Surveillance

Bij het betreden van de zaal struikelde hij bijna over zijn eigen voeten. Hij was zenuwachtig. De laatste week had hij dagelijks twaalf uur achtereen gestudeerd; dit tentamen moest hij halen om zijn bachelor te halen en de langstudeerboete te ontlopen. Iedere deelnemer aan het tentamen moest zijn collegekaart tonen, praten was op dat moment al verboden. Jaap hoorde dat twee medestudenten door een oude grijze man met een imposante snor en bijpassende bromstem terecht werden gewezen nadat enkele klanken hun mond verlieten. Het liep Jaap dun door de broek, maar hij hield het in. Naar de wc gaan tijdens het tentamen was immers verboden.

‘Heb je je collegekaart bij je?’, vroeg een vrouw die zijn oma had kunnen zijn overdreven meelevend. Jaap had zijn collegekaart de dag van tevoren al in zijn linkerbroekzak gestopt, zodat hij hem niet kon vergeten. In ieder geval al één vraag goed beantwoord, dacht Jaap. Het bejaarde mensje leek Jaaps nervositeit op te merken. ‘Hier, een pepermuntje.’ Jaap glimlachte. Hij mocht de vrouw meer dan de besnorde man, die in zijn gedachten inmiddels een kruising tussen Hitler en Stalin was geworden. In een hoekje stond hij ongeduldig te wachten totdat een studente haar broodje had opgegeten. ‘Kun je niet lezen? Geen eten en drinken in de zaal. En dat studeert aan de universiteit!’

Een uur later kwam het aardige besje weer bij Jaap langs. ‘Gaat het goed?’ Nog voordat hij zijn lippen kon bewegen, galmde door de zaal: ‘NIET PRATEN!’ Jaap deed het toch. Zijn blaas had zich volledig gevuld; hij kon het niet langer ophouden. Dat derde blikje RedBull deed hem capituleren. Nog voordat het lieve vrouwtje hem toestemming kon verlenen, was de dictator al naar hen toe gemarcheerd. De man probeerde te fluisteren, maar de hele zaal kon meegenieten van zijn woedeaanval. ‘Jij levert nu je tentamen in. Het is genoeg geweest. Je zit me al de hele tijd te irriteren.’