Spinvis: 'De mens heeft niet genoeg aan zichzelf'

Zijn concerten verkopen steevast uit en het nieuwe album wordt met groot enthousiasme ontvangen. Na meerdere theatertours en jaren van samenwerking met diverse artiesten is Spinvis terug met een plaat vol persoonlijke teksten. 'Je kunt wel alles wegstileren, maar dan zeg je eigenlijk niets meer.'

Tekst: Sofie Mulders en Adrianne Tuk Foto's: Ewoud Rooks

‘Als je twintig bent, probeer je te klinken als je helden. Als je wat ouder bent, kun je alleen maar klinken als jezelf.’ Dat was wat Erik ‘Spinvis’ de Jong, toen 41 jaar, tien jaar geleden zei toen ANS hem sprak naar aanleiding van zijn debuutalbum. Nu is Spinvis terug met een nieuwe plaat, tot ziens, Justine Keller. De afgelopen maanden toerde hij met zijn band door Nederland en België om zijn album te promoten dat louter positief wordt ontvangen in de media. De Jong lijkt zijn geluk niet op te kunnen: ‘Het is fantastisch, feest, geweldig, maar ik ben me er wel van bewust dat het niet altijd zo goed zal blijven gaan.’ Het blijkt dat er in tien jaar tijd weinig is veranderd aan de totstandkoming van zijn cd’s. Terwijl zijn band op de achtergrond soundcheckt, vertelt De Jong over zijn nog altijd opmerkelijke werkwijze, zijn nieuwe album en de ontwikkelingen sinds het uitkomen van zijn debuut.

Tien jaar terug kwam uw titelloze debuutalbum uit dat met groot enthousiasme werd ontvangen in de Nederlandse muziekwereld. Hoe kijkt u zelf terug op uw oude werk? ‘Het duurde lang voordat ik er met een bepaalde afstand naar kon luisteren. Nadat het album uitkwam, hoorde ik alleen maar dingen die niet goed waren of die anders hadden gekund. Toen dacht ik dat ik er langer aan had moeten werken, ik kon het niet horen zoals een ander dat deed. Onlangs heb ik er weer eens naar geluisterd. Ik begrijp nu waarom het zo is geworden en waarom mensen er zo positief over waren. Niet dat ik het zelf zo geweldig vind, maar het is een goede foto van de tijd waarin het is gemaakt. Het album is veel persoonlijker dan ik toen besefte. Ik maak mezelf wijs dat mensen het mooi vinden, omdat er een soort eerlijkheid in zit, een soort onbevangenheid. Dat is erg naïef: het is een man van veertig die niet kan zingen en alles zelf speelt. Waar haalt hij het vandaan, wat denkt hij nou wel? En toch doet ‘ie het.’

In het gesprek dat ANS in 2002 met u voerde naar aanleiding van dit debuut zei u dat ‘Spinvis een zeer persoonlijke en individuele vorm van popmuziek is’. Is dat inmiddels veranderd? ‘Nee. Wat ik maak, maak ik zelf. Ik bedenk nummers als een schrijver, ik maak mijn boek. Pas als ik het geheel heb uitgedacht en vormgegeven en de melodie af is, voer ik het met de band op het podium uit. Optreden is als het verfilmen van het boek.’

U speelt live wel met een band. Hebben zij invloed op het vormingsproces van het album? ‘Wat ik in de studio maak is persoonlijk, ik kan het pas aan de band geven als het helemaal klaar is. Als we de liedjes vervolgens live spelen krijgt het heel anders vorm dan op de cd. Er is geen vaste formule voor een nummer, er kunnen bijvoorbeeld coupletten toegevoegd worden. ‘Het mooie van optreden is het publiek. Beeldend kunstenaars en fotografen maken iets en hebben geen idee wie ernaar kijkt, het hangt maar in een museum. Bij het spelen voor een zaal komt dat directe contact met de luisteraars er wel bij. Het gevoel dat een publiek je geeft, is met niets te vergelijken.’

Vindt u het moeilijk om uw werk op het podium uit handen te geven? ‘Het is mijn taak om de balans te vinden tussen het verhaal dat moet worden verteld en de band. Ik probeer de bandleden vrij te laten, hen te laten doen waar ze het beste in zijn. Het is net als met relaties: pas als je iemand vrijheid geeft, krijg je het beste uit de ander. Iedere keer moet je een afweging maken tussen het verhaal en de muzikale vrijheid.’

Is de Spinvis die we op het podium zien anders dan de man die hier nu zit? ‘Je kunt onmogelijk op een podium staan en jezelf zijn, maar ik probeer het wel. Als ik een artiest zie die acteert en bij elk liedje een andere pose aanneemt, dan vind ik dat niet mooi. Er mag geen acteur tussen mij en het liedje staan. Ik denk veel na over dit fenomeen: wat speel je nu en wat is echt? Ik probeer voor mezelf te zoeken waar de grens ligt. Acteren is onvermijdelijk, want erover nadenken is al acteren, begrijp je?’

Hoewel er vele jaren overheen zijn gegaan, is ook op zijn nieuwe plaat tot ziens, Justine Keller het herkenbare Spinvis-geluid bewaard gebleven. Nog altijd vertelt hij met dromerige stem raadselachtige verhalen. Nieuw is het samenwerkingsverband met Hanco Kolk, die een beeldverhaal tekende bij elk liedje.

Hoe is die samenwerking tot stand gekomen? ‘Dat had wel wat voeten in aarde. Ik ontmoette Hanco jaren terug bij toeval op een avond waar tekenaars en muzikanten samenkwamen. Hanco maakte een strip bij het nummer Voor ik vergeet en die tekening had iets heel poëtisch. Terwijl ik bezig was met dit album vroeg ik hem het hoesje te tekenen, maar hij wilde bij elk liedje een strip maken. Ik zei: “Te gek, maar hoe gaan we dat in godsnaam doen?” Ik had de teksten nog niet klaar, maar had wel voor ogen waar het over ging toen Hanco begon met tekenen.’

Hebben zijn illustraties u beïnvloed in het schrijfproces? ‘Nee, als ik een tekst maak, heb ik beelden in mijn hoofd. Op het moment dat Hanco ging tekenen, was dat de verbeelding van zijn fantasie op papier. Het is zijn interpretatie van mijn tekst en die moet ook echt van hem blijven. Sommige tekeningen komen treffend overeen met het beeld dat ik had, andere juist helemaal niet en dat is precies goed.’

De teksten op het album gaan opvallend vaak over het thema alcohol. In Oostende zingt De Jong: ‘Begin de dag met tequila, dan is het randje eraf en doet het niet meteen zo’n zeer.’

Begint u zelf de dag met drank? ‘Nee. Het zijn allemaal personages op mijn album. Alcohol is natuurlijk heel mooi, zelf drink ik ook dolgraag. De mens heeft de behoefte zich te onthechten door iets te gebruiken waardoor hij zichzelf niet is. Blijkbaar hebben we niet genoeg aan onszelf en dat vind ik bijzonder. Het viel mij op dat ik daar vaak over schreef. In elk liedje zat de geest van een vrouw, Justine. Zij is een roes, zoals ook alcohol en drugs een roes zijn. Alles is een roes. Toen ik liedjes voor mijn album ging selecteren, vond ik deze nummers qua gevoel bij elkaar passen. Ze gaan allemaal over een manier om niet te zijn wie je wilt zijn. Dat werd het thema.’

Is ‘tot ziens, Justine Keller’ net zo persoonlijk als uw debuut? ‘Dat zijn mijn albums altijd, want als ze dat niet zijn dan werkt het niet. De tekstregels waar ik me voor schaam, zijn de beste regels en die staan er natuurlijk ook op. Je kunt alles wegschaven en het net zo lang mooi maken tot het superglad is, maar dan zeg je niets meer. Als je blijft stileren, dan wordt het teveel een mooi popliedje, een product. Een nummer dat ik te ver had afgemaakt kwam dus niet op de plaat.’

Zijn uw teksten daarom zo cryptisch? ‘Dat vind ik gewoon mooi. Ik luister veel naar chansons en Franse popmuziek. In de Franse traditie is het helemaal niet vreemd als je willekeurige beelden aan elkaar knoopt, want de luisteraar begrijpt wel ongeveer wat je bedoelt. Weet je, het hoeft geen verhaal van A naar B te zijn, flarden van teksten vind ik mooi. In het Nederlands gebeurt dit niet zoveel, maar dat is niet mijn schuld. Ik voel me niet verplicht me aan deze traditie te houden.’

Vijf jaar geleden stond De Jong nog in het Cultuurcafé op de campus van de RU, afgelopen maand trad hij twee avonden op in een uitverkocht Doornroosje. Na een reeks kleinere zalen en theaters slaat Spinvis dit jaar een nieuw pad in met een clubtour.

Waarom kiest u nu voor poppodia in plaats van theaters? ‘Ik kies voor afwisseling. In theaters spelen is heel leuk, je kunt met een muisstil publiek heel precies muziek maken. De mensen zitten op een stoel van een afstand naar je te kijken, vaak in het donker. Dat maakt je tegelijkertijd een beetje alleen. Het is dan een verademing om weer op een festival of in een club te spelen. Dat mensen over het podium hangen, met bier gooien en “huuhuuh” schreeuwen. Dat heeft ook effect op de band, iedereen gaat er in mee. Ik heb niet echt een voorkeur voor het een of het ander. Je moet proberen beide in ere te houden. Als je in het theater staat moet je niet een unplugged toer doen, maar iets theatraals met beelden en dans. Dat is iets wat in clubs juist weer niet kan. ‘Ik mag me verheugen dat Spinvis in die twee werelden kan bestaan. Het is geen gemakkelijke tijd, het gaat niet allemaal vanzelf. Als je dan clubs en theaters kunt doen, is dat rijkdom.’

Wat doet dit succes met u? ‘Als je achttien bent en succesvol, kan ik me voorstellen dat je daar echt in gaat geloven en dat je er ook je identiteit aan gaat ontlenen. Als je zo oud bent als ik, is het alleen maar een cadeautje. Het is ontzettend leuk dat alles zo goed gaat, maar ik ben me ervan bewust dat het niet altijd zo goed zal blijven gaan. Dan moet ik ook gewoon mijn muziek blijven maken, want dat is wat ik doe. Het is geen hobby, het is wie ik ben. Ik ga door tot ik dood ben.’

Is dit uw hoogtepunt? ‘Ik weet het niet, wat noem je een hoogtepunt? Je kunt dat op veel manieren bereiken. Ik zou nog wel graag in het buitenland willen spelen, maar mijn muziek is Nederlandstalig. Ik heb plannen om mijn teksten te vertalen naar het Frans, maar dat is een verre droom.’

Heeft u nog andere toekomstplannen? ‘Natuurlijk, ik heb een miljoen plannen. Een man zonder plan is geen man. Ik ben bezig met een opera over mannen en vrouwen en ik wil nu meer met Spinvisliedjes gaan doen. Als ik een paar dagen vrij heb sleutel ik aan de nummers die het album nu niet hebben gehaald. De volgende plaat gaat dus niet weer zo lang duren.’

Kijk hier voor de andere artikelen uit de maart-ANS