistje trok ik ten strijde tegen de algemene stupiditeit van de mensheid. Maar ik heb gefaald. De mensheid is niet meer te redden en daarom stel ik voor dat we massaal ons abonnement op de samenleving opzeggen. We doen geen boodschappen meer bij de Albert Heijn, we verwijderen onze Facebook-profielen en er volgt een algehele radiostilte op Twitter. Gehuld in slechts een deken van schaamte moeten we ons opkrullen onder een grote steen, in foetushouding heen en weer wiegen en hardop huilen. Met verkreukelde verkiezingsposters moeten we onze tranen drogen en inzien dat de Nederlandse bevolking niet meer te redden is. Dat de 26,2 procent die hun weg naar de stembus niet gevonden hebben wellicht helemaal gelijk hadden. Ik weiger te leven in een land waar Gordon en zijn vrolijke jonge kornuitenbende direct geaffilieerd zijn aan grote mensen zaken, de grootste partij van Nederland. Waarom zei niemand tegen de enthousiaste feestcommissie van de plaatselijke VVD-jongerenafdeling dat het wel de bedoeling is dat partij ook nog serieus moet worden genomen? Ik vraag me af of in Wassenaar de halve bevolking die avond aan de telefoon met de familieadvocaat heeft gehangen om te kijken of ze toch nog hun stem konden ruilen, want dit is kiezersbedrog ten voete uit. Je voordoen als een nette partij voor nette burgers met een nette zaak en een nette Volvo en vervolgens even met Gordon en de miniGordons op de proppen komen. Daar had de gemiddelde yup nou niet echt op gerekend. Muziek was trending topic in Nederland Kiest 2012. Met als hoogtepunt uiteraard het muzikale intermezzo van de 50plus partij. Het was schrijnend, een tikkeltje treurig en een definitieve bevestiging van het feit dat 50plussers blijkbaar geen leven hebben of in ieder geval hun uiterste best doen om de rest van de wereld dat wijs te maken, maar in ieder geval vermoed ik dat alle stemmers van 50plus klappend voor de buis zaten. Eindelijk een partij die ook nog eens iets anders doet dan een beetje praten over politiek gedoe, een leuk liedje tussendoor! Dat houdt het tenminste wel zo gezellig. Al met al zie ik geen redding meer. Elke partij liet zich van zijn meest truttige kant zien met speeches doordrenkt van grootse Coldplay tracks en guitige momenten met ballonnen op het podium. Het lijkend verdorie Idols wel. Volgende keer kunnen we ook onze stem gewoon ’s avonds smsen, naar 0900 – POLITIEKISVOORSUKKELS, gevolgd door de partij die jou het minst teleur gaat stellen op de avond van de verkiezingen. Misschien kunnen ze van te voren even een playlist uploaden, dan weet jij ook weer waar je aan toe bent. Meer Mensenkinderen lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Koningswup

‘Hans, Hans ik ben de oranjesoezen vergeten. De koningssoezen.’ Hans lijkt niet in de stemming voor koningssoezen. Het is megadruk in de Albert Heijn en de caissière zit heel zenuwachtig te kijken naar een aubergine zonder barcode. De vrouw van Hans perst zich langs mij en rent naar de broodafdeling. De kar van het stel ligt volgeladen met oranje koekjes, oranje chips, een oranje kwarkbol, speciaal oranje sinaasappelsap, wortels, speciale oranje verpakking koffie en de authentieke Verkade troonwisselingskoektrommel. Het wordt dinsdag een gezellige dag bij Hans en zijn vrouw thuis, dat zie je zo. ‘Ik heb ze!’, roept de vrouw triomfantelijk terwijl ze aan komt met drie dozen slagroomsoezen met oranje glazuur en marsepeinen oogjes. ‘Het lijken net woppies. Ik vond ze zo leuk, dus ik heb maar meteen drie dozen genomen, kan gewoon in de vriezer voor dinsdag.’ Hans kijkt verbitterd naar de soesjes. ‘Ria, drie dozen is echt teveel hoor. Waar is dat nou weer goed voor? En ze kosten vast ook een godsvermogen. Daarnaast heb ik een hekel aan weppies, allemaal commerciële rommel die ze gebruiken om ons een poot uit te draaien.’ Ria lijkt niet van plan haar oranjekoorts te laten temperen door Hans. Voorzichtig legt ze de soezen in de kar. ‘Niet zo mopperen mopperkont. Het is toch gewoon gezellig? Kunnen we het nou voor één keertje gezellig houden?’ Hans kijkt absoluut niet gewoon gezellig. Hij is inmiddels bezig zijn verbale agressie af te richten op de mensen voor ons omdat de caissière maar niet opschiet. De auberginecrisis is opgelost maar nu zijn er bosuitjes zonder label. De vulploegjongen van de groenteafdeling blijft maar heen en weer rennen met producten. ‘Oh ik moet nog even bitterballen pakken, Mora heeft zo’n oranje actie. Zo grappig, en dat staat wel zo gezellig op tafel.’ Ria rent richting de vriesafdeling terwijl Hans al mopperend de band aan het volladen is. Als de bitterballen op de band liggen en er geen barcodes blijken te missen, halen zowel Hans als de caissière opgelucht adem. ‘Dat wordt dan dertig euro vijfenveertig. Wilt u er ook een Koningswup bij?’ Hans wil 'nee' zeggen, maar Ria is hem voor. Het woord ‘Koningswup’ doet suggereren dat deze specifieke wup een stuk groter is dan zijn kleine neefje, de wuppie. Dat is echter een illusie. De Koningswup is namelijk net zo groot als andere wuppies, maar heeft een guitig kroontje. En is uiteraard oranje. Ria kijkt teleurgesteld naar haar Koningswup op wuppieformaat. ‘Wat is hij klein! Wat een afzetterij. Doe je speciaal boodschappen hier voor een Koningswap, krijg ik een mini Koningswap!’ Hans is bezig met het inpakken van de tassen, maar Ria loert woedend naar de caissière. ‘Sorry mevrouw, zo zijn ze nu eenmaal.’ Het meisje lijkt niet door te hebben wat voor een leed ze Ria berokkend heeft, en Ria lijkt niet van plan weg te gaan zonder dat het meisje dat begrijpt. ‘Wat een afzetterij, echt schandalig. Op de posters allemaal wordt het gepresenteerd alsof het een soort enorme knuffel is, en dan sta je hier en dan krijg je zo’n lullige mini wep. Ik wil mijn geld terug.’ Ria laat zich niet afzetten, dat is duidelijk. ‘Mevrouw, de Koningswup is gratis.’ Daar had Ria niet van terug. Hans is het ondertussen zat en escorteert Ria richting de parkeergarage. In de verte hoor ik Ria schelden op haar Koningswup. Dat wordt vast onwijs gezellig dinsdag. Meer Mensenkinderen lezen?

 

Lees meer