Uit de Oude Doos: Nimwegeneuren over studenten

Als het weer even meezit, veroveren zij de terrasjes. Nu de laatste tentamens er aan zitten te komen, vullen zij ook na middennacht weer het centrum en vanaf september zal weer een hele lading eerstejaars naar Nijmegen komen. Studenten vormen maar liefst 15 procent van de Nijmeegse bevolking en dat is te merken ook. Fietsenstallingen vol oude barrels, studentenhuizen in elke straat en extra bieraanbiedingen in de bar bewijzen hun aanwezigheid.

Niet iedereen is hier blij mee. Onlangs protesteerde de Nijmeegse Fractie tegen aanwezigheid van een hoog aantal studentenkamers in de Nijmeegse wijken. Wat vindt de gemiddelde NEC-fan, groenteboer of 'Dukenburger' daarvan? Oftewel: hoe kijkt de Nijmegenaar in hart en nieren aan tegen dit intellectuele importvolk? Onze voorgangers in 1990 gingen de straat op om het uit te zoeken. 'Ze zuipen veel te veel. Dan worden ze zo bijdehand als de pest', kregen zij onder andere als antwoord.

Lees hier het artikel uit de april-editie van 1990:

Dag mevrouw, mag ik u wat vragen?... Wacht nu even, het gaat niet over God en u hoeft ook nergens anders lid van te worden. Ik wil echt geen geld van u. Ik wil u alleen maar een eenvoudig vraagje stellen. Hoe denkt u over studenten?

Tekst: Rob Brouwer, Marc Janssen en Hartger Wassink

‘Laat de Here tot je komen, hij wil je het eeuwige leven brengen.’ Het winkelende publiek in de Broerstraat loopt met een boog om de vasthoudende Jezus-freak heen. Ook een Veronica promotie-team heeft de Nijmeegse koopavond aangegrepen om zieltjes te winnen. Tussen dat geweld van goedsdienstwaanzinnigen en rondborstige promo-meiden houdt zich onverschrokken een drietal ANS-interviewers staande. Hun heilige opdracht: een antwoord vinden op de vraag hoe Nijmegenaren denken over studenten. Hebben Nijmegenaren eigenlijk wel een mening over studenten? In eerste instantie lijkt het er niet op. De meeste ondervraagden halen hun schouders op en kijken verbaasd wanneer er naar hun mening gevraagd wordt. ‘Studenten? Wat moet ik daar nou van vinden? Ze horen er bij, want Nijmegen is nu eenmaal een universiteitsstad. Ik heb er eigenlijk nooit zo bij stil gestaan. Je weet gewoon niet beter.’ Reacties als deze zijn talrijk. Na wat lichte aandrang komen de verhalen echter los. De Nijmegenaar blijkt wel degelijk een mening te hebben over studenten. We gooiden alle antwoorden op een hoop en zochten er de leukste uit. Een bloemlezing zonder wetenschappelijke pretenties.

Beestenboel Het is een afgekauwd beeld maar het leeft nog volop: de student als klaploper. ‘Ze zuipen veel te veel’, zegt een knaap van een jaar of twintig. ‘Dan worden ze zo bijdehand als de pest. Zeker wanneer ze met een groep zijn. Daaraan kan ik me behoorlijk ergeren wanneer ik in het weekend in de Swing kom. Dan mogen ze van mij best wel eens een goeie ram voor hun kop krijgen. Voor de rest heb ik trouwens weinig last van ze.’ Dat laatste geldt niet voor iedereen. Een vrouw van midden dertig barst in een ware klaagzang uit: ‘Ja ik heb last van ze, dat mag je rustig weten. Ik woon in de Rozenbuurt bij de Graafseweg en daar stikt het van de studenten. Die kunnen ’s nachts tekeer gaan, dat is gewoon niet normaal. Als ze nuchter zijn dan gaat het nog wel, maar als ze gezopen hebben maken ze er echt een beestenboel van.’ En bij overmatig drankgebruik blijft het volgens sommigen niet. ‘Ze roken ook veel hasj hè', constateren twee middelbare scholieren. ‘Daar hebben ze toch van die koffieshops voor? En rellen trappen natuurlijk, met al die kraakpanden hier. We komen ze ook wel eens in de kroeg tegen. Dan zijn ze eigenlijk best wel tof. Maar dan moeten ze niet dronken zijn want dan gaan ze aan je zitten frunniken en zo.’

Milkshakes Volgens een jongen met een authentiek Nijmeegs matje in zijn nek kun je studenten er vaak zo uithalen. ‘Je hebt van die types waaraan je het meteen kunt zien. Dat zijn van die eitjes, weet je wel. Laatst bij de MacDonalds komt er zo’n eitje binnen en die bestelt twee milkshakes. Laat ‘ie ze gelijk uit z’n handen vallen. Dat is nou een typische student.’ Naast onschuldige eitjes blijken er echter ook agressievelingen rond te lopen. Twee Nijmeegse gabbers: ‘Een vriend van ons is een keer in elkaar geramd door een stel studenten. Klootzakken waren dat, maar die heb je natuurlijk overal. Over het algemeen zijn het wel aardige lui. Ze kunnen in ieder geval lekker maf doen.’ Ronduit impopulair is de Nijmeegse studiebol bij schoolmeisjes in de bakvissen-leeftijd. ‘Studenten vind ik niks aan’, ginnegapt een van hen met een vies gezicht. ‘Waarom?... Nou gewoon, ik vind ze stom. We hebben ze op school wel als stagiaires.’ ‘Ze zijn wel leuker dan onze eigen leraar’, vult haar vriendin aan. ‘Die is helemááál waardeloos (giechel, giechel).’ Een wat rijpere Nijmeegse jongere oordeelt een heel stuk positiever. ‘Ik vind ze okee, die studenten’, zegt hij. ‘Ze zorgen voor wat afwisseling doordat ze uit andere steden komen. Een beetje leven in de brouwerij is nooit weg.’ Een meisje van voor in de twintig is van dezelfde mening toegedaan. Ze meent dat studenten de stad gezelliger maken. ‘In de zomer heb je hier altijd volle terrassen en dat vind ik hardstikke geinig.’ Haar vriend is om een andere reden wel te spreken over studenten. Hij zit in de kamerverhuurbusiness. ‘Ik heb een aardige broodwinning aan ze’, zegt hij. ‘In onze huizen hebben we heel wat studenten zitten. Nooit problemen mee. Hoge huren?... Nee hoor, heel redelijk voor een kamer midden in het centrum.’

Rondlummelen Wanneer studenten èrgens nadrukkelijk aanwezig zijn dan is het wel in het centrum. Vooral het Koningsplein is bij mooi weer een ware pleisterplaats. Een van de ondervraagden is over het studentenpubliek op het Koningsplein niet zo te spreken. Nog zichtbaar geïrriteerd stort hij zijn hart uit. ‘Wil ik daar pas geleden met paar vrienden een pilsje drinken, zijn er niet genoeg stoelen vrij. Ik vraag dus vriendelijk aan een groepje studenten of ik de lege stoel, die bij hun tafeltje staat, kan meenemen. Dat kon. Ik heb me nog niet omgedraaid of ik hoor achter mijn rug “hoorde je dat, dat was nou een èchte Nijmegenaar”. Daar ga ik dus echt verschrikkelijk van over mijn nek.’ Dat studenten de vrijheid hebben om op zonnige werkdagen op een terrasje neer te strijken, is sommige een doorn in het oog. ‘Ik werk hier in het centrum en dan zie je die studenten rondlummelen’, klaagt een man van middelbare leeftijd. ‘Laat ze godverdomme zelf eens gaan werken, dan weten ze ook wat dat is.’ Een jongen van midden twintig: ‘Ik ben af en toe jaloers op ze omdat ze zoveel vrije tijd hebben. Aan de andere kant begrijp ik wel dat ze hun afstuderen uitstellen want met hun arbeidskansen is het tegenwoordig beroerd gesteld.’ Volgens een meisje worden studenten door jongere Nijmegenaren echter niet als luilakken gezien. ‘Bij de oudere generatie leeft nog wel het idee dat ze werkschuw zijn maar ik ben het daar helemaal niet mee eens.’ Een links imago hebben studenten nog steeds, blijkt tijdens de straatinterviews. ‘Rooie rakkers zijn het, allemaal’, gromt een man van rond de zeventig. Een jonge Nijmeegse drukt zich wat voorzichtiger uit. ‘Dat de PvdA en Groen Links hier zo sterk zijn komt denk ik vooral door al die studenten’, zegt ze met een beschuldigende ondertoon. Verontschuldigend: ‘Maar ik heb helemaal geen hekel aan ze hoor. Ik heb zelf een broer die hier studeert.’ Een van de mannelijke ondervraagden beklaagt zich erover dat er zoveel studenten in Nijmegen naar de stembus gaan. ‘Daarmee bepalen ze wel even wat hier in de politiek gebeurt. Maar na vijf jaar zijn ze mooi vertrokken naar een andere stad en zitten wij met de brokken.’

De Jezus-freak heeft inmiddels zijn hielen gelicht en ook de Veronica-meisjes zijn verdwenen. De Broerstraat begint leeg en koud te worden. In opperste verwarring spoedt een interview-team zich kroegwaarts.