De universiteit als goed doel (3)

Universiteiten als Harvard en Stanford halen jaarlijks miljoenen binnen door fondsenwerving. Niet alleen alumni, maar ook bedrijven en onderzoeksfondsen hebben veel geld over voor gerenommeerde Amerikaanse universiteiten. Hoe gaat het eigenlijk met het werven van fondsen in Nederland? In een drieluik besteedt ANS aandacht aan dit onderwerp. Vandaag het slot: wat kunnen we in de toekomst van fondsenwerving verwachten?

Op het gebied van fondsenwerving is er nog veel te winnen, zo vindt Reinier Overtoom. Als projectmanager bij Formedia heeft hij de activiteiten van Nederlandse universiteiten op het gebied van alumnirelaties geanalyseerd. Zijn bedrijf adviseert kennisinstelingen over alumnibeleid. ‘Een langetermijnvisie op fondsenwerving is absoluut nodig om succesvol te kunnen zijn. De continuïteit van het programma moet worden gewaarborgd.’ Bij die langetermijnvisie hoort ook een zak geld, zonder investeringen is fondsenwerving gedoemd te mislukken. Zo moet er een vast budget komen voor mensen die bezig zijn met alumnibeleid en fondsenwervers. Alleen dan kunnen er goede activiteiten worden ontplooid.

Theo Schuyt, hoogleraar bij de werkgroep Filantropische Studies aan de Vrije Universiteit, vind dat universiteiten vooral banden met de maatschappij moeten herstellen. In het rapport Geven voor weten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft Schuyt aan dat universiteiten vooral proactiever moeten worden: ‘De overheid en de universitaire wereld zijn vervreemd geraakt van het particuliere initiatief. Een minderheid van de universiteiten verstaat de kunst van het vragen. Als men al vraagt, is het vaak onder het adagium: “wij komen geld tekort, wilt u maar even bijpassen?”. Nou, ik ken geen rijke die rijk is geworden door bij te passen.’

Voor de toekomst vraagt fondsenwerving dus nogal wat van universiteiten en haar bestuurders. Zo gaf Minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2009 al aan dat fondsenwerving een strategisch proces is, waarbij nieuwe bestuurders geselecteerd moeten worden op hun communicatieve kwaliteiten. ‘Daarnaast is het persoonlijk charisma van prominente onderzoekers veruit de belangrijkste factor bij het aantrekken van privaat geld. Daarom doen instellingen er goed aan om hun paradepaardjes hierbij optimaal te ondersteunen’, aldus Plasterk.

Daar kan Jeroen Pohlmann, directeur van de Stichting Nijmeegs Universiteitsfonds (SNUF) zich wel in vinden. Hij verwacht dat we uiteindelijk allemaal fondsenwervers worden. ‘Als de voorzitter na een diner een praatje houdt moet hij afsluiten met “en daar kunt u ook aan bijdragen”, want dat is wat nog niet gebeurd. Mensen moeten het gevoel krijgen dat ze zelf ook een aandeel hebben in succesvolle fondsenwerving. Vaak is dat een kleine stap, maar soms is daar een flinke cultuurverandering voor nodig.’

Wat nu als universiteiten inderdaad de komende jaren meer geld binnenhalen? Bestaat er dan geen risico dat de overheid de geldkraan nog verder dicht draait voor universiteiten? Overtoom denkt dat het wel mee zal vallen: ‘Ook als universiteiten veel succesvoller worden met fondsenwerving, zal de overheid haar financiering nooit onder een bepaald niveau kunnen brengen zonder direct schade toe te brengen aan de kwaliteit van onderwijs en überhaupt de gehele financiële huishouding van universiteiten.’ Overtoom zou graag zien dat de overheid helpt bij het stimuleren van fondsenwerving. Bijvoorbeeld dat er wetgeving komt waardoor het gunstiger wordt om geld te geven aan het onderwijs.

In het verleden zijn vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap al allerlei rapporten over fondsenwerving verschenen. Een van de rapporten stelde dat er een verandering moest komen in de cultuur en structuur van kennisinstituten, er een wetenschapsfonds diende te komen en er ook belastingmaatregelen moesten worden ontwikkeld om het doneren aantrekkelijker te maken. Met dit voorstel is echter niet veel gedaan. Inmiddels lijkt het onderwerp binnen het ministerie aandacht te hebben verloren. Zo zijn er wel enige fiscale voordelen ontwikkeld, maar deze zijn erg minimaal. Er is dus werk aan de winkel voor Nederlandse universiteiten, bestuurders en de overheid. Er ligt een flinke hoop geld voor het oprapen, als je bedenkt dat er jaarlijks zo’n 4 miljard euro naar goede doelen gaat. Daar is echter wel goede expertise voor nodig en ook voldoende middelen mogen niet worden vergeten.

Lees de eerder verschenen delen hier