Anton Dautzenberg: 'Oprechtheid is ver te zoeken'

De grens tussen fantasie en werkelijkheid bestaat nauwelijks voor Anton Dautzenberg. 'Er borrelen continu bizarre gedachten in mij op.' Met controversiële acties, provocerende verhalen en creatieve journalistiek oogst de auteur zowel lof als haat.

Tekst: Tim Ficheroux en Joeri Pisart Foto's: Joeri Pisart

Nadat Anton Dautzenberg (43) met een grijns zijn stamcafé Weemoed in Tilburg binnen is gestapt, stelt hij Henk Bleker voor, wijzend op zijn verbonden arm. ‘Toen Mauro en Bleker bij Pauw en Witteman zaten, begon mijn arm spontaan te jeuken. En plop! Ineens zat Henk in mijn elleboog. Dat irriteert nogal, dus ik sneed hem weg en offerde hem aan de Godin van de Waanzin.’ Hoewel het voorgaande een morbide hersenspinsel lijkt, circuleert op internet daadwerkelijk een film waarin de schrijver een scheermes zet in zijn elleboog, waarop het gezicht van Henk Bleker is getekend. ‘In eerste instantie zag hij er rood en slijmerig uit. Gisteren heeft de dokter de rest verwijderd en toonde hij zijn ware gezicht: lafjes geel.’ Deze anekdote is niet het enige dat Dautzenberg tot een markant figuur maakt. De schrijver doneerde een nier aan een wildvreemde, werd lid van pedofielenvereniging Martijn en raakte in opspraak vanwege een reeks verzonnen interviews. In een jaar tijd publiceerde hij drie boeken, waarvan er twee voor verscheidene prijzen werden genomineerd. Zijn laatste boek, Rock € Roll, dat louter gesprekken bevat die in de fantasie van de schrijver hebben plaatsgevonden, werd minder goed ontvangen. Dautzenberg zou ditmaal veel te ver zijn gegaan, terwijl het grijze gebied tussen fictie en non-fictie altijd al een hoofdrol speelde in zijn werk. Zo legde hij vorig jaar in een interview met Arnon Grunberg de nadruk op een enorme, fictieve mee-eter. Anton Dautzenberg aan de hand van vier passages uit zijn werk.

Ik blijf gebiologeerd naar zijn mee-eter kijken. Op het ene moment geeft de zwarte punt Grunberg de allure van een dandy, om even later te verworden tot de hoofdoorzaak van het onverzorgde uiterlijk van een al tijden droogstaande vrijgezel. Het liefst wil ik de blackhead uitknijpen. - VPRO Gids (november 2010)

Het opzettelijk vermengen van werkelijkheid en fictie is, zeker in de journalistiek, voor velen uit den boze. ‘Ik wil de vrijheid hebben om mijn eigen fantasie te gebruiken. In mijn werk probeer ik me te houden aan de mores, maar de journalistiek neemt zichzelf meestal veel te serieus.’

Het verzinnen van interviews mag dus? ‘Het recht om je eigen fantasie op papier te zetten kan van niemand worden afgenomen. Een aantal gesprekken uit Rock € Roll is gepubliceerd in de VPRO Gids. Van tevoren was afgesproken dat het zo absurdistisch mocht zijn als ik zelf wilde. Daarom liet ik oerrocker Lemmy van Motörhead praten over de economische crisis. De VPRO was in de veronderstelling dat het gesprek echt had plaatsgevonden. Dat was ook zo, zij het in mijn hoofd.’

Waar ligt de grens tussen fantasie en werkelijkheid? ‘Dat wordt voor mij steeds diffuser. Ik zie overal vervormingen en toneelstukjes om me heen. Menselijk gedrag is vaak een spel en oprechtheid is ver te zoeken. Iedereen heeft zijn eigen interpretatie, dé realiteit bestaat niet. Fantasie is net zo goed een werkelijkheid.’

Voert u nu ook een toneelstukje op? ‘Voor een deel wel. Vaak verpak ik een morele boodschap in absurdisme, dat verhaal over Henk Bleker van zojuist was natuurlijk pure aanstellerij. Toch probeer ik oprecht te zijn, voor zover dat mogelijk is. Ik houd me gevoelsmatig in, want er borrelen continu bizarre gedachten in mij op. Nu zie ik jullie bijvoorbeeld zoenend voor me. Heeft het zin om dat naar buiten te brengen?’

Ik verlaat haar prille liefdesgrot en ga weer zitten. Beteuterd kijkt ze me aan. ‘Dat is niet erg hoor,’ probeer ik haar te troosten. ‘Misschien ben je toch nog te jong voor seks.’ - ‘Suikerfeest’, uit Vogels met zwarte poten kun je niet vreten (2010)

Waarom bent u lid geworden van Martijn? ‘Ik kon die heksenjacht op pedofielen niet meer verdragen. Je moet van kinderen afblijven, dat moge duidelijk zijn. In deze samenleving hoor je echter te kunnen pleiten voor wat je wilt, ook als dat legalisering van relaties tussen volwassenen en kinderen is. Wat moet je anders als je die geaardheid hebt? Het is ontzettend onverstandig om die vereniging te elimineren, want de jongens van Martijn doen geen vlieg kwaad. De echte kinderverkrachters zitten ergens anders. Het overgrote deel van seksueel misbruik wordt door familieleden of gelegenheidspedoseksuelen gepleegd.’

U heeft zelf verhalen geschreven over seks met kinderen. is dat een steunbetuiging? ‘Ik vind het vooral leuk om dat gebied te verkennen. In films bijvoorbeeld worden vrouwen verkracht en kinderen vermoord, maar het strelen van een kind is zelfs in fictie taboe.’

Zijn die verhalen puur fantasie? ‘Ik kan uit ervaring spreken. Als zeventienjarige heb ik regelmatig meisjes van veertien geneukt. Elke vorm van menselijk gedrag heb je ergens in je zitten, daarom kan ik me prima associëren met het verkrachten van een kind. Dat kan toch?’

Walgt u niet van dergelijke extreme gedachten? ‘Nee, absoluut niet. Ik koester, cultiveer en vervorm ze totdat er een verhaal ontstaat. Achteraf denk ik wel eens dat ik het scherper had kunnen opschrijven.’

Nadat u lid was geworden van Martijn ontving u veel doodsbedreigingen. Verwachtte u dat? ‘Natuurlijk. Op het moment dat ze op de deurmat lagen was ik er vrij laconiek onder. Je wordt uiteraard geconfronteerd met een gigantische dosis dommigheid. Kinderen neuken is vies en moet worden uitgebannen, maar dat is precies mijn punt. Het wordt pas echt gevaarlijk wanneer je praten over pedoseksualiteit uit de openbaarheid haalt. Daarom heb ik alle brieven persoonlijk beantwoord.’

Goed, de perfecte zelfmoord dus... Ik doneer een nier! [...] De kans op overlijden is één op tweeduizend. Er is dus een reële kans dat ik op de operatietafel overlijd... Terwijl ik een leven red. Tada! – Samaritaan (2011)

De confrontatie met de dood lijkt u weinig te deren. ‘Ik vind de dood een majestueus gegeven doordat het in het leven zo indrukwekkend aanwezig is. Het is een geruststelling om zeker te weten dat de gekkigheid een keer ophoudt. ‘Je kunt van de dood een vriend of een vijand maken. Het lijkt me verschrikkelijk kut als aan het einde een vijand nadert, dus heb ik hem een positieve connotatie gegeven. Dat brengt rust en voor een deel amusement. Stiekem kan ik me er zelfs op verheugen.’

Kwam uw nierdonatie voort uit een verkapte doodswens? ‘Voor een deel wel, toch denk ik daar iedere keer anders over. Ik baseerde mijn keuze voornamelijk op gevoel. Er zijn allerlei motieven ter onderbouwing, maar die zijn niet van belang.’

Waarom niet? ‘Motieven zijn vrijwel nooit zuiver, omdat het vaak achteraf gevormde intellectuele constructies zijn. Eigenlijk is alles terug te leiden tot egoïsme, iedereen wil zich goed voelen dankzij zijn eigen handelen. Als ik een nier doneer ben ik een goed mens. Als ik toegeef dat ik het puur uit egoïsme doe, ben ik ineens een engerd. Er zijn maar zes anonieme donoren per jaar, wat doen mijn beweegredenen er dan nog toe?’

Hoe reageren mensen in uw omgeving op dergelijke afwijkende ideeën? ‘Meestal zijn vrienden onverschillig over mijn acties. Ik heb ook niet het idee dat zij lezen wat ik schrijf. Ik verhef mijn eigen denkwereld tot een absolute werkelijkheid, waar mensen over het algemeen negatief op reageren. Daardoor keer ik nog meer in mezelf.’

Maakt dat u een eenzaam mens? ‘Ik voel me altijd wel alleen, schrijven doe je in je eentje en lezen ook. Dat zijn toevallig twee dingen die ik graag doe. Is dat eenzaamheid? Als ik Gerard Reve lees, voel ik me niet eenzaam maar juist heel erg verbonden.’

Is Reve een inspiratiebron voor u? ‘Hij is mijn grootste literaire voorbeeld. Stilistisch verschillen wij echter sterk. Het is zo groots wat hij doet, ik vind dat ik die stijl niet mag imiteren. Daarnaast is het mooi hoe hij een eigen invulling geeft aan het katholieke geloof, hij cultiveert religie op een prachtige manier. Ik ken ook geen enkele andere schrijver in het Nederlandse taalgebied die gebruik maakt van ironie zonder overdreven lullig te zijn. Daarin is hij onovertroffen.’

Katholicisme en ironie komen ook in uw werk veelvuldig aan bod. ‘Ik kom uit een Limburgs dorp en groeide op met het katholicisme. Je moet eens kijken hoe Maria in de kerk wordt afgebeeld. Ze heeft altijd lieve tietjes en stoute billen. Volgens mij is het een goede cup B. Ik ben een C-minner en ben bang voor alles boven die maat, dus die tietjes en de vrouwelijke bips van Maria spreken me wel aan.’

U probeert net als Reve een soort mystiek of controverse rondom uw persoon te creëren. Ziet u hem in die zin ook als een voorbeeld? ‘De manier waarop hij zich profileerde spreekt me heel erg aan. De ironie en het diffuse waarin hij zich begeeft, zowel in zijn dagelijks leven als in zijn werk, beschrijft precies hoe ik me voel. ‘Reve heeft ook veel hoon over zich heen gekregen. Hij lijkt mij absoluut geen prettige man. Soms kon hij agressief zijn en flessen wijn naar iemands hoofd gooien. Dat doe ik niet.’

Vervolgens zet ik het kruis vast door de laffe armen van de Messias door haar met mijn mes geprepareerde schaamlippen te steken. De goddelijke vuisten doorboren triomfantelijk het droge vlees. Heil, heil de Heer! – ‘Droom’, uit Vogels met zwarte poten kun je niet vreten (2010)

Provoceert u niet gewoon om aandacht te krijgen? ‘Ik ben me wel bewust van de reacties die mijn werk oproept. Er zit een bepaalde onoprechtheid in. Ik weet precies wat ik moet doen zodat de media mij oppikken. Als ik echt zou willen provoceren, zou ik veel verder gaan.’

Doet u dat niet in ‘Droom’, waarin u een bejaarde vrouw majoor noemt en haar door de ik-persoon laat verkrachten met een houten Jezusbeeld? ‘Ik heb majoor Bosshardt ooit geïnterviewd. We zaten in haar flatje en ik ergerde me ontzettend aan haar, waardoor die beelden in me opkwamen. Op het moment dat ik die ideeën opschrijf voelt dat niet als provocatie.’

Maar dat interesseert u niet. ‘In mijn literatuur zit een sterk narcisme. Ik creëer mijn werkelijkheid en eigenlijk is het alleen van belang wat ik daar zelf van vind.’

Kijk hier voor de andere artikelen uit de december-ANS