Leon van der Zanden - Ongekend Talent

Hij is al jaren één van de meest veelbelovende cabarettalenten van Nederland, maar is vooralsnog onbekend bij het grote publiek. Leon van der Zanden vertelt over jaloezie, zijn Nijmeegse studententijd en Bert en Ernie.

‘Ik verwachtte jullie al’, grapt Leon van der Zanden (33) als hij in enkel een onderbroek de deur van zijn kleedkamer opent. Hij analyseert zijn show in het modernistisch aandoende Theater Heerlen. ‘Vanavond lukte het allemaal net iets te goed, het publiek klapte zelfs toen ik opkwam al tweemaal. Ik was even bang dat de boodschap niet zou overkomen.’ Niet geheel onterecht, aangezien niet het tragische einde van de show het meest memorabele moment van de avond was. Vanavond blijft voornamelijk het begrip sleuvepreuve, dat door een olijke Limburger met een zwaar accent als ‘kuttenlikken’ wordt vertaald, hangen. Zijn energieke houding en fysieke speelstijl lijken bovendien niet bij te dragen aan het overbrengen van de serieuze boodschap. Het risico van zijn communicatie met de theaterbezoekers is dat iedere zaal anders is. Desondanks vormt publieksparticipatie een belangrijk deel van zijn shows, die elkaar vrijwel net zo snel als zijn grappen opvolgen. Dit jaar speelt hij Cola, zijn vijfde programma in de acht jaar dat hij voornamelijk binnen de landsgrenzen toert. Voor volgend jaar staat nummer zes, Vruchtvlees, alweer in de steigers. De optredens worden druk bezocht. Ook vanavond zat de zaal helemaal vol en de lachsalvo’s volgden elkaar in rap tempo op. Toch mist er één aspect van een succesvolle carrière als cabaretier. Ondanks onverdeeld positieve reacties en daarbij horende jubelende recensenten, weet hij tot nog toe geen landelijke bekendheid te verwerven.

Wat is de reden dat je nog niet landelijk bent doorgebroken? ‘Doorbreken is pas mogelijk als je veel op tv komt, en dan met name bij de VARA. Heel cabaretliefhebbend Nederland kijkt naar die omroep en bezoekt de schouwburg wanneer men een naam in een theaterboekje herkent. Om op de buis te komen moet je de juiste mensen kennen. Bij de VARA beslist er maar één persoon over toelating. Mijn shows zijn meerdere malen voorgedragen, maar telkens afgewezen; ze waren te Brabants. Dan verschijn ik wel op Omroep Brabant en Comedy Central, maar daarmee bereik je een beperkter publiek.’

Vind je het niet vervelend om met de gevestigde orde zoals Youp van ’t hek en Freek de Jonge te concurreren om zendtijd? ‘In het begin natuurlijk wel, want je wil doorbreken, je wil beroemd worden, je wil volle zalen en je wil steeds grotere zalen. Ik heb daar uitvoerig met Theo Maassen over gepraat en hij leerde me dat het daar niet om draait. Om een goede cabaretier te zijn hoef je niet op televisie te komen of beroemd te zijn. De kick om een goede show neer te zetten is veel intenser dan door iedereen herkend te worden. ‘Toch moet ik toegeven dat ik af en toe jaloers ben. Niet zozeer op de gevestigde namen, maar op jongens van mijn leeftijd. Javier Guzman startte zijn carrière als mijn voorprogramma. Hij maakte het publiek warm en dan mocht ik het afmaken. Maar hij won het Leids Cabaret Festival, werd uitgezonden door de VARA en ging als een raket. Ik gun hem alles, maar Jezus, ik doe ook super mijn best.’

Haal je dan wel voldoening uit je werk? ‘De waardering die ik nu voel is uiteindelijk dieper, want het is waardering voor mezelf. Ik zou mezelf niet in de spiegel kunnen aankijken als ik het alleen voor de roem deed. Dan zou ik denken: “Leon, je bent toch wel een beetje een hoer.” Die kant heb ik wel, maar echte bevrediging zit erin dat je weet dat je alles hebt gegeven, ook al lacht er niemand. Ik zit dadelijk weer anderhalf uur in de auto en dan is er geen geklap en gejoel. Dan moet ik mezelf ook goed voelen.’

Kan een voorstelling goed zijn als er niemand lacht? ‘Als er niet wordt gelachen, is het niets. Maar de lach is voor mij ook slechts een middel. Door humor openen mensen zich voor andere emoties als angst, woede en verdriet. De lach moet constant aanwezig zijn, anders verlies ik de aandacht. Hoogopgeleiden hoeven niet iedere minuut een grap te horen om emotioneel geraakt te worden, die gaan ook naar theater en musea. Minder slimme mensen vinden het geweldig om “kuttenlikken” te roepen, die houd ik met dit soort grappen bij mijn verhaal. Die lopen nu ook naar huis en denken na over wat ik vertelde over mijn vader.’

Is het de bedoeling dat mensen over je shows nadenken? ‘Niet zozeer, ik wil ze raken. Ik probeer taboes op te zoeken, bijvoorbeeld door boos te worden op het publiek. Het is leuk wanneer je merkt dat mensen die hoek niet ingeduwd willen worden. Als iemand echt boos is op het toneel ga je jezelf als toeschouwer ongemakkelijk voelen. Dat wil ik bereiken.’ Probeer je te choqueren? ‘Choqueren is keihard, het Hans Teeuwen-werk. Met je vuist in die kut en dan “bwaaah”. Dan ben je geschrokken. Ik zoek de grens op subtielere wijze op: “Negers. Hebben jullie negers? Hahaha. Als ik een neger zie, dan pak ik hem. Negers stinken. Oeleboeleboele.” Ik vind dat dit hoort bij het cabaretier zijn. Je opereert toch in de traditie van de nar, die als enige kon zeggen dat de koning stonk en dom was. Dat is nu nog steeds zo. Ik mag zeggen dat negers dom zijn en dat ze stinken. ‘Wanneer ik taboes aanraak, komt het publiek buiten zijn veilige kader. Zo is het theater ooit ook bedoeld door de oude Grieken, de uitvinders van het toneel. Het publiek moet voelen wat het niet mag voelen, katharsis, zichzelf mentaal reinigen. Lach maar om jezelf. Kijk maar in die spiegel.’

Maakt dat je uniek? ‘Het is één van de dingen waarbij ik me goed voel. Voor mij is het bovendien belangrijk dat ik veel beweeg, dat het fysiek cabaret is. Daarnaast moet het een lichte toon krijgen, maar toch de boodschap behouden. Het is niet alleen lachen zoals bij Bert Visscher, maar ik probeer de zaal ook niet te pijnigen.

Ik wil contact blijven houden met het publiek.’ Voorzichtig schuifelt een middelbare scholier dichter bij de tafel waar wij met Van der Zanden zitten. ‘Ha, Sem, blijf maar even kijken.’ De jongen glimlacht. ‘Dit is Sem, hij wil later ook cabaretier worden en loopt met mij mee vandaag.’ Onmiddellijk begint Van der Zanden herinneringen op te halen aan zijn bestuursjaar bij Cultuur op de Campus en vergelijkt zichzelf met de jongen: ‘Ik nodigde bijvoorbeeld Martijn Oosterhuis uit, voornamelijk voor mezelf. Ik vroeg hem ook het hemd van het lijf over hoe hij repeteerde, hoe vaak hij dat deed en hoe hij zijn teksten schreef.’

Hoe was je studententijd in Nijmegen? ‘Eigenlijk wilde ik naar de toneelacademie, maar werd afgewezen omdat ik geen levenservaring had. Ik was nog nooit echt boos geweest en kon hoogstens personages uit films nadoen en “What the fuck!” roepen. Studeren trok me niet, maar er was wel een vraag die me bezighield, namelijk: “Waarom zijn we hier op aarde?”. Ik dacht dat een studie Filosofie me dat antwoord kon geven, maar daar werd alleen maar gediscussieerd. Mijn jaar bij Cultuur op de Campus leerde me dat ik een relaxte studie wilde doen, dus toen heb ik voor Vergelijkende Kunstwetenschappen gekozen. Er waren vier leraren die mij kenden en er geen probleem van maakten als ik een opdracht een week later inleverde. In Nijmegen trad ik voor het eerst op, dat vond ik geweldig. Toen besloot ik mijn droom om cabaretier te worden actief te gaan nastreven.’

Cabaretier kan een eenzaam beroep zijn, maar als lid van de Comedytrain treed je vaak samen op. Wat heeft je voorkeur? ‘Solo. Je moet wel een heel goed duo zijn om op dezelfde golflengte te zitten. Vaak staan er twee ego’s op het podium. Twee Ernies, terwijl je een nukkige Bert nodig hebt om Ernie grappig te maken. Het probleem is dat niemand Bert wil zijn. In het begin heb ik veel met Javier Guzman gespeeld; die werd meteen Ernie. Dan moet ik maar Bert zijn, terwijl ik niet zo goed ben in een dienende rol. Met Sara Kroos heb ik ook opgetreden, maar zij is de grootste Ernie die ik ken.’

Is er überhaupt iemand met wie je kunt samenwerken? ‘Ik kan met Ronald Goedemondt wel goed schrijven. Als wij samen zouden spelen, kunnen we stralen. Maar dan wil ik wel Ernie zijn.’

Tekst: Pieter Hengst en Henk Strikkers Foto's: Joeri Pisart

Klik hier voor alle artikelen van de ANS uit november 2010.