Column: Verdomd Veel Vrijheid

Gisteren keek ik voor de achtste keer naar Bridget Jones’s Diary, een absolute klassieker in mijn ogen, goed genoeg om later aan de kinderen voor te schotelen als écht entertainment uit de goede oude tijd. Bovendien gaat een deel van mijn scriptie over Bridget – ja, mensen, dit is mogelijk als je Engels studeert – dus was het zeker een geoorloofde keuze.

Toen de film was afgelopen voelde ik me blij en tevreden dat Colin Firth en Hugh Grant weer met elkaar op de vuist waren gegaan, en dat ik niet zoals Bridget op de bank een hele bak ijs naar binnen had gelepeld, maar slechts een halve. Hoorah!

Toch knaagde er nog iets. Niet alleen was ik me door mijn diepgaande scriptieonderzoek opeens uiterst bewust van alle positieve en negatieve postfeministische implicaties van deze film, ook vroeg ik me af waarom ik voor de achtste keer wilde kijken naar Bridget die in haar ondergoed door de sneeuw achter Darcy aanrent. Waarom koos ik voor oud en vertrouwd in plaats van spannend en nieuw?

Het was niet de eerste keer dat ik liever een film keek die ik al gezien had, dan me aan een nieuwe te wagen, anders was ik waarschijnlijk niet tot acht keer Bridget Jones gekomen. Ik wierp een blik op mijn kast met dvd’s. Een duidelijke scheiding werd zichtbaar. Sommige films heb ik zo vaak bekeken dat er krassen op de schijf zitten, andere, zoals de gehele collectie van BBC Shakespeare toneelstukken, zitten nog in het plastic. Het knagende gevoel werd sterker: het gevoel dat ik ook ervaar tijdens het soggen, het gevoel dat ik iets anders zou moeten doen dan ik aan het doen ben.

Dit schuldgevoel zorgt ervoor dat ik nu bijna afgestudeerd ben, maar ook dat ik niet volledig kan genieten van een slechte romkom of een middelmatig boek. De druk is hoog want het leven is kort, dus moet je er alles uithalen en niet acht keer dezelfde film kijken. Er is geen tijd om in herhaling te vallen. Als je nu niet Leeft, doe je het nooit meer, vertellen we onszelf en bovenal anderen, terwijl we opscheppen over de spannende dingen die we de avond ervoor hebben gedaan. Mijn avond haalt het niet bij die van hen. Dat komt echter niet doordat ik me niet zat heb gezopen, niet naar een exclusieve pop-up tentoonstelling ben geweest en niet eens naar de nieuwe arthouse film van die bekende regisseur ben geweest. Het komt doordat ik te druk was met me schuldig te voelen over verspilde tijd om te lachen op het moment dat Bridget met haar dronken kop uit de taxi valt. Jammer.

 

Column: Verdomd Veel Vrijheid

In mijn jaarboek van de middelbare school schreven mijn vriendinnen dat wat ik ook zou gaan studeren – mijn studiekeuze was uiteraard een last-minute besluit – ik later een lieve moeder zou worden. Dat vond ik aardig van ze. Vreemd wel, want ik heb niet veel moederachtige eigenschappen, zoals zorgzaamheid en het talent om verstandige beslissingen te nemen. Ik lok eerder moederachtig gedrag uit in anderen. Vriendinnen die voorkomen dat ik verzonken in gedachten een drukke straat oversteek zonder links, rechts en nog eens links te kijken bijvoorbeeld. Of vriendinnen die in de winter de behoefte voelen mijn sjaal te re-arrangeren zodat er niet een heel stuk huid ontbloot de vrieskou ingaat. Bovenal vond ik het vreemd omdat ik niks met kinderen heb.

Laatst liet mijn oudere nicht me even alleen met haar vier maanden oude zoontje. Schattig was ie, met zijn bolle wangetjes en onschuldige oogjes, maar zodra ik alleen met hem was, besefte ik wat voor levende tijdbom zo’n ventje is. Ik was er heilig van overtuigd dat dit hulpeloze wezen precies in deze vijf minuten zou besluiten dood te gaan, en dan was het mijn schuld. Panisch rukte ik een lapje dat in zijn kinderwagen lag uit zijn handen. Hij zou het maar over zijn hoofd trekken en stikken. Dit resulteerde uiteraard in een huilbui, die niet ophield, hoeveel gekke bekken ik ook trok.

En het wordt niet beter als ze ouder worden. Sommige mensen beweren dat je alles tegen een kind kunt zeggen, maar dat is niet zo. Je kunt niet zeggen ‘man, wat heb ik een kater’ of ‘heb jij Life of Pi gelezen?’. Of zelfs ‘ik heb zin een koekje, jij ook?’ want misschien mogen ze geen koekjes. Dus vallen er ongemakkelijke stiltes wanneer ik word geconfronteerd met een kind. Of ik verhoog mijn stem met een octaaf om erachter te komen dat ze daar te oud voor zijn.

Nog een jaar of wat ouder en het worden ondankbare honden, die niet waarderen dat jij je vrije tijd hebt opgeoffered zodat ze naar balletles konden, of dat je misschien niet elk jaar naar dezelfde camping in Frankrijk had gewild, maar het toch deed omdat ze daar vriendjes hadden en de glijbaan zo leuk was. In plaats daarvan schreeuwen ze tegen je dat je een kutwijf bent, omdat je hun computertijd hebt ingeperkt.

Nog een jaar of wat ouder zien ze het wel. Nu zijn ze dankbaar. En zeggen ze dat ze van je houden. En dat is wat je wilde. Je hebt er een uitgescheurde kut, een eeuwig buikje en achttien jaar lang gezeik voor doorstaan, maar het is wat je wilde.

Het is niet wat ik wil. Maakt dat me een egoïstische trut? Volgens sommige wel. Misschien bedenk ik me nog, je weet hoe dat gaat met hormonen, maar een kind op de wereld zetten omdat dat is wat je wél wil is net zo egoïstisch, lijkt mij.

 

Column: Verdomd veel vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje?

Het is zondagavond en ik kan onmogelijk slapen. Mijn vriend en ik hebben het net uitgemaakt, maar het kussen ruikt nog naar zijn haar, de knoop in mijn maag wordt elke minuut strakker aangetrokken en in mijn hoofd begint elke zin met ‘nu gaan we nooit meer…’ Als dit een film was, jankte de hele zaal nu met me mee.

De volgende dag spendeer ik bij een vriendin. Daar probeer ik te vertellen wat er is gebeurd.

‘Ik voel me rot’, zeg ik, ‘Zoals een appel, die rot is. Een rotte appel. Er zit een groot gat in mijn binnenste. Alsof iemand er een appelboor doorheen heeft gestoken. Misschien blijf ik nu wel voor altijd een seksloze overrijpe appel. Godverdomme.’ De volgende dag ga ik naar de stad. Ik koop vijf T-shirts, een nieuwe broek en een rokje met geld dat ik niet heb. Thuis trek ik een nieuwe outfit aan en luister naar Pink op maximaal volume, terwijl ik door de kamer dans en schreeuw: ‘Ik ben een fucking power chick, bitches!’

Vijf minuten later zit ik achter mijn laptop in mijn joggingbroek naar foto’s van ons tweeën te staren, de kleren weer netjes in de tasjes, want ik doe nooit iets daadwerkelijk meteen aan. Ik laat het een week lang met kaartjes eraan in een tas zitten, want wat als ik het toch niet meer leuk vind en terug wil brengen? Met kleding kun je je beslissingen terugdraaien, dat moet je koesteren.

Een dag erna besluit ik dat ik een drastische verandering nodig heb. Ik overweeg te gaan roken, want dat is poëtisch en er is nu niemand meer die zijn tong in mijn asbek hoeft te steken. Ik doe het niet: geld voor sigaretten is opgegaan aan de T-shirts.

Ik moet bezig blijven, bezig blijven, dus ik leer breien. Mijn breiwerk zit vol gaten en het aantal steken is verdubbeld sinds het begin, maar het werkt: ik maak iets, ik creeër. Al is het slechts een paars-oranje lap, het heeft toekomst. Wie weet brei ik ooit een trui voor mijn kinderen: o nee, wacht, ik ben een seksloze appel.

De volgende avond ga ik uit. Ik drink wijn, veel wijn, nog meer wijn en dan nog wat tequila. Rechts van me bloeit de liefde op tussen twee vreemden. Ik lach als een clown, maar halverwege de avond brandt de alcohol de schmink van mijn gezicht en ik ga naar huis.

Na zelfmedelijden, bezigheidstherapie en drank rest me nog maar een ding: mijn verdriet misbruiken om een creatief meesterwerk te maken. Tada!

 

Column: Verdomd Veel Vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje?

Vijf jaar geleden besloot ik om in Nijmegen te gaan studeren, de stad waar ik al sinds mijn tweede woon. De angst om het ouderlijk huis op mijn zeventiende al te verlaten om in een kamer van 8m2 in de Bijlmer te gaan wonen bleek groter dan mijn lust voor avontuur en dus bleef ik hier. Ondanks dat angst een slechte raadgever schijnt te zijn, ben ik nog steeds blij met mijn keuze. Al heb ik over één ding nooit goed nagedacht, totdat ik een baantje kreeg in de horeca: Nijmegen is klein, dus overal zijn bekenden.

Ik werk in een café dat voornamelijk wordt bezocht door (semi-)intellectuelen, geitenwollensokkenmensen die Bionade en verse zoethoutthee bestellen en wifi-slurpers met laptops en volgekalkte agenda’s. Nu blijken al mijn oudklasgenoten en docenten van de middelbare school hieronder te vallen. Geen probleem, zou je zeggen, dat is toch juist leuk? Nou nee.

Toen ik een brugpieper was droeg ik een klein vierkant brilletje, pluizige haarbanden, en trainingsbroeken van C&A. Met deze binnenkomst stond mijn imago voor de komende zes jaar vast. Ik verliet de middelbare school een halve meter langer, met lenzen, spijkerbroek en laagjes in mijn haar, maar populair was ik er nooit mee geworden. Buiten mijn vaste vriendengroepje, had ik dus op niemand een blijvende indruk achtergelaten, maar dat was nooit iets waar ik van wakker lag. Tot nu. Elk weekend word ik met minstens vier bekende gezichten geconfronteerd, die ik vervolgens weifelachtig glimlachend, op zoek naar een teken van herkenning, hun cappuccino’s voorschotel. Dit teken blijft meestal uit, en dus hou ik mijn mond.

Maar laatst was daar mijn lerares Grieks, bij wie ik vier jaar in de klas had gezeten, en nu besloot ik het roer om te gooien. Ze zat alleen achter een waldkornbol met biologische oude kaas: dit was mijn kans.

'Hoi', zei ik, terwijl ik een nieuw glas melk op haar tafeltje zette. 'Geeft u nog steeds les op het Gym?'

‘Uhm, ja. Jij kent mij dus. Maar ik heb jou nooit in de klas gehad toch?’ Zelfs nu ze me recht in de ogen keek, kon ze me niet plaatsen.

‘Jawel hoor’, zei ik vrolijk, ‘Ik ben Loes’. Niets.

‘Loes van Bart’, zei ik, mezelf vervloekend dat ik dit gesprek begonnen was en hopend dat er door de naam van mijn broer te noemen een belletje zou gaan rinkelen.

‘Ooooh, natuurlijk. Loes van Bart. Je bent wel veranderd zeg!’

Wat moet je daarop zeggen? Bedankt, vroeger was ik lelijk en nu niet meer? Ik knikte een beetje en we babbelden nog even verder, waarna ze me beloofde me voortaan te groeten. Whooptidoo! Ik wilde het niet toegeven, maar ergens was ik opgelucht: misschien waren ze me allemaal niet vergeten en ben ik in vijf jaar gewoon ontzettend geëvolueerd. Daar hou ik het maar bij.

 

Column: Verdomd Veel Vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje?

We lagen naast elkaar, de Ex en ik, naakt, toen hij het zei: ‘Laten we het over schaamhaar hebben. Ik vind het kaal mooier.’ Op dat moment wilde ik het liefst door het bed zakken, door de vloer, door de verdiepingen onder me, door de grond. Grafsteentje erop en klaar. We waren al drie maanden samen en in die tijd had ik mijn voortuintje redelijk bijgehouden. Ik trok niet dagelijks al het onkruid uit de grond, maar het gras was zo goed als gemilimeterd en de rozen gesnoeid. Ik vond het prima zo, was me bewust dat veel vrouwen er een andere schaamstreeksituatie op na hielden, maar vond het mijn goed recht zelf te beslissen over de haargroei daar beneden.

Nu was echter alles veranderd, want de twee dingen die ik wilde waren onverenigbaar. Aan de ene kant, wilde ik dat de Ex me onweerstaanbaar vond, aan de andere kant vond ik het creëren van een kinderkut op een volwassen vrouw bijna misselijkmakend. Bovendien is het tijdsverspilling en krijg ik van scheren altijd nare rode bultjes en ingegroeide haren, iets waar een man ook niet graag met zijn neus bovenop zit bij het beffen, denk ik zo.

Ik moest denken aan de Sex and the City film, die ik ooit keek met een vriendin die op dat moment ernstig liefdesverdriet had. Dit leek ons, op de een of andere manier, de beste keuze. In die film ligt die lange roodharige (Miranda– ik moest dit opzoeken) op een gegeven moment in een badpak en onder haar broekje komt een waar oerwoud tevoorschijn. Haar vriendinnen vinden dit uitermate schokkend en naast het onmiddellijk plannen van een wax-afspraak maakt het hen ook duidelijk waarom haar man vreemd is gegaan: met haar wollige poes heeft ze seks immers uitgesloten. Het niet scheren van je doos is blijkbaar een legitieme reden voor ontrouw. Bedankt SATC, voor deze wijze les.

‘Wat vind jij?, vroeg de Ex. Hij trimde zijn schaamstreek en had me een paar dagen eerder trots aan zijn stekelscrotum laten voelen. Dat was natuurlijk een hint geweest. Het interesseerde mij persoonlijk geen zak wat hij met zijn balhaar deed. Daarbij vond ik het oneerlijk dat bijna kaal wel goed genoeg was in zijn geval, maar niet in het mijne.

Ik zei niets van dit alles, lag alleen naast hem, erger vernederd dan die keer dat ik buikgriep kreeg bij een logeerpartijtje, hopend dat God of welke hogere macht dan ook mijn schaamhaar op miraculeuze en pijnloze wijze zou wegschroeien, voor altijd en eeuwig. Want verblind door liefde zag ik voor één keer in mijn leven níet dat ik een keuze had. Dat ik kon kiezen voor mezelf.

 

Column: Verdomd Veel Vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje?

Twee dingen in het leven geven mij een uitermate apocalyptisch, ik-sta-aan-het-randje-van-de-afgrond-gevoel en dat zijn ziek zijn en oud en nieuw. Je zou denken dat ziek zijn uitkomst biedt bij mijn moeite met het maken van keuzes. Je kunt dan immers niets anders doen dan mandarijntjes eten en ijlen als je met 39,5 graden koorts op bed ligt. Jippie. Maar zo werkt het niet, anders had ik mezelf allang een ongeneeslijke ziekte aangemeten. Ik probeer juist alle opties open te houden, zodat ik, zodra ik een verkeerde keuze heb gemaakt, ook weer terug kan. En dat terwijl de hoeveelheid aan keuzes soms mijn strot dichtknijpt als ik eraan denk. Ziek hè?

Als ik ziek ben, wil ik het liefst naar mama, om daar onder een dekentje met een kop thee naar Junglebook te kijken. De jaarwisseling brengt mij in een zelfde soort stemming. Een nieuw jaar, dat betekent nieuwe kansen, nieuwe mogelijkheden, nieuwe ervaringen, maar op 1 januari lijkt alles toch weer verdacht veel op 31 december. En als er op 1 januari niets verandert, wanneer dan wel? Mijn bubbel van volwassenheid spat uit elkaar door de hulpeloosheid, de onmacht waarmee ik geconfronteerd word, wanneer bacillen mijn lichaam overnemen én wanneer het einde van Bohemian Rhapsody door de speakers knalt. Die zwakte is niet meer toegestaan als je binnenkort een arbeidsmarkt in crisis gaat betreden met een letterendiploma op zak. Stilstaan is niet meer toegestaan.

Dit jaar vielen de twee helse gebeurtenissen samen en ging ik 2014 in met een hoofd vol snot, hoestend als een zeehond, om om half één alweer rillend van de koorts in mijn bed te liggen. Gek genoeg was het niet eens verschrikkelijk. Dit jaar veranderde er namelijk wel iets op 1 januari. Ik kon weer door mijn neus ademen. En dat was meer dan ik had durven verwachten.

 

Column: Verdomd Veel Vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje?

Over het algemeen raad ik niemand aan bij mij in de auto te stappen, want besluiteloosheid is ook in het verkeer een weinig behulpzame eigenschap. Toch vond ik mij een aantal weken terug achter het stuur met mijn vader naast me en mijn broer achterin, onderweg naar de verjaardag van mijn oma. Zachte muziek kwam uit de radio. Als mijn vader rijdt, draait hij hard The Rolling Stones en andere rocknummers uit zijn tijd, waarbij hij de gitaarsolo’s meetrompettert, maar zo’n filmische autoscene is niet voor mij weggelegd. Als ik alleen mijn mond maar opentrek om iets te zeggen, laat ik de auto al onbedoeld uitzwenken.

Bij oma was het druk. Op haar verjaardag zijn altijd weer veel onbekende oudooms en oudtantes die allemaal Kees en Jannie lijken te heten en zich allemaal nog herinneren dat ik zo – dan houden ze een hand op heuphoogte – groot was. Ik ontweek ze en ging op zoek naar mensen die dat niet meer weten. Mijn twee nichtjes zijn allebei een jaar jonger dan ik, dus dat bood uitkomst. De ene heeft al vijf jaar een vriend, woont samen en vertelde me op het feest enthousiast over hun nieuwe strijkplankhoes. De relatie van mijn andere nichtje was een aantal weken daarvoor uitgegaan, zo had Facebook mij verteld, maar ze had nu de ware gevonden. Vijf dagen geleden. Op de kermis. Hij werkt bij de Octopus.

Toen het gesprek even stilviel vroegen ze mij waar ík heen ga met mijn leven. ‘Weet ik niet, fijn he?’ zei ik. Zij wisten het wel. In ieder geval in hun Brabantse geboortestad blijven, dat was zeker. Gelukkig, met man, kinderen en strijkplank/octopus. Ik werd er stil van.

Op de terugweg in de auto vroeg ik me af hoe het kwam dat zij wilden blijven en ik altijd weg wil, ook van de plekken waar ik heen ben gevlucht om weg te raken van andere plekken. Is het uit angst voor het onbekende, luiheid, beperkt inzicht in alle andere mogelijkheden of zijn ze simpelweg tevreden? Hoe komt het dat zij zich willen vastleggen terwijl ik het grote vraagteken omarm en er tegelijkertijd paniekerig van word. Ík ben degene die bang is, bang voor de verkeerde keuze.

Het stoplicht wordt oranje en ik twijfel. Stoppen of doorgaan. Stoppen of doorgaan. Hoe weet je ooit wat goed is? Stoppen of doorgaan. Ik begin af te remmen, maar niet genoeg en rijd in omatempo door het ondertussen rode licht over het enorme kruispunt. Getoeter. Dit was niet goed. Volgende keer beter.