Rita Verdonk blijft Trots

Na een omstreden Haagse carrière en de moeizame geschiedenis van haar partij Trots op Nederland, hangt Rita Verdonk haar politieke ambities aan de wilgen. Ze kijkt zonder enige wroeging terug op haar veelbesproken rol in het immigratiedebat. 'Alleen de bijnaam deportatieambtenaar vond ik echt schandalig.'

Tekst: Eline Huisman en Jozien Wijkhuijs Foto's: Nadine Reef

Hoewel Rita Verdonk (56) niet meer iedere ochtend op tijd in Den Haag hoeft te zijn, staat haar agenda nog immer vol. ‘Straks ga ik op de koffie bij een gepensioneerde boer en vanavond heb ik de laatste bestuursvergadering van Trots op Nederland.’ Toch oogt de doorgaans zo strenge vrouw ontspannen en opgewekt. Onlangs maakte ze bekend definitief afscheid te nemen van de politiek en haar functie als voorzitter van Trots neer te leggen. Trots, want de afkorting TON is volgens Verdonk uit den boze. Inmiddels is ze voor zichzelf begonnen. Met haar eigen bedrijf Rita Verdonk bv geeft ze lezingen, coacht mensen en geeft adviezen aan ondernemers die vastlopen in de bureaucratie. ‘Als iemand bijvoorbeeld in een familiebedrijf zit en daar uit wil, is dat een heel proces. Zakelijk is het te doen, maar je losrukken van je familie heeft een grote impact. Ik wil een gids zijn.’ Verdonk was jarenlang leidinggevende op verschillende niveaus. Ze was onder meer adjunct-directeur van het Huis van Bewaring in Den Haag en minister voor Vreemdelingenzaken & Integratie voor de VVD. Na een heftige strijd met Mark Rutte om het fractievoorzitterschap behield Verdonk nog een tijdje haar zetel, maar werd uiteindelijk uit de partij gezet. Hoewel het in de peilingen aanvankelijk leek alsof Verdonks meest recente project Trots tot een grote volksbeweging zou uitgroeien, sloeg het noodlot kort na de oprichting toe. Ontevreden burgers voelden zich meer thuis bij de ideeën van de PVV en in de media werden de berichten over Trots steeds negatiever. Het zetelaantal in de peilingen kelderde. ‘Het is moeilijk om door te dringen tot het hechte systeem van de politieke elite. Ik hoop van harte dat Trots doorgaat, maar zonder mij als politiek leider.’

Bent u teleurgesteld dat uw missie met Trots uiteindelijk is mislukt? ‘Natuurlijk, de structuur in de politiek zit muurvast. Ik wilde een partij beginnen voor en door burgers en daarmee anderen dan de elite de kans geven om de politiek in te gaan. Bij de VVD kreeg ik 620.000 voorkeursstemmen, die kiezers kon ik niet in de steek laten. Op dit moment maken tweehonderd mensen de dienst uit voor de rest van Nederland en het grootste deel daarvan is losgezongen van de dagelijkse werkelijkheid. Dat vind ik geen democratie, maar oligarchie.’

Is het niet gewoon een gebrek aan ideeën dat uw partij aan het randje van de afgrond bracht? ‘Dat is flauwekul. Zelfs mensen die niets met ons hebben, zeiden dat van alle programma’s het onze het beste in elkaar zat. De duidelijkheid, de lijn en de visie spraken veel mensen aan.’

Met het beste partijprogramma was u toch wel groter geworden? ‘We hebben veel zetels verloren door optredens van Geert Wilders. Toen er aangifte tegen hem werd gedaan voor haatzaaien en beledigen, verloren we ineens zeven zetels. Zijn bij voorbaat zinloze bezoek aan Engeland kostte ons er vijf. Dan gaat het hard. Ik zat alleen in de Kamer en het was moeilijk om mijn punt te maken. Tegen de tijd dat ik het woord kreeg, zaten de journalisten allang in Nieuwspoort. ‘Als wij een nieuw idee lanceerden, werd het meteen overgenomen. VVD’er Fred Teeven stond gewoon mijn partijprogramma te citeren en de PVV bezigt nu onze slogan “Voor en door de burgers”. Dan kan ik wel als Calimero roepen dat ik zielig ben, maar zo zit ik niet in elkaar.’

Elke nieuwe partij moet zijn plek in de politiek bevechten. Stapt u niet te vroeg op? ‘Ik ben nu 56 en het is acht jaar geleden dat ik de politiek in ging. Al die tijd heb ik in een orkaan geleefd. Ik wil nu een eigen bedrijf opbouwen en geld verdienen. Trots kost me nog steeds te veel tijd, ik wil het nu gewoon eens lekker alleen doen.’

Met haar vertrek bij Trots zet Verdonk een punt achter een politieke carrière waarin zij altijd naar misstanden in de samenleving zocht. Tijdens haar studententijd in Nijmegen werd ze actief bij de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). In 1981 demonstreerde ze een keer mee tegen de grootschalige ontruiming van kraakpanden in de Piersonstraat. Inmiddels beweegt Verdonk zich aan het andere uiterste van het politieke spectrum met een uitgesproken rechtse visie. ‘In Nijmegen was links zijn onvermijdelijk, al was ik helemaal niet zo politiek geïnteresseerd. Ik kwam in een vriendengroep terecht die heel links was en mijn lidmaatschap van de PSP kwam voort uit de wens om betrokken te zijn bij de vrouwenclub die zij hadden.’

Waarom wilde u dat, als het niet uit politieke overtuiging voortkwam? ‘In die tijd hadden vrouwen veel minder vrijheden dan tegenwoordig. Toen ik kinderen kreeg werd dat pas echt duidelijk. Ik werkte fulltime en als ik dan een keer mijn dochter ophaalde van de crèche kreeg ik suggestieve opmerkingen als: “Ze was zo vrolijk vandaag, ze wist zeker dat u haar vandaag een keer zelf kwam ophalen?” In de jaren tachtig werd je vaak op dat soort dingen aangesproken.’

Hoe kwam u vervolgens bij een rechtse partij als de VVD terecht? ‘Voornamelijk doordat ik verhuisde naar de Schilderswijk in Den Haag. Je zag die buurt achteruit kachelen. Allochtonen gooiden vuilniszakken van drie hoog naar beneden en openden overal winkeltjes zonder enige controle. Nederlanders moeten altijd een diploma hebben en aan regels voldoen. De verhoudingen waren zo scheef! De machteloosheid van de autochtone bewoners heeft me getroffen. In de gevangenis waar ik werkte, zag het ook zwart. Toen ben ik langzamerhand naar rechts opgeschoven, dat geldt denk ik voor iedereen wel een beetje.’

Hoe bedoelt u dit? ‘Je hoort de PvdA nu dingen zeggen waarvoor ik tijdens mijn ministerschap nog zowat gelyncht werd. Zoals het standpunt dat je de Nederlandse taal moet spreken als je in Nederland wilt wonen. ‘Er is een aantal partijen geweest dat problemen gewoon aan de orde durfde te stellen, ongeacht wat dat voor hen persoonlijk betekende. Pim Fortuyn deed dat tot aan de dood toe, ik werd jarenlang zwaar beveiligd. Ik zal altijd de discussie opzoeken, want discussie leidt tot oplossingen. In mijn column in SP!TS kaart ik regelmatig controversiële onderwerpen aan, zodat mensen er over gaan praten.’

In één van die columns schreef u, naar aanleiding van een onderzoek naar discriminatie van Marokkanen, Turken en Surinamers bij uitzendbureaus, dat sommige groepen gewoonweg niet genoeg hun best doen op de arbeidsmarkt. Dit soort uitspraken zet verschillende groepen toch gewoon lijnrecht tegenover elkaar? ‘Dat is een theorie die wordt gelogenstraft door de praktijk. We moeten niet met iedereen medelijden hebben, maar gewoon durven zeggen dat er bij bepaalde groepen een laag arbeidsethos is. Onlangs kwam er een man naar me toe die zei: “Ik zit al dertig jaar in het allochtonenwerk en er zijn maar vier jaar geweest waarin er echt iets gebeurde. Dat was tijdens uw ministerschap. U was duidelijk.” Bij moskeebesturen vroeg ik bijvoorbeeld altijd waarom er geen vrouwen en jongeren aan tafel zaten, maar alleen mannen in driedelig grijs. Als ik terug kwam, zaten er vaak een vrouw en een jongere die hun mond niet open mochten doen. Dan ging ik altijd het gesprek opnieuw aan en vroeg hen ook iets te zeggen. Zo’n bestuur is gewoon geen goede afspiegeling van de samenleving.’

Dit kabinet bestaat toch ook voornamelijk uit oude mannen in driedelig grijs? ‘Klopt, dat is de keuze geweest van Mark Rutte. Er zijn genoeg goede vrouwen, maar in het kabinet zit hetzelfde clubje dat binnen de VVD Rutte op het schild heeft gehesen en mij eruit heeft gegooid.’

U had ooit de ambitie om de eerste vrouwelijke premier van Nederland te worden. Kunt u op dit moment een vrouw aanwijzen die daar geschikt voor zou zijn? ‘Nee. Ik vind geen enkele politica sterk genoeg. Tegelijkertijd worden ze ook tegengewerkt en moet je als vrouw nog altijd een stapje harder lopen dan een man.’

Was u trots op uw verkregen bijnaam iJzeren Rita? ‘Als het gaat over mijn heldere werkwijze en het openen van discussies wel. Ik heb een aantal dingen gewoon heel duidelijk neergezet en ben gestopt met het over de bol aaien terwijl de samenleving kapot gaat. Als ik zo word genoemd omdat ik helemaal geen oog had voor individuele gevallen, vind ik het onterecht. ‘Het enige dat ik echt vervelend vond waren verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog. Bijvoorbeeld wanneer ik werd neergezet als deportatieambtenaar. Dat vind ik schandalig en ik verwijt het vooral linkse politici, de zogenaamde progressieven.’

Het beleid van Gerd Leers is minstens zo hard. Werd u als vrouw eerder aangesproken op het voeren van een harde lijn? ‘Aan de ene kant worden vrouwen sneller als hard afgeschilderd, terwijl ik volgens mij alleen maar helder was. Ik was juist bezorgd over wat er met ons land zou gaan gebeuren als we bleven gedogen. Dat vind ik zo’n vies woord, gedogen. Als je leiding hebt gegeven weet je dat dat niet werkt. Aan de andere kant zei toenmalig collegaminister Hoogervorst ook wel eens tegen me: “Rita, zulke dingen zou ik als man nooit mogen zeggen.” Daarnaast heb ik donkere ogen en donker haar, onderschat de impact daarvan niet. ‘Het beleid van Leers is bovendien helemaal niet zo hard. Hij heeft geen duidelijke lijn, hij laat Sahar blijven en komt daardoor met Mauro in de knel. Dat begrijpen mensen niet en vervolgens lukt het hem niet om het goed uit te leggen.’

Hij maakt wel minder gebruik van zijn bevoegdheid om buiten de wet om verblijfsvergunningen te verlenen. ‘Leers kiest daar inderdaad niet voor. Ik denk echter dat hij zijn lesje wel heeft geleerd. Voor Sahar wijzigde hij zijn beleid, waardoor er nu een circus aan rechtszaken ontstaat. Mijn uitgangspunt was: als je niet mag blijven, moet je weg. Schrijnende gevallen verdienen echter aandacht, ik nam regelmatig dossiers mee naar huis. Als je strenge regels hanteert, moet je voor deze gevallen een uitzondering kunnen maken. Dat is moeilijk, ik denk dan ook nog vaak terug aan bepaalde zaken. Ik vond het bij iedere keuze belangrijk dat ik mezelf iedere morgen in de spiegel kon aankijken.’

Is dat u altijd gelukt? ‘Ja. Ik moet kunnen beredeneren waarom ik iets doe. Als ik iemand die ik wegstuurde in de stad zou tegenkomen, moet ik die keuze ook kunnen uitleggen.’

Was het met zo’n zware functie mogelijk om werk en privé gescheiden te houden? ‘Nee, ik geloof ook niet in die scheiding. Als minister kreeg ik veel mail van burgers. Op zondag zat ik die vaak samen met mijn man en onze dochter te lezen en te beantwoorden. Ambtenaren zouden een standaardtekstje terugsturen, maar dat wilde ik niet. ‘Ik merkte pas achteraf hoe zwaar het was om al die schrijnende gevallen mee naar huis te nemen. Soms dacht ik: “Dit is zo naar, moeten we hier niet wat mee?” Tegelijkertijd zit je altijd met de precedentwerking, daarom heb ik nooit een grond genoemd waarop ik uitzonderingsgevallen liet blijven.’

Kortom, voor heimwee naar de politiek hoeft u dus niet te vrezen? ‘Nee, maar ik kijk ook niet in wrok om. Ik heb minister mogen zijn en heb veel geleerd over de processen in Den Haag. Iedere vrijdagochtend in de Trêveszaal bedacht ik mezelf: “Wat een geluk dat ik hier mag zitten!” ‘Als ik nu bijvoorbeeld in de file sta en ik zie een auto met zwaailichten voorbij gaan vind ik het niet jammer dat ik daar niet meer in zit. Ik heb dat tenminste meegemaakt en weet hoe het voelt. Nu geniet ik van gewoon stilstaan in de file.’

Kijk hier voor de andere artikelen uit de december-ANS