Uit de Oude Doos: #RUkiest

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek:dirty campaigning. Vanaf vandaag kan er worden gestemd voor de universitaire verkiezingen. Tot en met volgende week woensdag gijzelen enthousiaste medezeggenschappers de campus om zoveel mogelijk zieltjes te winnen op de concurrent. Een mooie aanleiding om eens oude koeien uit de sloot te halen. In mei 2005 vroeg ANS de lijsttrekkers van de drie partijen AKKUraatd, SIAM en Student '01 de beerput open te trekken en bakken stront over de hoofden van hun concurrenten te kieperen. Wat blijkt, er zijn veel parallellen te trekken tussen de clichés van zeven jaar geleden en de stereotyperingen van de partijen die dit jaar meedoen. De opkomst bij de USR-verkieziningen is in deze periode dan wel zo'n 10 procent hoger geworden, maar vervang Student '01 door asap en je hebt een aardig beeld van de sleaze en dirt die deze weken in de wandelgangen de ronde doet.

Stemmingmakerij

Deze maand kiest de Radboud Universiteit weer haar studentenraadsleden. Als je nog niet weet op welke partij je moet gaan stemmen: de lijsttrekkers vertellen waarom de keuze niet op SIAM, AKKUraatd of Student '01 moet vallen. Tekst: Mathieu Janssen De Universitaire Studentenraad heeft bepaald geen hip imago. In 2004 was de opkomst tijdens de verkiezingen dan ook amper 14 procent. Dat moet dit jaar beter kunnen en om te beginnen is het elektronisch stemmen via KISS verbeterd. ANS draagt ook haar steentje bij en laat de lijsttrekkers van de studentenpartijen aan het woord. De spelregels: geen promotieplaatje, maar moddergooien naar de concurrenten. Sanne Nauts (20), Lijsttrekker AKKUraatd Waarom verdient SIAM nul stemmen? 'SIAM wil graag vriendjes blijven met het College van Bestuur (CvB). De fractie mag wel wat kritischer zijn. Ook de arbeidsmentaliteit van SIAM is niet zo goed. Als nieuwe kandidaten zich bij SIAM aanmelden, wordt hen verteld dat ze ongeveer twintig uur per week kwijt zijn. Het is idealiter veertig uur. 'De fractie reageert vooral op wat het CvB zegt, ze gaan zelf niet op onderzoek uit. De partij mag wel wat actiever zijn. Wat mij ook opvalt aan SIAM, is dat ze veel aandacht proberen te krijgen tijdens de verkiezingscampagne, maar de rest van het jaar nauwelijks te zien zijn.' Waarom geen Student '01? 'Student '01 heeft lef. De fractie slijmt niet bij het CvB, maar durft te zeggen waar het op staat. Het is jammer dat ze zo onprofessioneel zijn. Ze bereiden bijvoorbeeld hun vergaderingen niet goed voor. Dit geven ze wel eerlijk toe, maar ik vind dat je dat niet kunt maken. 'Ook is Student '01 te veel bezig met de faciliteiten op de campus. De partij schenkt veel aandacht aan bijvoorbeeld bier in het CultuurCafé voor half vier. Onderwerpen als de kwaliteit van het onderwijs en overvolle collegezalen laat Student '01 vaak links liggen.' Bart Buijs (21), lijsttrekker SIAM Waarom moet AKKUraatd nul zetels krijgen? 'Het is beter iets door overleg te bereiken dan te gaan protesteren. AKKU roept studenten op tot "demonstuderen" zonder dat het doel duidelijk is. De partij moet meer aandacht besteden aan de inhoud in plaats van aan de vorm. Je kunt niet verwachten dat je studenten actief in de onderwijspolitiek betrekt wanneer niet wordt uitgelegd wat deze precies inhoudt. 'Verder doet AKKUraatd overal te principieel over. De fractie bespreekt alles met het toontje "het zou zo en zo moeten". Ook hamert ze in discussies vaak op de wet. Die is voor studenten helemaal niet zo gunstig. Het is beter te proberen om in overleg tot iets goeds te komen.' Waarom hoort Student '01 niet in de studentenraad thuis? 'Student '01 heeft alleen punten die nergens op slaan. Het programma heeft niks te melden over de kwaliteit van het onderwijs. Activiteiten naast de studie zijn wel belangrijk, maar het onderwijs gaat voor. Studenten komen in Nijmegen studeren vanwege de kwaliteit van het onderzoek en onderwijs. Uiteindelijk moet je een goede baan zien te vinden. Dan is het fijn als je tijdens je studententijd al 's middags kunt drinken, maar dit heeft geen prioriteit. Het is jammer dat het zo'n single-issue-partij is, want de mensen van Student '01 in de studentenraad hebben het altijd goed gedaan.' Laurens de Wit (21), lijsttrekker Student '01 Waarom moeten we AKKUraatd links laten liggen? 'AKKUraatd roept veel over de tekortkomingen van de landelijke onderwijspolitiek. De partijleden moeten realistisch zijn. Als fractie in de USR kun je het onderwijssysteem van Nederland niet veranderen. Om iets voor elkaar te krijgen moeten ze zich richten op hun eigen werkgebied: Nijmegen. Natuurlijk heeft AKKUraatd ook kritiek op het beleid van de RUN. Ik heb alleen het idee dat ze bij elk nieuw voorstel op voorhand al tegen zijn. Kritiek is wel goed, maar je moet geen kritiek geven om het kritiek geven.' Waarom moeten de studenten geen SIAM gaan stemmen? 'De indruk die ik van SIAM krijg is dat de mensen in de fractie allemaal voor hun eigen hachje gaan. Ze praten in termen van "wat ik wil", terwijl ze er voor de student moeten zijn; ze zijn gekozen door studenten, dus daar moeten ze ook naar luisteren. Volgens mij zit een groot deel van SIAM alleen in de partij om zijn of haar eigen c.v. op te leuken. 'SIAM is een log, bureaucratisch instituut, bijna ingericht als een ministerie. Ik vind het dan ook niet opmerkelijk dat een oud-bestuurslid van SIAM nu op de lijst van Student '01 staat. SIAM moet het belang van de USR wel in proporties zien.' Heeft u een keuze gemaakt? Vergeet je KISS-wachtwoord niet te veranderen en laat van je horen tijdens de verkiezingen van 17 tot en met 31 mei. Vergeten we niet iets? Jazeker, dit jaar doet er een nieuwe partij mee aan de studentenraadverkiezingen. GO!! Transparant RU&HAN / MEI: een hele mond vol. De partij is in heel Nederland actief en heeft in veel studentenraden zetels weten te veroveren. In 2002 deden ze ook al mee aan de verkiezingen, maar dat was allesbehalve een succes. Lijsttrekker Mehmet Spruyt werd van deelname uitgesloten omdat hij in Utrecht bleek te studeren. Hierdoor kwamen er studenten op verkiesbare plaatsen die getekend hadden voor lijstduwer. Dit jaar hebben ze een geheel nieuwe lijst gevormd. Lijsttrekker Nafiz Aydogdu (20) studeert gewoon in Nijmegen en zal de partijpunten het komende jaar proberen te verwezenlijken. GO!! Transparant RU&HAN / MEI staat kort door de bocht voor: transparantie, grensverleggend onderwijs en onderzoek, betere communicatie en nauwere samenwerking met alles wat je maar kan bedenken.
De naam van Mehmet Spruyt is op verzoek gefingeerd.

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: As tot as

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: Een kijkje bij het Crematorium Rijk van Nijmegen.In donkere decemberdagen zijn feestelijke tradities het licht in de duisternis. In 2003 lapte ANS deze kunstmatige vrolijkheid aan haar laars en wakkerde ze winterdepressies aan met een reportage over een crematorium. De verhalen over balletuitvaarten, urnen als teddyberen en de crematorium-top-tien zijn boeiend, maar brengen je niet bepaald in feeststemming. Gelukkig hebben we vanavond Sinterklaas en binnenkort het kerstfeest om leed te verzachten. Af en toe vrolijk doen is belangrijk, wist ook Wim Muller, coördinator van het crematorium: 'Het werk blijft zwaar, emotioneel gezien, daarom houden we vaak personeelsfeestjes.'   Lees hier het artikel uit de december-ANS van 2003.

1100 graden Celsius

De donkere decemberdagen stemmen tot contemplatie over het verscheiden. Dat we doodgaan is zeker, maar dan? ANS wenst een morbide nieuwsgierigheid te bevredigen: wat schuilt er achter al die prachtige uitvaarten? Een kijkje achter de schermen bij het Crematorium Rijk van Nijmegen. Tekst: Joep Smaling 'Overledenen worden hier bewaard in een koelkamer op een temperatuur van 4 graden', vertelt Wim Muller, coördinator van het Crematorium Rijk van Nijmegen. Wat ongemakkelijk hap ik in de speculaascake die hij me heeft voorgeschoteld. Muller heeft geen klassieke doodgravers-look. Tegenover mij zit een jonge manager, strak in het pak gestoken en tot in de puntjes verzorgd. Koel en zakelijk vertelt hij over de procedures in het crematorium bij het verzorgen van overledenen en het bijstaan van nabestaanden. Het crematorium Rijk van Nijmegen bestaat al achttien jaar. De voortschrijdende secularisatie heeft het taboe op crematie doorbroken, en dat is te merken: de twee ovens van het crematorium verwerken gemiddeld honderd lichamen per maand en de open dagen trekken massa's geïnteresseerden. De laatste kijkdag trok zo'n zevenhonderd bezoekers, de ovenruimte werd het drukst bezocht. De doden die hier aankomen, meestal vanuit het ziekenhuis, krijgen een standaarduitvaart van anderhalf uur. Een 'kale crematie', dat wil zeggen een crematie zonder kist en koffietafel, kost zevenhonderd euro. De achterblijvers kunnen extra halfuren bijkopen voor plechtigheden als speeches, condoleances en buffetten. Doe-het-zelf-doodgraven 'We bieden familie de gelegenheid zelf het lichaam "in te kisten" en de kist in de oven te schuiven', aldus Muller. Eigenlijk zijn de crematoriummedewerkers hiervoor verantwoordelijk, maar als de familie een specifiek verzoek heeft, wordt dit meestal ingewilligd. Nabestaanden mogen het lichaam ook zelf afleggen (tegenwoordig is het eufemisme 'verzorgen' meer in zwang). De verzorging bestaat uit het wassen, aankleden en opmaken van de overledene. Nabestaanden geven zelf kleren mee. Muller vertelt dat ze 'ondergoed hebben liggen', omdat de geëmotioneerde naasten dit vaak vergeten. 'Een stukje extra service', zegt Muller. Na het verzorgingsproces vindt uiteraard de uitvaart plaats. Een rondleiding in het machtige crematoriumcomplex maakt duidelijk hoe deze vorm krijgt. Er zijn talloze koffieruimtes waar men broodjes kan krijgen of zelfs 'een compleet buffet met wijn en brie'. Struinend door de gangen van het crematorium komt er af en toe een kist voorbijrijden, op weg naar de aula of de oven. Ondertussen laat de coördinator trots de grote en de kleine aula zien: strak en modern ingericht zonder kerkelijke kitscherigheid. Het crematorium heeft ook een studio waar muziek wordt gedraaid en de hele plechtigheid direct op cd wordt gebracht. Zoals te verwachten is, staan Candle in the wind en Tears in heaven hoog genoteerd in de crematorium-top-tien. 'Maar ook Rob de Nijs is op het moment een toppertje', grijnst Muller. De aula's hebben een ronde structuur met aaneengesloten rijen gekleurde stoelen. Vooraan staat de katafalk: een houten decorstuk waarin de kist wordt geplaatst. De uitvaart kan geheel naar eigen wens worden ingericht. 'We hebben laatst nog een balletuitvoering naast de kist gehad.' Zang, dans, overvliegende straaljagers en Afrikaanse stamrituelen, je kunt het zo gek niet bedenken. De kist kan worden vervangen door een opbaarplaat waarop de overledene wordt tentoongesteld. Van vreemde eisen kijkt de coördinator niet meer op: 'Alles kan. Als je in een juten zak opgebaard wil liggen is dat geen enkel probleem.' Uiteraard zijn aan persoonlijke eisen harde contanten verbonden. De dood is immers een lucratieve business. As tot as... De rondleiding leidt naar het lugubere centrum van het crematoriumcomplex: de ovenruimte. Vijf minuten na de rouwplechtigheid gaat de kist, tezamen met een vuurvast steentje met registratienummer ter identificatie, de vlammen in. Bloemen en linten worden eerst van de kist verwijderd. Er wordt zojuist een kist de oven in geschoven. Deze verdwijnt in een vernietigend inferno van extreme hitte. Dag opa. Kist en overledene worden zo'n vijf kwartier blootgesteld aan verschillende gasbranders die zorgen voor een temperatuur van 1100 graden Celsius. Na een aantal crematies wordt de kist in de voorruimte van de oven weer natgesprenkeld. Dit voorkomt dat er steekvlammen de oven uitschieten bij de invoer. Het woord 'oven' is eigenlijk niet op zijn plaats. Er staan twee hypermoderne en geautomatiseerde machines, compleet met een digitaal scherm dat de temperatuur aangeeft. Ik peil of er een vreemde geur in de lucht hangt, maar van de verwachte schroeilucht ontbreekt ieder spoor. 'Ruimen' is niet het beste woord, maar wel het eerste woord dat me te binnenschiet als ik naast deze efficiënte, solide crematiemachines sta. Na het crematieproces wordt de as gekoeld en verzameld in een bak met zes loden kogels die grove stukken, bijvoorbeeld tanden en botten, vermalen. 'Pacemakers en dergelijke worden in het ziekenhuis verwijderd. Als het ovensysteem een pacemaker detecteert gaat er meteen een alarm af.' Pacemakers scheiden namelijk giftige stoffen af en de overheid controleert crematoria streng op de uitstoot van toxische gassen. De opbrengst van zaken waar de familie besluit vanaf te zien, zoals brillen en gouden tanden, gaat naar goede doelen. Brillen gaan naar de Derde Wereld. Andere zaken gaan weer naar de kankerbestrijding of naar de CliniClowns. Gaat er weleens wat mis? Wim Muller antwoordt ontkennend: 'Het identificatiesysteem is feilloos, het is onmogelijk dat iemand de as van een onbekende meekrijgt. Ook tijdens het crematieproces kan niets misgaan.' Het enige pijnlijke dat kan gebeuren, vertelt hij, is dat de cd blijft hangen tijdens de uitvaart. 'Of een stroomstoring, die hebben we laatst ook gehad.' Creatief met as Verbleef de overledene vroeger nog in een sobere urn, eventueel in een urnenmuur, vandaag de dag is dat wel anders. Er zijn talloze asbestemmingen. Zo kan de as nog steeds in een simpele asbus worden opgeslagen, maar zijn er ook prachtig gedecoreerde urnen. Grote en kleine urnen, urnen als teddyberen. Het enige dat nog ontbreekt is een Dragonball-Z- of Tinky Winky-urn. (Gl)askettingen zijn de nieuwste rage. Er is een keur aan glazen hangertjes waar een gedeelte van de as kan worden ingeblazen. Muller laat mij een gladde schijf zien die ook populair is. 'Deze kun je in je hand houden, onder je kussen leggen en mee op reis nemen, reuze handig.' Buiten het crematorium ligt een groot park van vijf hectare met verschillende afdelingen. Het kinderhofje is een klein, door struiken omgeven plekje met achterin een grote witte kunststeen waar urnen in kunnen worden gezet. Op de steen kan een naamplaatje worden geplaatst. De consument bepaalt de maat en kleur. Er zijn verschillende strooivelden waar de as kan worden uitgestrooid. Voor nabestaanden die een plek willen hebben die ze kunnen bezoeken, zijn er verschillende opties. De as kan worden bijgezet in het columbarium (de urnengalerij) of in de urnentuin, waar een graf of gedenksteen de urn vergezelt. Het is altijd toegestaan om de as mee naar huis te nemen en deze een mooi plekje te geven op de schoorsteenmantel. Uitstrooien in de vrije natuur kan ook, mits de asverstrooier toestemming heeft van de landeigenaar. Wat drijft iemand om in een crematorium te gaan werken? De coördinator legt uit dat de fascinatie al op jonge leeftijd is ontstaan. 'Ik woonde vlak naast een kerk. Geregeld kwamen er lijkenstoeten langs die ik nieuwsgierig besloop.' Na het overlijden van zijn vader, die hij daarna zelf heeft verzorgd, begreep Muller het belang van het werk en de troostende functie voor de nabestaanden. 'Het is bevredigend te zien dat nabestaanden gebaat zijn bij een goede uitvaart. Met velen houden we contact.' De medewerkers van het Crematorium Rijk van Nijmegen zijn zeker niet afgestompt door hun werk. 'Als we hier een sollicitant hebben die zegt het werk goed aan te kunnen, omdat de dood hem niets doet, dan kan hij het vergeten.' Nabestaandenzorg bestaat voor een groot gedeelte uit empathie. Maar is het dan niet slopend om dagelijks geconfronteerd te worden met dood en rouw? Muller benadrukt het belang van afleiding, omdat het werk anders niet te doen is. 'We bespreken onderling alles en hebben een leuk team. Het werk blijft zwaar, emotioneel gezien, daarom houden we vaak personeelsfeestjes.' Alle service en empathie daargelaten, ben ik blij als ik het terrein afloop en het kinderhofje, de verbrandingsovens en urnencollecties achter me kan laten. Branden zal ik, maar voorlopig nog niet.

 

Lees meer

Uit de oude doos: College van censuur

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: de RU in haar censuurtijdperk De RU en haar masters lijken een haat-liefde verhouding te hebben. Onze universiteit blijft alles uit de kast halen om haar masteropleidingen te promoten, maar die pogingen om masterstudenten te binden mislukken jammerlijk. De voorlichting laat - zoals we ondertussen wel weten - te wensen over en de speciale voorlichtingsdagen zijn niet bepaald in trek. Waar een oplossing van de problematiek nu wordt gezocht in het aantrekken van nieuwe ladingen studenten, werd dat ongeveer 9 jaar geleden veel simpeler aangepakt. De Radboud Universiteit weigerde toentertijd advertenties voor masteropleidingen aan andere universiteiten om een uitstroom te voorkomen. Lees hieronder het artikel uit de mei-ANS van 2004:
Meesterlijk bedrog De KUN verbiedt masteradvertenties in ANS en VOX. Gemotiveerde Nijmeegse schaapjes mochten eens ontdekken dat het gras elders groener is. Is het verbod een afspraak met andere universiteiten of stalinistische censuur? Tekst: Joris Baeten en Bert Brussen Illustratie: Annemarie van LimptSixteen months that will change your life!’ schreeuwen de Boomerangkaarten van Nyenrode de studenten toe. Het Bachelor Master systeem is amper ingevoerd, of de oorlog om aandacht van de potentiële masterstudent is losgebarsten. Ook Nijmegen heeft een bescheiden reclame-offensief ingezet. Indringers die een mooie master willen aanprijzen in KUN-bladen worden echter geweerd. Onlangs kondigde het College van Bestuur een advertentieverbod af voor andere universiteiten. Uiteraard halen universiteiten graag masterstudenten binnen: wie bewust kiest om verder te studeren, is vaak extra gemotiveerd. Bovendien vangen de instellingen hun overheidscentjes deels per afgestudeerde student. Gedreven door zowel een wetenschappelijk als een financieel belang worden kersverse Bachelors de academische poort in gelokt. Maar verzwijgt de KUN-top met haar advertentieverbod niet waar de uitgang is? Gentlemen’s agreement Als een universiteit een master in de markt zet (die al dan niet top is), moet een student die weten te vinden. In hun voorlichtingsoverleg spraken de universiteiten af dat een mooie website de ‘masterhoppers’ het juiste pad zou wijzen. Handig: een goedkope oplossing die advertenties overbodig maakt. De realiteit is anders: een BaMa-bank op internet is nergens te bekennen. Maar terwijl studenten in de rest van het land tenminste nog kunnen lezen in de universiteitsbladen over passende masters, blijven de advertentiepagina’s van Vox en ANS akelig leeg. ‘Een gentlemen’s agreement,’ verklaart Willem Hooglugt, voorlichter van het CvB. De afspraak zou zijn ‘niet in elkaars bladen met reclame te strooien’. Dat is immers ‘smijten met geld’. Hooglugt: ‘Bovendien kun je een advertentie geen voorlichting noemen.’ Het is opvallend dat het College bezorgd is om het ‘belastinggeld’ dat ándere universiteiten uitgeven. Onafhankelijke spreekbuis Vox werd het eerst aan de ketting gelegd. Doorgaan met advertenties plaatsen zou niet bepaald vriendelijke gevolgen hebben. ‘Er is nooit letterlijk gedreigd met ontslag, maar in een gesprek tussen Paul Sars (CvB secretaris-red.) en de Vox-redactieraad is dat wel gesuggereerd. Het was een van de opties,’ vertelt hoofdredacteur Patricia Veldhuis. Vox loopt hierdoor 46.000 euro per jaar aan advertentie-inkomsten mis. Veldhuis: ‘Het college compenseert deze inkomstenderving niet. Dat is voor ons zeer problematisch.’ Maar gelukkig was ANS er nog om de Nijmeegse student te informeren over mastermogelijkheden. Een dringend verzoek per fax maakte ook daar een einde aan. ‘Want’, stelt het CvB, ‘ook ANS wordt gefinancierd uit universitaire middelen.’ Wordt ongehoorzaamheid bestraft met een subsidiestop? Al eerder bleek het College niet gecharmeerd van de onafhankelijkheid van ANS, en censureerde op oud-Russische wijze. Zo deinsde Sars er in april 2003 niet voor terug 3000 ANS’en door de papierversnipperaar te halen. De 1-april grap, een artikel over een fusie met de zuidelijke zuster in Tilburg, werd niet gewaardeerd. De angst dat kneedbare VWO’ers het artikel serieus zouden nemen was groot en de redactiegrollen werden – zonder overleg – in de kiem gesmoord. Trieste maatregel De jongste beleidskronkel, het weren van advertenties, roept ook buiten Heyendaal vragen op. Natuurlijk zijn advertenties duur, maar is het met het uitblijven van een gezamenlijke informatiebron wel juist deze te verbieden? PvdA-Kamerleden Martijn van Dam en Jacques Tichelaar stelden kamervragen over het beleid. Zij vinden dat de KUN studenten belangrijke informatie onthoudt. ‘Een trieste maatregel’, noemen ze verbod. Staatssecretaris Nijs stelde weliswaar dat dit ‘tot autonomie van de instelling behoort’, maar niet iedereen deelt haar mening. ‘Totalitair en stalinistisch,’ noemt Nike Nooteboom, verantwoordelijk voor de masteradvertenties van de Universiteit van Amsterdam, de opstelling van Nijmegen. Ook andere universiteiten zetten vraagtekens bij het krampachtige KUN-beleid. Persvoorlichter Peter Siebers van de universiteit van Tilburg: ‘Laat ik het maar opmerkelijk noemen.’ Iedereen is dan ook van harte welkom om in hun blad te adverteren, want ‘wij hebben vertrouwen in de kwaliteit van onze opleidingen’. Nijmegen lijkt het braafste jongetje van de klas, maar gaat in de praktijk wel erg rigide om met de intercollegiale afspraken. ‘Een verbod kan nooit aan de orde zijn’, stelt de Universiteit Maastricht. Navraag leert dat andere universiteiten zich hierbij aansluiten. Maar ook zij hopen dat in de toekomst de gezamenlijke voorlichting van de grond komt. KUN-etiquette De nobele houding van Nijmegen verbleekt wanneer het de eigen wering betreft. Een beetje speurwerk in andere universiteitsbladen onthult advertenties voor een master Spiritualiteit en een master Bio-informatica. In Nijmegen! Hooglugt bagatelliseert deze uiting door te claimen dat het ‘niche-opleidingen zijn waarvoor het moeilijk is genoeg studenten te vinden’. Maar misschien heeft Tilburg ook wel de perfecte niche-opleiding voor een paar studenten aan de KUN. Ook met een eerder gedane uitspraak valt het CvB door de mand. Voorzitter De Wijkerslooth: ‘We gaan toch geen reclame maken voor de concurrent?’ Met deze door eurotekens vertroebelde bril bekijkt de beste man de universitaire wereld. Is de KUN bang de concurrentieslag te verliezen? Het is normaal dat een universiteit in haar eigen belang handelt: zonder geld geen studies. Maar Nijmegen gaat zo ver in het nastreven van dit belang, dat zij in strijd handelt met het principe van het Bachelor Master stelsel: het vergroten van de studentenmobiliteit. En de hoge heren lijken het vermogen van studenten om zelfstandig hun mening te bepalen, behoorlijk te minachten. Meer openheid van de KUN over masters aan andere universiteiten zou vertrouwen in de eigen kwaliteiten uitstralen. Een ander beleid is daarom niet alleen wenselijk voor studenten, maar dus ook het beste voor onze universiteit. Voor wie nu al weg wil, heeft het CvB een heus BaMa-steunpunt in het leven geroepen. Dit tweedehands Postbus 51-inforek is verborgen aan de Comeniuslaan.

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: dichter aan de drugs

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: Simon Vinkenoog tript op Van Gogh.

Creativiteit en drugsgebruik, het schijnt vrij sterk samen te hangen. Voor de nieuwste editie van het ANS (sinds gisteren in de bakken) spraken we met Hafid Bouazza, een Marokkaanse schrijver die zich ontpopte als groot liefhebber van de Nederlandse taal. Hij vertaalde Arabische literatuur naar het Hollands en schreef tussendoor nog enkele romans. Tegelijkertijd worstelt hij met drugs- en alcoholproblemen, waar hij wonderlijk openhartig over spreekt in de media. Hij zal niet de eerste zijn. In april 2006 verscheen bij ons een interview met de legendarische Simon Vinkenoog. Inmiddels is hij overleden, toen prees hij nog de kwaliteiten van LSD en strooide hij met citaten als 'Internet schijnt tijdens een LSD-trip te zijn ontstaan,' en 'Ik heb ooit een Van Gogh zien krioelen en in een zelfportret van Henri Michel heb ik alle geluidsuitdrukkingen van een leven aanschouwd.' Lees hieronder het volledige artikel met Vinkenoog.

Het alziend Vinkenoog

Simon Vinkenoog is behalve poëet tevens kenner van het leven. Zijn onverzadigbare behoefte naar kennis in combinatie met talloze LSD-trips, heeft voor een eigenzinnige kijk op Het Bestaan gezorgd. 'We hebben geen tijd om bang te zijn.'

Tekst:Roel Neijts
Foto's:
Jos Janssen, Overasselt

Vanuit de woonkamer van Simon Vinkenoog (77) en zijn zesde vrouw Edith Ringnalda (51) is het uitzicht op de Amstel, het Amstelhotel en grachtenpanden een plaatje. De residentie zelf is eveneens inspirerend. Eén wand wordt ingenomen door een overvolle boekenkast. Andere muren zijn versierd met persoonlijke relikwieën als originele Corneilles, foto's van Parijse vrienden en objecten, verzameld tijdens de talloze reizen die de dichter hebben gevormd. Nog even en hij zal tachtig jaar oud zijn. Achter de geraniums zit Vinkenoog echter niet: nog steeds is hij vaste bezoeker van het illustere Boekenbal; onlangs maakte hij samen met Spinvis de cd JA! en elke dag publiceert hij op simonvinkenoog.nl zijn dagelijkse gebeurtenissen en hersenspinsels. 'Voorheen schreef ik kronieken, elke maand tien pagina's. Sinds twee jaar plaats ik elke dag een digitale pagina, een soort dagboek. Transparantie is belangrijk voor me. Ik wil mensen laten zien welke wijsheden ik in het leven heb opgedaan.' Ondanks zijn hoge leeftijd is de dichter niet bang voor de dood. 'Er is veel duidelijkheid ontstaan in mijn leven. Ik zou niet weten waarvoor ik nog bang zou moeten zijn. Ik weet dat ik sterf, volgens de statistieken eerder dan mijn vrouw, en daarbij heb ik me neergelegd. Er is geen tijd om bang te zijn. Lees het optimistisch credo op mijn site maar.'

Knappe kop
Al vroeg bleek Vinkenoog een pientere jongen. 'Tegen mijn moeder werd gezegd: "Die jongen moet doorleren, hij heeft een knappe kop." En doorleren betekende voor mensen zonder geld - ik woonde alleen met mijn moeder - geen gymnasium of hogere burgerschool, maar MULO.' In 1944 studeerde hij af, maar waar een diploma logischerwijs een middel is om een goede baan te vinden, zag Vinkenoog het papiertje vooral als een opstapje. De weg naar een alomvattende studie werd geopend: de universiteit van het leven. Drie jaar na de Tweede Wereldoorlog vluchtte de jonge Simon naar Parijs. Nederland was een puinhoop; een bouwput van de wederopbouw. Hij verruilde zijn eerste vrouw waarmee hij een kind kreeg voor de acht jaar oudere Judith. De Franse hoofdstad, die in de eerste helft van de twintigste eeuw dadaïsten en surrealisten lokte, had zijn aantrekkingskracht nog niet verloren. De onconventionele jeugd zocht na de Tweede Wereldoorlog zijn heil in Parijs, om een weg te zoeken waarvan de richting onbekend was. 'Het was een hele stap om te gaan: ik moest afscheid nemen van mijn vrienden en familie.' Vinkenoog kreeg een baan bij Unesco, op de afdeling boeken en publicaties. Een ideale baan.'Ik had zes weken per jaar vakantie, zodat ik af en toe naar Nederland kon gaan om mijn oude vrienden op te zoeken. Bovendien kon ik op de afdeling aan informatie komen die me een bredere kijk op de wereld gaf. Ik las alles wat er maar te lezen viel. Bij Unesco kreeg ik reeds documenten onder ogen over de huidige wereldproblematiek: ontbossing en watertekorten bijvoorbeeld. Nu pas, vijftig jaar later, dringt dat door tot de burger.' Parijs betekende voor hem niet alleen een nieuwe impuls voor het vergaren van kennis. Belangrijker was misschien nog wel dat de Amsterdammer werd opgenomen in een internationaal, inmiddels legendarisch netwerk van jonge kunstenaars als Karel Appel, Corneille, Hugo Claus, Lucebert en Remco Campert. Zijn artistieke kant kwam bloot te liggen, waardoor Vinkenoog zich ontpopte tot een respectabele poëet.

Simon in the sky with diamonds
Terug uit la Ville lumière ontdekte de jonge dichter de drug die ook The Beatles en The Rolling Stones inspireerde.'Mijn LSD-ervaringen hebben ontzettend veel deuren geopend. Als je eenmaal LSD hebt gebruikt, kom je vaak op die ervaring terug. Je kunt nooit meer onbevangen staan tegenover het de mystieke verschijnsel wat 'leven' heet.' Vinkenoog benadrukt de creativiteitskick die de acid teweeg kan brengen: 'Ik was in januari op het LSD-congres in Basel, waar Albert Hofmann, de uitvinder van de drug, zijn honderdste verjaardag vierde. Tachtig sprekers uit de gehele wereld deelden hun ervaringen. Zo vertelden enkele aanwezige Amerikanen met afgetrapte laarzen en cowboyhoeden het verhaal van hun briljante bevindingen tijdens hun trips. Die ideeën hadden ze commercieel uitgebuit en verkocht aan Microsoft. De rest van hun leven hebben ze in weelde kunnen leven. Overigens schijnt ook internet dankzij LSD de wereld in te zijn geholpen.' LSD is en blijft een serieuze zaak. Ooit raadde Vinkenoog in een interview iedereen aan de drug te gebruiken. Die woorden neemt hij nu echter terug. 'De post zou nooit meer worden bezorgd, en de melkboer zou niet meer langskomen,' grapt de dichter. In alle ernst vervolgt hij: 'Wie LSD neemt, moet een dag van tevoren afscheid nemen van iedereen, zorgen dat de stekker van de telefoon is uitgeplugd en dat er vooral geen huilende kinderen in de buurt komen. De mooiste trips ontstaan in de nabijheid van schoonheid: temidden van de natuur, of in een museum. Ik heb ooit een Van Gogh zien krioelen en in een zelfportret van Henri Michel heb ik alle geluidsuitdrukkingen van een leven aanschouwd. Zo diep ging dat. Een bad trip kan gebeuren: angsten komen tot leven als demonen. Met een gelukkige jeugd is er echter niets te vrezen.'

Oase in de woestijn
LSD is voor de dichter niet alleen een bron van creativiteit geweest. Dankzij de drug heeft Vinkenoog een eigenzinnige kijk op het leven gekregen. 'Ik doe niet aan value judgements. Alles heeft zijn eigen waarde. Het is gemakkelijk een persoon aan te vallen door te zeggen: "Wat jij doet, stelt niets voor". Maar binnen wat hij doet, is het zijn alles. Het is niet moeilijk om door deze wereld te gaan en alles af te kraken zonder betrokkenheid te tonen. Beter is te zoeken naar overeenkomsten tussen mensen, dan te zoeken naar zaken die mensen doen scheiden. Zoek geestverwanten op.' Ook zijn manier van vertellen, beïnvloed door zijn grote kennis en trips naar zijn innerlijk, is kenmerkend voor de Amsterdammer. Bij het aanboren van een onderwerp slaat hij al snel zijpaden in, waarna een complex netwerk van samenhangende gedachten ontstaat. In grote lijnen, vanuit het evolutionaire perspectief, is alles immers in elkaar verweven. Centraal in Vinkenoogs redeneringen staat de mens, die bij een overvloed aan invloeden al snel in een hokje wordt gedrukt, alwaar hij een eigen wereld creëert met eigen interesses en prioriteiten. Als ze eenmaal in die wereld zitten, kijken mensen niet snel meer over hun grenzen heen. Vinkenoog zegt niet in een hokje te leven, maar in het alomvattende. 'Ik ben een species internatus, ik kijk naar de mens vanuit de eeuwigheid. Ik weet dat de menselijke evolutie altijd zal blijven doorgaan, en op dit moment ziet het er niet leuk uit voor de mens als slaaf, beul of kannibaal.' Dan slaat Vinkenoog weer een zijpad in: 'Kijk alleen al naar de politiek, gouverner, c'est prévoir is niet meer. Bestuurders zijn enkel bezig met scherven ruimen. Niemand kan vooruitzien, we weten niet welke rampen ons te wachten staan.' Kortzichtigheid komt niet alleen voor in de politiek. De langetermijnvisie ontbreekt nagenoeg bij iedere burger, bij elk maatschappelijk onderwerp. Ook als het gaat om massamedia zijn veel mensen de basis uit het oog verloren en heeft het volk bijzaken getransformeerd tot hoofdzaken. Al in 1959, toen de televisie in Nederland nog in de kinderschoenen stond, was Vinkenoog als documentairemaker werkzaam. Inmiddels is televisiekijken uitgegroeid tot een van de belangrijkste tijdsbestedingen van de Nederlanders. Vinkenoog betreurt deze explosieve groei niet. 'Het is zoals elk medium: met een mes kun je een boterham smeren, maar ook iemand doodsteken. Alles wat de mens doet, kan voor of tegen hem worden gebruikt. Ik ben geen persoon die afgeeft op de televisie, hoewel ik besef dat het niet goed voor de geest is om alleen maar lelijke

...
Lees meer

Uit de Oude Doos: Diederik Samsom

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: Samsom en cynisme. Het was wel duidelijk gisteren: de verkiezingscampagne draait al op volle toeren. Zaterdag werd Wilders de zwarte piet toegespeeld, vandaag werd hij bijna doodgezwegen. Van Haersma Buma viel gisterenmiddag voor het gemak de PvdA en de SP aan en Pechtold hekelde het verantwoordelijkheidsgevoel van de VVD. Zelfs de Onafhankelijke Burger Partij schijnt al bezig te zijn met een lijstje kandidaten voor de verkiezingen op 12 september. Menig Nijmegenaar zal hopen op een links kabinet. Waar de peilingen de voorkeur geven aan Roemer I, behoort wellicht ook Samsom I tot de mogelijkheden. In februari 2010 sprak ANS Diederik Samsom over zijn studententijd en het cynisme in Nederland. ‘Ik wil gewoon geloven dat we geen cynisch volk zijn. Ik heb nog vertrouwen in de Nederlandse bevolking, ik kan niet anders.’ Over de toekomst voor studenten in een kabinet onder zijn leiding is Samsom duidelijk: 'Studenten ontvangen studiefinanciering, terwijl zij juist een bevoorrechte groep vormen die later een goed salaris verdient. Daarom vind ik het verdedigbaar als wij het sociale leenstelsel hanteren. Het geld dat in studenten wordt gestoken, zouden zij ook moeten terugbetalen.'

Diederik Samsom - Besmet met het inhoudelijke virus

Hoewel cynisme de boventoon voert in de Tweede Kamer, blijft PvdA'er Diederik Samsom optimistisch: 'Ik heb nog vertrouwen in de Nederlandse bevolking, ik moet wel.' Tekst: Jolene Meijerink en Martijn Wehrens Foto's: Boy van Dijk Een kwartier te laat komt Diederik Samsom (38) de kantine van de Tweede Kamer binnenstormen. Vervolgens praat hij honderduit alvorens er net zo snel weer vandoor te gaan. Zijn drukke schema blijkt ook uit het feit dat hij constant de tijd in de gaten houdt op zijn iPhone. Samsom is sinds 2003 Tweede Kamerlid en woordvoerder Milieu voor de Partij van de Arbeid (PvdA). De kroonprins van de arbeiderspartij is regelmatig te zien in programma’s als Pauw en Witteman en De Wereld Draait Door waar hij gepassioneerd klimaatontkenners onderuit schoffelt. Zijn stokpaardje, het klimaatprobleem, is hot. Samsom heeft een gevarieerde carrière achter de rug. In zijn puberteit was hij naar eigen zeggen een ‘echte nerd’, die er een sport van maakte negens en tienen te halen voor wis- en natuurkunde. ‘Maar wel eentje die goed was in gymnastiek’, merkt hij lachend op. Na zijn middelbare school studeerde hij Technische Natuurkunde in Delft. ‘Ik was achteraf gezien gevaarlijk vroeg begonnen met het halen van hoge cijfers, want tegen de tijd dat ik ging studeren vond ik wiskunde eigenlijk niet meer leuk. Ik ging nooit naar colleges, die waren demotiverend. Wat dat betreft was de TU Delft een jammerlijke universiteit. Ze deden in die tijd alles om de studie zo onaantrekkelijk mogelijk te maken.’ Gedurende zijn studie ergert Samsom zich eraan dat er geen aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke relevantie van zijn studie. ‘Daar moest je vooral in de eerste twee jaar niet naar vragen. Het was gewoon wiskunde, stampen, tot in de vierde macht en de vijfde graad.’ Tijdens de verdediging van zijn scriptie kwam de laatste deceptie. Samsom had een apparaat uitgevonden om metingen te doen naar radioactieve straling van kerncentrales. ‘Iemand van de afstudeercommissie gaf me een krijtje en zei: “Die formule op pagina 26, leid die maar eens af op het bord.” Ik heb het goed gedaan, maar was er zó kwaad over. Ik wilde praten over de relevantie van het onderzoek, niet over de derdemachtsintegraal van een tijdsafhankelijke neutronenfluxvergelijking. Ik dacht dat ik eindelijk bevrijd was van de cijfers.’ Hoe raakte u maatschappelijk betrokken? ‘Achteraf gezien gebeurden er drie dingen in ongeveer dezelfde periode. Ten eerste kreeg ik op de middelbare school een paar maatschappelijk betrokken vrienden, die school maar niets vonden. Wiskunde en natuurkunde deden ze niet, dat vonden ze “rechtse vakken”. Ten tweede ontplofte de kerncentrale in Tsjernobyl terwijl ik het boek Kinderen van moeder aarde las van Thea Beckman, waarin de wereld wordt geschreven na een kernoorlog. Ten derde had ik een heel linkse filosofieleraar. Als gevoelige puber raakte ik zo heel snel maatschappelijk geëngageerd. ‘Toen ik 16 was heb ik een brief naar Greenpeace gestuurd met de vraag of zij wetenschappers in dienst hadden en nog een natuurkundige konden gebruiken. Na vier maanden kreeg ik een briefje van drie regels terug, dat ik te zijner tijd altijd een brief kon richten aan de afdeling personeelsmanagement. Toen dacht ik: “Die zitten niet op mij te wachten, laat ik eerst eens gaan studeren.”’ Samsom studeerde officieel acht jaar. Enerzijds omdat hij vice-voorzitter was bij jongerenvereniging de Koornbeurs, voorzitter van de Vereniging voor Studie en Studentenbelangen te Delft en actief was bij Greenpeace. Anderzijds omdat hij nog een vak moest halen en daarna zijn diploma een jaar te laat aanvroeg. Lachend: ‘Ik werkte al bij Greenpeace. Dat is natuurlijk niet alleen een baan, maar een way of life. Ik was toen nog vrijgezel, dus ik was altijd de jongen die wel even vier maanden weg kon. Verweggistan hier, Verweggistan daar: “Oh, we moeten nog iemand hebben op dat schip. Nou Diederik, ga jij maar.” Bij deze organisatie ben ik mijn vrouw tegengekomen. Ik zeg wel eens gekscherend dat ik zeven jaar lang niemand anders ben tegengekomen dan mensen van Greenpeace.”’ Heeft u met uw gezin nog steeds de Greenpeace 'way of life'? ‘Er zijn dingen die we laten. Mijn vrouw en ik eten bijvoorbeeld geen vlees. We vliegen bijna nooit, ook omdat we er een hekel aan hebben. Onze vakantiebestemming is vaak Terschelling, maar dat is gewoon erg leuk. Daarnaast hebben we een Toyota Prius. Maar dat is alles, wij zijn geen freaks. De verwarming staat gewoon op achttien graden en de kinderen mogen ’s nachts een lichtje aan hebben als ze daar beter van slapen.’ Mede door nevenactiviteiten heeft u acht jaar gestudeerd. Hoe rijmt dit met het verhaal van minister Plasterk dat studenten sneller moeten afstuderen? ‘Ik vind niet zozeer dat mensen sneller moeten afstuderen. De overheid steekt zich op dit moment diep in de schulden om het hoger onderwijs te financieren. Studenten ontvangen studiefinanciering, terwijl zij juist een bevoorrechte groep vormen die later een goed salaris verdient. Daarom vind ik het verdedigbaar als wij het sociale leenstelsel hanteren. Hierin word je gehele studie, inclusief je collegegeld, basisbeurs en eventuele aanvullende beurs, voorgeschoten door de overheid. Zodra je een baan hebt, betaal je het bedrag terug. Het geld dat in studenten wordt gestoken, zouden zij ook moeten terugbetalen.’ Gaan studenten dan niet alleen studies kiezen waarbij ze zeker weten dat ze een baan kunnen krijgen? ‘Ik vind het sowieso niet slecht om een baan te willen na je studie. Bovendien betaalt het feit dat je hebt gestudeerd en daar een bepaald denkniveau van hebt gekregen zich ook terug. Daar hoef je geen specifieke studie voor te doen, ik doe ook niets meer met mijn studie. En als je dan toch, om een cliché aan te halen, werkloos kunstenaar wordt, hoef je de lening niet af te lossen. De ervaring leert echter dat 90 procent van de studenten bakken met geld verdient.’ U schreef in een uitgelekte e-mail dat de PvdA in een deplorabele staat verkeerde. Wat moet er veranderen? ‘De belangrijkste boodschap was dat het voor onze partij erop of eronder zou zijn. Sindsdien hebben we laten zien dat we doortastend kunnen zijn, bijvoorbeeld bij de beslissing over de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. Het is vooral aan jongere generaties makkelijk uit te leggen dat er langer moet worden doorgewerkt. Dit was geen eenvoudige beslissing, maar we hebben deze met verve genomen. Eindelijk iets wat we vol verdedigden.’ Wilders staat op dit moment goed in de peilingen. Wat is zijn sterke punt? ‘Wilders is retorisch sterk. Op dit moment heeft de Nederlandse bevolking blijkbaar iemand nodig die hen een zwart-wit beeld voorschotelt, hierin is het witte beeld dat van Pechtold en het zwarte beeld dat van Wilders. Die zienswijze vinden mensen blijkbaar lekker. Ik denk dat heel veel kiezers op dit moment de voorkeur geven aan een partij als de Partij Voor de Vrijheid (PVV) omdat, net zoals thuis, een ruzie heel opluchtend kan werken. Het intrigerende hiervan vind ik dat mensen heus wel snappen dat je compromissen moet sluiten in je leven. Soms gaat dat langzamer dan je zou willen. Dat is thuis, maar ook in de politiek zo. Ik zie het trouwens als een zwakte van het midden dat zij niet de aantrekkelijkheid van zijn zienswijze voor het voetlicht weten te brengen. Uiteindelijk zal Nederland zijn hart volgen en zich af gaan vragen wat voor land het nu eigenlijk wil. Een land waarin iedereen elkaar naar het leven staat of een land waarin er samen naar oplossingen wordt gezocht.’ Helaas laten je collega-Kamerleden soms pijnlijk duidelijk merken dat zij niets van de inhoud weten. Frustreert dit jou? ‘Ik ben door mijn academische achtergrond natuurlijk besmet met het inhoudelijke virus. Ik vind het niet erg dat een debat met humor of met een andere leuke insteek wordt gewonnen. Maar als je het puur op cynisme wint, zoals PVV-Kamerlid Richard de Mos, dan vind ik dat wel
...
Lees meer

Uit de Oude Doos: Donsdier of donjon

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: moet de toren terug? BREKEND NIEUWS! De gemeente Nijmegen mishandelt op grote schaal een dier. Aanstaande weekend zal het laatste moment zijn voor dierenliefhebbers om afscheid te nemen van het gigantische konijn in het Valkhofpark. Deze treurige gebeurtenis herinnert ons aan de tijd van de donjon. Lang geleden sierde een grote toren, de donjon, dezelfde locatie. Het was oorspronkelijk slechts een schuilplaats voor adel gedurende belegeringen, maar in de kortste tijd verrezen er omheen meerdere gebouwen en was de Valkhofburcht geboren. Later zag men het bouwwerk echter als een symbool voor onderdrukking en werd het met de grond gelijk gemaakt. In 2005 bedachten bewoners dat een donjon de Nijmeegse skyline toch niet zou misstaan en vroeg ANS aan twee experts wat de voors en tegens waren. Hij is er nooit gekomen en met het verdwijnen van het uitkijkkonijn ontstaat wederom een leegte. Misschien is er toch toekomst voor de donjon? Hoe het ook zij: lees hieronder het artikel uit de oktober-ANS van 2005.

Donjonaffaire

In ‘Welles Nietes’ redetwisten iedere maand twee deskundigen over een wetenschappelijk vraagstuk. In deze aflevering: moet de donjon worden herbouwd? Tekst: Maartje Bakker, Roel Neijts en Axel Venker Denk je dat hier in de zomermaanden niets te beleven valt, blijkt onze stad in de komkommertijd strijdtoneel te zijn geweest van een verhitte discussie. Op verzoek van De Gelderlander schreven meer dan zevenhonderd mensen de krant aan om hun mening over de mogelijke herbouw van de donjon te ventileren. Een ruime meerderheid pleitte vóór de herbouw van de middeleeuwse toren in het Valkhofpark. Vanwaar deze consternatie? Sinds een paar maanden siert een provisorische donjon het park ter gelegenheid van de tweeduizendste verjaardag van Nijmegen. Deze tijdelijke uitvoering is opgetrokken uit steigermateriaal, bekleed met bedrukt geveldoek. De replica blijkt erg populair te zijn: binnen twee maanden waagden al 25 duizend bezoekers de klim of het lifttochtje naar boven. De oorspronkelijke versie van de imposante toren verrees in de twaalfde eeuw op last van keizer Frederik Barbarossa. Tijdens vijandige belegeringen trokken de burchtbewoners en Barbarossa’s manschappen zich terug in de donjon. Om de toren optimaal tegen indringers te beschermen waren er geen buitendeuren. Men klom met ladders via de hooggelegen ramen de toren in. Daar konden de adellijke angsthazen hoog, droog en met het nodige proviand de aanval doorstaan. Rondom de donjon verrezen steeds meer bijgebouwen zoals stallen, woonruimten en wapenbergingen. Het geheel vormde de bekende Valkhofburcht; tegenwoordig herinnert enkel nog anderhalve kapel aan die gloriedagen. Zo geleidelijk als de vesting werd opgebouwd, zo abrupt verdween het vroegere boegbeeld van de Keizerstad. In de patriottentijd zag men de toren als symbool van feodale overheersing. In 1796 moest hij het veld ruimen voor een in die tijd modieus park, compleet met ruïne. Het gros van de stenen waaruit de eens zo glorieuze vesting was opgebouwd, kon dienen als ondergrond voor straatstenen of werd vermalen tot cement. Einde Valkhofburcht, einde donjon. Tot voor kort. Het opnieuw neerzetten van historische gebouwen is een trend in Nederland. Ook Nijmegen is nu bevangen door herbouwlust. Op verzoek van enthousiaste bezoekers is de Valkhofvereniging een handtekeningenactie gestart voor een donjon in steen. Drieduizend mensen toonden zich al voorstander van het idee. In de nepdonjon hangt slechts een lijst voor voorstanders van de herbouw; tegenstanders kunnen daar hun mening niet uitten. Hier wel. ANS peilt de mening van twee Nijmeegse deskundigen met de volgende stelling: de donjon moet worden herbouwd. Welles: Prof. dr. P.J.A.N. Rietbergen, hoogleraar Geschiedenis ‘Al staat de donjon er nog maar een paar maanden, Nijmegen is al niet meer voor te stellen zonder dat visuele middelpunt. Alle wegen naar de stad zijn georiënteerd naar de toren. De afbeeldingen waarop de toren als dominante factor in het nieuwe stadsbeeld naar voren komt, staan op ons netvlies gebrand. Wanneer ik vanaf de Waal naar de Keizerstad keek, zag ik, tot voor kort, een onvolledig stadslandschap. ‘In het Verdrag van Venetië uit 1964 wordt door architecten en deskundigen een restauratiefilosofie uiteengezet. Die gedachte houdt in dat door goede bescherming van historische plekken, waardevolle overblijfselen beter worden geconserveerd. Mensen die dat soort theorieën ophangen, wonen altijd in villa’s in de buitenwijken. De bestuurders moeten zich in dit geval laten leiden door de mensen die in de stad leven: zij moeten er tegenaan kijken. Als de stadsbewoners vinden dat de donjon bij Nijmegen als leefomgeving hoort, dan moet hij terugkomen. ‘De toren is met een hoge mate van betrouwbaarheid te reconstrueren: vanwege zijn grootte is hij vaak afgebeeld op stadsprenten. In landen om ons heen is dit fenomeen, het bouwen naar oude tekeningen, geen onbekend terrein. Een groot gedeelte van de monumenten van Frankrijk, Duitsland, Polen en Rusland is herbouwd. ‘Daarnaast is het belangrijk te vermelden dat de toren op een volledig vrije plaats staat: er hoeft geen grassprietje voor te sneuvelen. Door herbouw verenig je juist de drie belangrijkste elementen van het Valkhof: de Ottoonse kapel, de Sint Nicolaaskapel en de donjon. ‘Bij herbouw zal wel een gedeelte van de archeologische monumenten moeten wijken voor fundamenten en derhalve moeten worden opgegraven. Maar wat hebben we er aan als de resten onder de grond blijven? Graven dient de wetenschap. Wel moet je volgens de regels van het Verdrag van Malta te werk gaan. Dit houdt in dat je zorgvuldigheid moet betrachten. Net zoals bij de Betuwelijn komt er dan een team van archeologen die de bodem vóór de bouw onderzoeken. We zeggen toch ook niet: “De Betuwelijn mag er niet komen, want op de route liggen Romeinse legerplaatsen." ‘Nijmegen is voor een fors deel afhankelijk van het toerisme. De toren maakt de stad absoluut aantrekkelijker. Daarbij hoeft de toren niet alleen als attractie te fungeren; er zijn tal van andere zinnige bestemmingen voor denkbaar. Er zou bijvoorbeeld een restaurant in kunnen komen, of ruimte voor culturele activiteiten. Geld zal geen probleem zijn: de donjon is een heel concreet en prestigieus object. Daarom zou het mij niet verbazen als er voor de bouw sponsoren zijn te vinden. ‘Iedereen die sfeer wil in Nijmegen, zou voor de herbouw moeten zijn. Het geeft onze stad meer smoel. Dat is hard nodig: je schrikt je lam als je door het centrum loopt. Aan de gevels van de HEMA en V&D en aan Plein '44 moet absoluut iets worden gedaan. En die toren moet gewoon terug.’ Nietes: Dr. J.G.G.M. Rosendaal, docent Geschiedenis ‘Het idee alleen al, het is belachelijk dat er überhaupt over gepraat wordt. Nederland heeft in 1993 het verdrag van Malta ondertekend. Dit verdrag houdt in dat je archeologisch bodemmateriaal niet mag aantasten tenzij dat strikt noodzakelijk is. Zo’n noodzaak kan bijvoorbeeld een duidelijk omschreven economisch belang zijn. In dit geval is er geen enkel argument aan te voeren, waarom herbouw noodzakelijk is, en bovendien op zo’n archeologische toplocatie het bodemarchief te frustreren. De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek heeft toegestaan om deze reconstructie wel neer te zetten op voorwaarde dat het archeologisch materiaal gegarandeerd onaangetast wordt. Waar dit bodemarchief uit bestaat weten we maar ten dele, maar ongetwijfeld zullen er restanten in zitten van de pre-Barbarossa burcht. Mogelijk liggen er zelfs Romeinse resten. Nu hebben we bepaalde technieken om die grond te kunnen onderzoeken, maar over honderd of tweehonderd jaar moet die grond nog steeds onderzocht kunnen worden. Dan zijn er immers betere methoden waarmee de huidige kennis kan worden getoetst. Het gaat hier om de bekende falsificatie die de wetenschap wil hanteren. Wat we nu weten, moet kunnen worden getoetst, ook in de toekomst. ‘Trouwens, Nijmegen heeft nauwelijks een rooie cent, wie betaalt die herbouw dan? En moet die donjon, landmark of niet, dan zo quasi middeleeuws zijn? Hoe de oorspronkelijke toren er uit heeft gezien weet niemand. Er is geen bouwtekening van de oorspronkelijke toren die in 1796 is gesloopt. Er zijn wel plattegronden van het interieur, maar we weten niet eens hoe hoog de toren was, er is geen enkele maat bekend. Volgens sommige afbeeldingen zijn er bijvoorbeeld vijf raampjes op een bepaalde plek, volgens anderen weer vier. Het zal nooit een exacte reconstructie zijn van wat er heeft gestaan. 'Dus wat je gaat bouwen is hoe dan ook een weergave van het huidige idee over het uiterlijk van die toren. Dat betekent dat men over twintig jaar misschien wel heel anders denkt over het echte aanzien van de toren. Je kunt net zo goed iets moderns bouwen dat niet zo kitsch is. ‘Dat de donjon er niet staat, maakt die plek juist tot een monument. Het Valkhofpark, dat op de plaats van de burcht werd aangelegd, heeft namelijk veel historische waarde. Het is een typisch plantsoen uit de Romantiek, ontworpen door de beroemde parkarchitect Zocher, tevens ontwerper van het Amsterdamse Vondelpark. Er wordt overigens al jaren gepleit voor restauratie van het park in Nijmegen door het Platform tot Behoud van het Valkhofpark. ‘Toch is mijn belangrijkste reden om tegen de herbouw te zijn, dat ik me bezighoud met de periode van de Bataafse Republiek, ook wel de Nederlandse Revolutie. De Valkhofburcht is in die periode gesloopt, mede omdat het een symbool was van feodale overheersing. Het afbreken van de burcht in 1796 is een
...
Lees meer

Uit de Oude Doos: doodenge steeg of gezellig dorp?

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: De gevaarlijkste plek van Nijmegen.

Uitgekotste dönerresten en wildplassende studenten vullen het meest ranzige plekje van Nijmegen op menig stapavond. Eerder op de avond is het knetterstoned scootertuig dat de klok slaat. Tussen de Molenstraat en de Tweede Walstraat hangt een zurige pisgeur die nooit lijkt te verdwijnen en wordt alleen bezocht door types die voorbestemd zijn voor een tuigdorp. De Vlaamse Gas heeft de reputatie van een drugssteeg waar je je liever niet vertoont. Al jaren. In juni 1990 ging ANS op bezoek in de Vlaamse Gas om te kijken of het afvoerputje van de Nijmeegse binnenstad haar reputatie waar maakt.

In het nauw gedreven

Het gevaarlijkste plekje van Nijmegen is volgens velen het Vlaamse Gas. Dat steegje heeft de naam van rovershol. Iedereen kent het wel, maar weinigen durven te gaan kijken of alle verhalen over deze straat vol koffieshops wel kloppen.

Tekst: Marc Janssen en Hanno Smits

Ingeklemd tussen Molenstraat en Tweede Walstraat ligt het engste straatje van Nijmegen. Het is er smal en donker en ruikt er niet vaak fris. Koffieshops en jonge buitenlanders bepalen het beeld. Op zonnige lentemiddagen is het buiten lekker druk, maar openstaande deuren met veel donker erachter rieken naar duisteren praktijken. Weinig brave burgers durven door de Vlaamse Gas te lopen, want ze vermoeden er junks, vechtpartijen, gevaarlijke dealers en rondvliegende kogels. De Vlaamse Gas heeft de naam van een super-criminele staat waar verslaving en dood achter elke straatsteen wachten. Hoe kan het ook anders met al die koffieshops, louche disco's en muren vol graffiti. Vorig jaar nog werd Willie's Space Bar opgedoekt door de politie vanwege de vreselijk verboden handel die er plaatsvond. Volgens de barman van Dread's Jet Set (de zaak is familie van overbuurman Dreadlock) zijn al die verhalen over het gevaar in de Gas onterecht. 'Het is hier nu een stuk rustiger dan vroeger. Toen was het zuipe zuipe zuipe en dan flink vechten. De mensen die nu komen, roken een blowtje en drinken wat. Ze blijven heel relaxed. Je kunt echt zonder gevaar door de straat lopen. Je kunt zelfs beter hier zitten dan in een discotheek. De mensen die hier komen zijn vooral jongeren. Veel jeugd van veertien of vijftien jaar probeert binnen te komen, maar dat mag niet. Die lui worden weggestuurd, anders krijgen we trammelant met de politie. Maar tegen jongens van 16 of 17 jaar die er uit zien als achttien doen we niks. Er komen hier lang niet zoveel junks als gedacht wordt. Meestal maar een paar. Het is typisch dat elke koffieshop zijn eigen volk trekt. In de Kronkel zitten vooral studenten, in Jet Set komen vooral jongeren uit de stad, in Street Life zitten veel buitenlanders.' Lang niet iedereen denkt even positief. Alle pogingen om de straat te verbeteren ontgaan de enige nette middenstander van de Gas. 'Van mij mogen ze dat hele spul opblazen'zegt de schilder op de hoek Vlaamse Gas-Tweede Walstraat. Voor vijfentwintigduizend gulden heeft hij moeten verbouwen om 'dat spul' na sluitingstijd buiten de deur te houden. Rolluiken zijn aangebracht voor de ramen, en de ingang is verplaatst. Via de Molenstraat komen zijn klanten niet meer, want dan moeten ze door de Gas. 'Ik wil niet discrimineren, maar als er opeens veertig, vijftig van onze etnische minderheden daar in de meest vreemde uitdossingen staan loop je wel een straatje om. Terwijl het vroeger leuk was. Toen zaten er nog gezellige kroegen, een kruidenier en een aannemer. Hier tegenover zat een broodjeszaak waar half Nijmegen kwam.' Nu zit er tegenover de schilder een groezelige shoarmatent. De barman van Dread's Jet Set geeft toe dat de Gas er erg lelijk uitziet. 'Een paar jaar terug hebben de mensen van de straat geld bij elkaar gelegd en alle muren in één keer geschilderd. Dat zag er veel vriendelijker uit. Twee weken ging dat goed, en toen stond alles weer vol graffiti. Nu zijn we bezig om een tafelvoetbaltoernooi te organiseren met de koffieshops. Daarmee hopen we ook mensen te trekken die normaal niet in koffieshops komen. We willen er in elk geval wel iets aan doen om van het slechte image af te komen. De Gas is gewoon een lekker relaxte straat waar je fijn een jointje kunt zitten roken.'

Bruin spul Vijftien jaar geleden begon het met de komst van de discotheken en sindsdien is het alleen nog maar bergafwaarts gegaan. De middenstand verdween en heeft plaatsgemaakt voor koffieshops en het daarbij horende 'bruin spul', zoals de schilder de buitenlandse ondernemers noemt. Nu voelt de schilder zich vaak niet veilig; 'Het is toch heel logisch. Mensen die drugs gebruiken hebben geld nodig en dan beroven ze een winkel.' Van de politie hoef je niet veel te verwachten volgens hem. 'Een paar jaar geleden woonde ik nog tegenover de zaak. Ik zag toen een keer dat iemand halfdood geslagen werd en belde de politie. Die kwam pas na een half uur, drie kwartier en reed eerst een paar keer langs de ingang van de Vlaamse Gas en door de Molenstraat. Pas toen ze de zaak goed verkend hadden durfden ze de Gas in. De vechtpartij was toen al lang en breed afgelopen.' Ondanks angst en pessimisme over de toekomst weigert hij de zaak, die al generaties in dit pand zit, te verhuizen. Hij gelooft niet dat het voor hem nog eens gezellig wordt in de Gas. 'Nee, er zal waarschijnlijk niemand meer komen, die hier een café zal openen dat gezellig is en waar iedereen graag komt. Er zitten hier nu alleen maar kroegjes van de tweede en derde garnituur.' Ondanks al zijn bezwaren tegen de Vlaamse Gas blijkt dat de schilder er weinig last van heeft. 'Ja, dat spul komt pas om twaalf uur het bed uit, dus 's morgens heb ik er geen last van. Pas tegen de middag gaat dat bruin spul hier tegen de gevel hangen. En in de winter blijven ze binnen.'

Gezellig dorp Hij kan zelfs begrip opbrengen voor het gemeentebeleid. 'De politie is natuurlijk blij, dat alles hier bij elkaar zit. Dan kunnen ze het in de gaten houden. Als ze de boel hier oprollen, dan gaat het zootje toch weer ergens anders zitten. Net als met de prostituées. Die moeten ook ergens een gedoogzone hebben.' De eigenaar van Dreadlock komt elke week vijf meter zwart plastic kopen bij hem. 'Ik heb een keer gevraagd waar dat voor was. Nou, dat was om alle drugs in te verpakken, zodat de honden het niet kunnen ruiken. Dat geeft wel aan hoeveel daar verhandeld wordt.' Zo verdient hij ook nog wat aan zijn buren. Maar met een muur voor de Vlaamse Gas zou hij niet ongelukkig zijn. In deze duistere steeg wonen echte mensen, hoe onwaarschijnlijk het gezien de reputatie ook lijkt. Ze wonen boven de Kronkel, boven Dreadlock, en boven de disco en de shoarma op de hoek. Op papier wonen er nog veel meer: dubieuze lieden die er hun postadres hebben. Vandaar dat de sociale dienst nu en dan een volkstelling in de steeg houdt. Diamanda woont boven de disco. 'Ja, ik woon er recht boven. Dat is een enorme herrie, maar het went wel. Bovendien is de disco maar drie dagen per week open, en ook maar tot twee uur. 's Nachts ga ik gewoon zelf uit. Verder is het een te gek huis, lekker midden in de stad, overal dichtbij. Ik woon er nu al twee jaar. Toen ik hier kwam wonen vertelde iedereen allemaal enge verhalen tegen me. Maar toen er na twee weken nog niets gebeurd was, geloofde ik daar niet meer in. Nu, na twee jaar, is me nog steeds niets overkomen. Op straat hoef ik echt geen schrik te hebben. De buitenlanders die rondhangen zijn meestal knetterstoned, dus daar heb ik geen last van. Meestal doen ze zelfs wel aardig. Het is net een klein dorp: als de mensen je wat vaker zien en ze weten dat je er woont, doen ze juist extra aardig. Verder is de straat wel gezellig. Overal vandaan komt muziek, in de zomer zijn er steeds mensen. Alleen houd ik niet van reggae. De eigenaar van de disco is ook wel aardig. Beter in elk geval dan de vorige. Die stond bij ons in de trappehal wapens te verhandelen, en in de disco danste hij heel geil met dames terwijl zijn vrouw sjagrijnig achter de bar stond. Hij was ook pooier.' Het pand waar Diamanda woont is, net als de meeste andere in de Gas, eigendom van Bavaria. 'Het gaat hen vooral om de disco's, om het bier dat daar verkocht wordt. Als wij onze huur niet betalen geven ze daar niet veel om. Pas na een half jaar komen ze in actie. De huisbaas is ook maar een dom, lui figuur. Die doet niks als er hier in huis iets gerepareerd moet worden. En de elektriciteit in de disco is levensgevaarlijk aangesloten. Overal in het plafond liggen leidingen bloot. En onze ingang zit bij die van de discotheek, dus als er brand komt zijn wij weg. Ja, ik heb wel een goede brandverzekering.' Volgens Diamanda gaan ruzies in de Gas meestal om meisjes. Ik heb zelfs al twee keer gezien dat een meisje door haar eigen vriend in elkaar werd geslagen. Vaak gaan zich met de ruzies keiveel mensen bemoeien. Vooral de meiden gaan dan keihard staan gillen, van die ordinaire dellen. Wij doen dan de lampen uit en de luxaflex open en dan kunnen we lekker kijken. Spannend! Weet je waar ik last van heb? Van die rolluiken van de schilder! Als die open gaan, om half acht 's morgens dan word ik toch steeds wakker. Die dingen piepen me toch! En de kerkklokken, vooral op zondag. Dan word ik elk uur weer wakker. Het poetswagentje van de gemeente maakt ook erg veel herrie. Maar als die niet komt, op zondag, dan is het meteen een enorme troep. Kots, smurrie, kapot glas, bakjes van MacDonalds. Gelukkig wordt hier goed schoongemaakt. Er gebeurt in de Vlaamse Gas van alles, maar ik heb daar geen last van. Het is hier gewoon prima wonen.

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: Gouden tips voor huisfeesten

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: feesten als een prof.

De meeste studenten hebben de vakantie met open armen verwelkomd en de ultieme tijd voor ontspanning is aangebroken. De zomerse vrijheid gaat gepaard met vreugde en feestsferen alom. Kroegen worden na de tentamenperiode weer in gebruik genomen door hordes studenten en strandjes worden gesierd door kratjes bier en in bikini gehulde Radboudianen. Niet alleen in de openbare gelegenheden is het tijd voor een feestje. In menig studentenhuis worden brainstormsessies opgezet om de vakantie met een gigantisch huisfeest in te wijden.

Een spectaculair feest in een spraakmakend studentenhuis, georganiseerd door de hipste medestudenten. Wie het op dit soort feesten voor elkaar krijgt een flater te slaan, zal het gehele collegejaar buiten de boot vallen, of erger nog, nooit weer uitgenodigd worden. Om deze rampspoed te beperken blikt ANS voor je terug op feestadviezen uit 1993.

handleiding voor een geslaagd feestganger

Een fantastische studententraditie dreigt verloren te gaan door tempobeurs en anti-dranklobby: het drinken. ANS wijdt deze maand haar middenpagina's aan de resauratie van die traditie onder het motto: we laten ons niet kleinkrijgen.

Tekst: Rob Goossens

In het derde jaar dat hij biochemie studeert, krijgt Jan-Karel zijn eerste uitnodiging voor een gangfeestje. En wat vage, ongeadresseerde uitnodiging, afkomstig van iemand die hij eigenlijk nauwelijks kent. Niettemin besluit Jan-Karel dat het voor hem toch eens tijd wordt om in het volle leven te stappen. Die zaterdag staat hij om half tien voor de deur van de Hoogeveldtgang waar het feest gehouden wordt. Waarom degene die opendoet hogelijk verbaasd kijkt, wordt Jan-Karel pas duidelijk als hij de gemeenschappelijke ruimte betreedt: de gangbewoners zijn nog druk bezig met meubels sjouwen en het aanbrengen van versieringen. Twee mensen gaan net weg om bij Texaco de laatste hapjes en drankjes te scoren. Jan-Karel geeft zijn cadeautje aan degene die hem heeft uitgenodigd. De andere aanwezigen proesten het uit als ze de terracotta vaas zien. De jongen mompelt iets van ‘dankjewel’ en wordt rood tot aan het versleten boordje van zijn Bauhaus T-shirt. Twee uur lang zit Jan-Karel op een afgerafeld bankje totdat de volgende gasten komen. Eerst zijn de gangbewoners wat verlegen met zijn aanwezigheid. Na een poosje gaat dat over en wordt hij gewoon genegeerd. De feestgangers pikken die houding tegenover die jongen in het hoekje snel op en nemen deze over. Met als gevolg dat Jan-Karel geen woord wisselt met wie dan ook. Ja, even vestigt hij de aandacht op zichzelf. Dat gebeurt als hij met tamelijk luide stem vraagt of er ook alcoholvrij bier is op het moment dat een nummer van The Cult bruusk wordt afgekapt door een ontevreden danser. Om half één staat Jan-Karel op en gaat naar de jongen die hem heeft uitgenodigd. Hij vertelt hem dat hij naar huis gaat omdat hij de volgende dag nog veel moet leren. De jongen kijkt hem peinzend aan, knikt minzaam en richt zijn aandacht weer op de blonde politicologe in kokerrokje waarmee hij uitbundig had staan vrijen. Niet vaker zal Jan-Karel met een uitnodigingverblijd worden.

Herken je jezelf in Jan-Karel? Dan is het aan te raden om onderstaande ‘handleiding voor een geslaagd feestganger’ aandachtig door te nemen en eventueel te bewaren.

Uitnodiging versieren Het beste middel om aan een uitnodiging te komen is een aimabele persoonlijkheid. Heb je die niet, dan kun je, zoals bij dispuut Durendal gebruikelijk is, de vuilnisbakken nakijken op weggegooide uitnodigingen. Als dat allemaal niet lukt, en wil je toch naar een feest dan volstaat het ook om op vrijdagavond een keer over het Hoogeveldtterrein te fietsen en daar op het lawaai af te gaan.

Voorbereiding De kleding op studentenfeesten is over het algemeen casual. Als je die dag voor een uitzendbureau in een melkfabriek hebt gewerkt, hoef je je eigenlijk niet om te kleden. Behalve als het om een themafeest gaat. Themafeesten zijn er alleen maar ter vermaak de degenen die ze organiseren (zelden wordt een themafeest door één persoon georganiseerd). Wil je je niet laten misbruiken als een soort figurant in het fotoalbum met de opdruk ‘mijn fantastische studententijd’, dan kun je naar dit soort feesten beter in het geheel niet gaan.

Cadeau Een fles drank verdient de voorkeur als het om een functioneel cadeau gaat. ‘Nou als we vanavond zonder komen te zitten kunnen we die mooi soldaat maken,’ zal de gastheer/vrouw guitig opmerken bij het zien van de fles. Voor het geval dit ook daadwerkelijk gebeurt is het verstandig om de fles wijn niet té goedkoop te maken. Sommigen menen dat een feest opgefleurd kan worden door het geven van een zogenaamd ‘melig’ cadeau. Deze mensen dien je ten koste van alles uit je vriendenkring te weren. Ten eerste omdat niets zo vervelend is als blijdschap en plezier te moeten fingeren bij het uitpakken van vierhonderdtwaalf aaneengeregen pakjes tissues en een lollie. En ten tweede omdat dit soort humor past in de karakterschets van mensen die het bijvoorbeeld ook leuk vinden om banden leeg te laten lopen, lijm in een sleutelgat te spuiten of de kat in de magnetron op te sluiten. Mijden dus die mensen.

Wanneer? Kom nooit vóór half twaalf op een studentenfeest, anders loop je het risico te worden aangezien voor een werkend familielid van het feestvarken dat de volgende dag weer vroeg op moet. Aanspraak kun je de rest van de avond wel vergeten, om nog maar te zwijgen van een bedmaatje. Hetzelfde geldt overigens als je om alcoholvrij bier vraagt.

Pot Als er een pot is, dient deze ten alle tijden gemeden te worden. Geen genade voor mensen die een financieel slaatje uit hun feest willen slaan. Een aardig idee is om dit in een spelvorm te gieten: ‘Passeer de pot’. De bedoeling is dan om zo vaak en zo dicht mogelijk in de buurt te komen bij degene die met de pot rond gaat, zonder er iets in te doen. Extra punten kun je verdienen door opzichtig in de pot te gaan staan kijken of te vragen of ‘er al veel is opgehaald’.

Gespreksstof Het is toegestaan om een poosje over de grote filosofen te oreren. Dit wordt geaccepteerd omdat iedereen stiekem wel weet dat die twee types in de hoek die over Nietzsche en Foucault discussiëren, eigenlijk de enigen zijn die een studentenfeest doen verschillen van feesten van het plebs. Daar komt bij dat Nietzsche de aangewezen persoon is om eerstejaars mee in bed te krijgen. Let wel: dit geldt alléén voor eerstejaars. Meestal wordt er op een feest echter gepraat over Calibra en Stroppa, geen obscure Spaanse dichters, maar respectievelijk het laatste product van de Opelfabrieken en sterspeler van Sampdoria. Praat in ieder geval nooit over je studie. Als je je gesprekspartner werkelijk wilt boeien, verzin dan een ongelukkige jeugd, dat laat altijd een diepe indruk achter. Vertel je sterke verhaal niet opgewonden, maar op ontspannen toon. Voor je gesprekspartner mogen al jouw levensdagen kleine briljantjes lijken, jij bent je spannend bestaan gewoon. Wat je principes en politieke standpunten betreft, wees flexibel. Het agressief uitdragen van een extreem politiek standpunt of het met verve verdedigen van een alternatieve levenswijze, verkoopt niet meer. Snijd je ideeën op maat zodat ze soepeltjes aansluiten bij de opvattingen van je gesprekspartner. ‘Beter een kneedgum dan een boksbal’ zo doceert ons het oude Friese spreekwoord terecht.

Weggaan Tien tegen één dat je geen licht op je fiets hebt. Vandaar dat je door dient te gaan tot de haan zijn keel schraapt. Mocht je om de een of andere reden vroeg weg willen dan moet je een goede smoes bedenken. ‘morgen vroeg weer op’ is niet echt geschikt. ‘Weinig geslapen deze week’ klinkt al veel beter. ‘Heel de week al uitgeweest’ is het meest acceptabel. Tot slot misschien wel de belangrijkste regel voor de doorgewinterde feestganger: altijd aardig zijn tegen de krantenjongen, zelfs als hij over je handen fietst.

 

Lees meer

Uit de oude doos: Haastige spoed...

Iedere maand rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: ‘Haastige Spoed... ’.

Gisteren bleek dat de Tweede Kamer niet erg enthousiast is over het experiment van onderwijsminister Jet Bussemaker om het bsa ook in het tweede en derde bachelorjaar in te voeren. In het oktobernummer van 2013 ging het openingsartikel over de invoering van het bsa-experiment voor tweedejaars studenten op de universiteit van Leiden. Hoe zat het ook al weer en wat voor implicaties zal een bindend studieadvies voor ouderejaars studenten hebben?

De Universiteit Leiden heeft een bindend studieadvies (BSA) in het tweede jaar ingevoerd. Studenten kunnen nu na het behalen van de propedeuse alsnog van hun studie worden gestuurd. Wordt deze maatregel een duwtje of een steek in de rug van de student?


Tekst:
Gijs Hablous en Lisanne Meinen
Illustratie:
Rens van Vliet

Wie dit jaar een studie is begonnen aan de Universiteit Leiden moet zich een jaar langer bewijzen dan studenten elders in Nederland. Sinds het begin van dit collegejaar experimenteert de onderwijsinstelling met een bindend studieadvies in het tweede studiejaar. ‘Het is in het belang van de student om sneller af te studeren’, stelt Caroline van Overbeeke, woordvoerder van de universiteit. ‘De maatregel houdt studenten in een actieve houding en voorkomt financiële moeilijkheden.’ Behalve de Universiteit Leiden maken ook het University College Amsterdam en de Gerrit Rietveld Academie gebruik van de mogelijkheid tot experimenteren die onderwijsminister Jet Bussemaker biedt. Nieuwe voltijdstudenten dienen in hun eerste jaar 45 studiepunten (EC) te behalen. Binnen twee jaar moeten de propedeuse en een totaal van 90 EC binnen zijn. De nieuwe regeling zal ongetwijfeld haar doel bereiken en voor een hoger rendement zorgen, maar moet dat wel het uiteindelijke doel zijn? Is het aan een universiteit om voor haar studenten te bepalen hoe zij hun studie inrichten?

Verschoolsing of ontplooiing
Een ideale universitaire student zou kritisch, zelfstandig, verantwoordelijk, breed geïnteresseerd en intrinsiek gemotiveerd moeten zijn. Een universiteit zou de ontwikkeling van deze eigenschappen moeten faciliteren. Met haar experiment lijkt Bussemaker deze zelfstandigheid en verantwoordelijkheid echter niet serieus te nemen. Van de huidige student kan worden verwacht dat deze goed in staat is voor zichzelf te beslissen wat van belang is: studietempo of studieresultaten, financiën of extra activiteiten. De ingevoerde maatregelen lijken voor een verschoolsing te zorgen die studenten als op een lopende band door hun studie voert. Volgens Van Overbeeke is hier geen sprake van. ‘Het doel is niet om studenten met dikke brillen en hun neus in de boeken door hun studententijd heen te jagen.’ De woord- voerder meent dat er genoeg tijd is om naast het behalen van de vereiste studiepunten een nevenfunctie te onderne- men, ervan uitgaande dat in het eerste jaar de propedeuse is behaald. De wisselwerking tussen studie en een bestuursfunctie is lastig. Vaak is er sprake van overlappende roosters met verplichte colleges en belangrijke vergaderingen. Mohammed Mohandis, PvdA-kamerlid en tijdens zijn studententijd fervent bestuurder, benadrukt het belang van extracurriculaire activiteiten voor een betere positie op de arbeidsmarkt. Onderzoek van de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) bevestigt dit: ‘Sollicitanten met dergelijke ervaring zijn zelfbewuster over hun capaciteiten. Op deze manier kan de werkgever een duidelijk beeld van de sollicitant vormen.’ Studentbestuurders die bang zijn in tijdsnood te komen door de ingevoerde maatregelen kunnen worden vrijgesteld van deelname aan het experiment. Het is echter onduidelijk voor welke activiteiten dit mogelijk is en wat de minimale tijdsinvestering moet zijn om in aanmerking te komen voor een dergelijke vrijstelling. Door deze onduidelijkheden kan de regel erg breed worden geïnterpreteerd. Volgens student Bestuurskunde Marc Hogenhuis, tevens lid van de Universiteitsraad van Leiden, is deze uitzonderingsregeling mede het gevolg van felle discussies in de raad. Hij zegt toe te zullen zien op correcte implementatie van het plan. Mohandis benadrukt dat het hier gaat om een experiment: ‘We moeten zorgen dat het geen glijdende schaal wordt, er moet een eindpunt zijn. Daarnaast wil ik een goede en objectieve evaluatie van het hele project zien, voordat al dan niet wordt besloten tot algehele invoering.’

Unieke studies
Wanneer studenten na twee jaar een negatief studieadvies ontvangen, hebben zij het recht een vergelijkbare studie aan een andere onderwijsinstelling te starten. Dat is echter niet mogelijk wanneer zij een studie doen die aan geen enkele universiteit op dezelfde manier wordt aangeboden. Mohandis diende onlangs een motie in waarmee deze zogenaamde unica worden uitgesloten van deelname en de betreffende studenten worden beschermd tegen het experiment. Na een bezoekje aan de website van de Leidse universiteit blijkt echter dat niet alle unieke studies zijn uitgesloten, Islamstudies is volgens de site bijvoorbeeld ‘uniek in Nederland en West-Europa: nergens anders is het mogelijk om alle stromingen van de islam binnen één universitaire opleiding te bestuderen.’ Zo worden meer studies trots aangeprezen, bovendien hebben ze unieke registratienummers in het officiële register van opleidingen (CROHO). Volgens Van Overbeeke bestaan er voor studenten die niet aan de BSA-eis voldoen wel degelijk alternatieven en voldoet Leiden daarom aan de voorwaarden die Bussemaker stelt. ‘Als dit toch niet het geval is, respecteert de instelling de Tweede Kamer niet’, aldus Mohandis.

Onze toekomst
De Nijmeegse student hoeft voorlopig niet te vrezen voor de regeling. Hier geldt pas sinds september 2011 een BSA in het eerste jaar van de bachelor. Dat is voor de RU genoeg reden om voorlopig de resultaten nog even af te wachten. ‘De Radboud Universiteit heeft geen concrete plannen om het BSA in te voeren in het tweede en derde studiejaar’, zegt Martijn Gerritsen, woordvoerder van de RU. ‘We vinden het wel een interessant experiment en volgen de ontwikkelingen bij andere universiteiten.’

Een pure rendementsmaatregel als deze past niet in het beeld van de ideale universiteit. Als financiële en politieke drijfveren wegvallen, verdwijnen tevens de belangrijkste redenen voor de proef; idealistische argumenten zijn er nauwelijks. Voor de Leidse proefkonijnen is het misschien te laat, maar laten we voor de rest van de studenten hopen dat het bij een experiment blijft.

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: kennis van klassiek

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: Over het verschil tussen Bach en Rieu.Het Nieuwjaarsconcert. Je zult het gisterochtend ongetwijfeld hebben gemist omdat je in half-comateuze toestand in je bed lag, maar dit fenomeen trekt jaarlijks een miljard kijkers wereldwijd. Boeiend? Niet echt, maar als je deel uitmaakt van de nieuwe elite zul je toch moeten weten wat het verschil tussen Bach en Rieu is. Daarom greep de ANS-redactie 2002/2003 de kans aan om een hilarische stoomcursus klassieke muziek te geven. Lees dit om je toekomstige baas te imponeren en 'zodat ook jij indruk op je vrienden kunt maken door de verschillende deuntjes van je mobiel op het gehoor te kunnen benoemen.'
Klassiek voor Dummies In de rubriek: '... voor Dummies' wordt de onwetende Nijmeegse student wegwijs gemaakt in een ingewikkeld onderwerp. Deze maand: klassieke muziek. Het verschil tussen Bach en Rieu. Om indruk te kunnen maken op het laaggeschoolde klootjesvolk, is het voor een student niet alleen van belang zich te ontwikkelen tot expert op zijn vakgebied, maar ook een gedegen algemene kennis te vergaren. Voor het bereiken van de top drie van de photoplay-kennisquiz in het frietkot 'Keizer Karel', en aldus deel uit te gaan maken van de crème de la crème van de intellectuele kwalitaria-bezoeker, is immers een veelzijdige culturele eruditie onmisbaar. Kennis van klassieke muziek is één van de meest bruikbare middelen om mensen te imponeren. Een student die een viool van een fagot kan onderscheiden, weet wie Bach was en kan meepraten over de verschillen tussen renaissance en verlichte muziek, zal later menig directeur kunnen overtuigen van zijn geleerdheid en op feestjes kunnen uitstijgen boven de grijze massa. Hieronder een overzichtelijke stoomcursus klassieke muziek, zodat ook jij indruk op je vrienden kunt maken door de verschillende deuntjes van je mobiel op het gehoor te kunnen benoemen. Kunstmuziek Muziek maken is menselijk. In de prehistorie bracht men, brullend, stampend en rammend op primitieve trommels, de eerste voorlopers van de huidige death-metal ten gehore. In Egypte werd de wereldberoemde Hufu-'anh de eerst beschreven musicus. Griekse mythen verhalen van goden die met wonderschone melodieën uit hun lier kleine meisjes de bosjes in lokten. Hoewel de kwaliteiten van deze voorhistorische en antieke musici onbetwistbaar zijn, wordt het begin van de westerse muziekgeschiedenis meestal in de middeleeuwen gelegd, bij de komst van de eerste bladmuziek. Het grootste gedeelte van de muziek in de middeleeuwen bestond uit Gregoriaanse kerkzangen. Omdat enkel noteren van 'taddadadaa taddadadaaa' (5e van Beethoven) onvoldoende onderscheid maakt binnen het brede scala aan fijnzinnige nuances dat muziek rijk is, ontwikkelden kloosterlingen het eerste notenschrift. Eerst werden alleen hoogteverschillen aangegeven; later volgden toonlengte, maten, volume en tempo. Dit maakte het vervaardigen van steeds complexere muziek mogelijk. De gemiddelde ongeschoolde boerenbrok snapte daar geen fluit van en bleef simpele hoempapa voortbrengen. Aangezien de geletterde beroepsmuzikant er wel mee uit de voeten kon, ontstond een verschil tussen volks- en kunstmuziek. Een dergelijk onderscheid wordt heden ten dage nog steeds gemaakt: populaire (volks)muziek is meestal minder verheven dan klassieke muziek. Klassieke muziek is ingewikkelder en moeilijker te beluisteren dan een gemiddeld deuntje uit de Top40. Veel klassieke muziek ligt echter na een aantal keer draaien minstens zo prettig in het gehoor als bijvoorbeeld Tony Braxton en blijft daarnaast wél je hele verdere leven de moeite van het beluisteren waard. Reden te over het kortstondige te verruilen voor het eeuwige en de wereld van symfonieën en cantaten, Mozart en Fauré te verkennen. Het brede scala aan stromingen en componisten biedt een keur aan muzikale juweeltjes voor jong en oud. Van allegro tot fioritura Klassieke muziekstukken worden meestal gecategoriseerd naar periode waarin ze verschenen. Een specifieke periode kunnen herkennen of weten welke componist waar thuishoort, is al een stap in de goede richting. Hieronder vind je derhalve een kort overzicht per periode met de belangrijkste kenmerken en enkele van de bekendere componisten. Naast de verschillende stromingen zijn er legio termen waarmee 'de kenner' klassieke muziek kan benoemen en categoriseren: 'Betty, wat een prachtige aria is dat toch. Normaal gesproken heb ik een hekel aan requia, die zijn me vaak veel te pesante. Ik geef de voorkeur aan cantaten met veel pianissimo passages en licht andante pianoconcerten, maar deze alt weet wel een heel verfijnd poco a poco crescendo in te bouwen.' Strooi naar believen met moeilijke begrippen als allegro en fioritura; het merendeel van de mensheid heeft toch niet het flauwste benul waar je het over hebt. Kijk eerst op het hoesje van je 'J.S. Bach - verzamelde werken' van Kruidvat en leer daarvan de achterkant uit je hoofd. Trek een gewichtig gezicht en zeg iets als: 'Kerel, deze uitvoering van de Matthäus Passion door het Wienerburger Feuerwehrorkest is absoluut fenomenaal. Met name deze fameuze dirigent, Heinrich Wunderbar, weet hem wer-ke-lijk subliem neer te zetten.' Ondanks de schijnbare willekeurigheid van bovenstaande opmerking, steekt er wel degelijk een belangrijke mate van kwaliteitsverschil achter de verschillende uitvoeringen van een muziekstuk. De ene dirigent is de andere niet. Omdat die het tempo en de intensiteti van de passages van een compositie bepaalt, kan de ene Matthäus Passion wezenlijk anders klinken dan de andere. Daarnaast maakt de kwaliteit van de koorzangers, solisten, en de muzikanten in het orkest een wereld van verschil. Goede solisten worden soms tussen koren verhandeld voor bedragen waarvan menig profvoetballen het in zijn broek zou doen. En logisch; geniale klassieke zangers of muzikanten zijn een zeldzaam goed. Rieu versus Herreweghe Ook persoonlijke smaak speelt bij het beluisteren van klassieke muziek een belangrijke rol. André Rieu speelt het klaar om de meest introverte, verfijnde en gevoelige pianostukken als een bombastische kom-met-zijn-allen-la-laaa-lala- wals te laten klinken. Desondanks zijn er duizenden die zijn muziek verslinden; stadions vol zwijmelen weg bij zijn olijke doedelzakinterpretaties van het Requiem (muziekstuk voor begrafenisplechtigheid) van Mozart. Rieu speelt in op de emoties van de massa, die naast muziek van deze Stehgeiger ook Jantje Smit en André Hazes op de draaitafel legt. Dit 'vertalen' van klassiek is iets van alle tijden. Opera (toneelstuk waarin de teksten voor het overgrote deel worden gezongen, vaak wat zwaarmoedig van aard) was, samen met de operette (hetzelfde, maar dan lichtvoetiger), oorspronkelijk bedoeld voor het 'gewone' volk, dat smachtte naar actie op het toneel tijdens de droge muzikale uitvoeringen. Tegenwoordig is opera juist meer voor de 'elite' en heeft de musical het volkse karakter ervan overgenomen. Prachtige klassieke opera's worden tegenwoordig zelfs klakkeloos getransformeerd naar hapklare 'Endemollen', zoals Verdi's Aïda. Over smaak valt niet te twisten. Toch zijn de verschillen in waardering van klassieke muziek vaak ook te wijten aan onwetendheid. Hoewel de torenhoge prijzen voor een goede klassieke cd een drempel vormen bij de aanschaf, wordt immers vaak niet verder gekeken dan de lengte van het reukorgaan. Wie heeft ooit gehoord van prachtdirigenten als Herreweghe en Gardiner? Als je klassieke muziek wilt leren waarderen, moet je uitzoeken welke componisiten, dirigenten en soorten klassieke muziek bij je passen. Houd je liever van somber een bombastisch, zoek het dan in de Romantiek. Wil je liever ingewikkeld, dan zal muziek uit de Barok je meer aanspreken. Niet alleen heeft elke stroming haar eigen karakter, ook bestaan er legio verschillen tussen bijvoorbeeld een requiem of een opera. Alleen door veel luisteren kom je te weten waar je persoonlijke voorkeur ligt.Neem in ieder geval voldoende geld mee naar de platenzaak en beluister daar een heel stel versies van hetzelfde muziekstuk. Koop uiteindelijk de uitoering die je zelf het mooiste vindt. Zo sla je twee vliegen in één klap: leer het hoesje uit je hoofd, zoek de termen op die erbij passen en draai hem vervolgens voor vrienden, begeleid door een indrukwekkend monoloog over de ins en outs van het betreffende stuk. Vervolgens zullen ze je zien als een ware autoriteit op gebied van cultuur. Daarnaast hou je er zelf een mooi stuk muziek voor het leven aan over. Kader Middeleeuwen (500-1450) Eentonig mummelende kloosterlingen Luit blokfluiten en harp Geen bekende componisten, muziek was meestal anoniem Renaissance (1450-1600) Vrolijke deuntjes en meerstemmige koortjes Dezelfde instrumenten als in de Middeleeuwen Obrecht en Di Lassa (Lage Landen) Monteverdi (Italië) Barok (1600-1750) Vaak ingewikkelde muziek met veel 'versieringen' vanaf nu wordt muziek geschreven voor specifiek instrument Voorlopers symfonieorkest Purcell en Händel (Engeland) J.S. Bach (Duitsland) Vivaldi (Italië) Classicisme (1750-1820) Instrumentale muziek voor symfonieorkesten met klassieke thema's Symfonieorkest in de huidige vorm Piano wordt uitgevonden Beethoven (Duitsland) Mozart (Oostenrijk) Haydn (Engeland) Romantiek (1820-1910) Muziek met veel drama en emotie Gebruik van vreemde instrumenten Schubert en Wagner (Oostenrijk) Chopin (Frankrijk) Verdi (Italië) Brahms (Duitsland) Modern (na
...
Lees meer

Uit de Oude Doos: Nimwegeneuren over studenten

Als het weer even meezit, veroveren zij de terrasjes. Nu de laatste tentamens er aan zitten te komen, vullen zij ook na middennacht weer het centrum en vanaf september zal weer een hele lading eerstejaars naar Nijmegen komen. Studenten vormen maar liefst 15 procent van de Nijmeegse bevolking en dat is te merken ook. Fietsenstallingen vol oude barrels, studentenhuizen in elke straat en extra bieraanbiedingen in de bar bewijzen hun aanwezigheid.

Niet iedereen is hier blij mee. Onlangs protesteerde de Nijmeegse Fractie tegen aanwezigheid van een hoog aantal studentenkamers in de Nijmeegse wijken. Wat vindt de gemiddelde NEC-fan, groenteboer of 'Dukenburger' daarvan? Oftewel: hoe kijkt de Nijmegenaar in hart en nieren aan tegen dit intellectuele importvolk? Onze voorgangers in 1990 gingen de straat op om het uit te zoeken. 'Ze zuipen veel te veel. Dan worden ze zo bijdehand als de pest', kregen zij onder andere als antwoord.

Lees hier het artikel uit de april-editie van 1990:

Dag mevrouw, mag ik u wat vragen?... Wacht nu even, het gaat niet over God en u hoeft ook nergens anders lid van te worden. Ik wil echt geen geld van u. Ik wil u alleen maar een eenvoudig vraagje stellen. Hoe denkt u over studenten?

Tekst: Rob Brouwer, Marc Janssen en Hartger Wassink

‘Laat de Here tot je komen, hij wil je het eeuwige leven brengen.’ Het winkelende publiek in de Broerstraat loopt met een boog om de vasthoudende Jezus-freak heen. Ook een Veronica promotie-team heeft de Nijmeegse koopavond aangegrepen om zieltjes te winnen. Tussen dat geweld van goedsdienstwaanzinnigen en rondborstige promo-meiden houdt zich onverschrokken een drietal ANS-interviewers staande. Hun heilige opdracht: een antwoord vinden op de vraag hoe Nijmegenaren denken over studenten. Hebben Nijmegenaren eigenlijk wel een mening over studenten? In eerste instantie lijkt het er niet op. De meeste ondervraagden halen hun schouders op en kijken verbaasd wanneer er naar hun mening gevraagd wordt. ‘Studenten? Wat moet ik daar nou van vinden? Ze horen er bij, want Nijmegen is nu eenmaal een universiteitsstad. Ik heb er eigenlijk nooit zo bij stil gestaan. Je weet gewoon niet beter.’ Reacties als deze zijn talrijk. Na wat lichte aandrang komen de verhalen echter los. De Nijmegenaar blijkt wel degelijk een mening te hebben over studenten. We gooiden alle antwoorden op een hoop en zochten er de leukste uit. Een bloemlezing zonder wetenschappelijke pretenties.

Beestenboel Het is een afgekauwd beeld maar het leeft nog volop: de student als klaploper. ‘Ze zuipen veel te veel’, zegt een knaap van een jaar of twintig. ‘Dan worden ze zo bijdehand als de pest. Zeker wanneer ze met een groep zijn. Daaraan kan ik me behoorlijk ergeren wanneer ik in het weekend in de Swing kom. Dan mogen ze van mij best wel eens een goeie ram voor hun kop krijgen. Voor de rest heb ik trouwens weinig last van ze.’ Dat laatste geldt niet voor iedereen. Een vrouw van midden dertig barst in een ware klaagzang uit: ‘Ja ik heb last van ze, dat mag je rustig weten. Ik woon in de Rozenbuurt bij de Graafseweg en daar stikt het van de studenten. Die kunnen ’s nachts tekeer gaan, dat is gewoon niet normaal. Als ze nuchter zijn dan gaat het nog wel, maar als ze gezopen hebben maken ze er echt een beestenboel van.’ En bij overmatig drankgebruik blijft het volgens sommigen niet. ‘Ze roken ook veel hasj hè', constateren twee middelbare scholieren. ‘Daar hebben ze toch van die koffieshops voor? En rellen trappen natuurlijk, met al die kraakpanden hier. We komen ze ook wel eens in de kroeg tegen. Dan zijn ze eigenlijk best wel tof. Maar dan moeten ze niet dronken zijn want dan gaan ze aan je zitten frunniken en zo.’

Milkshakes Volgens een jongen met een authentiek Nijmeegs matje in zijn nek kun je studenten er vaak zo uithalen. ‘Je hebt van die types waaraan je het meteen kunt zien. Dat zijn van die eitjes, weet je wel. Laatst bij de MacDonalds komt er zo’n eitje binnen en die bestelt twee milkshakes. Laat ‘ie ze gelijk uit z’n handen vallen. Dat is nou een typische student.’ Naast onschuldige eitjes blijken er echter ook agressievelingen rond te lopen. Twee Nijmeegse gabbers: ‘Een vriend van ons is een keer in elkaar geramd door een stel studenten. Klootzakken waren dat, maar die heb je natuurlijk overal. Over het algemeen zijn het wel aardige lui. Ze kunnen in ieder geval lekker maf doen.’ Ronduit impopulair is de Nijmeegse studiebol bij schoolmeisjes in de bakvissen-leeftijd. ‘Studenten vind ik niks aan’, ginnegapt een van hen met een vies gezicht. ‘Waarom?... Nou gewoon, ik vind ze stom. We hebben ze op school wel als stagiaires.’ ‘Ze zijn wel leuker dan onze eigen leraar’, vult haar vriendin aan. ‘Die is helemááál waardeloos (giechel, giechel).’ Een wat rijpere Nijmeegse jongere oordeelt een heel stuk positiever. ‘Ik vind ze okee, die studenten’, zegt hij. ‘Ze zorgen voor wat afwisseling doordat ze uit andere steden komen. Een beetje leven in de brouwerij is nooit weg.’ Een meisje van voor in de twintig is van dezelfde mening toegedaan. Ze meent dat studenten de stad gezelliger maken. ‘In de zomer heb je hier altijd volle terrassen en dat vind ik hardstikke geinig.’ Haar vriend is om een andere reden wel te spreken over studenten. Hij zit in de kamerverhuurbusiness. ‘Ik heb een aardige broodwinning aan ze’, zegt hij. ‘In onze huizen hebben we heel wat studenten zitten. Nooit problemen mee. Hoge huren?... Nee hoor, heel redelijk voor een kamer midden in het centrum.’

Rondlummelen Wanneer studenten èrgens nadrukkelijk aanwezig zijn dan is het wel in het centrum. Vooral het Koningsplein is bij mooi weer een ware pleisterplaats. Een van de ondervraagden is over het studentenpubliek op het Koningsplein niet zo te spreken. Nog zichtbaar geïrriteerd stort hij zijn hart uit. ‘Wil ik daar pas geleden met paar vrienden een pilsje drinken, zijn er niet genoeg stoelen vrij. Ik vraag dus vriendelijk aan een groepje studenten of ik de lege stoel, die bij hun tafeltje staat, kan meenemen. Dat kon. Ik heb me nog niet omgedraaid of ik hoor achter mijn rug “hoorde je dat, dat was nou een èchte Nijmegenaar”. Daar ga ik dus echt verschrikkelijk van over mijn nek.’ Dat studenten de vrijheid hebben om op zonnige werkdagen op een terrasje neer te strijken, is sommige een doorn in het oog. ‘Ik werk hier in het centrum en dan zie je die studenten rondlummelen’, klaagt een man van middelbare leeftijd. ‘Laat ze godverdomme zelf eens gaan werken, dan weten ze ook wat dat is.’ Een jongen van midden twintig: ‘Ik ben af en toe jaloers op ze omdat ze zoveel vrije tijd hebben. Aan de andere kant begrijp ik wel dat ze hun afstuderen uitstellen want met hun arbeidskansen is het tegenwoordig beroerd gesteld.’ Volgens een meisje worden studenten door jongere Nijmegenaren echter niet als luilakken gezien. ‘Bij de oudere generatie leeft nog wel het idee dat ze werkschuw zijn maar ik ben het daar helemaal niet mee eens.’ Een links imago hebben studenten nog steeds, blijkt tijdens de straatinterviews. ‘Rooie rakkers zijn het, allemaal’, gromt een man van rond de zeventig. Een jonge Nijmeegse drukt zich wat voorzichtiger uit. ‘Dat de PvdA en Groen Links hier zo sterk zijn komt denk ik vooral door al die studenten’, zegt ze met een beschuldigende ondertoon. Verontschuldigend: ‘Maar ik heb helemaal geen hekel aan ze hoor. Ik heb zelf een broer die hier studeert.’ Een van de mannelijke ondervraagden beklaagt zich erover dat er zoveel studenten in Nijmegen naar de stembus gaan. ‘Daarmee bepalen ze wel even wat hier in de politiek gebeurt. Maar na vijf jaar zijn ze mooi vertrokken naar een andere stad en zitten wij met de brokken.’

De Jezus-freak heeft inmiddels zijn hielen gelicht en ook de Veronica-meisjes zijn verdwenen. De Broerstraat begint leeg en koud te worden. In opperste verwarring spoedt een interview-team zich kroegwaarts.

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: Omstreden enquête

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: mishandeling en neuspeuteren.

Jaarlijks verlaat de ANS-redactie haar ivoren toren om zich tussen het plebs te begeven, gewapend met pen en papier. Er wordt gevraagd naar droge zaken als algemene kennis, gebruik van sociale media of financiën. Vaker echter passeren spannendere onderwerpen de revue. Aanstaande papieren editie rept het ANS over het seksuele gedrag van de Radboudiaan (hier invullen a.u.b.), in januari 2005 lieten we zelfs alle taboes varen, van neuspeuteren en poep ruiken tot misbruik en suïcide.

De algemene conclusie luidt dat studenten aan de RU verrassend saai waren, wel meldden enkelen zeer opzienbare verhalen, zoals hieronder te lezen is.

De ANS Taboe-enquête

Taboes zijn er om doorbroken te worden. Poepseks, kinderporno, Nederland is een ruimdenkend land. Welke smerige gewoontes heersen er in de academische wereld? ANS vroeg 210 RUN-studenten het donkerste kamertje van hun ziel te openen.

Tekst:Roel Neijts en Annemieke van Ramshorst

Grote opschudding onder de studenten bij het invullen van de ANS Taboe-enquête 2004. De enquêtes worden in groepjes ingevuld, wat leidt tot veel hilariteit. Een groot aantal studenten vindt de vragen 'meesterlijk', voor anderen gaan ze echt te ver. Eén student is zelfs zo geschockeerd dat hij de enquête voor de neus van de enquêteur in tweeën scheurt.

Viezeriken en leugenaars
De vragenlijst begint onschuldig over neuspeuteren, wat vaak als zeer onsmakelijk wordt ervaren. Gelukkig laat slechts twaalf procent het verkregen groene product richting de mond gaan, terwijl ruim 25 procent te kennen geeft nooit in de neus te peuteren. Ook op de wc gedraagt de student zich vrij netjes: bijna de helft van de studenten zegt nooit het resultaat op het wc-papier te bekijken na het afvegen van de billen. Negen procent bekijkt het resultaat en eet z'n losgepeuterde snotje op: de echte viezeriken. Opvallend is het lage percentage studenten dat de eigen scheten lekker vindt ruiken. Slechts vijftien procent houdt van zijn eigen aroma, waarvan verrassend genoeg het overgrote deel man is. Van alle ondervraagden durft maar liefst twaalf procent te beweren nooit te liegen. Onder deze heilige boontjes zijn verhoudingsgewijs meer mannen. Degenen die eerlijk zeggen wél te liegen, doen dit het minst tegen de partner en de allerbeste vriend(in). Tegen ouders en docenten, personen die het studentenleven zuur maken, worden de meeste onwaarheden verkondigd. 'Gij zult niet stelen' luidt het Zevende Gebod. maar liefst 73 procent van de Nijmeegse studenten heeft hier geen boodschap aan. Verontrustend? Nee hoor, want 40 procent van de studenten heeft voor minder dan tien euro bij elkaar gejat. Wel verontrustend is een student Theologie die beweert tien miljoen gestolen te hebben. Sluiten we dit antwoord uit, dan komen we op een gemiddelde van een gejatte 2,40 euro per student. Kennelijk worden uit de grond getrokken verkeersborden, straatnaambordjes en bushokjesposters onder het kopje 'lenen' geplaatst. 'Ik vind het nogal brutaal dat jullie mensen vragen of ze ooit gechanteerd zijn! Hier geef ik geen antwoord op.' Uit de reacties van anderen bleek dat ongeveer zestien procent ooit het slachtoffer van chantage is geworden. Hiervan werd 74 procent gechanteerd voor onbekende handelingen, de overige 26 procent voor goederen of geld. Niet iedereen durft die intimidatie overigens toe te geven: 41 procent verzwijgt dit tegenover familie, vrienden en politie. Uit de resultaten blijkt dat slechts één op de ondervraagde 210 studenten aangeeft homoseksueel te zijn. Dit lijkt toch wel erg af te wijken van het Nederlandse gemiddelde.. Blijkbaar is homoseksualiteit nog steeds een groot taboe onder Nijmeegse studenten. Verder zijn er nog acht studenten die aangeven het liefst van twee walletjes te willen eten. Eén studente wekt diep medelijden bij ons, zij geeft te kennen aseksueel te zijn.

Deepthroats en cumshots
Groepsseks? SM? Plasseks? Nee, de Nijmeegse student prefereert toch de 'gewone' seks. Niks zweepjes, gewoon lekker met z'n tweetjes. 'Zoals het hoort', aldus een studente Ontwikkelingsstudies. Van alle afwijkende voorkeuren bleek een triootje uiteindelijk als favoriet uit de bus te komen. Meer dan een derde bleek dit stiekem toch wel erg opwindend te vinden. Helaas heeft slechts zes procent van hen dit ook daadwerkelijk in de praktijk gebracht. In deze moderne tijd moeten zulke dromen toch wel waargemaakt kunnen worden? Doorslaan naar het extreme komt ook voor op onze universiteit: twee studenten Bedrijfswetenschappen worden enkel geil van deepthroats, cumshots, golden showers en AV-tjes. Het geven van een naam aan het geslachtsdeel of de borsten lijkt niet erg populair op de RUN. Van alle studenten is negen procent creatief geweest. Voor de penis zijn namen als Brutus, King Kong en Karel de Grote erg populair. Een student Geschiedenis geeft toe zijn lid 'Volkert van der Groof' gedoopt te hebben. Voor het vrouwelijk geslachtsdeel worden vrijwel geen namen bedacht, voor de borsten daarentegen wel. De dames kwamen onder andere met Jip en Janneke, Mini en Maxi en Jut en Jul op de proppen. Nijmeegse vrouwen, let op: van alle mannelijke deelnemers geeft vijftien procent aan wel eens een erectiestoornis gehad te hebben. Gelukkig was dit bij de meeste mannen maar een enkele keer - waarschijnlijk veroorzaakt door een zatte bui - dus jullie kunnen de gok nog wel wagen. Ook voor een soa hoeven we niet echt bang te zijn in de Keizerstad. Slechts vier procent van de ondervraagden geeft aan besmet te zijn (geweest) met een soa. Van deze pechvogels is 63 procent van het vrouwelijke geslacht.

Nijmeegse levenslust
Wie van de Radboudstudenten is weleens misbruikt of mishandeld? Dit percentage blijkt vrij hoog te liggen, het aantal misbruikte of mishandelde studenten ligt op bijna tien procent! Hiervan is 35 procent mannelijk. Het grootste deel is misbruikt of mishandeld door onbekenden, maar ook broers of zussen kunnen hun handjes niet altijd thuishouden. Eén student heeft het wel heel slecht getroffen. Deze is misbruikt en mishandeld door zijn ouders, door zijn broers en zussen, door andere familieleden én door onbekenden. Hij geeft dan ook aan wel eens serieus overwogen te hebben zelfmoord te plegen. Groot gelijk, met zo'n verleden kunnen wij ons goed voorstellen dat je met volle overgave voor de trein springt. Hij is overigens niet de enige. 40 procent van de ondervraagden geeft toe wel eens over zelfmoord te hebben nagedacht. Is het leven aan de RUN dan zo slecht? Naast suïcidaal is de Nijmeegse student ook tamelijk haatdragend. Bijna een op de drie Nijmeegse studenten weet wel een of meerdere personen te noemen die hij of zij naar een andere wereld wenst. Geert Wilders en Marc Dutroux staan hoog op het lijstje, maar ook onze eigen Abdul Jabbar van de Ven kan Nijmegen voortaan beter mijden als zijn leven hem lief is.

Dagboekverhaaltjes
En dan, last but not least: welke grote geheimen worden er allemaal meegedragen door studenten aan de RUN? De meeste studenten willen dit jammer genoeg niet met ANS delen. Het lijkt bijna 40 procent het verstandigst om de stippellijn volledig leeg te laten. Hiernaast waren er ook verbazingwekkend veel mensen met antwoorden als 'dat gaat je niks aan' en 'als ik dat zou zeggen, zou het geen geheim meer zijn'. Desondanks heeft de Taboe-enquête toch een aantal diepgewortelde geheimen losgemaakt. Hoewel de studenten in de rest van de vragenlijst braaf blijven, blijken er nu toch een heleboel spannende geheimen op te duiken. Een studente Rechten bekent bijvoorbeeld dat er op dat moment een stuk worst zit weg te rotten in haar doos. Een student Geschiedenis beweert de ANS te gebruiken als pornoblaadje. De foto van Giel Beelen vorige maand zal hem dan wel een hete nacht hebben bezorgd! Bij Bedrijfswetenschappen geeft iemand toe op dezelfde avond zowel zijn vriendin als haar kleine zusje gezoend te hebben. Verder bekent een student Nederlands Recht stiekem seksuele fantasieën te hebben over degene van wie hij deze enquête heeft ontvangen. Zou de desbetreffende persoon zich bij het ANS-kantoor willen melden?

Al met al blijken er nog veel taboes te heersen onder de studenten aan de RUN. Vragen over seksuele voorkeuren als SM en plasseks en vragen over misbruik leidden in veel gevallen tot boze en geschokte reacties van de respondenten. We hopen dat, nu de Nijmeegse universiteit het katholieke imago kwijt is, de conservatieve instelling van studenten ook snel zal slijten.

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: op je dertigste op kamers

Studentenhuisvesters zijn blij, want door het nieuwe woonakkoord zullen hun huurprijzen niet drastisch dalen en kunnen nieuwbouwprojecten worden doorgezet op de toch al krappe kamermarkt. Die kamers worden veelal bewoond door jonge studenten, die weer vertrekken nadat ze zijn afgestudeerd. Er zijn echter ook uitzonderingen, zo toonden Joris Baeten en Iris Ruijs aan in 2005. Zij spraken na een lange zoektocht enkele huisfossielen, die het nog prima vonden om na hun dertigste op kamers te wonen. 'Bijna al mijn vrienden zitten in de fase dat ze gaan samenwonen, dat lijkt me ook wel tof. Maar omdat zij dat doen, vind ik niet dat ik hier weg moet.'
Huisfossielen Waar zijn de legendarische luierende twenty-something en gitaarspelende vroege dertiger toch gebleven? Een inspannende zoektocht leverde drie exemplaren op. Zij vertellen over fietsenjattende buren, het leven in het studentenhuis en de generatiekloof. Tekst: Joris Baeten en Iris Ruijs De meeste studenten begeven zich, na het verdedigen van hun scriptie, binnen niet al te lange tijd naar de Gamma om hun gloednieuwe flatje van een blits likje verf te voorzien. Maar niet iedereen verwijdert zich meteen na het afronden van de studie uit hun vertrouwde kamertje. Sommigen bevalt de huurprijs zo goed dat ze hun huisgenoten nog geen vaarwel zeggen. Dat ze het studentikoze leven wat ontgroeid zijn, doet daar niets aan af. Blijven plakken als huisfossiel in een SSHN-complex lijkt echter geen aantrekkelijke optie. SSHN-medewerkster José Ros vertelt over schriftelijke morele appels die op de deurmat ploffen en over een huurder die vorig jaar met behulp van de rechter uit zijn kamer is verwijderd. Sinds 2002 moeten studenten na afstuderen binnen een redelijke termijn vertrekken uit SSHN-complexen. Is iemand ouder dan 26, dan krijgt hij of zij nog wat extra aandacht van de stichting om het vertrek te bespoedigen. Dit mag klinken als een razzia, de praktijk is heel wat gezapiger. De echte fossielen zijn namelijk nogal schaars aan het worden. Vorig jaar waren er volgens de SSHN slechts achttien mensen 'echt te oud'. Een jaar eerder werden nog 53 gevallen weggebonjourd. 'Misschien dat dit lagere aantal te wijten is aan de woningmarkt voor starters die iets lijkt te verbeteren', aldus de SSHN. Bovendien sta je als SSHN-huurder automatisch ingeschreven bij woningcorporatie Entree. Hoe langer de inschrijftijd, hoe meer kans iemand maakt om een dak boven het hoofd te bemachtigen. Met een baan op twaalf vierkante meter blijven plakken is dus vaak niet nodig. In een particulier studentenhuis is er meestal geen huisbas die op je 26ste verjaardag met een vervelende verrassing komt. Toch lijkt ook in die huizen de vergrijzing af te nemen. Een zoektocht naar overjarige studentenhuisbewoners leverde geen oneindige lijst met namen op. Een paar jaar effectief doorbikkelen en dan wegwezen, schijnt het devies van de moderne BaMa'er te zijn. Een langdurig, van bier doordrenkt studentenleven is door de komst van de prestatiebeurs namelijk niet bepaald financieel aantrekkelijker geworden. Na grondig zoeken vond ANS toch nog enkele huurders met een verlopen houdbaarheidsdatum. Dat zij alledrie anoniem wensen te blijven zegt misschien genoeg over de aard van deze prestatie. Hoe denken zij over hun leeftijd en kamer? En bovenal: vinden ze het niet eens tijd worden de schaarse ruimte te verruilen voor een luxueuzere woning? Pim (33), Hoogeveldt Na acht jaar Amerikanistiek te hebben gestudeerd ontving Pim in 2001 zijn bul. Nu studeert hij Archiefkunde. 'Ik woon hier nu negen jaar. Dat heeft verschillende oorzaken, één daarvan is gemakzucht. Ook is het hier aangenaam wonen omdat Hoogeveldt dichtbij de universiteit en de stad ligt. Bovendien wordt een andere woning vanzelfsprekend duurder. Ik kan dan wel een subsidie aanvragen, maar het is afwachten of ik dat ook krijg. Daarom wil ik een vaste baan hebben voordat ik hier wegga, een beetje zekerheid.' 'Het is onderhand wel tijd om weg te gaan', vertelt Pim. 'Waar anderen het bij TMF houden, kijk ik liever naar de publieke omroep. Ook wat betreft de muziek die op feesten wordt gedraaid, wordt het er niet beter op. Het is me allemaal te urban. Mijn ganggenoten en ik hebben verschillende interesses.' Pim geneert zich niet voor zijn twaalf vierkante meter. 'Ik breng het niet vaak ter sprake, maar me er echt voor schamen, nee. Soms vragen ganggenoten zich wel af hoe het komt dat ik hier nog woon, maar ik heb ze uitgelegd dat het met de doorstroming in Nijmegen vrij moeilijk zit. Een leuke starterswoning krijgen, zonder dat je in Lindenholt terecht komt, is lastig.' Jessy (35) Graafsedwasstraat 62 Jessy stopte na twee jaar studeren in 1992 met de opleiding Voeding en Diëthetiek. Na een stukgelopen relatie kwam hij voor de tweede keer op kamers terecht. Hij had wel een baan, maar kon geen betaalbare woning vinden. Deze kamer bevalt hem echter prima. 'Dit is geen typisch studentenhuis met veel rotzooi. We gaan vaak samen met het huis wat drinken en tijdens het afgelopen EK was het hier oranje top top de wc. Toen keken we met een grote groep vrienden alle wedstrijden.' Geen van zijn vrienden kijkt volgens Jessy raar op van zijn woonruimte. 'Ze zijn allemaal redelijk ruimdenkend.' Hij zegt zich niet te schamen voor zijn plek, maar loopt er ook niet mee te koop. 'De kamer naast me wordt een deel van het jaar gebruikt voor een jongeren-reïntegratie project. Eerst gaan de jongeren een tijd werken in Frankrijk, vervolgens komt één zo'n figuur hier wonen. Dat geeft wel eens overlast. Ze blowen veel en maken lawaai. Ook is hier wel eens een fiets uit de gang gestolen. Ik ben altijd erg duidelijk naar die jongens: van mijn vaatwasser blijven ze af!' Daarbij is hij ook niet te beroerd de reïntegratie-begeleider een mailtje te sturen als het sujet naast hem foute vriendjes op bezoek krijgt. Ondanks de randgevallen die naast hem bivakkeren, hoor je Jessy niet klagen over zijn kamer. Een groot deel van het jaar heeft hij geen overlast en de maandelijkse 50 euro huurkorting compenseert de ellende aardig. Met een vaste baan is de huurprijs van de kamer (180 euro) vrij gemakkelijk op te brengen. Waar blijft het bespaarde geld? 'Dat gaat op aan vakanties, haha!' Binnenkort hoopt hij echter zijn geld aan een nieuw huis te kunnen besteden. 'Mijn vriendin en ik zijn druk op zoek.' Mieke (30), Graafsedwarsstraat 62 In 2003 heeft Mieke, na zeven jaar Psychologie te hebben gestudeerd, haar studie afgerond. Mieke's voornaamste reden om in haar studentenhuis te blijven wonen is de gezelligheid. 'Af en toe denk ik "Jezus, ik ben al dertig en woon nog hier", maar ik vind het huis oké. Iedereen heeft duidelijk zijn eigen plekje, maar toch is er plaats om te kletsen en te hangen. Als je zin hebt in een biertje, loop je gewoon even bij elkaar nar binnen. het is fijn dat dat kan. Ik heb trouwens niet het idee dat ik in een studentenhuis woon, het is meer een 'werkendenhuis'. Dat geeft een andere sfeer, het is allemaal wat rustiger zonder dat het ingeslapen is.' Als andere voordelen van de kamer noemt Mieke de relatief lage huurprijs en het dakterras. 'Ik heb het mooiste uitzicht van heel Nijmegen.' Net als Jessy heeft ook Mieke te maken met het reïntegratieproject. 'Ik voel me verantwoordelijker voor die jongeren dan de mannen, heb eerder de neiging om te vragen hoe het met ze gaat.' Ondanks de overlast - 'De stereo staat consequent te hard en als ik 's ochtends vroeg op moet om te werken wil ik rust in de hut', - ziet Mieke ook de leuke kanten van het project. 'Soms komen ze vragen of ik ze kan helpen in de keuken, dan weten ze niet hoe ze bepaalde dingen moeten doen.' 'Bijna al mijn vrienden zitten in de fase dat ze gaan samenwonen, dat lijkt me ook wel tof. Maar omdat zij dat doen, vind ik niet dat ik hier weg moet. Inmiddels wil ik wel gaan, als zou ik het huis zeker missen. Het liefst zou ik in Amsterdam in een soort woongroep willen wonen. Met meerdere mensen in een huis zitten vind ik gewoon leuker dan alleen. Maar ik wil daar niet meer in een studentenhuiskomen waar je met z'n vijven in een kleine keuken moet doelen, dat stadium ben ik inmiddels wel gepasseerd.'

 

Lees meer

Uit de oude doos: Samen bidden

Iedere maand rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: ‘Samen bidden’

In de mei-ANS van 1997 verscheen een reportage over de wens van moslims voor een nieuwe, eigen gebedsruimte in de Studentenkerk. Op dat moment bevond de ruimte zich in de kelder van het Erasmusgebouw. 'Een donker, stoffig schoonmaakhok', aldus de 21-jarige moslimstudente S. Adiyaman, waardoor moslims lege leslokalen opzochten om daar te gaan bidden. De afgelopen maanden raakte de Studentenkerk in opspraak door de uitspraken van priester Antoine Bodar over het ruimdenkende beleid van studentenpastor Theo Koster. Deze week plaatste ANS een stuk over de huidige rol van het geloof en de Studentenkerk op de RU. Ook Loubna Es-Safraouy, voorzitter van de moslimstudentenvereniging, gaf haar mening.

Lees hier het artikel uit de mei-ANS van 1997:

Samen bidden

‘Als je niet samen kunt bidden, kun je ook niet samen leven’, meent studentenpastor Jan Huismans. Aan zijn enthousiasme zal het niet liggen: moslimstudenten moeten een gebedsruimte in de studentenkerk krijgen. Zowel financiële als ideologische drempels dwarsbomen echter een realisering van de plannen.

Tekst:Pieter Baken

‘In deze tijd van interreligieuze verhoudingen moeten verschillende geloofsovertuigingen elkaar opzoeken. Dat kan prima in een kerkgebouw', zegt studentenpastor Jan Huismans. Hij steunt dan ook het plan van het college van bestuur (cvb) om in de studentenkerk een gebedsruimte voor moslimstudenten te realiseren. Aan dit principebesluit zijn een petitie van veertig moslims aan het cvb en vier jaar moeizaam overleg tussen kerk en moslimstudenten vooraf gegaan.

Schoonmaakhok
De huidige gebedsruimte voor islamieten is verre van ideaal: een onverlichte ruimte in de kelder van het Erasmusgebouw. 'Een donker, stoffig schoonmaakhok', zo typeert de 21-jarige moslimstudente S. Adiyaman het provisorische onderkomen. De moslims zoeken voor het bidden daarom hun toevlucht tot lege leslokalen. Adiyaman: 'Als er dan plotseling mensen binnen komen, moet je midden in het gebed het lokaal weer verlaten. Maar we hebben geen andere keuze: bidden is voor elke moslim een noodzakelijk ritueel.' Het ziet er echter naar uit dat ook de studentenkerk niet geheel aan de wensen van de moslimstudenten tegemoet kan komen. De islamitische gebedstraditie vraagt om financieel ingrijpende aanpassingen aan de kerk. Zo willen de moslims een geluiddichte bidruimte en een rituele wasgelegenheid. Het bestuur van de kerk heeft de kosten van de verbouwing laten berekenen.

De uitkomst zal binnenkort aan het cvb warden voorgelegd. Het college zal als geldschieter van het project een beslissing nemen. Huismans acht een realisatie van de plannen echter financieel onhaalbaar. Inmiddels wachten de moslims alweer een paar maanden op een definitieve beslissing van het cvb. Het vertrouwen in de bestuurders lijkt met het verstrijken van de tijd af te nemen. Adiyaman: 'Het duurt allemaal erg lang. Ik heb soms het gevoel dat we door het bestuur van de kerk en de universiteit: niet echt gewenst zijn.' Huismans bekritiseert dit pessimisme: 'Ik kan me het wantrouwen van de moslims goed voorstellen, maar het probleem ligt wat genuanceerder dan het nu lijkt.' Huismans doelt op een voorstel van de studentenkerk om de huidige gebedsruimte simpelweg te delen. Zowel christenen als moslims zouden volgens dat plan op gezette tijden van de ruimte gebruik mogen maken. De moslims hebben deze oplossing echter van de hand gewezen: zij houden vast aan de eis van een eigen ruimte. Huismans: 'Het ogenschijnlijk louter financiële probleem wordt hiermee ook een ideologisch probleem. Het is goed mogelijk om een ruimte te delen. Wij als kerk zeggen: “Laten we genoegen nemen met een symbolische ruimte." Katholieken hebben nu eenmaal de neiging om iedereen binnen te halen. Deze groep islamieten heeft hier meer moeite mee dan wij. Ik zeg deze islamieten, omdat iedere moslimgroep de geloofsvoorschriften weer anders interpreteert.'

Kloof
Huismans klaagt niet over de huidige onderhandelingen. Een paar jaar geleden voerde hij gesprekken met een andere groep moslimstudenten, die veel stroever verliepen. De kloof tussen moslims en kerk bleek toen onoverbrugbaar. Volgens Huismans gaat het om een mentaliteitsverschil: 'De groep hiervoor was veel strenger in de leer. Dat leverde meer botsingen op dan met de huidige groep. De moslims waar ik nu mee praat karakteriseer ik als relatief tolerant met wat orthodoxe trekjes.' Huismans heeft door de veelvuldige gesprekken goede hoop dat ze samen tot een oplossing komen, zij het misschien niet op korte termijn: 'We zullen tot een compromis moeten komen. Wellicht moeten de ideeën over een gemeenschappelijke kerk nog een jaartje rijpen voor iedereen zich erin kan vinden.' Het liefst ziet hij op de gevel van 'zijn' kerk in de toekomst ook een Arabisch naambordje prijken, want: 'Als je niet samen kunt bidden, kun je ook niet samen leven.'

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: Sjoerd Kooistra

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: de expansiedrift van horecamagnaat Sjoerd Kooistra. Ook op Koninginnedag 2013 stonden de Nijmeegse straten in het centrum weer vol met feestvierderders. Zo was er in Nijmegen het jaarlijkse Oranjepop in het Hunnerpark en waren er podia op de Grote Markt, het Koningsplein en in de Molenstraat. Gouden tijden dus voor de kroegen in de binnenstad, waar horecamagnaat Sjoerd Kooistra zo'n tien jaar geleden nog de dienst uitmaakte. Cafés op het Koningsplein en in de Molenstraat behoorden tot zijn bezit. De horecamagnaat begon met één café in het Groningse Norg en breidde in enkele jaren tijd zijn imperium uit met tientallen bedrijven door heel Nederland. Die expansiedrift werd uiteindelijk zijn dood, want met een huurachterstand van 1 miljoen euro op zak pleegde Kooistra in 2010 zelfmoord. ANS sprak de horecagigant in 1997 toen hij op het punt stond een Nijmeegse variant van De Drie Gezusters te openen. In het interview door Koen Dortmans wordt zijn expansiedrift duidelijk. 'Het is niet zo dat ik Nijmegen in het bijzonder wilde toevoegen. Het leek me leuk om er een derde stad bij te hebben.' Lees hieronder het gehele interview met Sjoerd Kooistra uit de introductie-ANS van 1997.
'Geen gelul, gewoon kopen' Sjoerd Kooistra is het typische voorbeeld van the American Dream. Stond hij vijfentwinitg jaar geleden nog de dronkemanspis van het urinoir te schrobben, nu rijdt hij de hele dag in de auto als nijmeegs grootkroegbezitter. Het Koningsplein, De Waag en binnenkort De Drie Gezusters in de Molenstraat behoren tot zijn imperium. Tekst: Koen Dortmans Foto (alleen in blad): Frederik Leuschel Kooistra boert goed. Hoewel hij pas 46 jaar oud is, behoren 53 bedrijven to zijn bezit. Cafés, restaurants, een eetcafé, snackbars en zelfs een hotel behoren tot het brede scala horecazaken van Kooistra. Het Koningsplein en De Waag in Nijmegen en vrijwel de gehele binnenstad van Groningen maken deel uit van zijn imperium. Maar ook 'zaken' op het Rembrandtplein in Amsterdam. Kooistra's corpulente gestalte leunt onhandig achterover in zijn leren fauteuil. Vanuit een lokaaltje boven De Stoof kan hij net een glip van 'zijn' Koningsplein zien, slechts een fractie van z'n bezit. Hij oogt veel jonger dan hij is. Met zijn ietwat rossige haar doet hij nog het meest aan een nette versie van Theo van Gogh denken. Zij npostuur verraadt zijn verleden als kastelein. Alleen is hij zelf nu achter de tapkast verdwenen en is zijn lichaam in een simpel gestreept, maar zakelijk overhemd gestoken. Hij praat snel en zakelijk, geen woord teveel. Jaartallen en namen lijken in zijn geheugen gegrift te staan en worden zonder hapering opgelepeld. Het horecawezen is Kooistra met de paplepel ingegoten. Al vroeg kwam hij in het kroegtumult terecht. 'Je kan eigenlijk zeggen dat ik al vanaf mijn tweede in het vak zit. Mijn pa was vanuit Emmen verhuisd naar Norg om er een kroeg te beginnen.' De kleine Sjoerd voelde zich van meet af aan onlosmakelijk verbonden met het café van zijn vader. jarenlang schrobde hij urine van de wc-bril, maakte borrelhapjes in de keuken en stond achter de bar. In 172 nam hij het café van zijn ouders over. Korte tijd later kocht hij een tweede zaak, in zijn geboorteplaats Groningen. En nadat haar binnenstad vrijwel tot zijn eigendom behoorde, viel het Amsterdamse en het Nijmeegse horecawezen ten prooi aan Kooistra's expansiedrift. Zijn leven is de laatste vijfentwintig jaar enorm veranderd. Hij is inmiddels uitgegroeid tot een succesvol zakenman. De uren die hij vroeger achter de tap stond, zit hij nu in de auto. Hij belt mobiel, faxt en heeft afspraak na afspraak. Nu eens zit hij in Groningen, dan weer in amsterdam of in Nijmegen. Tijd om zijn versnellingspook voor de bierpomp te verruilen heeft hij zelden. 'Alleen in Groningen wil ik af en toe achter de bar gaan staan.' 'Het leek me leuk om er een derde stad bij te hebben.' Dat de keuze op Nijmegen viel, is louter toeval. Kooistra: 'Het is niet dat ik Nijmegen in het bijzonder wilde toevoegen. Het had net zo goed Utrecht of Arnhem kunnen wezen. Mijn geluk was dat de drie zaken op het Koningsplein, De Deut, De Opera en De Stoof, tegelijkertijd op de markt kwamen. Bovendien leent het Nijmeegse horecaleven zich goed voor exploitatie. Er wonnen veel studenten en er zijn veel grote evenementen zoals de jaarlijks terugkerende Zomerfeesten.' Kooistra is een paar keer naar Nijmegen gegaan om te kijken. Snel ontdekte hij dat het terrasleven van de Keizerstad zich voornamelijk concentreert op het Koningsplein. Reden genoeg om deze florerende tenten toe te voegen aan zijn bezit. Het criterium voor kooistra om een kroeg over te nemen is simpel. Als het café goed loopt of potentie heeft dat op korte termijn te doen, is zijn motto: 'geen gelul, gewoon kopen'. Het maakt hem dan ook niet uit wat voor soort uitgaansgelegenheid het is. Een bruin café, een snackbar of een eetcafé. En een disco als De Swing? 'Voorwaarde is dat het goed voor exploitatie is. Persoonlijk zie ik niet zoveel in De Swing, maar als een disco prima draait, waarom niet?' Kooistra verandert in de regel weinig aan de inkleiding van zijn 'zaken'. 'Als een zaak eenmaal goed loopt, moet je het karakter zoveel mogelijk in tact laten. Wie ben ik om De Stoof te veranderen? Het is een winstgevend bedrijf. De klanten voelen zich er thuis.' Veranderingen zijn trouwens gevaarlijk. 'Je blijft in onzekerheid of het concept dat je bedenkt ook daadwerkelijk aanslaat. Een zaak in Amsterdam was niks vanaf het eerste moment en het zou ook nooit iets geworden zijn. Dan moet je realistisch zijn en de boel sluiten en iets anders bedenken. Nu loopt het als een trein.' Een beslissing is voor Kooistra een kwestie van intuïtie. Voor hem dus ook geen ingewikkelde strategische plannen. Met slechts lagere school en één jaar ULO bleek succes toch verzekerd. Zijn goede intuïtie heeft hem prima door zijn zakelijke bestaan geleid. Inmiddels is het namelijk niet bij de drie kroegen op het Koningsplein gebleven. Op het plein alleen al heeft hij, zoals hij daar zelf over spreekt twee 'uitbreidingen'. Aan De Stoof is een Irish Pub toegevoegd. En even verderop is een FEBO-snackbar ingericht waar kroeggangers zich hongerig van de vele biertjes kunnen volstouwen met frikandellen en kroketten uit de muur. In het pand waar vroeger het Chinese restaurant Kota Radja gelegen was, wordt nu gebouwd aan een hypernieuwe vesting van Kooistra's troetelkindje 'De Drie Gezusters'. Deze absolute succeskroeg kent haar oorsprong in Groningen, maar werd tevens vrijwel gekopieerd in Amsterdam. Nu wordt er ook een Nijmeegse variant geopend. Er komen in totaal twee bars. Eén vaste bar en een andere ronddraiende toog die op de begaande grond zo'n 250 vierkante meter in beslag gaan nemen. Het café krijgt een beetje het uiterlijk van een Ierse of Engelse pub. In de kelder van 300 vierkante meter komt een swingvloer. De bedoeling is dat er een discovloer komt met 'hitech sound' en lampen. 'Kortom alles wat tegenwoordig nodig is voor een goede dansgelegenheid die aan alle moderne eisen voldoet.' Daarmee is het karakter van de nieuwe 'Drie Gezusters' toch anders dan in Groningen en Amsterdam. Het concept is vrijwel identiek. 'Maar ik heb het aangepast aan het publiek van de verschillende steden. De mensen in Nijmegen hebben een grotere behoefte aan dansen. Vandaar dat ik die kelder geheel als dansvloer ga inrichten.' In Groningen zijn mensen juist heel erg op een kroeg gesteld, gezellig een biertje drinken met vrienden. Amsterdam is het publiek daarentegen luxer ingesteld en meer divers. 'Daar maken lunchende zakenmannen en toeristen ook een belangrijk deel uit van de klandizie.' Kooistra vindt dat horeca-exploitanten in Nijmegen veel te weinig aandacht spenderen aan de studenten. Dat komt omdat het Nijmeegse horecawezen minder bepaald wordt door het studentenleven. In Groningen zijn de maand juli en de eerste helft van augustus slappe tijden. De omzet daalt met meer dan dertig procent. Alle studenten zijn dan op vakantie. Tijdens de drie weken van de introductie maak je qua omzet die afgelopen vijf weken meer dan goed. In Nijmegen is dat contrast veel kleiner. Kooistra probeert deze tendens echter wel om te buigen. 'Studenten die hier voor een paar jaar komen studeren zijn al die tijd wel klanten. Die moet je dus in je zaak proberen te krijgen. Aan het begin van de Groningse introductieweken, de Keiweken, worden bonnenboekjes uitgedeeld. Sinds mijn komst in Nijmegen twee jaar geleden ben ik hier bezig met piekuren. In de introductie kunnen studenten voor een piek een pilsje krijgen. Op deze manier lok je klanten en laat je ze kennismaken met je kroeg.' Voorlopig dobbelt Kooistra verder met zijn Monoplyspelletje. Hij koopt kroeg na kroeg en snackbar na snackbar. Waar het zal stoppen weet hij zelf ook niet. 'Je groeit er nu eenmaal in. Het is je vak en dat wil je zo goed mogelijk uitoefenen. Een speler in het voetbal zal zijn carrière bij Milan ook niet zonder meer verruilen voor NEC. Ik stop als ik het niet meer leuk vind, maar tot nu toe ben ik nog veel te jong om te stoppen.' Wat zijn de toekomstplannen van de horecagigant? De Grunniger is bezig met een voorlopig laatste uitbreiding. 'Wat Nijmegen betreft houd ik het een tijdje voor gezien. Voorlopig heb ik hier genoeg.'

 

Lees meer

Uit de oude doos: Skinner op studenten

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: rendementsmaatregelen 1.0

De langstudeerder is in gevaar. Maatregel op maatregel rolt uit de rendementskoker van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om studenten maar zo snel mogelijk met mastertitel in de hand de arbeidsmarkt op te duwen. Even de voet van het gaspedaal halen voor een bestuursfunctie, een oriëntatiejaar of wat dan ook is nauwelijks meer mogelijk. Nee, dan vroeger, 'toen je nog zo lang mocht studeren als je zelf wilde'. Tenminste, zo lijkt het voor veel studenten.

De werkelijkheid was helaas minder rooskleurig. Rendementsmaatregelen zijn van alle tijden, zo blijkt uit het artikel op de voorpagina van de oktober-ANS uit 1989. Lees het artikel en verwissel de naam van Roel in 't Veld met die van Jet Bussemaker, het rapport 'Leren loont' met het wetsvoorstel 'Kwaliteit in verscheidenheid' en de guldens met euro's. Dan had je dit artikel net zo goed in de ANS die nu in de bakken ligt kunnen vinden.

Lees hier het artikel uit de oktober-editie van 1989:

Met een kluitje in 't Veld

Geprikkelde studenten studeren sneller?

In het ministerie is de geest uit de fles. Efficiency is het toverwoord van deze tijd. Ook studenten zullen daar aan moeten geloven. Studenten zouden geprikkeld moeten worden om snelstudeerders te worden, zo redeneert men in Zoetermeer. Roel in 't Veld, ex-crisismanager uit Groningen, werd aan het werk gezet. Met een commissie bedacht hij een plan waarin studietempo aan studiefinanciering gekoppeld wordt. Het rapport 'Leren loont' stimuleert tot lezen en vrezen. Het plan heeft veel meer haken en ogen dan de meeste kranten hebben bericht.

Tekst: Jan Maurits Schouten en Wouter Hesseling

Het hele hoger onderwijs zou een school moeten zijn. Een school waar je een duidelijk vakkenpakket krijgt, waar je later iets mee kunt doen. 'Toegesneden op de behoeften van de maatschappij', zoals dat zo mooi heet. Je eigen behoeften zijn van minder belang. Die school moet je zo snel mogelijk doorlopen. Op de middelbare school halen veel meer mensen hun diploma binnen de gestelde tijd en HBO-ers verlaten over het algemeen ook netjes op tijd hun opleiding. De ellende begint pas op de universiteit. Daar studeert bijna geen enkele student af binnen de geplande studieduur: vier jaar. Op de universiteit duurt het maar en duurt het maar voordat mensen eens een keer een diploma halen. En dat kost natuurlijk veel te veel geld. Tijd dus voor gedragsveranderingen bij studenten. Een beetje psycholoog weet dat je gedrag kunt veranderen door personen stimuli toe te dienen of ze die juist te onthouden. Je hoeft geen Skinner te heten om te weten dat je gewenst gedrag van kinderen kunt versterken door ze een snoepje te geven, en dat je niet gewenst gedrag kunt afleren door kinderen dat snoepje niet meer te geven, of te dreigen met 'geen snoepjes meer'. In Den Haag pasten ze de 'Skinneriaanse' gedachtengang toe op studenten. Hoe prikkel je studenten het best om harder door studieland te lopen dan door hen een som geld te onthouden wanneer het niet snel genoeg gaat?

Rendement Om de mogelijkheid en de uitvoerbaarheid van dergelijke financiële stimuli te onderzoeken, stelde Deetman, toen nog minister, een commissie in. In 't Veld zou daar voorzitter van zijn. Een gelukkige keuze, want als er iemand weet wat efficiency is, dan is hij dat wel. Nog voordat de commissie de eerste keer bij elkaar kwam, had hij al een startnotitie klaar. Net drie weken na de eerste vergadering kon de commissie haar oordeel over het conceptrapport uitspreken; de week daarop was het rapport klaar. Einde commissie.

In het rapport 'Leren loont' wordt ervoor gepleit studenten na vijf jaar studie op een universiteit of hogeschool een lagere beurs te geven. In die tijd heb je de mogelijkheid gehad om een keer over te stappen, om iets extra's te doen en om af te studeren. Gevolg kan zijn dat je op een bepaald moment jaarlijks met 3600 gulden minder per jaar moet zien rond te komen. Dat bedrag wordt dan gekort op je basisbeurs. De commissie ziet ook dat het een probleem kan zijn als je van 300 gulden per maand minder moet leven. In 't Velt zegt dan ook dat de 'minimaal noodzakelijke hoeveelheid voedsel natuurlijk niet afhankelijk is van iemands studierendement'. Hoe je dan toch rond moet komen wanneer je studierendement laag is, is niet duidelijk.

In 't Veld heeft het aardig door: stimuli bestaan natuurlijk niet alleen maar uit straffen. Positief prikkelen doet het goed bij proefdieren, dus met studenten moet dat ook lukken. Studenten die maar één jaar over hun propedeuse doen, mogen een extra graantje meepikken: ze mogen meer bijverdienen. De commissie denkt aan 500 gulden per maand in plaats van de 200 gulden die je nu mag bijverdienen. Natuurlijk komt dan de vraag bij je op hoe je veel bijverdienen kunt combineren met snel studeren. De commissie zag dat probleem ook wel, maar vond dat 'deze groep studenten heeft laten zien goed met de beschikbare tijd om te kunnen gaan'. Als je je propedeuse in één keer haalt, heb je daarmee zo'n prestatie geleverd dat de rest van je studietijd eigenlijk niet mis kan gaan.

Een andere groep studenten die alleen maar geld kost, bestaat uit mensen die halverwege een jaar besluiten niet verder te gaan met hun studie. Die krijgen nog steeds studiefinanciering, en kosten daardoor het ministerie geld. Als ze niet zouden studeren, zouden ze waarschijnlijk een uitkering krijgen die nog meer kost, maar dat valt niet onder het Ministerie van Onderwijs. Al die mensen hebben volgens de commissie eigenlijk geen recht op studiefinanciering. Die zou moeten worden stopgezet. Waar die mensen dan wel van moeten rondkomen, daar is verder niet over nagedacht. Een uitkering kun je pas krijgen wanneer je bent uitgeschreven. Maar door de harmonisatiewet kun je je niet meer tijdens een studiejaar uitschrijven. En een baantje heb je ook niet zomaar als je je opleiding hebt afgebroken. Kom je na een Skinneriaanse behandeling mooi in een niemandsland terecht. 'Dat kunnen ze in Groningen toch niet allemaal controleren?', zo zul je je afvragen. Inderdaad, maar dat hoeft ook niet. Welke instelling heeft het best zicht op de voortgang van je studie? Inderdaad, de universiteit. En die zal dan ook aan Groningen door moeten geven of het wel opschiet met je studie. Om te stimuleren dat dat ook daadwerkelijk gebeurt, zijn er weet andere prikkels bedacht, in dit geval voor de universiteiten. Elke instelling voor hoger onderwijs krijgt, net als de studenten, geld van de overheid. Het plan is nu de universiteiten voor elke trage student te korten op het budget. Zo wordt de universiteit gestimuleerd ervoor te zorgen dat mensen snel afstuderen. Mensen die langzaam studeren leveren immers voor de universiteit minder geld op. Zo zouden universiteiten ook gestimuleerd moeten worden om door te geven welke mensen niet meer daadwerkelijk studeren. Als een universiteit een beetje krap bij kas zit, kan het dus een oplossing zijn ervoor te zorgen dat er minder mensen blijven hangen. Heeft een student even pech wanneer hij op een universiteit zit die krap bij kas zit...

Buiten spel In 't Veld gaat met z'n Skinneriaanse gefröbel voorbij aan de werkelijke obstakels in het universitaire onderwijs. Zo ligt de reële studieduur van de meeste studies nog steeds rond de 5,4 jaar. Dat wordt dus zonder bokkesprongen of zijpaden je studie doorlopen en opletten voor dat kritieke punt: vijf jaar. Het ergst is nog dat In 't Veld vergeet dat mensen geen 'black boxen' zijn, waar allerlei stimuli ingestopt kunnen worden en waar de gewenste reactie probleemloos uit zal rollen. Gelukkig zijn studenten nog denkende wezens die af en toe twijfelen of een fout maken. Daarom is het belangrijk dat er in ieder geval meer aandacht komt voor andere factoren die de studieduur kunnen beïnvloeden. Goede voorlichting en betere studiebegeleiding bijvoorbeeld. Bij de drastische plannetjes van meneer In 't Veld zal de Kamer wel de nodige kanttekeningen plaatsen. Jammer dan. Die bedenkingen kan de Kamer wel hebben, maar ze heeft niets te vertellen over deze maatregelen. Er hoeft helemaal geen wetsvoorstel voor te worden ingediend. In de Wet op de Studiefinanciering staat dat wie daadwerkelijk studeert, recht heeft op studiefinanciering. Een simpele wijziging van de interpretatie van het begrip 'daadwerkelijk studeren' is dus al voldoende voor de invoering van de meeste maatregelen. In 't Veld heeft gedaan wat Deetman als minister van Onderwijs ook zoveel mogelijk deed: de Kamer buiten spel zetten. Alleen is diezelfde Deetman nu voorzitter van de Kamer die buitenspel is gezet. Hoe was dat verhaal van die tovenaar en de tovenaarsleerling ook al weer?

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: Spinvis

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: e-mailcontact met Spinvis Hij kwam afgelopen jaar met een nieuw album en speelde vorige week twee keer in een uitverkocht Doornroosje. ANS interviewde Spinvis deze maand over zijn manier van optreden, zijn teksten en zijn succes. Dat was niet de eerste keer: tien jaar geleden sprak ANS hem ook, toen hij debuteerde met zijn titelloze plaat. Is er veel veranderd in het voorbije decennium? Destijds vertelde Erik de Jong hoe hij in zijn huisje in Nieuwegein achter zijn computer liedjes zat te bouwen en tussendoor voor zijn kinderen zorgde. Over zijn muziek is hij heel stellig. 'Spinvis is geen optredende act. Wat ik maak, komt uit je speakers. Basta!' Lees hieronder het artikel van juni 2002

'Dromers zijn nog geen losers'

Datum: 3/5/2002 14:05:27 Van: Spinvis Naar: "Arnout Baas" >Arnout.Baas@ans-online.nl< Onderwerp: Re: e-mail voor Spinvis >Om maar met een cliché te beginnen: Waar komt de naam Spinvis vandaan? Geen idee... op een dag, een jaar of drie geleden, dook hij op in mijn hoofd. 'Wat ben jij nou?', vroeg ik. 'Ik ben een Spinvis!', was het antwoord. (Ondertussen weet ik dat een spinvis ook een soort kunstaas is, een spinnend rubber kunstvisje). >Waar kom je zelf vandaan? Omdat mijn vader een rondreizende wiskundeleraar was, hebben we in heel veel plaatsen gewoond. Uiteindelijk ben ik in Utrecht aangespoeld, waar mijn honderd-en-één bandjesverleden ligt. Toen was ik 14, nu ben ik 41. >Bestaat Spinvis uit meer mensen dan jij alleen? Nee, Spinvis is een zeer persoonlijke en individuele vorm van popmuziek. Natuurlijk speel ik ook met anderen, maar dat is heel wat anders. Het Spinviswerk ontstaat door elke dag een beetje te bouwen, te schrappen en te schaven, zoals eenschrijver of een schilder dat doet. Daarbij gebruik ik computers en samplers. Omdat ik al zo lang met die apparatuur omga, kan ik er snel en intuïtief mee werken. Zodanig dat de techniek zelf geen rol van betekenis meer speelt, en ik me alleen nog bezig hoef te houden met de zeggingskracht van mijn muziek. >In verschillende interviews en recensies wordt het beeld geschetst van een huisman >die tussen het huishouden door muziek maakt aan de keukentafel. In hoeverre klopt >dit beeld? Nou, dat beeld klopt heel aardig. Toen ik nog geen gezin had, en dus veel meer tijd voor mijn muziek had, was ik achteraf gezien helemaal niks productiever. Het zorgen voor de kinderen en de dagelijkse verplichtingen dwingen zelfdiscipline af, iets wat ik van nature niet heb. >Hoe lang ben je al met muziek bezig? Nou, ik kan me herinneren dat ik als kleuter tot tranen toe geroerd was door de tweede stem in 'Joepie Joepie is gekomen', maar dat bedoel je misschien niet. Ik was zestien jaar, mijn oudere broer had een punkbandje The Duds. Daar was ik zo'n beetje de jongste bediende, als de drummer er niet was mocht ik drummen en als de bassist het af liet weten, mocht ik bassen. Daarna volgden er heel veel meer bandjes uit de Utrechtse punk- en new-wave-scene. Na een jaar slagwerk en compositie te hebben gedaan op het Conservatorium van Rotterdam, heb ik de computer ontdekt. Eerst de onvolprezen Commodore 64 en de geweldige Atari 1040, nu Protools. >Je muziek is moeilijk te vergelijken met anderen. Probeer je opzettelijk anders te >zijn? Heb je helden of voorbeelden? Als je twintig bent, probeer je te klinken als je helden. Als je wat ouder bent, kun je alleen maar klinken als jezelf. Mijn muziek is de optelsom van alle invloeden die zich in de loop van de tijd hebben aangediend. Ik probeer niet opzettelijk anders te klinken, ik probeer wel opzettelijk alle elementen commentaar op elkaar te laten geven. Je hoeft modieuze elementen niet te schuwen zolang je ze maar eigen maakt en ze nieuw leven inblaast door ze een ongebruikelijke positie te laten innemen. >Wat probeer je te bereiken met het maken van muziek? Beweging, onthechting, troost. Maar eigenlijk is het maken van muziek een doel op zich. >Volgend jaar op of een ander groot festival? >Of geef je er de voorkeur aan zelf vol te zingen? Spinvis is geen optredende act. Wat ik maak, komt uit je speakers. Basta! We ben ik bezig om sommige stukken uit te voeren met oudere musici, mensen van een jaar of zeventig. Dat zou op Crossing Border in première kunnen gaan, maar dat is nog onzeker. >Reeds bezig met nieuw materiaal? Elke dag. De dertien nummers op deze cd waren een keuze, een mooi boeketje, uit veel meer nummers die al flink in de grondverf staan. Wat niet wil zeggen dat ik er nog rustig een jaar aan kan prutsen. >Mike Clark is het enige Engelstalige nummer op het album. Heb je meer plannen met >andere talen (waaronder Engels)? Nee, een beetje Spinvis kan alleen Nederlands zingen (en heel misschien een beetje Frans). >Herfst en Nieuwegein, de titel van één van de nummers op de cd; in mijn oren en ogen >de meest treurige combinatie die je kunt verzinnen. Wat is jouw associatie hiermee? Het is minder droevig bedoeld dan het lijkt. Een man staat bij een plattegrond bij het begin van de bebouwde kom. 'U bevindt zich hier', leest hij, en hij beseft met een schok dat dat zo is. De rest van het liedje is een foto van dat moment. Geen vrolijke foto, maar ook niet buitengewoon treurig. >Zou je willen reageren op het volgende: >'Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.' Welnee. Er zijn mensen zat die perfect gelukkig zijn met het dromen van tien prachtige volges, liever dan met dat schamele musje dat dan toevallig echt is. Dromers zijn nog geen losers. >De studententijd is de mooiste in je leven! Nou, als je zo later op je leven terugkijkt, heb je het echt allemaal grondig verknald. >Tot slot nog een greep uit je eigen teksten: >'Kijk niet om ga steeds vooruit goeie reis en hou je haaks en kijk goed uit astronout.' (uit: 'De astronout') Niet bang zijn....springen!!! >'t is altijd wat en altijd spijt van het geld en alle tijd op de onverharde wegen die je >naar hier hebben geleid' (uit: 'Bagagedrager') Maak jezelf maar niks wijs; zelfs de beste zeiler heeft niks te zeggen over de wind. >'...en dan lach ik elke keer maar weer mee; ik ken een raadsel over eenzaamheid, het >gaat als volgt: wat doet pijn en telt voor twee.' (uit: 'Smalfilm') Sorry, hier kan ik echt niks over zeggen zonder de tekst te beschadigen. Oké? Groeten uit Nieuwegein, Erik de Jong spnvs

 

Lees meer

Uit de Oude Doos: Straatslapers

Iedere twee weken rakelt ANS herinneringen op door een artikel uit de archieven te plukken. Deze week in de nostalgische rubriek: 24 uur dakloos.

Het is een idee dat menig redactie mateloos boeit, omdat het zo ver van de gemiddelde mens afstaat: leven als een dakloze. Helaas is het door onze voorgangers al een keer gedaan. In november 2002 gingen twee redacteuren de straat op om te spreken met de mannen die wij alleen maar in het voorbijgaan zien. Ze doken volledig onder in het straatleven, sliepen op straat, aten een boterham bij de dagopvang en verkochten de straatkant bij hun eigen Albert Heijn. Het is alweer bijna tien jaar geleden, maar het onderwerp blijft actueel. Al was het maar omdat het buiten weer langzaam kouder wordt.

Lees hieronder het artikel van november 2002

Keerzijde van de Keizerstad

Tekst: Luuk Willems en Matthijs van den Broek

Woensdagochtend, 11:00 uur. In een muffe kleedkamer ontdoet Eddy zich haastig van zijn kapotgelopen sokken en vuile kleren. Ondertussen speurt hij naar de sportkleding van de dagopvang. ‘Deze wedstrijd gaan we makkelijk winnen. Op straat bouw je weerstand op, een bepaalheid taaiheid. Bij het voetbal buiten we dat uit.’ Onder zijn wilde krullen gaat een mager en scherp afgetekend gezicht schuil, dat een hard leven verraadt. Eddy voetbalt al een tijd in het team van de dagopvang. Monter veert hij op, klaar om de arena te betreden. ‘Voor mij is dit het hoogetpunt van de week,’ vertrouwt hij ons toe. Gezien het enthousiasme waarmee in de zaal wordt gevoetbald, moet dat gelden voor de meeste spelers. Wedstrijdvoetbal was niet het eerste dat bij ons opkwam bij het woord ‘dakloos’. Maar toen we de uitdaging aangingen 24 uur op straat te leven, wisten we sowieso niet wat we moesten verwachten. Hoe zouden de echte daklozen reageren op onze aanwezigheid? Nu we teruglopen naar de dagopvang voor daklozen, genaamd ‘Het Kasteel’, is die vraag al achterhaald. Vanochtend zijn we open en enthousiast ontvangen. De dagopvang is gevestigd in een oud stadspand aan de Bijleveldsingel. Iedereen is er welkom voor een praatje of een bak koffie, maar ook voor pastorale, maatschappelijke of medische hulp. In een soort huiskamer kijken mensen tv, lezen de krant, of praten wat. Anderen kijken apathisch voor zich uit: een stille verwijzing naar de psychische problemen waar veel dak- en thuislozen mee kampen. Schulden, familieproblemen en drugsgebruik zijn andere belangrijke oorzaken van dakloosheid. Vaak volgt het ene probleem op het andere, zoals bij Paul (34), vader van twee kinderen. Na een echtscheiding in 1988 raakte hij verslaafd aan harddrugs. Twee jaar geleden werd hij op eigen kracht clean. De hardste klap kwam toen zijn nieuwe vriendin hem een half jaar geleden op straat zette. Naast een woning kostte hem dit ook zijn werk. ‘Als je buiten slaapt, kun je de volgende dag niet fris op je werk verschijnen.’ Het aanbod om in te trekken bij zijn ouders sloeg hij af: ‘Op mijn achttiende ging ik het huis uit. Die beslissing zal ik nooit terugdraaien.’ Paul en zijn vriend Thomas (34) bieden aan om met hen de straat op te gaan. Lopend door de stad proeven we van het ‘echte’ daklozenbestaan. Paul formuleert rustig, kijkt bedachtzaam om zich heen en draait voortdurend shaggies. Thomas is de tegenpool van Paul. De goedlachse Molukker compenseert zijn kleine gestalte met een grote bek. Druk gebarend legt hij uit hoe de dag van een dakloze er uitziet: ‘Degene die in de nachtopvang verblijven, worden er om acht uur uitgeknikkerd. Veel mensen lopen dan naar de dagopvang voor een bak koffie. De gebruikers zullen ’s ochtends proberen te scoren. ’s Middags ga je naar het park of naar de coffeeshop, tenzij je geld nodig hebt.’ Aangezien ik noch mijn collega een cent op zak hebben, is ontspannen er voor ons niet bij. De opties zijn beperkt tot stelen, bedelen, het slijten van de daklozenkrant of het verkopen van parkeerkaartjes. We kiezen voor het laatste en lopen naar de Wedren.

Woensdagmiddag, 14:00 uur. ‘Het parkeersysteem in Nijmegen is ons gunstig gezind,’ stelt Thomas op plechtige toon. Niet volledig verbruikte dagkaarten worden door daklozen doorverkocht aan nieuwe parkeerders. Het lijkt makkelijk geld verdienen, maar Paul wijst ons op de addertjes onder het gras. Allereerst blijkt er een parkeer-godfather te zijn, die het werk al acht jaar doet. ‘Alleen van hem gedoogt de gemeente dat hij kaartjes verkoopt, dus hij bepaalt wie mag helpen.’ Een ander gevaar schuilt in de listige medewerkers van de Sociale Dienst. ‘Die maken foto’s van je, op basis waarvan ze proberen je uitkering stop te zetten.’ Veel daklozen ontvangen maandelijks zeshonderd euro doordat ze als postadres de dagopvang op mogen geven. Thomas: ‘Maar met dat geld heb je nog geen werk, en ook geen woning. Uitzendbureaus willen vaak niet bemiddelen voor daklozen; via de woningstichting onderdak vinden duurt jaren.’ Zelf staat hij nog maar drie maanden op straat, na uit de hand gelopen familieproblemen. Thomas drukt ons een brief onder de neus waarin hij zichzelf voorstelt en om werk vraagt. ‘Deze brief ga ik afgeven bij bedrijven in Nijmegen. Als ik hier geen werk kan vinden, ga ik misschien wel naar Italië. Het schijnt dat de baantjes daar voor het oprapen liggen.’

Woensdagmiddag, 16:00 uur. Met het geld dat we zojuist hebben verdiend, kopen we grote blikken lauw Aldi-bier. Genietend van het herfstzonnetje drinken we ze op in het Valkhof. Paul zit hier elke dag. ‘Dit is beter dan breedbeeldtelevisie, dit is live,’ lacht hij. Passanten groeten vriendelijk of maken een praatje. ‘Iedereen kent me hier. Als ik er een paar dagen niet ben, merk ik dat ze me gemist hebben.’ Als we stilzwijgend de conclusie trekken dat het daklozenbestaan zo kwaad nog niet is, lijkt het alsof Paul onze gedachtes raadt. Hij wijst naar het bankje naast ons. ‘Op dat bankje zal ik nooit gaan zitten,’ zegt hij zacht. ‘Daar is een vriend van me overleden. Wilde niet meer eten, drinken, niets. Hij lag daar te vervuilen, tot hij stierf aan een hartstilstand.’ En zo wijst het bankje ons op het feit dat er niet voor iedereen hulp is, dat we vandaag alleen het topje van de ijsberg zien. De zwarte kant van het daklozenbestaan komt met het naderen van de winter steeds dichterbij. Paul blijft positief: ‘Ik ben een doorzetter. Mijn vader knokte zich er na drie hersenbloedingen ook bovenop. Daar kan ik nog een voorbeeld aan nemen.’ Hij vindt zelfs de kracht anderen te helpen vanuit stichting Straatmensen voor Straatmensen. Deze stichting verstrekt elke woensdag gratis warm eten bij het oude gebouw van de Sociale Dienst, naast Lux. Om zeven uur voegen we ons met flinke honger in de rij. Twintig daklozen wachten geduldig tot er een spekpanneenkoek op hun bord ligt. Dit zijn de mensen die echt op straat leven, in tegenstelling tot de grote groep die een (semi-)vaste plek in de nachtopvang heeft. Het merendeel van hen heeft te kampen met ernstige vormen van verslaving. Matthijs (23) is één van de mensen die op straat leeft. Op mijn vraag waar hij vannacht slaapt, blijft het antwoord vaag. Als hij mijn door de avondkou ingegeven zorgelijke blik ziet, probeert hij me gerust te stellen. ‘Als ik de capuchon over m’n hoofd doe en de rits goed dicht zit, dan heb ik het niet koud hoor.’ Ik opper dat hij een van de dekens kan lenen die wij van Straatmensen voor Straatmensen hebben gekregen, omdat ook wij vannacht buiten slapen. Ik krijg slechts een zure glimlach retour. ‘Regel één van het straatleven: zorg eerst voor jezelf. Het is ieder voor zich.’

Woensdagavond, 21:30 uur. Met de wijze woorden van Matthijs in ons achterhoofd nemen we afscheid. Paul wijst ons een beschutte plaats, ergens in de struiken van het Valkhof, waar hij zelf ook een paar maanden verbleef. De schuilplaats is niet zichtbaar vanaf de weg. Zo lopen we minder kans om slachtoffer te worden van criminelen. Ook de politie zal ons hier niet verjagen, wat in de binnenstad wel regelmatig voorkomt. Verzekerd van een veilige slaapplaats, besluiten we nog even door de stad te wandelen. Met moegelopen voeten en een onbevredigbre behoefte aan warmte en rust, beginnen we ons echt dakloos te velen. We twijfelen of we onze laatste euro’s toch maar zullen spenderen in een gezellige kreog. Maar als we om kwart over elf een studentenkroeg in stappen, deelt de barman ons doodleuk mee dat de laatste ronde al is geweest. Schijnbaar is de grote Aldi-tas met bier, gecombineerd met ons inmiddels onfrisse uiterlijk, voldoende om de alarmbellen te doen rinkelen. We voelen ons uitgescheten, smerig en moe. In het park kruipen we onder onze vuile dekens, na uitgebreid te hebben gecontroleerd of we niet zijn gevolgd. ‘De nacht is koud en eenzaam – als een maatschappij’, zong De Dijk ooit. Ik weet niet of Huub van der Lubbe ook in parken bivakkeerde, maar zijn beschrijving is niet verkeerd. Elk geluid wijst op een mogelijke bedreiging: het geritsel van de struiken, stem, een harde knap, piepende autobanden in het park. Paranoïde turen we door de struiken. De opluchting is groot wanneer het langzaam licht wordt. Als we op willen staan vliegt een grommende hond ons bijna aan. Het baasje sleurt het dier mee en werpt ons een bedenkelijke blik toe. Donderdagochtend, 9:00 uur. De dagopvang heeft de rolluiken nog maar net open, of we zitten al binnen voor een kop koffie en een boterham. ‘Hebben jullie buiten geslapen?

...
Lees meer