Column: drieëntwintig

Ik sta in de boekhandel voor een enorme kast met kinderboeken. Naast mij staan twee moeders de achterkant van de nieuwste ‘Geronimo Stilton’ te lezen, een soort Sherlock Holmes maar dan met eenhoorns en een muis. Zachtjes schuifel ik richting de moeders. ‘Sorry, mag ik iets vragen?’ Ze kijken verstoord op. ‘Ik zoek een leuk boek voor een jongetje van zes, heeft u nog suggesties?’ Dat was blijkbaar een hele rare vraag. De moeder die het dichtst bij me staat schudt haar hoofd in afschuw. ‘Hoe oud ben jij?’ Dat vond ik een nogal vreemde vraag. ‘Drieëntwintig mevrouw.’ Ze wierp een veelbetekenende blik naar de vrouw achter haar. ‘Drieëntwintig’ mompelt ze zachtjes terwijl ze verder gaat met Geronimo Stilton. Nogal in de war door de vreemde conversatie loop ik naar de kassa. Daar staat een vrouw van middelbare leeftijd woest te vechten met een rol Sinterklaasinpakpapier. ‘Sorry, mag ik u iets vragen?’ Zeg ik weer op mijn allerbeleefdst. Ze kijkt op van haar worstelwedstrijd. ‘Ja natuurlijk mag dat.’ Ik slaak een zucht. Er is hoop. ‘Ik ben op zoek naar een leuk boek voor een jongetje van zes, heeft u een goede suggestie?’ De mevrouw legt de rol inpakpapier neer en loopt met me naar de boekenkast. Ik vertel ondertussen dat de gelukkige ontvanger van het boek van dieren houdt en dinosauriërs. De mevrouw knikt en begint de rijen boeken af te speuren. Ondertussen houden de moeders ons nauwlettend in de gaten. De moeder die vroeg hoe oud ik was loopt onopvallend, maar heel opvallend, naar de kassamevrouw toe en fluistert net iets te hard in haar oor. ‘Ze is pas drieëntwintig.’ De kassamevrouw houdt op met het zoeken naar een boek. Ze kijkt stomverbaasd over haar brilletje heen en neemt me eens goed in zich op. ‘Gut, nou zie ik het. Wat triest zeg.’ Dat was wel zo’n beetje het punt dat ik er wel een beetje klaar mee was. ‘Sorry, maar wat is er nou precies zo triest aan het feit dat ik drieëntwintig ben? Dat overkomt de meeste mensen op een bepaald punt in hun leven.’ De vrouwen staan nu bij elkaar en schudden hun hoofd. ‘En nog brutaal ook, het is altijd een bepaald slag hè, die tienermoeders.’ Ze zijn het roerend met elkaar eens en bekijken me nog eens even goed van top tot teen. ‘Ah, u denkt dat dit boek voor mijn zoonlief van zes is? Nou, het gaat eigenlijk om het neefje van mijn vriend.’ Een moment zie ik gêne in hun ogen, vooral bij de kassamevrouw die overduidelijk bang is zojuist een klant kwijt te zijn geraakt om een hele stomme reden. De moeders duiken zonder iets te zeggen weer in Geronimo Stilton en de kassamevrouw prevelt zachtjes dat het haar spijt en dat Yvon Jaspers een heel leuk boek heeft geschreven voor kinderen van zes. Terwijl ik aan het afrekenen ben pakt ze het boek in en mompelt nog een keer dat het haar spijt. Ik besluit dat ik nooit meer terug wil komen in de boekwinkel. ‘Het geeft niet hoor, ik heb het wel vaker. Maar mijn eigen zoon is al negen dus die gelooft niet meer in Sinterklaas’ zeg ik heel erg hard door de winkel. Geronimo Stilton klapt op de vloer en de moeders hebben zich met een ruk omgedraaid. Ik zie de mevrouw achter de kassa druk rekenen hoe oud ik dan wel niet moet zijn geweest toen ik zwanger werd als mijn (fictieve) kind al negen is. Met een glimlach pak ik mijn aankoop van de toonbank en wandel de winkel uit.