Kai Reus: ‘Geen wereldtitel kan op tegen de lijdensweg die ik heb doorstaan.’

In zijn jeugd behoorde Kai Reus tot een van de grootste wielertalenten van Nederland. Een zwaar ongeluk en de daaropvolgende tegenslagen maakten hem voorlopig wielrenner-af. Dit was wel de aanleiding voor een terugkeer naar de sport waar het voor hem allemaal begon: het marathonschaatsen.

Tekst: Erik van Rein en Mart Waterval Foto's: Mart Waterval en persoonlijk archief Kai Reus

Een noodlottig ongeval op een col in de Franse Alpen wierp topwielrenner Kai Reus (25) jarenlang terug in zijn ontwikkeling. Hij werd enkele dagen kunstmatig in coma gehouden, maar maakte na een zware revalidatie toch zijn rentree in het wielerpeloton. Deze leek in 2009 te slagen met een indrukwekkende etappeoverwinning in de Ronde van Groot-Brittannië. Een nieuwe tegenslag gooide echter roet in het eten. De ziekte van Pfeiffer velde Reus, die hierdoor een punt achter zijn wielerloopbaan zette. Of Reus nog terug zal keren in de wielersport beslist hij over enkele jaren. Tot die tijd zoekt hij zijn heil in het marathonschaatsen, de sport die hij tot zijn zeventiende beoefende. ‘Je jeugdliefde vergeet je nooit. Ik heb er twee: het wielrennen en het schaatsen.’

Waarom stapte je in je jonge jaren van het schaatsen over op het wielrennen? ‘Dat ik ook kon fietsen, wist ik niet. Het was voor mij een nieuw avontuur. Ik was altijd al geïnteresseerd in de wielersport en volgde de Tour de France en de voorjaarsklassiekers op televisie. Op een gegeven moment besloot ik dat ook eens te proberen. Tot mijn eigen verbazing won ik bij de jeugd alles en behoorde meteen tot de top, met de wereldtitel voor junioren als bekroning. Ik was een grote belofte.’

In juli 2007 sloeg het noodlot toe: je kwam in een trainingsrit zwaar ten val. ‘Tijdens het inhalen van een auto in een snelle afdaling brak mijn ketting, waarna ik over de kop sloeg. Ik werd per traumahelikopter naar het ziekenhuis overgebracht. Later hoorde ik dat ik toen nog bij positieven was, maar zelf weet ik daar niets meer van. Elf dagen lag ik in coma, waarna ik ontwaakte in een ziekenhuisbed in Grenoble. Dan denk je: “Wat is er aan de hand? Wie ben ik? Wat doe ik hier? Waarom lig ik aan de beademing? Waarom zit ik vastgebonden aan het bed?” Je hebt het allemaal niet meer op een rijtje. ‘Daarna volgde een loodzware revalidatie. Dat is een lijdensweg geweest, die al met al drie jaar heeft geduurd. Ik was kerngezond, een groot talent in de wielersport en had alles voor het grijpen. Van de ene op de andere dag was alles wat ik had opgebouwd weg, pats.’

Is de terugkeer in het wielerpeloton de grootste overwinning uit je carrière? ‘Jazeker. Ik had verlamd kunnen zijn; de kans daarop was fiftyfifty. Er kan geen wereldtitel op tegen die overwinning.’

Ben je al eens teruggekeerd naar de plek des onheils? ‘Het is er nog niet van gekomen. Mocht ik ooit terugkeren naar die plek, dan wil ik het ook meteen goed doen en de col beklimmen. Dat zal ongetwijfeld een emotioneel moment zijn.’

In de zomer van 2009 wint Reus op indrukwekkende wijze een etappe in de Ronde van Groot-Brittannië. Hij weet in de slotkilometers een jagend peloton achter zich te houden; iets wat maar zelden voorkomt. ‘Dat was het enige moment van die hele periode dat ik weer als vanouds kon domineren. Helaas was het ook heel snel weer over. Ik kreeg de ziekte van Pfeiffer. Aan het nieuwe seizoen was ik nog vol zelfvertrouwen begonnen en ik kon voortdurend in de aanval rijden. Het ging echter steeds slechter. Toen ik enkele koersen zelfs niet uit kon rijden, begon ik aan mezelf te twijfelen.’

Hoe reageerde je op deze nieuwe tegenslag? ‘Op het moment dat de diagnose werd gesteld, liet ik alles varen. Ik kwam terug in het slaapritme van na het ongeluk: zeventien à achttien uur per dag, dat is niet niks. Je voelt je waardeloos en kunt dan maar beter je ogen sluiten. Die ziekte vormde voor mij de druppel. Ik was er klaar mee om voor de zoveelste keer terug te vechten. Op een gegeven moment kom je die tegenslagen mentaal niet meer te boven.’

Wanneer besloot je een punt achter je wielercarrière te zetten? ‘Dat was in juli vorig jaar, maar ik heb het nog twee maanden stilgehouden voor het grote publiek. Op vakantie in Amerika trok ik de conclusie: “Ik moet nu stoppen, anders wordt de lijdensweg te groot.” In juli heb ik mijn racefiets aan de kant geschopt en nooit meer aangeraakt. Ik was klaar met de druk van buitenaf, niet met de sport op zich, en wilde mijn eigen keuze maken.’

Die keuze viel uiteindelijk op het schaatsen. Wil je ook daarin de nationale top halen? ‘Als sportman streef ik naar het hoogste en ik ga er niet vanuit dat ik dat niet ga bereiken. Momenteel ben ik nog C-rijder en volgend jaar krijg ik toegang tot de B-divisie. Ik hoop daarin zo te presteren dat ik over twee jaar een licentie voor de A-groep ontvang, het hoogste niveau in Nederland.’

Hoe is het om terug te zijn op de schaatsbaan? ‘Het gevoel dat ik beleefde als tienjarig jochie op weg naar de ijsbaan komt weer naar boven. Ik geniet van de rust die ik daar vind. Als ik dat ongeluk niet had gehad, was ik nooit meer in de schaatssport teruggekomen. Maar het is gebeurd en misschien is dat wel een geluk bij een ongeluk. ‘Ik merk overigens dat ik me nog niet kan meten aan de absolute top. Ik word er door mijn tekort aan schaatsuren af gereden, aan mijn conditie ligt het niet. Buitenstaanders hadden waarschijnlijk meer van me verwacht, maar mensen uit mijn naaste omgeving zijn positief verrast.’

Hoe is het om door de laatste winnaar van de Elfstedentocht, Henk Angenent, getraind te worden? ‘Henk kende mij nog van vroeger en belde mij op het moment dat hij hoorde dat ik mijn terugkeer in het schaatsen wilde maken. Ik was verbaasd dat hij me nog kende, maar ging meteen op zijn aanbod in om me door te kunnen ontwikkelen in de professionele schaatssport. Aan Henk heb ik een hele goede. Hij zegt waar het op staat; daar houd ik wel van.’

Hij is uitgeloot en daarom uitgesloten van deelname van de Elfstedentocht. Zelf ben je wel ingeloot. ‘Ik had geluk, maar als de Elfstedentocht dit jaar of volgend jaar georganiseerd wordt, ben ik realistisch genoeg om te weten dat ik dan niet voor de overwinning mee zal rijden. Het is mijn jongensdroom om deze te winnen. Schrijf dat echter niet te groot op, want dan zijn over twee of drie jaar alle ogen op mij gericht. ‘Ook tijdens mijn wielercarrière zou ik alles op alles gezet hebben om aan de Elfstedentocht mee te kunnen doen. Zo was ik vorig jaar voor een wielerwedstrijd in Australië, terwijl Nederland geteisterd werd door een strenge vorstperiode. Ik vreesde dat de tocht door zou gaan. In dat geval had niemand me kunnen tegenhouden en was ik direct teruggekeerd. Er is immers maar één tocht en dat is de Elfstedentocht.’

In principe heb je tijdelijk afscheid genomen van het wielrennen, maar je vertelt je thuis te voelen in het schaatsen. Denk je ooit nog terug te keren in het wielerpeloton? ‘Daar kan ik nog niets over zeggen. Op dit moment wil ik even afstand nemen van de wielersport, maar als je me over twee of drie jaar dezelfde vraag stelt zou ik daarover heel anders kunnen denken. Ik ben heel trots op mijn wielerloopbaan en heb prachtige dingen meegemaakt. Laatst telde ik dat ik bijna vijftig overwinningen heb geboekt. Als je dat vergelijkt met anderen, ben ik eigenlijk wel een “grote jongen”. Eentje die het helaas bij de profs niet heeft kunnen waarmaken.’