Column: Roestig oud

Samen achter de geraniums zitten. Zo’n lelijk wit gehaakt vod aan een houten stok tussen het kozijn. Mooi dubbelzijdig glas omdat dat zoveel bespaarde, zo heeft die vlotte vent het ze vorige herfst aangepraat. Zij waren onder de indruk van zijn dikke tong, het gesjees waarmee hij sprak. En omdat hij ze een beetje aan hun zoon deed denken hebben ze mompelend ingestemd. De intieme kracht van een herinnering op hun leeftijd is groot en groeit naarmate hun schedel steeds dunner behaard raakt.

Hij heeft haar een goedkoop plaid over de knieën gedrapeerd. Geen mooie brocante, authentieke sprei, maar een van fleece met felle bloemen van de Hema. Niet verkeerd, maar misschien misplaatst met haar knoestige handen die in haar schoot zijn gevouwen. Hij schuifelt heen en weer met thee en de weekendkrant. De zondagse bijlage is bijna te zwaar voor zijn doorschijnende armen, dunner dan het perkament dat hij al turend probeert te ontcijferen. Een langzaam kloppende ader in zijn onderarm wanneer hij voorover leunt om haar een kus op haar voorhoofd te drukken.

Haar ogen registreren die tekenen van affectie nog wel. Moeizaam, maar hij is het die ze geeft en dus fladderen de herinneringen nog vluchtig over haar hart, even kort door haar hoofd. Haar hand schiet onverwachts omhoog om even de zijne vast te pakken. Ze knijpt heel hard, om te laten weten dat ze er nog is en dat ze op hem wacht. Hij glimlacht en gaat naast haar zitten. In die twee fauteuils zitten ze hand in hand voor het raam, onverstoorbaar in hun eigen gelukkige bel van geluk.

Hij leest haar voor uit de krant. Het gaat over niets, de woorden over oorlog, crisis en trend gaan aan haar voorbij en zijn niet meer aan haar besteed op deze leeftijd. Het gaat haar om de klanken van zijn stem. Met haar ogen dicht graaft ze terug naar gezegende momenten in het verleden, om daar haar gedachten rustig omheen te laten vallen. Hij weet zelfs de horoscopen op een meeslepende manier te vertellen, alsof hij een groots verhaal uit de doeken doet. Dat zijn stem schor is en kraakt, hoort zij niet. Hij laat pauzes vallen, om de geluiden te bezinken, en gaat door wanneer zij een kleine knik geeft.

Zaterdagmiddag. Er hangt wel een klok aan de muur, maar tijd maakt hier niet echt uit. Dat het net twee uur is geweest, maakt niemand iets uit. Woord na woord ontleden ze de krant op hun eigen wijze. Af en toe worden de kopjes thee bijgevuld met lauwwarm water uit een thermoskan. Ook dat zien ze niet. Voor dat raam raast de hele wereld voorbij: kleuters wankelend op hun grote fiets, de zijwieltjes in de goot gesmeten, rakelings langs een auto. Een jongen die met zijn moeder arm in arm loopt (ze lachen, of hij probeert te lachen om haar grap), een jong stel dat nauwelijks hun hormonen in bedwang kan houden. Het weer is grijzig, het zal aan het eind van de middag vast regenen. Wat er buiten gebeurt deert ze niet, al valt de hemel naar beneden. Het simpele samenzijn is alles wat ertoe doet.