Arthur Japin: ‘Schrijven is een manier om te acteren, zonder op het toneel te hoeven staan.’

Van 27 tot en met 30 november vormt Nijmegen het podium voor literair festival Wintertuin. In het kader van het thema van dit jaar, ‘de ontmoeting tussen literatuur en muziek’, stelt ANS vijf vragen aan verscheidene gastsprekers en muzikanten. Dit keer wordt schrijver Arthur Japin aan de tand gevoeld.

Tekst: Kim Saris Foto: Mike Ruth

Welk geluid wil je met je werk ten gehore brengen? ‘Een lied dat je hoort twee nummers voor het eind van de musical. Het bijna finalelied, waarin iemand opbouwt naar de finale toe, waar de hoop in zit. Het is zoeken naar die hoop en dat loont, dat is wat ik zoek. Voor alle hoofdpersonen in mijn boek geldt dit: het begint met een vraag voor mensen die echt geleefd hebben, waarvan je denkt: ‘God, mens, hoe heb je dát gedaan?’. De zoektocht naar het antwoord op de vraag, dat is de essentie van de roman. Het antwoord op de vraag is altijd hoop, de personages hebben altijd ergens hoop op en hoop uit geput. Ik ben iedere keer benieuwd wat voor oplossing ze gevonden hebben. Als je het zou moeten vertalen naar muziek, is dat het. Als je in de put zit en je weet niet meer hoe je het moet aanpakken, dan zit ik er 'wham' bovenop.’

Stilte of lawaai? ‘Stilte! Stilte, stilte, stilte. Ik zou nooit meer hoeven te praten. Nooit meer woorden te hoeven zeggen als het niet nodig is. Absoluut de stilte dus, ik heb geen woorden nodig en geen letters.’

Wat klinkt je als muziek in de oren? ‘Een geliefde die blij is om je te zien en iets liefs zegt. Er zijn geen woorden voor nodig. Als je ziet dat iemand blij is om jou te zien, dan is alles al gezegd.’

Wat verstoort je ritme? ‘Het geluid of de aanwezigheid van anderen, die niet in mijn rol of stuk spelen. Ik ben altijd bezig om een decor te maken waarin ik zelf alles waar kan maken. Mensen die dwars door mijn decor heenlopen, moeten niet meespelen. Ze kunnen het niet, begrijpen het niet of omdat ze het niet weten. Dat verstoort mijn ritme. Hoe stiller het is binnen het decor, hoe beter ik mijn eigen verhaal kan vertellen.’

Waar zit voor jou de muziek in? ‘In beweging. Ik kan muziek maken met mijn lijf. De ruimte vullen, daarin vind ik muziek en het laadt me op. Als je mijn boeken letterlijk wilt nemen, ben ik gevormd door musicals vroeger als kind. Net als in het geval van theater, bestaan mijn boeken uit scènes. Dat gebeurt niet bewust, maar gewoon omdat ik eraan denk. Als ik een scène heb geschreven waarin twee mensen met elkaar in een ruimte zitten te praten, dan wil ik dat ze voor de afwisseling in een grote scène de straat op gaan waar veel geroezemoes is. Ik kan niet ontkomen aan de traditionele theateropbouw van vier à vijf aktes en mijn boeken zijn allemaal op dezelfde manier opgebouwd. Het zit van nature in mij en ik kan er niet van loskomen. De personages komen toevallig in me op, ik vind het leuk om iedere keer een ander personage te spelen. Ieder personage staat voor hetzelfde probleem, maar hoe lost dit ene personage dat probleem op? De dag dat ik het idee voor De overgave (2007) vond, had ik ook een ander idee in mijn gedachten. Blijkbaar is dat het moment waarin je goed staat en denkt: kom maar op met deze rol. Het is een manier om te kunnen acteren, zonder op het toneel te hoeven staan.’