Column: Serendipiteit

Op het puntje van haar stoel zitten geeft haar al hoogtevrees. Een tinteling in haar scheenbeen lijkt het wel, zonder dat haar tenen zich over de rand van een hoog gebouw krullen wordt de misselijkheid in haar maag al opgewekt. Er is geen wolkje aan de lucht, de hemel is strakblauw maar de mist bekruipt haar schedel. Er is geen ontkomen aan. Ze raapt al haar moed bij elkaar, pakt haar tas en gaat richting de deur.

Haar beslissing is al lang geleden genomen en hoeft slechts geformaliseerd te worden. Ze kan niet wachten op de grootse, grandioze momenten en wil niet gerust gesteld kunnen worden door het alledaagse. Ze is op het punt aangekomen waarop ze beseft dat ze niets vorm kan geven behalve zichzelf, dat alleen zij grenzen kan afbakenen en de kaders van haar zelfinzicht kan verleggen. Gewapend met deze kennis voelt ze zich volwassen. Heel even maar.

Ze heeft een veterstrikdiploma, maar knoopt haar veters eigenlijk nooit. Wanneer iemand dit opmerkt haalt ze haar schouders op en haar duwt ze haar mondhoeken naar beneden. Zie je wel, het doet haar niks. Ze draagt eigenlijk liever slippertjes. Van die goedkope plastieken dingen die tussen haar tenen snijden, maar hé, het staat wel stoer in de winter en dan zijn haar tenen vaak te afgeleid door de buitenlucht dat ze vergeten dat ze zich zorgen moeten maken om de omgeving.

Uit gemakzucht trok ze vroeger altijd schoenen aan met klittenband. Of zonder wat dan ook, zoals ballerina’s. Maar dat is iets voor kinderen. Met een rits maakt ze zich er te makkelijk vanaf en dus heeft ze het idee van schoeisel in zijn geheel maar van de hand gedaan. Grote besluiten zouden haar zelfverzekerder moeten doen voelen, maar niets is minder waar.

Onderweg op straat geeft ze geld aan een straatmuzikant, een jongen met een hoedje op een backpack naast hem op de grond. Voor de ingang van de Albert Heijn voelt ze zich overmoedig en overhandigt ze de vaste dakloze meneer daar een geldbiljet. Ze heeft direct spijt. Hij is niet haar favoriete dakloze. De meneer die er normaal staat vindt ze veel sympathieker. Ondanks de vele afwijzingen, beschaamde blikken en het aantal maal dat hij genegeerd wordt wenst hij iedereen oprecht een fijne dag. Eigenlijk durft ze niet haar hand terug te trekken.

‘Sorry’, mompelt ze, en ze trekt haar hand terug om het biljet terug in haar tas te stoppen. ‘Ik heb me bedacht’. Ze weet niet goed of ze zich moet verontschuldigen, maar weet zich geen houding te geven en doet het toch maar. Even een kleine kriebel, een fractie van een seconde twijfel voordat ze het geld resoluut terug stopt. Het is een begin.