Kerst anno 2011

De dagen werden korter. Kasper zei, terwijl hij naar de sterren keek: ‘Ga mee, iedereen komt.’ Melchior antwoordde onzeker: ‘Ik weet het niet. Ik heb geen cadeau en ik vind het niets om met lege handen aan te komen.’ Kasper reageerde heftig: ‘Iedereen rekent erop dat je komt. Als je niet komt mis je echt veel goede verhalen. Nog jarenlang zal hierover gepraat worden. Hier,’ Kasper pakte een pen uit het borstzakje van zijn vriend en wikkelde hem in goudpapier, ‘dit is je cadeau. Ik heb ook alleen maar van die wierookstokjes bij me.’

Ze wisten niet precies waar ze naartoe moesten. Het begin van de reis kenden ze uit hun hoofd, maar het eind? Opeens zagen ze in de verte een klein lichtje aan de horizon. Daar moest het wel zijn. Melchior was blij dat ze er bijna waren, hij was de sterke verhalen van Kasper allang zat. Hij deed veel te veel zijn best om wijs over te komen.

Eenmaal aangekomen bleek het niet de warme herberg die ze in gedachten hadden. Dit was een ordinaire zwijnenstal. Bij de ingang ontmoetten ze Balthasar, die stond te koukleumen voor een koortje met engelenstemmetjes. Hoewel de jongens vonden dat de ruimte nogal troosteloos oogde, hing er een opgetogen sfeer. Het was alsof door eenieder een ongelooflijke hoeveelheid eau-de-vie stroomde. Ze voelden het en zeiden vrijwel tegelijk tegen elkaar: ‘Hier gaat sowieso iets legendarisch gebeuren.’

Ze baanden zich door de menigte. Schaapachtige blikken vielen hen meerdere malen ten deel. Het deerde hen niet, ze voelden zich de koningen van het feest. Helemaal vooraan aangekomen, zagen ze hem liggen. Hij lag er prachtig bij in zijn houten kistje. Kasper knielde neer en keek voorzichtig over de rand. Daar lag de Châteauneuf-du-Pape AOC uit 1961, wereldberoemd om zijn aardse smaken met hinten van teer en leer. Ze openden de fles, een moment waar ze maanden naar uit hadden gekeken, en begonnen op tafel te dansen. Hun kerstborrel was nu al geslaagd.