Carnaval in 't Klumpke

Zij was 21, hij 23. Zij was tweedejaars Geneeskunde en hij was elektricien. Sinds ze vorig jaar was verhuisd vanuit het Brabantse gat Schijndel naar de grote stad Nijmegen waren ze steeds verder uit elkaar gegroeid. Het was inmiddels al vijf jaar geleden dat ze hier in ’t Klumpke werd versierd met ‘Mag ik mijn stekker in jouw doos stoppen?’ Meteen had ze haar hart verpand aan deze vreemde jongeman die verkleed was als Hells Angel en ging bij de naam Berry. Zij was verkleed als zuster en voor ze het wist werd ze inwendig onderzocht.

Hij was 16, maar zag er uit als 19 in zijn doktersoutfit en had gezegd dat hij 21 was. Zij was verveeld. De terugkeer in ’t Klumpke beviel minder dan ze dacht. Haar vriend, opnieuw verkleed als Hells Angel, stond de hele tijd met zijn voetbalteam grappen te maken en andere zusters na te fluiten. Zij besloot op avontuur te gaan en knoopte aan de bar een gesprek aan met de dokter, die haar liefde voor het menselijk lichaam deelde. Voor ze de zin: ‘Gezellig hier, hè of wa’ kon uitbrengen zat er al een tong in haar mond. Ze proefde dat hij Marlboro rookte en vermoedde vervolgens dat hij geen 21-jarige geneeskundestudent was. Ach, als Berry het maar niet gezien had.

Hij was 26, verkleed als vrouw en ze kende hem van haar geneeskundecolleges. Op het eerste gezicht vond ze hem niet aantrekkelijk, zijn vette achterover gekamde haren moesten het toch echt afleggen tegen Berry’s stekeltjes. Dat hij als achtstejaars student nog steeds propedeusevakken Geneeskunde volgde sprak ook niet in zijn voordeel. Hij stond er ongemakkelijk bij in ’t Klumpke en vierde overduidelijk voor het eerst carnaval. Ze vond hem er maar zielig bij staan en smolt voor zijn neptieten. Berry was buiten al aan het kotsen op het moment dat zij een mondeling examen aflegde.

Hij was 63, maar ze was vergeten hoe oud hij was. Hij stond vlak bij de toiletten en zou morgen van zijn vrouw scheiden. Hij kende haar: zijn dochter was haar beste vriendin. Zij wist door de drank niets meer, behalve dat Berry naar huis wilde en zij naar de wc. Hij dacht: ‘Ik ga ervoor’ en zij kon niet meer denken.

De volgende dag zat Berry er treurig bij op de bank. Hij voelde zich schuldig omdat hij zich met zijn voetbalteam zo lomp had gedragen en zo vroeg naar huis wilde. Zij was de kwaadste niet, ze vergaf hem. Het was immers carnaval.