Ajax of RU?

‘Godverdomme. Heb je vanmorgen de krant gelezen? Alweer een artikel waarin onze macht wordt ondergraven en ons imago wordt besmeurd. Hoe durven ze? Alsof wij niet weten wat het beste is voor deze toko. Wij zijn dit instituut.’ De secretaris dreigde in te dommelen, hij hoorde dit soort preken al sinds hij was aangetreden. De voorzitter nam weer het woord: ‘We moeten hier tegen optreden. Dit kan zo niet langer. Vorig jaar waren we nog gewoon heel erg goed en nu dreigen we het lachertje van Nederland te worden. We glijden af, mannen.’

Het was de zoveelste crisisvergadering die ze dit jaar hadden en steeds werden ze veroorzaakt door diezelfde figuren. Constant stond het bestuur onder druk. Die kritische types waren hen een doorn in het oog en vormden al tijdenlang een belangrijk agendapunt op de bestuursvergadering. ‘Snappen ze dan niet dat ze ons alleen maar beschadigen?’ De woordvoerder zuchtte. ‘Dit kan ik natuurlijk allemaal niet naar buiten brengen. Wat moet ik straks tegen die hijgerige mediamannetjes gaan vertellen? Het bericht staat al urenlang bovenaan op Teletekst. Jullie moeten echt een knoop doorhakken.’

De voorzitter liep rood aan en brieste: ‘Regels zijn regels. Die hebben wij gemaakt en dus moet iedereen zich daaraan houden. Weet je wat? Zeg maar dat we ons gewoon aan de regels hebben gehouden.’ De woordvoerder stribbelde tegen: ‘Dat kan toch niet?’ ‘Maak er maar wat van,’ werd hem tegengeworpen. Hij werd naar buiten gestuurd, de boze wereld in. De vicevoorzitter vertrok ook; hij had nog een andere afspraak.

De secretaris en de voorzitter bleven over in het kamertje. Nadat de voorlichter de deur achter zich had gesloten, dronken ze nog een kop koffie. ‘We moeten hier echt iets aan doen. Dit kan niet zo langer jongens, dit kan niet zo doorgaan.’ ‘Wat dan?’, vroeg de secretaris. ‘Ik weet het niet, ik ben blij dat ik bijna weg ben.’