Column: Grootzerig

Ik kijk naar de plakstrip van de pleister om mijn vinger. Die zit precies over de wond heen. En plakt. Zoals je dat mag verwachten van merkpleisters die watervast horen te zijn. Plakken als een dolle. Om de plakrand heen steekt nog wat rafelige huid uit. In mijn onderbuik begint lichte paniek te ontstaan en op mijn voorhoofd vormen zweetdruppeltjes. Als watervast echt ‘watervast’ betekent dan heeft soppen in warm water geen nut.

In deze netelige situatie ben ik verzeild geraakt na een verschrikkelijk ongeluk met een wasmand, de muur en een kat. Iedereen die een kat heeft weet dat de kat zich de hele dag op de stoel bij de verwarming bevindt, behalve op de momenten dat je het echt niet kan gebruiken dat de kat voor je voeten loopt. Bijvoorbeeld als je een volle wasmand in je handen hebt. Afijn, ik struikelde dus met wasmand en al over de kat die vrolijk rond mijn benen kronkelde en trakteerde de hele gang op een lading onderbroeken en T-shirts. Het was een wonder dat ik ongedeerd was, dacht ik bij mezelf. En dat was het moment dat ik de grote rode streep over onze witte muur zag lopen. Als in een horrorfilm.

In slow motion gingen mijn ogen over mijn lichaam, op zoek naar die missende teen of mijn darmen die er half uit hingen. Mijn pink bleek het slachtoffer te zijn. Over de gehele zijkant van mijn vinger was de huid verdwenen. Om het nog dramatischer te maken drupte het bloed inmiddels over mijn pols. Kat was niet onder de indruk en gaf kopjes, om er vervolgens hard vandoor te rennen met een sok. Met mijn pink zo ver mogelijk van me af strompelde ik de badkamer binnen om het bloed weg te spoelen. Dat bleef maar komen. Achteraf ben je altijd blij met dat soort details, omdat je er dan een smeuïg verhaal van kunt maken maar op dat moment was ik niet blij.

Toen het bloeden eindelijk wat minder werd ging ik op zoek naar een pleister. Ik ben altijd fan geweest van de watervaste kinderpleisters, die krijg je er namelijk met geen mogelijkheid meer vanaf. Als een soort aapje opende ik het pakje met één hand en één voet om vervolgens linkshandig een pleister te knippen. Ik zat tegen de tranen aan tegen die tijd. Als ik een pijntje heb dien ik altijd uitvoerig getroost te worden, ik ben net een man wat dat betreft. Terwijl ik druk aan het wensen ben dat er iemand was die kon zeggen dat ik onwijs zielig ben plak ik de pleister op mijn vinger. Met de plakstrip over de wond. Een grimas trekt over mijn gezicht. Kinderpleisters vragen om kindermaatregelen. Met mijn tanden op elkaar trek ik het hele ding eraf. En neem nog wat huid mee. Daarna wordt het zwart.