Het hoofd boven water

Nederlanders voelen zich koning te rijk achter het waterdichte dijksysteem dat hen tegen nattigheid moet beschermen. Is dit zelfvertrouwen terecht? ‘De kans op overstroming is klein, maar de mogelijke gevolgen zijn heel groot.’ Tekst: Kiki Kolman Illustratie: Sanne Reckman Hoge golven slaan over de Nederlandse dijken en rivieren treden buiten hun oevers. De overheid besluit tot evacuatie van de bevolking in het risicogebied, maar slechts een procent weet zich in veiligheid te brengen voordat de eerste dijk doorbreekt. In hoog tempo klotst het water vanuit zowel zee als rivier dijkring 14 binnen, waarin zowel Rotterdam, Amsterdam, Leiden als Den Haag liggen. Evacuatieteams proberen de mensen te bereiken, maar ook de wegen stromen vol. Een week lang blijft de schade toenemen. Uiteindelijk is 1200 vierkante kilometer meer dan 3 meter onder water verdwenen. Meer dan tienduizend mensen zijn overleden en de schade bedraagt circa 121 miljard euro. De gebeurtenissen zoals hierboven beschreven maken een onderdeel uit van het Ergst Denkbare Overstromingsscenario, berekend in opdracht van Rijkswaterstaat. Dit lijkt de verhaallijn van een doorsnee rampenfilm, maar is een reële gang van zaken wanneer een storm die eens in de tienduizend jaar voorkomt Nederland treft. Zelfs de befaamde Nederlandse waterkeringen zijn namelijk niet tegen alles bestand. Hoe groot is het risico? Wat doet de overheid om dit land onder zeeniveau droog te houden en is dit voldoende? Normen en wateren De eisen waar de waterstoppers in ons land aan moeten voldoen zijn afhankelijk van de veiligheidsnorm die aan het betreffende gebied is gesteld. Deze normen zijn na de Watersnoodramp van 1953 door de destijds samengestelde Deltacommissie bepaald aan de hand van een kosten-batenanalyse. Han Vrijling, hoogleraar Constructieve Waterbouw aan de TU Delft, legt uit: ‘Deze economische som houdt in dat denkbeeldige kosten van een staatsverzekering voor het te lopen overstromingsrisico worden afgezet tegen kosten van dijkverhoging. Er wordt gekozen voor de optie met de laagste totale kosten, het economisch optimum.’ Dit betekent dat dichtbevolkte gebieden met industrie een strengere norm hebben gekregen dan poldergebieden met kleine dorpen. Ter vergelijking: dijkring 14, die de Randstad moet beschermen, heeft een norm van 1/10.000. Dit houdt in dat de dijk in staat moet zijn een waterstand die eens in de tienduizend jaar voorkomt te keren. Voor een dunbevolkt gebied als Limburg langs de Maas is dit eens in de 250 jaar en voor Nijmegen geldt een norm van 1/1250. ‘Dat betekent inderdaad dat mensen in deze gebieden meer gevaar lopen. Maar dat is niet verontrustend groot’, aldus Vrijling. ‘Het risico dat je als gezonde student überhaupt dood gaat is 1/1000. Dan is een kans van 1/25000 om te overlijden door overstroming niet iets om van wakker te liggen.’ Nat Nijmegen? Ondanks het geringe individuele risico is er kritiek op de waterveiligheid in de Lage Landen. Velen, waaronder Vrijling, stellen dat de huidige normen niet meer volstaan. Sinds het opstellen van de eisen in 1960 is ons land economisch ontwikkeld en is de populatie gegroeid, waardoor een nieuwe berekening van het economisch optimum nu tot hogere normen zou leiden. ‘Men moet niet denken dat de Nederlandse roep om verbetering duidt op een onveilige situatie’, aldus Piet Dircke. Hij reist namens ingenieursbedrijf Arcadis de hele wereld over om waterprojecten te begeleiden. ‘Ik kan een aardige vergelijking maken en Nederland is veruit de veiligste delta ter wereld. In Amerika halen ze voor steden als New York zelfs niet een niveau van een keer in de honderd jaar.’ Het meeste commentaar richt zich op de riviergebieden, waarin ook Nijmegen zich bevindt. Normen voor deze zoetwaterstromen zijn in de loop der jaren naar beneden bijgesteld. ‘Dit is onder politieke druk gebeurd’, aldus Vrijling. ‘Nu geldt een eis van 1/1250. Dat valt wel mee, kijkend naar de kans dat een persoon verdrinkt. Economisch gezien is dit echter veel te laag, dan zou dat wel 1/4000 mogen zijn. Bij een hoge Waalstand zou er zomaar een dijk door kunnen breken.’ Moeten we en masse zwemvesten inslaan? ‘Ach, Nijmegen ligt op een heuveltje.’ Lekken dichten Loos alarm of niet, de overheid geeft wel gehoor aan de kreten: met een nieuw Deltaprogramma worden de veiligheidsnormen up-to-date gebracht. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar nieuwe economische waarden binnen de gebieden, maar wordt ook toegewerkt naar een maximaal individueel slachtofferrisico van 1/100.000 voor alle dijkringen. Bovendien wil men van een overschrijdings- over naar een overstromingsnorm. Vrijling: ‘Er wordt dan niet alleen maar gekeken naar het voorkomen dat het water over de dijk heen slaat, maar ook rekening gehouden met andere faalmechanismen zoals verschuiving of ondermijning.’ Het Rijk houdt zich ook bezig met versteviging van dijken die momenteel niet aan de norm voldoen. In 2011 bleek dit voor maar liefst een derde van de waterkeringen het geval te zijn. Een van de bekendste probleemgevallen is de Afsluitdijk en ook in dijkring 14 rondom de laaggelegen Randstad zitten zwakke schakels. Het corrigeren van deze punten kost enige tijd. Dircke: ‘De Afsluitdijk is al 75 jaar oud en moet gewoon worden gerenoveerd. Er wordt al heel lang gepraat over de manier waarop.’ Volgens Vrijling hoeven we ons echter geen zorgen te maken over de gebreken. ‘Je kunt het vergelijken met een APK-keuring voor een auto. Als die er niet doorheen komt betekent dat niet dat het een levensgevaarlijk ding is, maar enkel dat hij niet voldoet aan de afspraken.’ Dircke sluit zich hierbij aan. ‘Het gaat voornamelijk om geschiktheid voor hoogwaterbescherming in de toekomst.’ Toch kunnen de huidige herstelwerkzaamheden verschil maken bij een overstroming, zo blijkt uit het eerder genoemde doemscenario. Volgens berekeningen zou dezelfde storm na aanpassingen aan de waterkering vijfduizend in plaats van tienduizend doden veroorzaken. Zoden aan de dijk Volgens de nieuwste strategie van Meerlaagse Veiligheid richt het beleid zich niet enkel op preventie van overstromingen, maar ook op het beperken van schade bij waterrampen door enerzijds de ruimtelijke ordening en anderzijds evacuatieplannen. Heel belangrijk, vindt Dircke. ‘Juist door onze solide systemen is evacuatie wel het laatste waar de Nederlanders zich tot voor kort mee bezig hielden. De vraag of wij voorbereid zijn wanneer het fout gaat is eigenlijk sinds orkaan Katrina gaan spelen. Het antwoord is nee. Als dijkring 14 doorbreekt is Nederland naar mijn inzicht niet in staat om binnen 24 uur de Randstad te evacueren.’ Het wegennet zou niet genoeg ruimte bieden om de miljoenen Hollanders op tijd in veiligheid te brengen. Daarom wordt er nu gewerkt aan bijvoorbeeld informatievoorzieningen en plannen voor infrastructuur. Ook wordt er gekeken naar de mogelijkheden van bijvoorbeeld compartimentering, waarbij het water na een overstroming nog wordt gereguleerd, of verticale evacuatie, waarbij mensen in veiligheid worden gebracht op hoge verdiepingen. Deze maatregelen, gericht op schadebeperking na dijkdoorbraak, zijn volgens Vrijling een grote stap terug. ‘Vroeger moest je in dit land hollen als de zee kwam, toen kon men niet anders. Totdat een paar slimme mannen een terp bouwden, dat was een stap vooruit. Na een tijd zei moeders: “Dat is ook zo’n gedoe, elke keer die oogst om die terp heen weg.” Dus nodigden ze met kerst de buurman uit en spraken ze af een dijk om het land heen te zetten. Dat is zo goed bevallen dat we sindsdien achter de dijken zitten. En wat gaan ze nu doen in Nederland? Terpen bouwen en vluchten!’ Vrijling geeft er de voorkeur aan de kraan dicht te houden, zodat dweilen met de kraan open wordt voorkomen. ‘Al het geld dat aan evacuatie en grondverhoging wordt uitgegeven gaat ten koste van investeringen in dijkversteviging. Als je kijkt naar New Orleans, dat zeven jaar na Katrina nog slechts de helft is van wat het ooit is geweest, zie je welke gevolgen nadruk op crisisbeheer heeft. Het is een grote denkfout dat we economische schade moeten accepteren, als er maar mensenlevens worden gered.’ Deze schade zou in geval van een watersnood snel oplopen. Vandaar dat de overheid rekening houdt met het eventueel kopje-onder gaan van de Nederlandse gronden. ‘De kans op overstroming is klein, maar de mogelijke gevolgen zijn heel groot’, aldus Vrijling. ‘Nogal wiedes’, stelt Dircke. ‘Wij willen overleven in een delta die op sommige plekken bijna zeven meter onder zeeniveau ligt.’

 

Lees meer

Het laatste oordeel: prof. dr. J. Vennix

Duffe opsommingen of ultiem entertainment? Iedere maand verschanst ANS zich in de collegebanken om een genadeloos oordeel te vellen over het onderwijs aan de RU.Tekst: Inge Widdershoven en Laurie de ZwartFoto: Kiki Kolman Studie:Bedrijfskunde College: Onderzoeks-en Inteventiemethodologie A, 10 september, 13-45u - 15.30u, LIN2 Docent: prof. dr. J. Vennix Uitstraling: matte maffioso Publiek: Apatische eerstejaars en lamme recidivisten Inhoud:Wijdverbreide wetenschapsgeschiedenis in anderhalf uur Eindcijfer: 5,5 Angstaanjagend koel bekijkt Jac Vennix de binnenstuiterende studenten die bij het zien van zijn stalen gezicht vlug achterin de zaal plaatsnemen. Tegelijkertijd houdt hij nauwlettend de klok in de gaten, zodat stipt om kwart voor twee aan zijn college over de geschiedenis van het wetenschappelijk denken kan worden begonnen. Ijsberend houdt hij op monotone wijze een monoloog over de meest invloedrijke Griekse wetenschappers. Zijn voorliefde voor ’s campus hoogste gebouw wordt niet onder stoelen of banken gestoken. ‘Jullie krijgen allemaal een plastic liniaal. Niet echt, maar denkbeeldig. Je wil het Erasmusgebouw meten, hoe doe je dat?’ ‘Door schaduw’, antwoordt een student. ‘Aha, jij hebt vorig jaar blijkbaar toch opgelet’, merkt de professor verrast op. Wanneer hij na het uitleggen van de formule van Anaximander triomfantelijk de zaal inkijkt, staart een verwarde groep terug. Tijdens zijn betoog gedraagt Vennix zich als een Italiaan, met een hand woest gebarend en de andere achter op zijn heup. Deze temperamentvolle verschijning staat in schril contrast met zijn geestdodende manier van spreken. Een deel van de aanwezigen poogt elk woord letterlijk mee te typen, de rest geeft er al snel de brui aan: wordbestanden worden ingewisseld voor Facebook, filmpjes van US Air Force en racespelletjes. Als Vennix de toegenomen onrust opmerkt, gebiedt hij twee studentes hun laptop dicht te klappen. ‘Eratosthenes’, vervolgt hij zijn monoloog, ‘berekende de omvang van de aarde met een stok. Als jullie zelfs het Erasmusgebouwtrucje niet begrijpen, gaat dit jullie nooit lukken.’ Door het geroezemoes van de studenten heen vertelt Vennix op matte toon over zijn Griekse helden. Om de bewegingsleer van Aristoteles uit te leggen, vraagt hij wie ooit van de hoge duikplank heeft gedoken. Aarzelend steken een stuk of twintig studenten hun hand op. ‘De dichtheid van water is dus groter.’ De docent acht deze minimalistische uitleg voldoende en gaat verder met zijn verhaal. Vennix faalt opzichtig in zijn pogingen tot interactie en in plaats van te verduidelijken, zorgt hij slechts voor verwarring. De reconstructie van Tycho Brahes’ huis en vele andere irrelevante zaken maken de rode draad van het college onvindbaar. Aangekomen bij de astronoom Ptolemaeus probeert Vennix de retrogade baan van Mars aan de hand van een kermisattractie, de spin, te illustreren. ‘Of bestaat die niet meer?’, vraagt hij wanneer de eerstejaars stoïcijns voor zich uit blijven staren. Een reactie blijft opnieuw uit. ‘De rups dan?’, probeert hij. Na wat instemmend gemompel vanuit de collegebanken kan de managementwetenschapper doorgaan met de uitleg van het geocentrisch model. Als Vennix besluit Semmelweis’ wetenschappelijke methodes te introduceren, verliest hij het laatste beetje aandacht. Tien minuten voor tijd beëindigt hij het college abrupt, waar het klapvee dankbaar voor applaudisseert. Het Laatste Oordeel der Studenten ‘Gelukkig is hij zelf wel enthousiast.’ Vennix’ passie om zijn vakkennis te delen, wordt niet begrepen door de bedrijfskundigen, die zich geenszins kunnen vinden in dit natuurwetenschappelijk geraaskal. ‘Ik zie echt niet in wat het verband is met mijn studie.’ Het gegeven college is degelijk en hoewel de docent bij vlagen bevlogen vertelt, is hij ondanks zijn verwoede pogingen niet in staat de interesse van de eerstejaars te wekken. ‘Hij mag zelf rustig met het onderwerp bezig zijn, zolang hij er anderen maar niet mee lastig valt’, aldus een van zijn toehoorders.

 

Lees meer

Het Laatste Oordeel: prof. dr. P.L.H. Scheepers

Duffe opsommingen of ultiem entertainment? Iedere maand verschanst ANS zich in de collegebanken om een genadeloos oordeel te vellen over het onderwijs aan de RU.Studies: Communicatiewetenschappen, Culturele Antropologie en Sociologie College: Methoden van onderzoek A 26 november, 13.45u – 15.30u, Sp. 2 Docent: Prof. dr. P.L.H. Scheepers Uitstraling: Degelijke dominee Publiek: Fluisterende vliegtuigvouwers Inhoud: Empirisch onder de maat Eindcijfer: 4 Scheepers test zijn microfoon. ‘Ben ik verstaanbaar achterin?’ ‘Als iedereen zijn bek dicht houdt wel’, antwoordt een van de jongens op de achterste rij. De eerstejaars sociale wetenschappers zijn bij aanvang bijzonder goed gemutst. Het is maandagmiddag en er wordt uitgebreid teruggeblikt op het weekend. Ondanks het rumoer in de zaal begint Scheepers aarzelend aan zijn monoloog. Althans, hij leest de informatie van de sheets voor. De studenten zijn niet geïnteresseerd in Scheepers’ relaas, des te meer in Angry Birds en het online aanbod van H&M. De docent, naar verluidt immer in het plechtig zwart gekleed, roept de drukke menigte nauwelijks tot orde en praat onverschillig verder. Hij wijst naar de dia achter zich. ‘Wie herkent dit model?’ Slechts drie voorzichtig opgestoken vingers wijzen richting de felle tl-buizen van de stampvolle collegezaal. Het schema van de verschillende meetniveaus, nominaal, ordinaal, interval en ratio, verschijnt op de dia. Het begrip ‘interval’ legt Scheepers uit aan de hand van een voorbeeld in de Powerpointpresentatie. ‘Zoals jullie achter mij kunnen zien is het verschil tussen schoenmaat 37 en 38 even groot als tussen maat 38 en 39.’ Voor een studente op de voorste rij volstaat dit onomwonden voorbeeld niet en ze steekt haar hand op: ‘Is dat dan hetzelfde als het verschil tussen het getal 22 en 23?’ Verrast door een schrijntje belangstelling uit het publiek reageert Scheepers vol enthousiasme: ‘Precies, dat is exact hetzelfde!’ Het gros van de pubers krijgt de stupide vraag van hun medestudente niet mee, omdat ze te druk zijn elkaar af te troeven met stoere verhalen over het weekend. Gedurende zijn cursus is Scheepers er wel in geslaagd de observatiemethoden over te brengen. Een alerte student achterin de zaal merkt trots tegen zijn buurman op: ‘Kijk, ik ben de enige in de zaal met een paarse trui.’ Na deze empirische bevinding vouwt hij een Boeing 747 van zijn lege aantekeningenblad. Notities maken is bij dit college immers niet nodig: alles wat Scheepers zegt, is terug te lezen op de geprojecteerde presentatie. Mocht het de sjaarsen toch nog te snel gaan, kunnen ze de reader, waarin alle sheets keurig staan afgedrukt, er op naslaan. Het feit dat hen alles wordt voorgekauwd, verklaart wellicht waarom ze zich als gemakzuchtige scholieren gedragen. Vijf minuten voor het einde van het college kakelt iedereen luidkeels door elkaar. De collegeblokken worden dichtgeklapt en verdwijnen in de tassen. Scheepers leest nog snel de laatste twee dia’s voor, maar zijn woorden gaan op in de kakofonie van de ongeïnteresseerde eerstejaars. Het Laatste Oordeel der Studenten Slechts een enkeling kan zijn aandacht langer dan tien minuten bij de stof houden, voordat ook zijn gedachten afdwalen naar uitgaan, vakanties, sporten, eten, elkaars kleding of een combinatie van al het voorgaande. De sociale wetenschappers in spe vinden het college overwegend ‘saai’, ‘langdradig’, ‘eentonig’ en ‘slaapverwekkend’, maar dat komt wellicht ook omdat ze geen enkele poging doen de stof tot zich te nemen. Hoewel het merendeel van de aanwezigen Scheepers’ passie voor onderzoek erkent, vergt het succesvol overbrengen van kennis klaarblijkelijk meer dan liefde voor het vak alleen. De behoefte aan humor en extra informatie buiten de sheets om is groot. Een suggestie uit de zaal: ‘Gooi er eens een leuke mop in’. Bekijk hier de andere artikelen uit de januari-ANS.
Ingezonden reactie van prof. dr. P.L.H. Scheepers op Het Laatste Oordeel: Het is mooi dat ANS hoor en wederhoor toepast. Het ware nog mooier wanneer de redacteuren hun journalistieke huiswerk zouden doen: niet alleen gemakzuchtig hun eigen indrukken noteren, maar ook de studenten-evaluaties van de cursus raadplegen. Aangezien zij dat verzuimen, geef ik enkele punten uit het zogenaamde teacher report weer: een reactie van de docent op de beoordeling van studenten. Studenten geven hoge scores voor de aansluiting bij andere cursussen, de inhoudelijke samenhang van de cursus, de relevantie van de cursus en beschouwen de leerdoelen, beoordelingscriteria en de cursus als geheel als een belangrijk onderdeel van het programma. Van groot belang is dat zij ook overwegend hoge scores geven voor de werkbijeenkomsten waarin heel uitdrukkelijk de stof, die in de hoorcolleges is besproken, door opdrachten verwerkt dient te worden. Daarom blijkt de gekozen formule, waarin docenten in de hoorcolleges de hoofdlijnen van de stof uiteen zetten, welke hoofdlijnen aansluitend worden verdiept in werkcolleges, goed te werken. Studenten spreken ook voor de organisatie en communicatie hoge beoordelingen uit. Opmerkelijk is dat, omdat dit qua logistieke organisatie een betrekkelijk ingewikkelde cursus is. Voor de docent geven zij ook betrekkelijk hoge score: tussen 7 en 8. Peer Scheepers

 

Lees meer

Januari-ANS: Walter Lewin over videocolleges

Deze week laaide de discussie over online videocolleges hoog op na het opiniestuk van RU-hoogleraar Jan Derksen in de Volkskrant. Ook Walter Lewin, hoogleraar Natuurkunde aan de Massachusetts Institute of Technology (MIT), denkt dat de universitaire wereld die kant opgaat. 'It goes viral. Het is een epidemie die ervoor zorgt dat je, mits je een laptop hebt, wereldwijd certificaten van de topuniversiteiten kunt behalen. Na vier maanden is het mogelijk examen te doen waarbij de computer beslist of je dit succesvol hebt afgerond of niet', zo vertelt hij in de januari-ANS. De in Nederland geboren Lewin is een pionier op het gebied van webcolleges. Als een van de eerste gingen zijn colleges in 2003 het wereldwijde web, deze filmpjes zijn inmiddels over de hele wereld miljoenen keren bekeken. Niet voor niets werd hij door The New York Times als 'Web Star' bestempeld. Hoe betrouwbaar is het examineren via de PC? Lewin: 'Het enige wat we niet kunnen controleren is of degene die het certificaat op zijn naam krijgt het ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Op dit moment hebben we ervoor gekozen dat te accepteren, omdat je veel meer wint dan verliest. Voor miljoenen mensen zal de wereld veranderen en misschien is er tien procent die de zaak bezwendelt, maar zij vallen vroeg of laat toch wel door de mand.' Lees hier het hele interview met Walter Lewin. Verder in de januari-ANS: Merk Nijmegen, een reportage over sappige stadsslogans, medicinale machtsstrijd, een 'Issue' over de farmaceutische industrie, en een 'De Graadmeter' waarmee je kerstkilo's eraf kunt laten vliegen.

 

Lees meer

Klaver Troef

Hij is de hoop van GroenLinks in bange dagen. Tussen de ruïnes van de onthoofde partij predikt Tweede Kamerlid Jesse Klaver over eigen verantwoordelijkheid en mededogen. ‘Ik wil niet in een samenleving leven waarin mensen alleen met zichzelf bezig zijn.’Tekst: Mickey Steijaert en Loes de Veth Foto’s: Nadine Reef Op de gang van GroenLinks in het Tweede Kamergebouw hangt een twee jaar oude foto. Tien fractieleden lachen hun tanden bloot met in het midden een trotse Jolande Sap. De plaat staat in schril contrast met de huidige fractie, die uit slechts vier mensen bestaat. Jesse Klaver (26), die zich nog wel Kamerlid van GroenLinks mag noemen, zit vandaag in de werkkamer van fractievoorzitter Bram van Ojik. Sinds de verkiezingsnederlaag delen de andere fractieleden een kamer met hun beleidsmedewerkers. ‘Dat is erg gezellig, maar te druk om rustig te kunnen praten.’ Na het aftreden van Sap in oktober, leek Klaver gezien zijn jonge leeftijd en uitstraling een van de droomopvolgers. Na het vmbo, een opleiding Social Work aan de Avans Hogeschool en het bestuur van jongerenpartij DWARS volgde in 2009 het voorzitterschap van CNV Jongeren. Daarmee trad hij als jongste lid ooit toe tot de Sociaal-Economische Raad (SER). Een jaar later werd hij Kamerlid voor GroenLinks en boog hij zich over de belangrijke portefeuilles onderwijs en sociale zaken. Desondanks stelde hij zich na het aftreden van Sap niet kandidaat voor het partijleiderschap. Klaver heeft duidelijk geen zin om hierover te praten en antwoordt tot drie keer toe: ‘Je moet kijken naar wat de partij op dit moment nodig heeft. Dat is Bram van Ojik. Punt.’ Een dergelijke stelligheid omtrent het partijleiderschap is voor een GroenLinkser niet altijd even vanzelfsprekend. Dat bleek wel toen Kamerlid Tofik Dibi in mei vorig jaar partijleidster Jolande Sap uitdaagde in een direct duel om de macht. De partij likt nog steeds haar wonden: in de peilingen staat ze inmiddels op slechts drie zetels. Drink je nog wel eens een kop koffie met Dibi? Klaver lacht. ‘Dat is een goede vraag. Nee, geen koffie, maar ik heb Tofik laatst nog redelijk uitgebreid gesproken toen hij hier op bezoek bij de fractie was.’ Hoe kijk je terug op het debacle van de lijsttrekkersverkiezing? ‘Het zijn jullie woorden dat het een debacle was.’ Vond je het geen debacle dan? ‘Het heeft ons niet geholpen, maar ik laat het aan jullie om het een debacle te noemen.’ Het is de eerste dag dat Klaver terug is van winterreces en hij maakt een uitgeruste indruk. Zijn antwoorden zijn ad rem en bevlogen zet hij de standpunten uit het verkiezingsprogramma van GroenLinks uiteen. De plannen van de partij kwamen voor 12 september glansrijk uit de doorrekeningen van het Centraal Planbureau, met name doordat de partij een duurzaam beleid wist te koppelen aan het stevig terugdringen van het begrotingstekort. Dit programma werd echter niet met een noemenswaardig aantal zetels beloond. Wat is er misgegaan? Klaver wil niet vooruitlopen op de conclusies die de commissie-Van Dijk zal trekken. Op het moment van het interview zijn die nog niet bekend. ‘Wat al wel duidelijk is, is dat de kiezer ons niet het vertrouwen heeft gegeven.’ foto2webHoe gaan jullie dat vertrouwen terugwinnen? ‘We moeten laten zien dat we niet met de partij zelf bezig zijn. Het is nooit goed als het te veel over de poppetjes gaat. Een partij is slechts een vehikel van ideeën.’ Jullie zeggen zelf linkser te zijn dan D66 en liberaler dan de SP. Snapt de kiezer wel welke ideeën jullie uitdragen? ‘Voor mij is dat in ieder geval heel helder. De boodschap van GroenLinks is altijd genuanceerd, het is altijd een en/en-verhaal in plaats van of/of. Als mensen dat niet snappen, moeten we het helderder voor het voetlicht brengen.’ Wat is dan precies de boodschap die GroenLinks wil uitdragen? ‘In de eerste plaats is dat duurzaamheid. Dan bedoel ik niet de bloemetjes en de bijtjes, maar de manier waarop je de economie inricht. We moeten het klassieke idee dat de economie alleen maar over geld gaat doorbreken. De laatste decennia hebben we het heel goed gehad omdat we geld uit de toekomst naar voren haalden door op krediet te leven. De economische crisis is ontstaan doordat we niet duurzaam leven. ‘Ten tweede staan wij voor mededogen. Niet alles is je eigen schuld of eigen verdienste, daar moet je als overheid rekening mee houden. Tegelijkertijd is vrijheid het allerbelangrijkste, niet alleen vrijheid van overheidsbemoeienis, maar vooral vrijheid om verantwoordelijkheid voor de sturing van je eigen leven te nemen.’ Is overheidsbemoeienis geen voorwaarde om mededogen in de samenleving te realiseren? ‘Nee, als politicus moet je niet alleen maar denken in overheidsbemoeienis en welke regelgeving je kunt maken. Het gaat niet puur om wetten, maar om de sfeer in de samenleving en ik wil niet in een samenleving leven waarin mensen alleen met zichzelf bezig zijn. Geert Wilders heeft er niet zo veel wetten doorheen gekregen, maar hij heeft Nederland wel ingrijpend veranderd. Ook is de jacht op de uitkeringstrekker weer geopend en dat is te danken aan de toon van de VVD in het debat. Ik wil daar een andere toon tegenover zetten.’ Wordt die andere toon te weinig gezet door de linkse partijen? ‘Ik denk het wel. Soms slaan ze echter door in hun mededogen en is alles alleen maar zielig. Sommige partijen worden bijvoorbeeld boos op werkgevers die jongeren niet aannemen als die met een bontkraag en een petje op hun hoofd aan komen zetten. De VVD vindt juist weer: “het is zijn eigen schuld.”’ Plotseling fel: ‘Het is juist van allebei wat! Als werkgever moet je door zo’n houding heen durven kijken en zeggen: “Volgens mij kan jij wel iets. Ik zal jou godverdomme wel eens leren wat werken is.” Aan de andere kant moeten zulke gasten zich wel bedenken: “Oké, ik ga solliciteren, misschien moet ik een beetje aangepast gedrag vertonen.” ‘Het gaat dus juist om de wisselwerking tussen invloed van de omgeving en eigen verantwoordelijkheid. Een linkse politicus moet zich rekenschap geven van het feit dat er niet alleen collectieve of individuele problemen zijn, maar dat die constant in elkaar overlopen. We moeten de wereld niet simplistisch beschouwen. Een linkse politicus die zegt niet te geloven in eigen verantwoordelijkheid kan ik niet serieus nemen.’ Hoe zie je die wisselwerking concreet voor je? ‘De politiek heeft dan wel opvattingen over een goede samenleving, maar je moet deze keuzes niet dwingend opleggen. Er is een mooi boek van Sunstein en Thaler, Nudge. Zij schrijven dat een grote meerderheid van de mensen de vooraf ingestelde ringtone op hun telefoon nooit verandert, dat is de default. De overheid kan dit toepassen op bijvoorbeeld pensioenen, door een standaard pensioenpakket in te stellen waarvan ze denkt dat het goed is voor jou. De ruimte moet er wel altijd zijn om hiervan af te wijken.’ Kan GroenLinks ooit mee gaan regeren om dit beleid te realiseren? ‘Als je vier zetels hebt, moet je het niet willen hebben over meeregeren.’ Is het streven naar regeringsmacht niet het bestaansrecht van een partij? ‘Meeregeren moet geen doel op zich zijn, maar een middel om idealen te realiseren. Als wij de kans krijgen om die verantwoordelijkheid te nemen dan zullen wij dat zeker doen. Een partij die niet in een kabinet wil plaatsnemen is een protestpartij. Wij zijn geen protestpartij, wij willen resultaten boeken.’ Die resultaten boeken jullie wellicht sneller door een fusie met bijvoorbeeld de PvdA, zoals oud-fractielid Ineke van Gent voorstelde. ‘Wat mij betreft is dat niet aan de orde. GroenLinks is GroenLinks.’ Tijdens het interview verwijst Klaver regelmatig naar zijn eigen achtergrond. Zo werd zijn verantwoordelijkheidsgevoel aangewakkerd door zijn neef en wisten opa en oma Klaver hem te enthousiasmeren voor groene en linkse ideeën. Dat hij negen jaar na het afronden van het vmbo al een carrière bij de SER en in de Tweede Kamer achter de rug heeft, ervaart hij niet als bijzonder. ‘Ik heb het gewoon gedaan, zo simpel is het.’ Zou je jezelf een self-made man noemen? ‘Je moet heel erg oppassen met dat idee van self-made. Zonder steun en een portie geluk was ik er nooit gekomen. It takes a village to raise a child.’ Komt daar je links-liberale visie vandaan? ‘Voor een belangrijk deel komt het daar vandaan, ja. Ik heb niks met slachtoffers die zeggen: “Ik heb nooit kansen gehad”. Dat hebben zij deels zichzelf aangedaan. Je hebt natuurlijk een portie geluk en hulp van anderen nodig, maar zelfs in de juiste omgeving kom je er met een beetje achterover hangen niet. ‘Ik vind het trouwens interessant dat mensen steeds overal een labeltje op proberen te plakken. Links, liberaal of sociaal, wat zegt het nou eigenlijk? Ik ben niet opgegroeid met zo’n labeltjesmentaliteit. Voor je het weet kom je daar niet meer uit en ga je dingen doen omdat het in een hokje past.’ Een politieke partij is toch per definitie een hokje? ‘Ja, je kunt er niet volledig aan ontkomen. Ik probeer het wel tot een minimum te beperken. Je moet trouw blijven aan je eigen waarden en daar kun je geen etiket op plakken.’ Klik hier voor de andere artikelen uit de februari-ANS. foto3web

 

Lees meer

Kleinkunstenaar

Hij schreef een opera voor de emir van Qatar, tekende contracten met legendarische labels en verwierf een internationale status. Nu wil jazzpianist Michiel Borstlap het klein houden: ‘Als het mij niet beroert, hoe moet het dan een ander beroeren?’Tekst: Erik van Rein Foto's: Diana Heijman Al Gore, Mick Jagger en Stevie Wonder. De foto’s in de woonkamer van Michiel Borstlap (46) bewijzen de ontmoetingen met de groten der aarde. Het illustreert de internationale status van Borstlap, Neerlands bekendste jazzpianist. In de week dat het interview plaatsvindt wisselt hij optredens in Almelo en Amsterdam af met een concert in Istanbul. Borstlaps huis, een deel van een enorm kasteel in het Utrechtse gehucht Nigtevecht, is de uitvalsbasis van zijn onderneming. Zijn eigen platenlabel Gramercy Park Music is daar gevestigd en het is tevens de plek waar hij concerten geeft. ‘The Velvet Room’, zoals Borstlap het noemt, is een piepklein kamertje waar plaats is voor achttien bioscoopstoelen en een vleugel. Daar speelt hij twee keer in de maand voor een select gezelschap. ‘Als je het klein houdt, dan voelen mensen zich hier thuis en hoor ik overal gesnik, dat is ongelofelijk mooi. Trouwens, willen jullie espresso?’ Klein is de beste typering voor de nieuwe weg die Borstlap als muzikant is ingeslagen. Waar de pianist voorheen optrad met verscheidene gezelschappen en artiesten als drummer Bill Bruford en zanger Gino Vannelli, staan er tijdens zijn huidige theatertour Blue hooguit drie man op het podium. ‘Ik tap uit een heel ander vaatje, een soort tweede carrière. Hartstikke leuk en dit gaat veel dieper.’ Waarom ging je niet eerder op solotournee? 'Ik wist nooit wat ‘Michiel Borstlap’ precies was en je moet iets doen wat van jezelf is. Nu heb ik een voorbeeld aan Ludovico Einaudi, een Italiaanse pianist en componist. Hij maakte onder andere de filmmuziek voor Intouchables. Plots fluisterend: ‘Die man speelt in zijn eentje heel ingetogen in bomvolle arena’s. Heel rustig, heel mooi, bijna een soort meditatie. Bovendien herkende niemand mij toen ik een concert van hem bezocht, dus er was een groot pianopubliek in Nederland dat ik nog niet had bereikt.' Naast getalenteerd pianist is Borstlap een uitmuntend componist. In 1992 studeerde hij cum laude af aan het conservatorium en werd hij op de Europe Jazz Contest in Brussel uitgeroepen tot beste solist. Vier jaar later won hij de prestigieuze Thelonious Monk Composers Award voor zijn compositie Memory of Enchantment. Jazzgiganten Herbie Hancock en Wayne Shorter namen de muziek over op hun album 1+1. Dit leverde Borstlap een contract op bij het legendarische jazzlabel Verve. Je speelt en componeert. Wat heeft je voorkeur? ‘Het is bijna hetzelfde, dus even leuk. Het enige verschil is de tijd. Als ik speel, ook live, dan improviseer ik bijna altijd. Improvisatie is componeren in een heel korte tijd, over een compositie kun je jaren doen. ‘Je moet wel precies weten wat je speelt. Een goede kok heeft allerlei kruiden en heeft ze allemaal eens geproefd. Vervolgens verzint hij iets en weet hij precies hoeveel van elk kruid nodig is. Dat is precies wat ik doe op het podium.’ Loopt dat kookproces op het podium weleens vast? Na een lange stilte: ‘Vroeger veel meer dan nu.’ Hoe komt dat? ‘Nu is het spelen meer relaxed. Er komen genoeg mensen kijken en als de sound goed is, vliegt de avond voorbij. Totaal geen effectbejag, gewoon muziek maken. Tijdens mijn periode aan het conservatorium en de daarop volgende jaren moest ik per se presteren. Ik moest goede noten en akkoorden spelen, ik moest een net jasje aan en mijn tanden poetsen voor een optreden.’ Dus je haalde alles uit de kast. ‘Ja, pff, wat ik allemaal op plaat heb gezet joh, tjonge jonge. Vroeger speelde ik heel veel noten, want daar was ik goed in. Op een gegeven moment vroeg ik me af waarom ik me zo moest bewijzen.’ Driftig kloppend op zijn borst: ‘Dit is waar het nu om draait, het gevoel is het enige dat me nog interesseert. Als het mij niet beroert, hoe moet het dan een ander beroeren?’ Borstlap wil muziek maken en spelen waar hij kan. Succes is voor hem niet meer dan het binnenhalen van nieuwe opdrachten. ‘Ik weet nog dat ik een Gouden Kalf won voor de filmmuziek van Tiramisu. Het feit dat je zo’n prijs wint is leuk, maar op dat moment dacht ik: te gek, dan gaat zometeen de telefoon en mag ik meer filmmuziek maken.’ Een van die opdrachten bracht Borstlap in Caïro, waar hij in een recordtijd van drie weken een opera voor de emir van Qatar schreef. ‘Ik ken de producent van de opera en die had een Qatarese hofcomponist in dienst. Op een gegeven moment kreeg die producent twijfels over de kwaliteiten van de componist en vroeg hij me of ik eens een kijkje wilde nemen in Caïro, waar het hele productieteam zat. In Rotterdam stond een privévliegtuig voor me klaar en vier uur later was ik in Egypte.’ Wat trof je daar aan? ‘Toen ik binnenkwam bij de componist lag de vloer bezaaid met papieren en liep die man daar een beetje balaghelele te zingen: hij kon er eigenlijk niet zoveel van. Vervolgens werd ik gevraagd of ik de opera wilde componeren. Toen bleek dat de opera in drie weken af moest. Dan komt er een immense druk op je te staan. ‘Ja, normaal gesproken heb ik geen koudwatervrees, maar tijdens die periode heb ik ook niet goed kunnen slapen. De opera werd live op Al-Jazeera uitgezonden. Het was zo’n heftige periode dat ik er later een boek over heb geschreven.’ Zo zijn er meer commerciële zaken die Borstlap bezig houden. Hij weet zichzelf uitermate goed te verkopen en dat leverde hem sponsorcontracten op bij bekende merken: van vliegtuigmaatschappij United Airlines tot de exclusieve Zwitserse horloges van IWC Schaffhausen. Borstlap is er open en nuchter over: ‘Ik zit niet in de subsidiewereld, want ik wil niet afhankelijk zijn.’ Met zo’n sponsorcontract ben je dat toch wel? ‘Het is minder streng dan het lijkt. Ik speel bijvoorbeeld ergens en dan komt er een man naar me toe met de vraag wat ik rijd. “Een oude Jaguar”, zeg ik, waarop hij vraagt of ik een nieuwe Cadillac wil rijden als er een logo’tje op de cd mag. Het bleek de directeur te zijn. Nou, toen had ik een auto voor niks.’ Je kunt ook kiezen om het niet te doen. Glimlachend: ‘Ja, maar het is niet erg om te krijgen. Er is niemand van Cadillac die tegen me zegt dat ik een bepaald nummer moet gaan spelen. Als ze dat doen is het over. Het heeft niets met muzikale impact te maken.’ Dus dan lonkt alleen het geld? ‘Nou, ik dek de kosten liever zo. Er zijn ook jazzgroepjes die heel veel subsidie krijgen. Als je negen ton krijgt en er komt twaalf man kijken, kun je je afvragen of dat subsidiestelsel goed werkt.’ Ben je dan tegen subsidies in de muziekwereld? ‘Nee, ze worden verkeerd gepositioneerd. Talenten die gouden dingen maken moeten de eerste vijf jaar subsidie krijgen. En veel. Dan kun je zeggen: we steunen de komende vijf jaar ondernemerschap. Je moet je weg vinden, daar is een subsidie voor bedoeld.’ Jij hebt het niet nodig. ‘Nee, ik wil geen subsidie en heb er bewust voor gekozen om een andere weg in te slaan. Nadat ik van het conservatorium kwam heb ik twee maanden mijn hand opgehouden bij de WW-balie en dat vond ik verschrikkelijk. ‘Ik ben toen drie maanden postbode geweest tot ik die Europese prijs won en een cd kon maken, maar er was ook een kans dat dit niet gebeurde. Ik heb echt geluk gehad.’ Ben je een zondagskind? Twijfelend: ‘Een beetje wel ja, maar ik werk er wel hard voor. Hoewel ik ook besef dat er mensen zijn die er even hard voor werken en minder geluk hebben.’ Je won internationale prijzen, speelde voor en met wereldsterren, hebt je eigen label en alles gaat voor de wind. Wat wil je nog bereiken, een top-40 hit? ‘Lachend: Nee joh, daar moet je veel jonger voor zijn. Ik wil gewoon mensen raken, iedere avond weer. Dat is het enige wat telt.’ Bekijk hier alle andere artikelen uit de november-ANS 2012.

 

Lees meer

Kunstenaarsprofiel: Silvie Buenen

Silvie Buenen (25) is vierdejaars student illustratie aan AKV St. Joost in Breda. Ze exposeerde onder andere in de W2 in ‘s-Hertogenbosch, Studentengalerie TenToon en Showroom MAMA in Rotterdam.
De middenpagina in de januari-ANS
Silvie maakt in haar werk gebruik van verschillende materialen, maar het liefst maakt ze lijntekeningen als de middenpagina in de ANS. Vaak tekent ze in opdracht, dit varieërt van het maken van kinderboeken en posters tot het beschilderen van servies en juwelen.
Goede tv
In haar werk staat de mens centraal, in al zijn verschijningsvormen. Ze laat de toeschouwer over haar schouder mee kijken door vluchtige momenten, kleine details of fantasiebeelden vast te leggen.
Lepidoptera Magna Pecunia, op de cover van deVPRO-gids
Begin dit jaar prijkte Lepidoptera Magna Pecuni op de cover van de VPRO-gids. Silvie won de jaarlijkse cover 1-wedstrijd van de omroep rond het thema 'sparen'. Het juryoordeel luidde: ' Een ijzersterk concept, dat op liefdevolle en ambachtelijke wijze de perfecte vorm kreeg. Dit geld geef je nooit meer weg.'
Illustratie bij het nummer Herfst en Nieuwegein van Spinvis
Meer weten over deze kunstenaar? Kijk dan op de website van Silvie of mail haar op silviebuenen@gmail.com.

 

Lees meer

Lastpost

De roep om hogere straffen en minder begrip voor criminelen klinkt steeds harder. Daartegenover staan mensen die empathie voor misdadigers voelen en een verstandhouding met ze aangaan. Verdienen gedetineerden contact met de buitenwereld en wat beweegt de personen die toenadering tot hen zoeken?Tekst: Silke Spierings en Felix Wagner Illustratie: Erik Molkenboer Menigeen laat het wel uit zijn hoofd om toenadering tot misdadigers te zoeken. Het liefst ziet men hen verdwijnen achter slot en grendel. Desondanks zijn er ook mensen die pleiten voor meer begrip voor criminelen en het contact met hen opzoeken. Zo ook Anton van Hooff, die met Amerikaanse langgestraften schrijft: ‘De gevangene met wie ik correspondeer, Michéal, is veroordeeld tot tachtig jaar celstraf. Hij komt nooit meer vrij. Volgens mij heeft hij in beschonken toestand iemand vermoord.’ Anton gaat ver in zijn begrip: ‘Ik kan me best indenken dat iemand die van nature een onbeheerst persoon is onder invloed van alcohol onrechtmatig geweld gebruikt.’ Anton kwam in contact met Michéal via stichting Inside-Outside. Deze stichting faciliteert contact tussen Nederlandse correspondenten en Amerikaanse langgestraften en terdoodveroordeelden. Wat drijft deze briefschrijvers? Is correspondentie met gevangenen een goede zaak of is het vragen om problemen? Uiteenlopende motieven Er zijn genoeg verklaringen waarom mensen het contact met criminelen opzoeken. Henk Nijman, bijzonder hoogleraar Forensische Psychiatrie aan de RU somt ze op: ‘De excessen, zoals de zaken Marc Dutroux en Joran van der Sloot, komen in de media en hierdoor hebben de daders net als andere beroemdheden een bepaalde aantrekkingskracht op sommigen. Gek genoeg ontvangt iemand als Joran fanmail en soms zelfs liefdesbrieven, zo blijkt uit diverse media. Een andere reden kan zijn dat schrijvers graag zelf de touwtjes in handen hebben. Voor sommigen is contact met een gedetineerde een relatie op afstand, waarin degene die niet in de cel zit kan bepalen wanneer hij of zij op bezoek komt.’ Volgens Nijman zijn er ook personen die een reddingscomplex hebben. ‘Ze denken dat zij degene zijn die de misdadiger kunnen veranderen. Dit is natuurlijk naïef, als je bedenkt dat zelfs een professionele behandeling van tien jaar soms geen resultaat oplevert.’ Een bepaalde groep briefschrijvers lijdt aan een borderline. ‘Hierdoor zoeken ze altijd naar spanning, ook al is die negatief. Het zijn mensen die heel impulsief zijn, weinig vooruit denken en daardoor soms gevaarlijke dingen doen.’ De grootste groep schrijvers doet dat volgens Nijman echter om humane redenen, dus met de beste bedoelingen. Zij schrijven uit solidariteit met de medemens. Stichting Inside-Outside is in het leven geroepen om deze laatste groep in contact te brengen met gevangenen. Else Bougie, voorzitter van de stichting, licht toe waarom zij dit werk als noodzakelijk ziet: ‘Delinquenten die zeven dagen per week in eenzame opsluiting zitten, die nauwelijks anderen zien dan bewakers, hebben ook contact nodig, al is het maar in de vorm van een brief.’ Ze vertelt dat het initiatief altijd bij de gedetineerde ligt. ‘Wij zoeken nooit zelf als eerste contact met een gevangene. Zij schrijven ons met een aanvraag voor een correspondentiepartner. Pas wanneer ze met onze regels instemmen, gaan we op zoek naar een vrijwilliger in Nederland.’ Anton is een van de 3500 Nederlandse briefschrijvers die zich in de afgelopen twintig jaar hebben aangemeld bij de stichting. Hij correspondeerde in de afgelopen acht jaar met vijf opeenvolgende gedetineerden. Anton legt uit: ‘Soms sterft er eentje of wordt het contact verbroken. Ooit was er een man die steeds begon te vertellen over allerlei seksuele fantasieën.’ Lachend: ‘Een keer is leuk, maar daar hoeft het niet de hele tijd over te gaan.’ Inmiddels schrijft Anton bijna vier jaar met Michéal. ‘Michéal vertelt over zijn leven in de gevangenis, dat natuurlijk vrij eentonig is. Onlangs waren zijn spullen gestolen. Zijn celmaatje had zijn bezittingen gepakt en naar een andere cel gebracht. Ik dacht: hoe kun je nou stelen in de gevangenis?’ Anton is bewust gekoppeld aan een gevangene met dezelfde interesses. ‘Net als ik leest Michéal graag. In zijn encyclopedie zoekt hij feitjes op over Nederland. Dan vraagt hij weer: “Ik lees dat Utrecht 300 duizend inwoners heeft. Klopt dat wel?”’ Het zijn net mensen Annegriet de Leeuw, die net als Anton via Inside-Outside met delinquenten schrijft, praat bewust niet over koetjes en kalfjes met ‘haar boefje’ Adam, zoals ze hem lachend noemt. ‘Ik probeer hem altijd iets mee te geven, iets waarover hij kan nadenken of waardoor er een glimlach op zijn gezicht verschijnt. Ik ben stimulerend en opbeurend, maar probeer ook kritisch op hem te zijn. Voor mij is de uitdaging om hier de goede balans in te vinden.’ Vanuit haar rooms-katholieke overtuiging ziet Annegriet het als haar plicht om de zieken en gevangenen bij te staan. ‘Van mijn ouders heb ik geleerd dat wanneer iemand het goed heeft in het leven, hij dat moet delen. Niet iedereen kan dit contact opbrengen, je moet stevig in je schoenen staan en een bepaalde liefde in je hebben.’ Anton schrijft vanuit soortgelijke motieven: ‘De vraag luidt: is er een fundamenteel verschil tussen mij en een misdadiger? Ik denk het niet. Een crimineel is ook een mens, weliswaar ontspoord, maar toch een mens.’ Anton pleit voor een humane aanpak van delinquenten, hoe ernstig het vergrijp dat ze hebben gepleegd ook is. ‘Neem als voorbeeld ouders van een vermoord kind in Amerika die expliciet aangeven dat de dader de doodstraf niet verdient. Het is heel indrukwekkend dat wanneer alles om wraak roept je toch zegt: dat moeten wij als mensen niet willen.’ Zijn correspondentie met gedetineerden komt tevens voort uit onvrede met het Amerikaanse rechtssysteem en met name de daar toegepaste doodstraf. ‘Het is ongelofelijk dat je als gemeenschap meent dat je daarmee kunt straffen. Bovendien is er inmiddels uit DNA-onderzoek gebleken dat er veel mensen ten onrechte ter dood zijn gebracht.’ Op de vraag of hij denkt dat Michéal is veranderd, reageert Anton nuchter: ‘Nee, dat denk ik niet. Ik hoop alleen dat hij waardeert dat hij aanspraak heeft met iemand.’ Annegriet ziet twee kanten aan de wil tot verandering. ‘Wil iemand daadwerkelijk een ander mens worden of wil diegene gewoon uit de gevangenis?’ Ze geeft Adam het voordeel van de twijfel. ‘Hij is goed bezig. Het feit dat hij op een gegeven moment aangaf behoefte te hebben aan een penvriend, laat zien dat hij wil veranderen. Ik vind dat mooi om mee te maken, ook al ben ik maar een klein schakeltje in het proces.’ Volgens Henk Nijman, die naast bijzonder hoogleraar Forensisch Psychiatrie onderzoeker bij Altrecht GGZ is, kan correspondentie met gevangenen een rol spelen bij hun behandeling. ‘Wanneer gedetineerden terugkeren in de maatschappij is het belangrijk dat ze andere contacten hebben opgebouwd dan met hun criminele netwerk. Ze hebben dan een veel kleinere kans om opnieuw de fout in te gaan.’ De keerzijde van correspondentie Hoewel Nijman veel ziet in correspondentie met gedetineerden, signaleert hij daarnaast grote risico’s. ‘Mensen stappen er met de beste bedoelingen in. Ze gaan uit van hun eigen referentiekader, denken dat wij allen mensen zijn die dezelfde gevoelens koesteren. Wat ze vergeten is dat criminelen vaak antisociaal gedrag vertonen. Zij schakelen gemakkelijker hun gevoel uit en manipuleren anderen.’ Uit ervaring als onderzoeker Forensische Psychiatrie weet Nijman dat het vreselijk uit de hand kan lopen. ‘Zo was er een geval waarbij contact is ontstaan tussen een vrouw en een gevangene. Deze man was als een kameleon: in de behandeling was hij ontzettend moeilijk, naar haar toe heel charmant. Uiteindelijk is hij ontsnapt en later hebben ze samen een delict gepleegd.’ Annegriet vertelt dat ook zij minder goede ervaringen met delinquenten heeft opgedaan. ‘Voor Adam had ik een correspondent waarbij ik tijdens het lezen van zijn eerste brief al een slecht gevoel kreeg. Later bleek mijn gelijk en begon hij zich agressief te gedragen in zijn brieven. Ik zag het aan zijn handschrift en rare kreten, hij was geestelijk niet in orde. Op een gegeven moment voelde ik me al ongemakkelijk zodra zijn nieuwe brief op de mat viel.’ Evengoed zijn er gevangenen die hun correspondentiepartner proberen te gebruiken om aan geld, voedsel of drugs te komen, zo beamen zowel Annegriet als Anton. Annegriet: ‘Ooit stuurde een penvriend bij zijn eerste brief een hele voedsellijst mee. In sommige gevangenissen wordt nou eenmaal slecht gevoed, hoewel ze daar van de regering genoeg geld voor krijgen. Zij moeten worden bijgevoed door familie of door mensen zoals ik.’ Toch weigert Annegriet zich hiervoor te laten lenen. ‘Dan zou ik me gebruikt voelen. Bovendien zijn hier vanuit stichting Inside-Outside duidelijke regels voor. Het enige wat wij bieden is contact.’ Voor de verjaardagen van Adam maakt Annegriet graag een uitzondering. ‘Via Amazon stuur ik hem altijd boeken. Ik moet dan echt gaan zoeken naar dingen die hij leuk vindt. Hij heeft iets met afbeeldingen van de natuur, dan kan hij even wegdromen uit die afschuwelijke situatie. Tussen die muren is elk plaatje een weldaad.’ De cadeaus die Annegriet stuurt, beschrijft ze nauwkeurig in haar brieven. ‘Anders is er kans dat de cipiers ze inpikken. Dit doen ze ook als er een mooie postzegel op de envelop zit. Daarom vraag ik bij het postkantoor altijd om lelijke postzegels voor het buitenland. Er wordt de gevangenen niets gegund.’ Op verzoek van de geïnterviewde zijn de namen van Annegriet en Adam gefingeerd. ...
Lees meer

Meelopers: 'Ze schijten de hele boel onder'

Iedere maand loopt ANS een dag mee in een wonderlijke wereld. Deze maand: dieren doden als beroepTekst: Erik van Rein en Loes de Veth Illustratie: Sanne Reckman Alle overlast kent een oplossing, ook een uit de hand gelopen vogelpopulatie. Arie den Hertog van Duke Faunabeheer doodt duiven die gevels bemesten en ganzen die zich in het luchtruim van Schiphol begeven. ‘Zie je ze zitten?’ Arie den Hertog (38) wijst omhoog naar het dak van een winkelcentrum in Lelystad, waar een stuk of vijftig duiven rustig zitten te niksen. Toch houden ze volgens Den Hertog de omgeving nauwlettend in de gaten. ‘Ze weten precies wanneer ze eten krijgen. Over een half uurtje, rond een uur of negen, komt hier altijd een oud mannetje om ze te voeren. Allemaal leuk en aardig, maar ze schijten de hele boel onder.’ De luifels van het nabijgelegen café kleuren inderdaad meer wit dan het oorspronkelijke paars. ‘De mensen worden er gek van’, stelt Den Hertog. Van de plaatselijke winkeliersvereniging en de gemeente heeft hij de opdracht gekregen om de duiven voor eens en altijd van het dak te halen. Samen met een collega haalt Den Hertog een ingenieus vangapparaat uit zijn busje, dat hij op de hoek van de straat neerzet. Dit is een zogenaamd schietnet, dat met een simpele ruk aan een touwtje een enorm web zo’n negen meter ver knalt. Het gevogelte dat eronder komt, kan geen kant meer op. Alvorens de duiven te lokken met een paar flinke handen voer, belt hij voor zijn eigen veiligheid even de politie om te melden dat hij ze aan het vangen is. De medewerkers van Duke Faunabeheer, het enige bedrijf in Nederland dat is gespecialiseerd in het vangen, verjagen en weren van vogels op plekken waar ze overlast veroorzaken, krijgen soms te maken met emotionele reacties. Zo is een collega van Den Hertog ooit lastig gevallen door veiligheidsmedewerkers in Rotterdam. Zij hadden geen begrip voor het werk dat hij deed en werden agressief. ‘Daarom gaan we bij dit soort klussen altijd met z’n tweeën op pad.’ Vogelverschrikkers Na de installatie van het vangnet is het een kwestie van wachten. Den Hertog praat met wat omstanders die veelal positief reageren op zijn aanwezigheid. Wanneer hij door een klant wordt gebeld, klinkt het vrolijke gekwetter van een vogel uit de telefoon in zijn binnenzak. Na ruim een kwartier tevergeefs wachten roept hij plots: ‘Kijk, kijk, daar heb je ‘m!’ Net op het moment dat een aantal duiven zich voor het vangapparaat nestelt, komt het mannetje stipt op tijd ‘zijn’ duiven voeren. Duivenbeul en -broeder staan oog in oog met elkaar. Een volgende reactie blijft uit: de oude man ziet al gauw dat het een verloren zaak is en besluit verder te fietsen. ‘Hij gaat nu ergens anders duiven voeren. Die man gelooft echt dat ze dood gaan als hij ze niets te eten geeft’, verzucht Den Hertog. Inmiddels heeft de groep etende duiven op de grond zich uitgebreid tot een stuk of dertig. Wanneer Den Hertog aanstalten maakt om de trekker van het net over te halen, klinkt plots een schreeuw.  Verderop fietst een tweetal pubers voorbij dat geen idee lijkt te hebben wat er gaande is. De duiven schrikken en de vogels zijn gevlogen. Met een volle buik keren ze terug naar het dak. De poging is mislukt. Den Hertog reageert gelaten, ruimt het voer op – ‘ik ga ze echt niet verwennen’ – en deelt mee: ‘Kom, we gaan koffie drinken.’ Gedood en gebruikt In zijn kantoor op het industrieterrein van Lelystad legt Den Hertog meer uit over zijn beroep en de reacties die het uitlokt. Voorheen deed hij zijn werk in redelijke anonimiteit, maar in 2005 verwierf hij landelijke bekendheid door een mus uit de lucht te knallen die vroegtijdig een einde leek te gaan maken aan Domino Day. Dat kwam hem op veel kritiek te staan, omdat hij het leven van een mus opofferde voor een spelletje. Ook zijn werk op Schiphol, het vergassen van ganzen die het luchtverkeer hinderen, is zeer omstreden en bracht hem zelfs aan tafel bij Pauw & Witteman. Den Hertog snapt de kritiek van onder andere de Dierenbescherming en de Partij voor de Dieren, maar stelt dat deze vooral voortkomt uit onwetendheid. ‘Mensen begrijpen niet dat er vaak grote financiële belangen spelen. Bovendien mag ik alleen bij zwaarwegende redenen gas gebruiken en de overlast op Schiphol is zo’n reden. Er komen steeds meer aanvaringen tussen ganzen en vliegtuigen, die rampen tot gevolg kunnen hebben.’ Het argument dat de dieren vreselijk zouden lijden weerlegt hij. Uit twee rapporten die Den Hertog laat zien, blijkt dat vergassen met CO2 de effectiefste en diervriendelijkste manier is. ‘Het gas is niet pijnlijk, het is gewoon koolzuur dat ook in cola zit. Na dertig seconden zijn de ganzen buiten bewustzijn en binnen twee minuten is het gebeurd. Ik kan er vijfhonderd ganzen in een keer mee doden. Als ze het gas verbieden, dan stop ik ermee: ik ga ze niet een voor een de nek omdraaien.’ Enthousiast laat Den Hertog een aantal filmpjes zien waarop hij ganzen bij elkaar drijft en vervolgens in een speciale aanhanger vergast. ‘Kijk, daar staat de koelwagen van de poelier. De ganzen worden meteen afgevoerd en alles wordt gebruikt. Het vlees gaat naar de voedselbank, de poten worden vermalen tot hondenvoer en de veren verwerkt tot kussens. Als ik ze direct moest weggooien, zou ik nooit een dier doden.’ Dakduif versus vangdrang Naast het schietnet bieden kooien een mogelijkheid om duiven te vangen. Via de bovenste verdieping van een parkeergarage klautert Den Hertog met collega op het dak van het winkelcentrum, waar al kooien zijn geplaatst die goed gevuld zijn met voer. ‘Je komt op plekken waar je normaal gesproken niet komt en dat maakt mijn baan zo mooi. Vanaf hier zie je de hele stad, die duiven hebben een prachtig leven.’ Toch wordt hier steeds minder gefladderd, Den Hertog haalde al zo’n 160 duiven weg die in de nissen tussen de gebouwen sliepen. Het resultaat van hun spijsvertering is te zien aan de dikke laag groene prut op het gebouw. ‘Die mest is pure voeding voor de groei van mos’, aldus Den Hertog. Het gros van de duiven is al gevangen en de opbrengst van vandaag is dan ook niet overweldigend. Een tiental duiven en een enkele kauw hebben hun vrijheid verloren. Den Hertog en zijn collega halen ze stuk voor stuk uit de kooien, klemmen ze tussen de handen en draaien ze vastberaden de nek om. Vervolgens worden ze in een juten zak gestopt, de laatste stuiptrekkingen van de vogels worden onttrokken aan het daglicht. Om ook de laatste duiven te vangen, plaatsen de vogelvangers extra kooien. ‘We laten ze door de week open staan, dan raken de duiven gewend aan de kooien en worden er meer gelokt. In het weekend kunnen we er dan in een keer heel veel vangen’, zegt de faunabeheerder, terwijl hij de zak met levenloze duiven in de bus zet. Hoewel fanatieke dierenvrienden het werk van Den Hertog verafschuwen, blijft hij er zelf nuchter onder en is hij overtuigd van de noodzaak van zijn werk. ‘Ik doe het omdat het nodig is, maar geniet er ook van: ik ben geboren met een vangdrang.’      

 

Lees meer

Merk Nijmegen

In de strijd om toeristen, bedrijven en studenten proberen steden hun slag te slaan met sappige slogans. De Keizerstad doet hier met de ‘Altijd Nijmegen’-campagne vrolijk aan mee. Hoe worden bewoners en bezoekers naar de Waalstad gelokt?Tekst: Mickey Steijaert Illustratie: Sanne Reckman Rapper Discipline kijkt koel in de camera. Zijn kompaan, Rather Real, richt op de achtergrond zijn blik nonchalant opzij. Het Nijmeegse koppel poseert voor de persfoto van de Grote Prijs van Nederland. Het meest opvallende op het portret is niet het houten medaillon van de jonge muzikant of zijn Schwarzeneggeriaanse gezichtsuitdrukking, maar zijn trui: wit, met in het midden een grote, rode N. ‘Altijd Nijmegen’, prijkt in hoofdletters onder het teken. ‘Mooi toch?’, zegt Hans van Oerle, hoofd van de afdeling Strategie en Programmering van de gemeente Nijmegen. ‘Die jongens kwamen bij ons vragen of ze zo’n trui mochten hebben en nu kan heel het land ons logo op die foto zien.’ De Nijmeegse promotiecampagne ‘Altijd Nijmegen’ is onder andere gelanceerd om inwoners met de stad te verbinden. Dat is in het geval van de rappers goed gelukt. Het is een opsteker voor het Nijmeegse Platform Citymarketing, een nieuwe afdeling binnen de gemeente, die verantwoordelijk is voor de profilering van de Keizerstad. Tegelijkertijd met de oprichting van het platform werd het huisstijlboekje van de stad Nijmegen uitgegeven, een lijvig voorschrift voor het uitdragen van de campagne. De pagina’s van de glossy zijn gevuld met regels voor lettertype, kleurgebruik en opmaak. Halverwege wordt het gebruik van de slogan in Engels en Duits voorgedaan: ‘Always Nijmegen’, ‘Jederzeit Nimwegen’. Ook het logo komt aan de orde. ‘Het beeldmerk is een gestileerde letter N die associaties oproept met miniaturen uit de Middeleeuwen.’ Het logo dient samen met een aantal kleurrijke strepen gebruikt te worden ‘die de historische lagen en de veelzijdigheid van de stad vertegenwoordigen’. De lagen worden altijd als een geheel getoond, omdat ‘het gaat om diversiteit én samenhang’. Voor de leek klinkt dit alles als zweverig geneuzel, maar city marketing is een vakgebied waarin steeds meer mensen hun brood verdienen. Alleen al de gemeente Nijmegen heeft een half miljoen in de huidige campagne gestoken. Waar komt de fascinatie voor plaatsprofilering vandaan, wat hebben we eraan en doet Nijmegen het goed? Verblokkerende steden Twee jaar geleden was de Radboud Universiteit de eerste Nederlandse universiteit die een leerstoel city marketing instelde. De eerste bezetter hiervan werd Gert-Jan Hospers, sociaal geograaf en auteur van vakboeken zoals Er Gaat Niets Boven City Marketing. Tekenend voor de toegenomen interesse in city marketing is de reactie die Hospers geeft op een interviewaanvraag: ‘Het spijt me, ik krijg dagelijks zo’n drie aanvragen voor interviews, het is allemaal niet meer bij te benen.’ Waarom is het plots zo belangrijk om als stad een ijzersterk imago te kunnen overleggen? Een van de redenen is de toegenomen mobiliteit van de mens, waardoor het scala aan mogelijke woonplaatsen of bestemmingen van een stedentrip de laatste vijftig jaar exponentieel is toegenomen. Zoals ook bij gewone marketing het geval is, neemt dan de behoefte aan profilering toe. In zijn boek komt Hospers met een aanvulling hierop, de ‘verblokkering’ van Nederlandse steden. Nationale en internationale topketens als Blokker, C&A en McDonald’s kom je heden ten dage in iedere zichzelf respecterende stad tegen. Hospers: ‘Door deze eenheidsworst winnen minieme details, zoals de eerste indruk van een gebied of beelden uit de media, bij locatiekeuze aan belang.’ Dr. Peter Pot is docent bij het European Institute for Brand Management en geeft met zijn marketingbedrijf GO! Total Branding advies aan bedrijven en gemeenten. Pot beaamt de rol van toegenomen mobiliteit in de opkomst van city marketing, maar ziet ook een andere belangrijke oorzaak. ‘Steden zijn onderling meer gaan concurreren. Er wordt bijna letterlijk gestreden om bewoners, studenten, investeerders en overheidssubsidies.’ Oud, maar nog niet versleten De strijd om mensen is losgebarsten. Het gevolg is een wereldwijde marketinggolf die slogans als ‘I love NY’ en ‘Be Berlin’ heeft voortgebracht. Ook in Nederland klinken nu dergelijke kreten, de een geslaagder dan de ander. Het is bijvoorbeeld de vraag hoe effectief ‘Castricum, Tissum!’ en ‘Pekela, een prima plek’ zijn. Nijmegen heeft zich bij deze stoet aangesloten. Waar het vorig decennium werd gekenmerkt door een potpourri aan door elkaar heenlopende promotiecampagnes is sinds 2009 bewust gekozen voor de slogan ‘Altijd Nijmegen’. De richtlijn van deze campagne is volgens het voortgangsdocument city marketing Nijmegen uit 2010 ‘het verbinden van het rijke verleden van Nijmegen met het dynamische heden’. Hiermee profileert de Keizerstad zich als oudste stad van het land. Hoe geeft de gemeente invulling aan deze strategie? Hierin volgt zij twee zogenaamde ‘sporen’. Ten eerste wordt het profiel van de stad ingekleurd door middel van allerhande projecten, zoals het Huis van de Nijmeegse Geschiedenis dat in de Mariënburgkapel werd gevestigd. Hier hoorde de uitgave van de Canon van de Nijmeegse Geschiedenis bij, met vijftig concrete punten uit de historie van de Waalstad. Deze worden in chronologische volgorde voorgeschoteld: van de HUN-lijn tot de bijna-watersnoodramp in 1995. Dit profiel wordt aan de man gebracht via het andere spoor: promotie. Hiervoor wordt onder meer gebruik gemaakt van merchandise bedrukt met het Altijd Nijmegen-logo en city dressing, de aankleding van de stad met vlaggen en banieren. Health kies je zelf Geslaagd of niet, Frans Boekema, hoogleraar Economische Geografie aan de RU, heeft twijfels bij de strategie die de gemeente kiest. Hij benadrukt dat er voor een stad vier interessante doelgroepen zijn. Dit zijn de vier b’s: bewoners, bedrijven, bezoekers en bollebozen. ‘Als je bezoekers wilt trekken, kun je inderdaad het oude karakter van de stad benadrukken. Ik kan me voorstellen dat mensen geïnteresseerd zijn in de architectonische en geschiedkundige kenmerken van Nijmegen. De vraag is of andere doelgroepen, zoals studenten, daar iets mee hebben. Waarom zouden studenten beter af zijn in de oudste stad dan in Maastricht of Groningen?’ Boekema ziet meer heil in een oudere variant van de Nijmeegse city marketing, de profilering als Health City. ‘Daarin kan Nijmegen zich goed positioneren. Je hebt de sterk ontwikkelde gezondheidssector met het UMC St. Radboud en bedrijven die in de gezondheidssector actief zijn. Ten aanzien van andere steden scoort Nijmegen op dit gebied goed.’ De hoogleraar ziet mogelijkheden om verschillende zaken in dit kader te passen. ‘Je zou bijvoorbeeld een differentiatie kunnen maken tussen gezondheid en sport. Nijmegen heeft de Nijmeegse Vierdaagse, een internationaal bekend evenement. Je zou makkelijk de link kunnen leggen tussen motoriek en sterke merken als de vierdaagse, de Marikenloop en de Zevenheuvelenloop.’ Door de focus op gezondheid zou ook een link gelegd kunnen worden naar kennis, de universiteit en dus studenten. Historie en de Molenstraat De campagne lijkt de studiezoekende scholier inderdaad niet of nauwelijks te bereiken. Yuri van Erp, medewerker van Dienst Studentenzaken, bevestigt dat de RU in haar voorlichting ‘Altijd Nijmegen’ links laat liggen. ‘Je ontkomt er bijna niet aan om bij het introduceren van de stad een beetje aan city marketing te doen. Wij proberen echter alleen zaken te presenteren die voor scholieren relevant zijn.’ Dat blijkt uit de manier waarop de stad op de site van de studievoorlichting wordt gepresenteerd. Ingesloten tussen verhalen over de Nijmeegse poppodia en bierketen in de Molenstraat staat een kopje ‘Oudste stad van Nederland’ met slechts vier regels over het historisch gezicht van Nijmegen. Andersom maakt de gemeente graag gebruik van de universiteit. Om zich te profileren als ‘dynamische kennisstad’ wordt de RU regelmatig ingezet. ‘De universiteit is een van onze partners’, vertelt Van Oerle. ‘Het organiseren van congressen en diners met alumni in de binnenstad kan onze positie als kennisstad versterken. Ook bij het lustrum van de universiteit in mei gaan we onderzoeken of de gemeente een activiteit in de binnenstad kan organiseren.’ Dergelijke samenwerkingsverbanden zijn een manier om de projecten in Nijmegen te financieren. Van Oerle: ‘Een bedrijf als Royal Haskoning verbindt bijvoorbeeld graag zijn naam aan de dijkteruglegging in Lent.’ Kiezen of delen Het is geen toeval dat Van Oerle verwijst naar het grootschalige Waalproject. Het College van Burgemeester en Wethouders leek zich een jaar geleden te beseffen dat alleen het te koop lopen met de historie niet alle beoogde doelgroepen naar de stad trekt. Zij koos er een jaar geleden voor om in de marketing meer nadruk te leggen op het ‘moderne’ deel van het profiel: Nijmegen is niet alleen stokoud, maar ook een dynamische stad waar veel groen, loopsport en cultuur te vinden is. In dat kader passen projecten als de aanleg van het Waaleiland. Op deze differentiatie kwam kritiek van niemand minder dan Gert-Jan Hospers. Volgens hem dient een marketingstrategie te leunen op duidelijke keuzes. Ambtenaar Van Oerle: ‘Het is inderdaad zo dat het bij city marketing is zoals met aardbeienjam: als je het te dun over je brood uitsmeert, heb je een droge boterham. Zonder die differentiatie kunnen wij ons werk alleen niet uitvoeren. We kunnen toch godsonmogelijk promotie maken voor Doornroosje met Romeinen?’ Hiermee legt Van Oerle een van de grote problemen binnen de city marketing bloot. Is het mogelijk voor...
Lees meer

Nijmeegse Nachtbrakers

Welk café kies je voor een eerste date en in welke bar wordt het meeste gekotst? ANS legde 710 Radboudianen de kroegenquête voor en achterhaalde wat ze van het Nijmeegse uitgaansleven vinden. ‘Wil je lekker de commerciële kut uithangen, dan is er meer dan genoeg keus, al zijn er zeker ook genoeg andere tenten.’

Tekst:Mickey Steijaert en Hendrieke Vossebeld

Kotsen over de kroegeigenaar
Als je knalbezopen studenten wil vermijden kun je De Drie Gezusters beter links laten liggen. Voor de 22 respondenten die aangeven meer dan zestien glazen alcohol achterover te gieten per avond, steekt dit danscafé namelijk met kop en schouders boven de andere kroegen uit. Deze zuipschuiten halen het totale gemiddelde van zesenhalf glas alcohol per stapavond flink omhoog. Dit wordt gecompenseerd door de 28 studenten die zeggen alleen maar los te gaan op 7UP en Chocomel. Een relatie tussen de kroeg waar het hardst gezopen wordt en de kroeg waarin het meest wordt gekotst is er niet. In De Fuik, NDRGRND en Van Buren drinken studenten niet bijzonder veel, maar gaan ze wel het vaakst over hun nek. De meeste respondenten lozen hun maaginhoud netjes in het toilet, op de paar klunzen na die gekotst hebben over het dartbord van NDRGRND, in het bierglas van een vriend of over de eigenaar van de Tio Pepe. Hen raden we aan dichter bij de uitgang te dansen of voortaan een kotszakje mee te nemen.

Massale tevredenheid Cijferverdeling3
‘De diversiteit is groot, de muziek is goed, de sfeer is meestal top en alle kroegen liggen op loopafstand van elkaar.’ Een van de ondervraagden vat hiermee de algemene tendens samen: Nijmegen is een prima uitgaansstad. Studenten geven het kroegaanbod gemiddeld een 7,56. Opvallend is de uniformiteit in het oordeel, het gemiddelde cijfer van de verschillende faculteiten en studiejaren ligt steeds tussen de 7 en de 8. De variatie in het kroegaanbod blijkt een belangrijk punt in de beoordeling. ‘Wil je lekker de commerciële kut uithangen, dan is er meer dan genoeg keus, al zijn er zeker ook genoeg andere tenten’, aldus een respondent. Slechts vijftien studenten reiken een onvoldoende uit. De redenen lopen uiteen, van onvrede over het publiek (‘Saai, alleen kakkers’) tot de voorkeur voor andere steden (‘Eindhoven is beter. Seks in de club is daily shit daar’). Dit escapisme komt ook door een gebrek aan echte clubs in het centrum van Nijmegen. Sommigen zouden met meer ruimtes voor grote dansfeesten het cijfer heroverwegen. Een student Politicologie ziet het al helemaal voor zich: ‘Ik wil brandende lilliputters in een kooi en vette fluorescerende verfparty’s met opblaaskrokodillen en zebrabloed!'

Gevoos in de soos
Hoewel sommige Nijmeegse kroegen veel weg hebben van een visvijver voor geile hengelaars, valt het aantal onenightstands mee. Slechts 88 van de 710 respondenten zeggen een of meerdere bedpartners aan de haak te hebben geslagen in een Nijmeegse kroeg. Desgevraagd blijkt dat je het meeste kans maakt in de Malle Babbe en De Fuik. Let er op dat in beide kroegen een ander type geile beer komt. De Malle Babbe kenmerkt zich door een overvloed aan ‘makkelijke sletten’, terwijl in De Fuik vaak veel drank in het spel is: ‘Iedereen is daar zo immens buis.’ Vooral de scharrelaars in De Fuik kunnen niet wachten tot ze thuis zijn: zes respondenten geven toe wel eens seksuele handelingen te hebben verricht in deze kroeg. Deze vinden onder andere plaats in de rookruimte en op de dansvloer. Zo bezorgde een studente Tandheelkunde een medestudent de schrik van zijn leven door op een onbewaakt moment haar hand in zijn boxer te stoppen. De meeste erotische activiteiten blijven gelukkig beperkt tot het wc-hokje. Onder andere in Mets, Funkenstein, Faber en Malle Babbe kan beter nog eens een doekje over de toiletbril worden gehaald. Wat te doen als kroegbezoekers met hoge nood je escapade verstoren? Deze gentleman heeft de gouden tip: ‘Ik belandde met een meisje in het toilethokje. Toen er andere dames aanklopten zei ik dat ze moest doen alsof ze aan het kotsen was.’

Wat een kutkroeg
Als er één ding duidelijk uit de enquête blijkt, is het dat de Stretto met een imagoprobleem van jewelste worstelt. De vraag waarom deze als minst favoriete kroeg werd gezien is dan ook massaal beantwoord met reacties als: ‘Het is de Stretto...’, alsof de naam voor studenten synoniem is aan een kutkroeg. In de reacties heerst haat jegens de ‘16-jarige bontkraagsletjes’ die de ‘Sletto’ zouden bezoeken om ‘in korte rokjes te dansen op tafels’. Het ‘paupercafé met 13-jarigen die goedkoop hun tong uitlaten’ is voor 28 procent van de respondenten de kroeg waar ze absoluut niet heen zouden gaan. Dat is een enorm verschil met nummer twee, Van Buren.

Kroeguitgegooid1Deurbeleid
De Nijmeegse student is geen herrieschopper. Slechts 9,2 procent van de ondervraagden is wel eens met harde hand een kroeg uitgewerkt, terwijl het er toch stevig aan toe kan gaan in de keizerstad. Een student vertelt over een vechtpartij bij Van Buren. ‘Deze werd voortgezet op het Keizer Karelplein. Uiteindelijk waren er twee gewonden door een steekwapen.’ Een ludieker voorbeeld: ‘Tijdens een feest in de TKB daagden een paar jongens van Obelix elkaar uit om tegen de hangende lampen te koppen. Een van hen haalde daarbij zijn voorhoofd open. Drie mensen zaten onder de bloedvlekken en de jongen moest naar het ziekenhuis.’ De Drie Gezusters en Van Buren hebben met beide negen verwijderde respondenten het strengste deurbeleid. Bij laatstgenoemde is het wel de vraag wiens schuld het is. Studenten werden die kroeg uitgegooid vanwege het stelen van drank, het dansen op de hangende auto in de Boogie Wonderland en het kotsen over de schoenen van de uitsmijter. Ook El Sombrero scoort goed, al gaat het er daar onredelijker aan toe. ‘Tot onze grote schrik werden we aan de deur geweigerd. “Met die sombrero kom je er niet in.” “Maar dit is de El Sombrero”, was onze repliek. Dat maakte voor de uitsmijter echter geen verschil.’ Het is duidelijk dat de kroegen in de Molenstraat de meeste akkefietjes kennen. Aan dat feit kan zelfs de mannelijke student die uit Café ’t Haantje werd gegooid nadat hij de lamp van het plafond had gerukt niets veranderen.

En de winnaar is
Met een overmacht die niets aan de twijfel overlaat is Samson door de studenten verkozen tot beste zitkroeg van Nijmegen. Het bruine café met de pindavloer staat fier bovenaan en wordt door maar liefst 20 procent van de respondenten als favoriet genoemd. Goede tweede is Camelot, wiens buurman Moenen – overigens regelmatig aangeduid als ‘die naast Camelot’ - de top drie completeert. Een opvallend goede notering is er voor het Cultuurcafé, dat met een 18e plek niet onderdoet voor bijvoorbeeld De Compagnie en café Maxim. Hoewel bij de danskroegen de verschillen minder groot zijn, weet De Drie Gezusters met een redelijke voorsprong de eerste positie te bemachtigen. De kroeg loopt flink uit op ‘de El’, dat op haar beurt de NDRGRND net voor weet te blijven. Het is opvallend dat de kelderkroeg Van Buren de loef afsteekt: daarmee wordt de heilige drie-eenheid uit de Molenstraat op de ranglijst uit elkaar gereten. De Fuik is met een vijfde positie het hoogst genoteerde danscafé dat buiten Nijmeegs vermaarde uitgaansstraat ligt. Uit de resultaten blijkt verder dat de keizerstad beduidend meer variatie kent in zitkroegen dan in danskroegen. Waar de respondenten met ruim vijftig verschillende zitkroegen op de proppen komen, blijft het aantal genoemde danscafés steken op 29.

Beste Kroegen

De twintig beste zitkroegen (links) en danskroegen volgens Nijmeegse studenten. Iedere respondent is gevraagd naar zijn drie favoriete zit- en danskroegen. Voor een eerste plaats krijgt een kroeg drie punten toebedeeld, voor een tweede plaats twee en voor de derde notering één. Het totale puntenaantal is in de tabellen weergegeven.

Jong geleerd
Naast wijsheid komt ook een voorkeur voor obscure kroegjes met de jaren. De Nijmeegse student blijkt na enkele jaren rijpen in de Molenstraat toe te zijn aan avonturen in de zijstraten. Waar eerstejaarsstudenten vrienden voor het leven maken in Van Buren, El Sombrero en De Drie Gezusters, vertoeven de ouderejaars met name in kroegen als De Fuik, Billabong en Doornroosje. De NDRGRND betreedt als enige de gulden middenweg door publiek uit alle jaarlagen te trekken. Bij de populariteit van zitkroegen blijkt het studiejaar een minder grote rol te spelen. Jongeren en ouderen trekken er gezamenlijk op uit om in Samson of Camelot speciaalbier achterover te tikken.

Facultatief verschil
Per faculteit zijn er grote verschillen tussen de door hen als beste genoemde danskroegen. Studenten aan de Faculteiten der Letteren en Managementwetenschappen zijn uitgesproken in

...
Lees meer

Ontplofkip

Iedere maand loopt ANS een dag mee in een wonderlijke wereld. Deze maand: pluizige plofkuikens op de fabrieksband Dankzij de campagnes van Wakker Dier geniet de plofkip inmiddels nationale faam. Waar de massaal gekweekte vleesvogels vandaan komen is minder bekend. In de kuikenbroederij wordt pluimvee machinaal geproduceerd en geselecteerd of afgeserveerd. ‘Het klinkt misschien wat cru.’ Tekst: Mickey Steijaert Foto's: Mirte ten Broek Illustratie: Alex Kup Vanaf buiten is Probroed & Sloot niet te onderscheiden van de schuren in de buurt. Binnen gaan echter karrenvrachten aan kippetjes over de lopende band. Het is moeilijk voor te stellen dat in de rustieke omgeving van Groenlo dagelijks vrachtwagens met eieren en kuikens af en aan rijden. Hier worden wekelijks gemiddeld 1,5 miljoen vogeltjes klaargestoomd voor onder andere de plofkipindustrie. In het kantoor van het filiaal van een van Europa’s grootste kuikenbroederijen wordt de gesuggereerde landelijke idylle voorgoed om zeep geholpen. Een dubbel bezette receptie, ruime vergaderzalen en eivormige lampen aan het plafond kom je immers niet bij iedere achterhoekse boer tegen. Al even atypisch is de gelikte PowerPoint-presentatie die bezoekers wordt voorgeschoteld, met grafieken over het ‘optimale kuiken’ en de plaats van Probroed & Sloot in het plofkip-productieproces. Intussen vertelt Roel Koebrugge, voorman en assistent-teamleider, over de kernwaarden van het bedrijf. ‘Openheid is er daar een van. We organiseren onder andere open dagen voor de omwonenden, zodat ze een idee krijgen van wat hier gebeurt.’ In hoeverre wordt de slechte reputatie die de pluimveeindustrie heeft hier gerechtvaardigd? Appeltje eitje Koebrugge gaat voor naar een ruime hal achter het kantoor. Hier komen de karren met uit te broeden eieren binnen. Een enorme lading staat al klaar voor morgen: grote containers met kippenlegsels, allemaal afkomstig van zogenaamde ‘vermeerderaars’ in Nederland en Duitsland. Dat zijn bedrijven waar tienduizenden kippen miljoenen eieren uitpoepen. Een computer houdt nauwkeurig bij hoeveel er binnenkomt. De meest recente levering bestond uit tweehonderdduizend eieren. ‘Dat was wel een flinke lading’, merkt Koebrugge droog op. In een donker hoekje van de opslagloods staat een aantal containers afgezonderd van de rest. Hierin liggen de eieren die meteen zijn afgekeurd, de absolute losers van het stel. ‘De kwaliteit van het broedei is een belangrijk uitgangspunt’, vertelt Koebrugge. Hij werkt al sinds 1997 voor het bedrijf en heeft in die tijd heel wat gekke minkukels voorbij zien komen. ‘Het vreemdste wat ik heb gezien was een ei in een ei’, vertelt hij. ‘Die kip viel tijdens het leggen waarschijnlijk ergens tegenaan, waardoor het ei terugschoot in de kip en door een nieuw vlies werd omhuld.’ Ook bij de huidige lading zit weer een aantal rare creaties, zoals dubbeldooiers zo groot als een kleine handpalm. ‘De scholieren die hier komen werken, bakken hier wel eens een omelet van’, lacht Koebrugge. Uitkomst 7 Vanwege de hoge hygiënestandaard binnen het bedrijf mogen bezoekers de rest van de broederij enkel na een douche betreden. Hiervoor heeft Probroed & Sloot speciale douchehokjes ingericht, die toegang verschaffen tot de rest van het bedrijf. Elke medewerker en bezoeker moet aan de ene kant hun kleren achterlaten om zich aan de andere kant in een kek bedrijfspakje te hijsen. De Probroedmode blijkt zich te beperken tot wit en kuikengeel. Achter de douches houdt de loods op en begint de fabriek. Hallen gevuld met ronkende machines en lopende banden worden afgewisseld met ingewikkelde gangenstelsels, waar piepende containers volgepropt met gele diertjes doorheen worden gesjeesd. De eieren gaan achttien dagen in een tropisch broedlokaal, daarna volgt een machinale ‘schouw’. Hier wordt gekeken of de eieren bevrucht zijn of niet. Ieder uur zoeven tachtigduizend eieren door een huizenhoge constructie. De lichtere, kuikenloze exemplaren worden in een tank gekwakt om te dienen als grondstof voor onder andere veevoer. De rest verdwijnt in hokken met namen als ‘Uitkomst 7’, waar de kuikens drie dagen later het leven tegemoet pikken. De eieren zijn inmiddels overgeplaatst van de rekken naar kratten. Koebrugge: ‘Als je ze in het rek laat uitkomen, moet je de kuikens naderhand van de grond rapen. Dat wil je natuurlijk niet.’ Boffen of ploffen Het grootste gedeelte van de beestjes die uit hun schulp kruipen is een zogenaamd eendagskuiken. Deze blijven hooguit een enkele dag bij het bedrijf, daarna worden ze getransporteerd naar de plofkipstal. Eerst wacht echter nog een bikkelharde selectieprocedure in de sorteerruimte. In deze fabriekshal is het een lawaai van jewelste: hits van Jeroen van der Boom vermengd met machinaal gerommel en het gepiep van duizenden donzige diertjes. Een team van zes sorteerders heeft als taak de gezonde vleeskuikens te scheiden van de rest. Op het eerste gezicht zonder enige scrupules graaien ze in de voorbijschuivende kratten en smijten ze hun pluizige lading op een andere loopband. Misvormde, zieke, platgetrapte of nog niet helemaal uitgekomen kuikens die in de kratten blijven, worden op een andere manier plofkip. In de volgende ruimte slurpt een enorme stofzuiger ze op en al tollend worden ze naar een vacuüm tank geblazen. Door het drukverschil spatten de pechvogels uiteen. Een piep later resteert slechts een zielig hoopje bloed en veren. ‘Dat klinkt misschien wat cru’, geeft Koebrugge toe over deze weinig subtiele methode, ‘maar het is zo voorgeschreven en de diervriendelijkste manier. Als je ze bijvoorbeeld zou versnipperen, heb je wel eens dat een kuikentje nog tien seconden op de verhakselaar staat te stuiteren, terwijl ze al een pootje of vleugeltje kwijt zijn.’ Op internet circuleren verhalen over het structureel afmaken van alle haantjes, omdat die minder snel vlees zouden aankweken dan hennetjes. Dit verwijst Koebrugge naar het rijk der fabelen. ‘Alleen bij legkuikens worden de mannetjes afgemaakt. Bij ons gaat slechts 5 procent van de kuikens en eieren naar de afdeling destructie.’ Dat komt nog steeds neer op zo’n vijftienduizend stuks pluimvee en niet uitgekomen eieren per week. Hoewel de sorteerders geconcentreerd werken en in hoog tempo met gele beestjes gooien, blijkt er incidenteel een donsbal pech te hebben. Een op het oog gezond kuiken schuift langzaam richting zijn noodlot tot we een van de sorteerders vragen wat er mis is met dit exemplaar. ‘Oh, hier is inderdaad niks mis mee.’ Het vogeltje wordt bij zijn gezonde soortgenoten gegooid en een explosief einde bespaard. De kuikens die het eerste oordeel overleven vervolgen hun weg over de loopband. Eerst schuiven ze langzaam langs een definitieve controle door twee medewerkers, daarna worden ze door ijzeren schotten in drie rechte rijen geduwd. De diertjes vallen vervolgens op een snellere loopband die ze telt en als kanonsvogels in een krat keilt. Wanneer negentig angry birds op elkaar gepropt in een krat zitten, verplaatst deze zich over een soort achtbaan naar de volgende ruimte, waar ze weer in containers worden gezet en klaar zijn voor transport. Puur & Eerlijke kiloknallers Inmiddels is het twaalf uur geweest en tijd om te schaften. De medewerkers vormen een bont gezelschap: van dames die de kuikens sorteren tot scholieren die na schooltijd de machines schoonmaken. Sinds Wakker Dier gestart is met haar plofkipcampagne staat de kippenvleesindustrie onder druk. Voor Probroed & Sloot was dit echter geen reden om de deuren voor pottenkijkers te sluiten. Koebrugge: ‘Wij werken hier volgens de hoogste standaard van de Engelse supermarktketen Marks and Spencer. Zij controleren ons ieder jaar op onder andere welzijn.’ Hoewel het bedrijf tot de agrarische sector behoort, geeft Koebrugge toe dat hij zich niet echt boer kan noemen. ‘Alleen als je zo’n schattig kuikentje vast hebt merk je dat je wel degelijk met dieren aan het werk bent. Verder is het eigenlijk een fabriek.’ Dat lopendebandwerk is hard nodig, gezien de miljoenen kuikens die de vleesindustrie wekelijks vraagt. Dit zijn zowel toekomstige kiloknallers als AH Puur & Eerlijkfilets in spe. Probroed & Sloot is het enige bedrijf waar kuikens worden gebroed waarvan het vlees een Beter Leven-ster van de dierenbescherming krijgt. ‘De overheid wil toch voor betaalbaar vlees zorgen. Zolang de consument een prijskoper is, blijven het zulke massale aantallen.’ Toch levert Probroed & Sloot haar bijdrage aan het dierenwelzijn. ‘We moeten ook niet zien dat iemand tegen een kuiken aantrapt. Dan is het gelijk wegwezen.’ Kijk hier voor de overige artikelen uit de maart-ANS.

 

Lees meer

Riskeer je rijk

Geld maakt gelukkig, waardoor sommige studenten medische experimenten verkiezen boven een baantje in de kroeg. Met zo’n onderzoek zijn in een paar dagen duizenden euro’s te verdienen. Hebben deze studenten een droombaan of zijn ze veredelde proefdieren? Tekst: Ronald Peeters en Inge Widdershoven Illustratie: Alex Kup Via collegepraatjes, flyers, advertenties en mond-tot-mondreclame worden studenten dagelijks verleid om deel te nemen aan medisch onderzoek. Het aantrekkelijke geldbedrag dat eraan verbonden is, trekt de aandacht van een student en is ook vaak een reden om deel te nemen aan experimenten. Voor de arme student lijkt het een lekker baantje om deel te nemen aan een intern medisch onderzoekje om daar vervolgens 1500 euro mee binnen te tikken. Deelname aan onderzoek is niet voor iedereen een keuze. Bij de studie Psychologie is het voor studenten al verplicht om aan psychologische testen deel te nemen. Wim Dekkers, Universitair Hoofddocent Filosofie van de Geneeskunde en Principal Lecturer, wil dit, op vrijwillige basis, nog verder uitbreiden: ‘Studenten Geneeskunde of Biomedische Wetenschappen zouden minstens een of twee keer in de loop van hun studie mee moeten doen aan een experimenteel onderzoek. Voor hen is het een leerproces en ze dragen bij aan de wetenschap.’ Helaas zitten aan deze proeven ook haken en ogen. Een proefkonijn loopt per definitie een zeker risico, een medisch onderzoek is namelijk niet nodig als alle mogelijke bijwerkingen en resultaten al bekend zijn. Is het verantwoord om studenten met een zak geld het lab in te lokken? Geen garantie In het onderzoekscentrum van het Universitair Medisch Centrum St. Radboud ging in oktober de TIP5-studie van start: een onderzoek met gezonde studenten naar een vaccin tegen malaria. Al in de jaren tachtig is ontdekt dat je ratten immuun kunt maken voor deze ziekte door ze in te spuiten met parasieten en ze tegelijkertijd chloroquine te geven. De volgende stap is het uittesten van deze methode op mensen. In deze fase is het onderzoek stopgezet, omdat bij een 23-jarige mannelijke student de diagnose myocarditis is gesteld, een ontsteking van de hartspier. De trial staat nu al ruim drie maanden stil en de onderzoekers zitten met de handen in het haar. ‘We wachten nu tot we verder kunnen gaan en vragen ons af in hoeverre er een relatie is tussen de complicaties en het onderzoek. Dat is het vacuüm waar we in zitten’, aldus Maurits van Meer die samen met Guido Bastiaens arts-onderzoeker is bij de TIP5. Het incident bij de proefpersoon staat niet op zichzelf. Al in 2007 kampte een deelnemer van een ander malaria-onderzoek in Nijmegen met soortgelijke afwijkingen. Ook al is de aandoening niet levensbedreigend en heeft maar een fractie van de proefpersonen ergens last van, blijkbaar blijven onderzoeken lang niet altijd zonder gevolgen. Hand boven het hoofd De TIP5-studie is uit veiligheidsoverwegingen vooralsnog stopgezet. Die controle op onderzoek is er niet altijd geweest. Een aanleiding voor strengere controle is de Tuskegee-studie die in de jaren zeventig in de Verenigde Staten aan het licht kwam: vierhonderd aan syfilis lijdende mannen werden opzettelijk niet behandeld voor de aandoening om het natuurlijke beloop van de ziekte te vergelijken met een groep die wel werd behandeld. Door experimenten als deze ontstond er een politieke wens tot meer regelgeving bij mensgebonden onderzoek. Dit resulteerde in Nederland in het ontstaan van een speciale wet voor de bescherming van proefpersonen: de Wet medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO). De belangrijkste eisen die de WMO stelt zijn dat de proefpersoon schriftelijk moet worden geïnformeerd over het onderzoek. Ook is een krabbeltje van de testpersoon verplicht. Verder is belangrijk dat een niet bij het onderzoek betrokken arts of andere deskundige voor de proefpersoon beschikbaar moet zijn voor onafhankelijk advies. Om ervoor te zorgen dat aan de eisen van de WMO wordt voldaan is de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) ingesteld, zij waarborgt de bescherming van de proefpersoon. Rogier Bos, algemeen secretaris van de CCMO: ‘Als je wetenschappelijk onderzoek doet, wordt er altijd in zekere mate risico genomen.’ Commissies binnen de CCMO toetsen de voorstellen die binnenkomen voorafgaand aan het onderzoek. Wanneer er, zoals bij het malaria-onderzoek, complicaties optreden tijdens een proef, moeten ook deze aan de CCMO gemeld worden. Naast de CCMO is er een ethische commissie die oordeelt of een bepaald onderzoek door de beugel kan. Hoofddocent Dekkers geeft een voorbeeld van een experiment dat in het verleden heeft plaatsgevonden. Deze proef was onderzoekstechnisch perfect opgezet, maar kan als zeer ethisch onverantwoord worden bestempeld. Om de ziekte van Parkinson te behandelen, werd er dopamine uit abortusbaby’s gehaald, wat vervolgens bij patiënten met deze ziekte werd geïnjecteerd. Om het effect precies in kaart te brengen werden ook de schedels van proefpersonen uit de placebogroep open geboord, maar bij hen werd geen dopaminehoudend weefsel ingespoten. ‘Je mag niet iemand opzadelen met een gat in zijn hoofd – hoewel dat wel weer dichtgroeit – en vervolgens mededelen: “we hebben u ingespoten met dopamine”, terwijl je dat niet gedaan hebt.’ Bloedgeld? Bij ieder onderzoek kunnen ethische vraagtekens worden geplaatst, maar de vraag rijst of proefpersonen überhaupt risico mogen lopen. Geld werkt hierbij vertroebelend. Een lonkend bedrag kan de testpersoon blind maken voor de gevaren. Volgens de commissies mag geld nooit een prikkel zijn om mee te doen aan een medisch onderzoek, maar het is naïef te denken dat studenten alleen meedoen om de wetenschap van dienst te zijn. Hoewel geld een lokkertje lijkt, is de vergoeding voor deelname in verhouding nooit extreem hoog. Bos: ‘Er is geen absolute onder- of bovengrens aan het bedrag dat onderzoekers mogen uitkeren en in principe wordt het minimum uurloon als richtlijn genomen.’ De toetsende commissie bekijkt wel of de vergoeding in verhouding staat met de belasting die de proefpersoon ondervindt. Gezien de vele ziekenhuisbezoeken en tientallen bloedafnames die de proefpersoon ondergaat is het zakcentje dat wordt verdiend toch geen vetpot. Onderzoekers zullen altijd een afweging moeten maken: geven ze te weinig, dan komen er te weinig aanmeldingen voor het onderzoek. Bieden ze een te hoog bedrag, dan zal geld een prikkel worden om deel te nemen, wat absoluut niet de bedoeling is. ‘We willen ook helemaal niet dat studenten door het geld gestimuleerd worden om mee te doen’, zegt Bastiaens. ‘Je wilt mensen die betrouwbaar zijn en die op tijd komen. Niet een stelletje lamballen dat alleen maar geld wil.’ Vrijwillig ziek Waar geld voor studenten een prikkel kan zijn om mee te doen aan onderzoek, is dat voor zieke vrijwilligers een andere zaak. Dekkers legt uit: ‘Patiënten kunnen worden misleid door een therapeutische misvatting. Ze denken dat ze baat hebben bij deelname aan een onderzoek. Dat is natuurlijk niet per definitie waar.’ De stof die onderzocht wordt moet wel altijd getest worden op een patiënt, dit is bij bijna alle onderzoeken nodig om te testen in hoeverre het lichaam van een ziek persoon reageert op het medicijn. Toch zijn gezonde vrijwilligers van groot belang, zo benadrukken de onderzoekers. Ieder nieuw medicijn wordt in een bepaalde fase van het onderzoek uitgeprobeerd op mensen om de werkzaamheid van de stof te testen. Er wordt expres geworven onder studenten, niet omdat zij in geldnood zitten, maar omdat zij voldoen aan het profiel dat veel onderzoekers schetsen: tussen de 18 en 35 jaar en gezond. Bij het malaria onderzoek voldeed meer dan de helft van de 67 aanmeldingen niet aan dat criterium en mocht dus niet deelnemen aan het onderzoek. Juist doordat er met extreem gezonde personen wordt gewerkt, is zelfs een geringe afwijking meteen van invloed op het onderzoek, waardoor bij eventuele complicaties onder andere de CCMO snel om de hoek komt kijken. Voor de extreme en onmenselijke experimenten zoals die in de geschiedenis plaatsvonden hoeft de student die zich opgeeft voor medisch onderzoek niet te vrezen. Toch is het niet verstandig louter op het mooie bedrag af te gaan. Als studenten alsnog besluiten deel te nemen aan medische onderzoeken moeten ze zich de gevaren realiseren en die afwegen tegen het geldbedrag. De risico’s zijn klein, want levensgevaarlijk onderzoek zal door de CCMO niet worden toegestaan. Van Meer: ‘Als studenten bereid zijn het risico te nemen en gemotiveerd zijn, verwelkomen wij hen van harte om deel te nemen aan onderzoek.’ KADER De vergoeding voor onderzoek varieert van 0 euro voor bloeddonatie tot 1000 euro voor het slikken van reumapillen en tot duizenden euro’s voor langlopende onderzoeken zoals TIP5. Vaak wordt er gezocht naar niet-rokende studenten tussen de 18 en 35 jaar oud met een goed BMI, die geen medische problemen hebben. Iedere proefpersoon kan op elk moment zonder opgave van redenen uit het onderzoek stappen en zal een vergoeding krijgen naargelang de deelname.

 

Lees meer

Scherpgesteld

De omstreden missie Task Force Uruzgan kostte tussen 2006 en 2010 vijfentwintig militairen het leven. Filmmaker Robert Oey vertelt hun verhaal in zijn documentaire Gesneuveld door de ogen van de nabestaanden.Tekst en foto's: Kiki Kolman Zittend aan zijn bureau vertelt de vader van omgekomen militair Tim Hoogland dat hij niet boos is op Defensie. ‘Ik kan beter boos zijn op mezelf, ik vond het mooi dat hij in dienst ging.’ Hij is nog lang niet over de dood van zijn zoon heen. Praten over zijn verdriet is lastig voor hem en dat belemmert hem om zijn normale leven weer op te pakken. Zijn vrouw staat bij het graf van hun zoon. Ze zegt hard haar best te doen om verder te gaan, maar ze is de levenslust gewoon verloren. Met zijn film – ‘ik vind documentaire zo’n saai woord’ - Gesneuveld verbeeldt filmmaker Robert Oey de dood van de vijfentwintig Nederlandse militairen die in de periode van 2006 tot 2010 zijn omgekomen in Afghanistan. Hij doet dit niet door middel van shots van ontploffingen of oorlogsgeweld, maar aan de hand van verhalen van nabestaanden, interviews met militairen en beelden die hij schoot tijdens zijn twee weken durende bezoek aan Afghanistan. ‘Ik wil mijn blik op het leger richten via de dood van die jongens.’ Behoefte om te schieten Het leger heeft Oey altijd al gefascineerd. ‘Dat je als man of vrouw voor een beroep kunt kiezen waarbij je mogelijk het leven laat, vind ik heel bijzonder. Toch kan ik begrijpen dat je deze keuze maakt.’ Oey kan zich de aantrekkingskracht tot het wapentuig voorstellen. ‘Ik ben niet vies van het idee dat geweld een onderdeel is van wie we zijn. Als je mij voorstelt om in een weiland te gaan schieten op blikjes, een konijn of zelfs iets groters, dan ga ik zo mee. Een van de militairen uit de documentaire had kort voor het omkomen van zijn buddy zijn vriendin aan de telefoon. Hij had tegen haar gezegd: “Godverdomme, ik heb nog steeds niet kunnen schieten.” Ik kan mij dat gevoel wel voorstellen. Ik zou soldaat worden om te schieten. Veel, lang en zo hard mogelijk.’ De regisseur verbaast zich over de krampachtige houding van Nederland tegenover de krijgsmacht. ’We willen een leger en we geven er flink wat poen aan uit, maar we kunnen ze niet ergens naartoe sturen en zeggen “do your thing”. Weet je waar wij in Nederland goed in zijn? Humanitaire missies. Daar mogen ze wel schieten, maar het liefst niet raak. We missen het besef dat het laten zien dat je stoerder, beter en meer krijger bent dan anderen de essentie van het militaire beroep vormt.’ Bescheiden beelden Hoewel Oeys visie anders doet vermoeden, is Gesneuveld een rustige, bijna gezapige film. De kijker ziet de militairen niet in actie, maar in de kantine of op een gala. Opnames van het strijdveld of schreeuwende soldaten ontbreken. Oey: ‘Beelden van een oorlog met veel lawaai, gevloek en een cameraman die steeds wegduikt zijn al honderden keren vertoond en eigenlijk ook niet interessant. Het is veel aangrijpender om nadien in een veel soberdere beeldvoering op zoek te gaan naar het achterliggende verhaal.’ Dit doet hij aan de hand van monologen van familieleden, collega’s en vrienden van de slachtoffers. Zo spreekt de vader van wijlen Timo Smeeijhuizen over hoe zijn vrouw hem verliet en hij zich overgaf aan het geloof. De zus van sergeant Mark Weijdt doet een boek open over het moment dat zij op het punt stond de kist van haar broer te openen, zelfs al een schroef had losgedraaid, omdat ze anders zijn dood niet kon bevatten. De beelden die worden gebruikt zijn simpel, stil en worden begeleid door een kalme muziek. Oey heeft deze keuze gemaakt vanuit zijn voorliefde voor het klinische, zo vertelt hij. ‘Ik vind het mooi als films de zaken feitelijk weergeven. Ik ben ook een enorme fan van filmpjes zoals ze die vroeger maakten, waarbij je in een bierbrouwerij zag hoe van het hop een biertje werd gemaakt, hoe het flesje werd gevuld en hoe aan het einde iemand dat opdronk. Datzelfde wilde ik in eerste instantie met deze film doen, een feitelijke beschrijving van hoe het slechte nieuws in Nederland werd gebracht. Wat gebeurde er? Wat had diegene aan? Wat werd er gezegd?’ Er is echter meer in de documentaire gekomen dan dat alleen. ‘Uiteindelijk ben ik overmand door de verhalen en is er meer emotie bij komen kijken.’ Is het dan wel mogelijk om een onderwerp dat zo emotioneel geladen is feitelijk te brengen? ‘Jawel. Er zit heel veel zeggingskracht in simpele handelingen: de manier waarop je ontbijt, wat je aantrekt en hoe je dat doet. Ik film sprekers niet voor niets achter hun bureau vol papieren of terwijl zij een kleffe bruine boterham met kaas eten bij de patiëntenadministratie. Ik zou ook een indrukwekkendere omgeving kunnen kiezen, maar deze alledaagse handelingen in hun doorsnee context zeggen veel meer.’ Tarten van het lot De documentaire mag dan uiterlijk kalm zijn, de inhoud is des te heftiger. ‘Deze film is heel diep gegaan. Ik raak ontroerd als ik hem terugkijk. De gevoelens die de mensen in de film bij me oproepen overvallen me op zo’n moment.’ Ook voor hen is het zien van de film confronterend, vooral de eerste keer. ‘Zij moeten vooral heel erg wennen aan het feit dat hun verhaal in dienst staat van een groter geheel. Pas na een tweede, derde of vierde keer beginnen ze het te begrijpen.’ Hoewel Oey het in eerste instantie niet zo heeft bedoeld, zien sommigen de film als een eerbetoon aan de omgekomen militairen. ‘Ik geloof zelfs dat het woord monument is gevallen, maar ik denk dat dat heel persoonlijk is. Een monument is niet van zichzelf een monument, dat moet het blijken te zijn. Ik bepaal niet voor de nabestaanden of dat hier het geval is. Dat is iets heel particuliers.’ De filmmaker gaat zorgzaam om met de rouwenden. ‘Ik vind het belangrijk dat het maken van de film in harmonie met de betrokkenen gebeurt. Documentairemakers die een kort geding aan hun broek krijgen, heb ik altijd heel verdacht gevonden. Bovendien moet je mensen soms tegen zichzelf in bescherming nemen, bijvoorbeeld wanneer ze boos worden of politieke uitspraken doen. Dergelijke beelden gebruik ik dan niet.’ Het is duidelijk dat Oey heel betrokken is bij degenen die in zijn film voorkomen. Hij kent hun verdriet, niet uit ervaring, maar uit hun verhalen. ‘Dat verdriet is een ander soort verdriet dan van iemand die zijn naaste aan een ziekte of ongeluk heeft verloren. Het grote verschil is dat deze mannen het lot zelf opzochten. Het is zoals een van de vaders zegt: “Hij was er al geweest, hij had het al gedaan en toch wilde hij nog een keer.” Vroeger zei men dat je stierf voor je vaderland, maar ik geloof niet dat die zin nog veel wordt uitgesproken. Ook de vraag naar zingeving is daarom een essentiële. Wanneer men op zoek gaat naar antwoorden is dat een linke exercitie, omdat je niet goed weet wat de antwoorden zijn.’ Film is geen kunst Op 30 september ging Gesneuveld in première op het Nederlands Filmfestival. Oey is niet bang voor de reacties. ‘Ik weet dat er momenten in zitten waarop je niet weg zult zappen. Ik heb gewerkt met een camera waarbij om de twaalf minuten de kaart vervangen moest worden, daardoor moesten mensen hun verhaal in korte tijd verwoorden. Dit levert een hoge mate van concentratie op en dat is te zien.’ De vraag met welk doel hij deze documentaire heeft gemaakt wuift hij weg. ‘Voor geen enkel doel, hoogstens voor mijn eigen begrip. Bij de start van het proces ben je enkel bezig met het verzamelen van materiaal. Naarmate je de film maakt, krijgt deze betekenis en diepgang. Nu zitten er honderden dingen in die ik zo kan opnoemen, maar er is geen boodschap die ik wil overbrengen. Een film met een boodschap is volgens mij oervervelend. Wanneer de betekenis verborgen ligt en er voorzichtig doorheen sijpelt is dat vele malen interessanter. Mensen hoeven van mij ook niet stil te staan bij de ernst van wat er is gebeurd, dat is niet iets wat ik wil bereiken.’ Oey staat rationeel en nuchter in zijn werk. ‘Terwijl ik hiermee bezig was stortte er in Afghanistan een Chinook naar beneden, 31 doden in een moment. Breivik schoot op Utoyah bijna zeventig mensen neer. En dan ben ik bezig met een documentaire over 25 gesneuvelde militairen?’ Oey weert opinie uit zijn stukken en wil zich ver van de politiek houden. ‘Dat gelijkhebberige bij documentairemakers kan ik niet hebben. Net alsof ik weet wat goed is voor de wereld. Natuurlijk vind ik dat ik iets te melden heb, maar niet in mijn films. Als mensen Gesneuveld politiek willen uitleggen, be my guest. Het is echter bedoeld als een apolitieke film.’ Het is mede daarom dat hij liever over film dan over documentaire spreekt. ‘Ik heb een afkeer van dat woord. Ik geloof dat een film ten principale is bedoeld om te entertainen en een goede actiefilm kan dan ook veelzeggender zijn dan een Zweedse documentaire. Dit is natuurlijk gevaarlijk om te zeggen wanneer het onderwerp 25 doden betreft. Ik geloof echter dat een film uiteindelijk mensen naar de bioscoop moet trekken en hen daar moet vervoeren.’ Op 17 oktober draait Gesneuveldin VillaLux en ANS mag 2x2 kaarten verloten onder de inzenders van het goede antwoord op de prijsvraag. Dus zend in en win!

 

Lees meer

Stormloop van studenten

Het enthousiasme onder zesdeklassers om een studie te kiezen is groter dan ooit. De aanmeldingscijfers zijn hoog en open dagen worden platgelopen. Wordt de RU in september overspoeld door een stortvloed aan sjaarzen? Tekst: Mickey Steijaert De open dag van de RU werd beter bezocht dan ooit. De broodjes ham en kaas waren niet aan te slepen en de verschillende voorlichtingscolleges leverden propvolle zalen op. Maar liefst 2750 scholieren wisten op 12 april de weg naar Nijmegen te vinden, 10 procent meer dan vorig jaar. In de aantallen scholieren die zich via Studielink alvast hebben aangemeld bij de RU is een nog veel grotere toename te zien. Bij het schrijven van dit artikel stond de teller op een stijging van 2607 naar 3166 scholieren. Deze oplopende cijfers zijn geen uitzondering, door heel het land lijken de universiteiten opeens in trek. De vooraanmeldingscijfers rijzen de pan uit en open dagen worden – zeker in vergelijking met vorig jaar – platgelopen. Dat terwijl het aantal eindexamenkandidaten niet exorbitant hoog is dit jaar. De vraag is waar dit plotselinge enthousiasme van zesdeklassers vandaan komt. Mocht het zo zijn dat de vooraanmeldingen zich daadwerkelijk omzetten in inschrijvingen, dan kan de RU haar borst natmaken: er ontstaat dan een ware stormloop van studenten. Oriëntatiedruk Het blijkt lastig om de vinger op de zere plek te leggen, pas in oktober zijn de definitieve cijfers voor collegejaar 2013-2014 bekend. Wel wijzen de meeste deskundigen eensgezind op een aantal oorzaken. Peter Huwae, voorzitter van de sectie havo/vwo van de Nederlandse vereniging voor schooldecanen en leerlingbegeleiders NVS-NVL, legt uit: ‘Er worden binnen de studie steeds meer drempels opgeworpen. De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft bijvoorbeeld een bindend studieadvies van 60 punten ingevoerd voor het eerste jaar. De schooldecanen geven zulke maatregelen door aan hun leerlingen, zij pikken deze informatie dus ook op.’ Voor de scholieren neemt daardoor het belang van een juiste studiekeuze – en dus ook een vroege oriëntatie – toe. Een tweede oorzaak schuilt in de vervroegde aanmeldingsdeadline in Utrecht. Scholieren die hun studententijd in de Domstad willen doorbrengen moeten al voor 1 mei hun inschrijving in orde hebben. ‘Dat verschil in aanmeldingsdeadlines zorgt voor erg veel onduidelijkheid’, aldus Lotte Savelberg, voorzitter van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS). ‘Om sowieso op tijd te zijn zorgen scholieren dat ze zich vroeg genoeg oriënteren.’ Doorstromen naar de studie Niet alleen oriënteren scholieren zich nu eerder, ook zal het aantal eerstejaars waarschijnlijk stijgen. Dit is het gevolg van zesdejaars die dit jaar afzien van een tussenjaar. Vanwege de op handen zijnde afschaffing van de basisbeurs in 2014 denken zij nu wel twee keer na voor ze een jaar gaan backpacken in Australië en tegen de gevolgen van het leenstelsel aanlopen. Gottfried Erdtsieck, voorzitter van de Nijmeegse kring van decanen, lid van de Vereniging voor Schooldecanen en Loopbaanbegeleiders en daarnaast zelf decaan van het Montessori College, ziet dagelijks scholieren hun plannen voor een tussenjaar opgeven. ‘Iedereen gaat rekenen: twaalf maal 250 euro en dat keer vier jaar. Als het dergelijke financiële consequenties heeft om voor een tussenjaar te kiezen, beginnen ze op enkele uitzonderingen na toch direct met de studie.’ Hans Vossensteyn, voorzitter van het Center for Higher Education Policy Studies, ziet parallellen met het Verenigd Koninkrijk. ‘Daar werd in 2010 een verhoging van het collegegeld van 3000 naar 9000 pond aangekondigd. In 2011 en 2012 zijn vervolgens aanzienlijk meer mensen ingestroomd. Precies hetzelfde kun je hier verwachten.’ De scholieren van Erdtsieck zijn dan ook geen uitzondering. Zijn collega’s, zo ook Huwae, zien hetzelfde patroon van scholieren die het tussenjaar overslaan. Beide decanen schatten op basis van eigen ervaringen en die van collega’s de toename in het aantal eerstejaars komend collegejaar op zo’n 10 procent. Dit komt niet alleen aardig overeen met het deel scholieren dat volgens cijfers van ResearchNed normaal gesproken een tussenjaar inlast, maar ook met de stijging van bezoekers van de open dag. Geen paniek Gegeven deze ruwe schatting kan de RU volgend jaar om en nabij de vierhonderd extra eerstejaars verwachten. Ongetwijfeld zal dit zorgen voor een drukkere Refter en minder vrije pc’s in de UB, maar belangrijker is de vraag of het onderwijs hier onder heeft te lijden. Niet of nauwelijks, zo blijkt. Frans Janssen van de afdeling Marktverkenning, Strategie en Ontwikkeling van de RU geeft aan dat de toestroom in ieder geval de capaciteit van collegezalen niet te boven zal gaan. ‘De studies met volle collegezalen, zoals Rechten en Psychologie, hebben een numerus fixus, die een overdosis studenten voorkomt. De meeste andere opleidingen hebben geen capaciteitsprobleem en zijn waarschijnlijk juist blij met meer studenten.’ Ook wat betreft het aantal docenten is er geen reden tot paniek. Hans Vossensteyn: ‘Tot 2020 wordt een grote stijging in het aantal studenten verwacht. Het is belangrijk dat de universiteiten daar - met de intensivering van het onderwijs in het achterhoofd - een oplossing voor vinden. In dit geval kan het al voldoende zijn om gedurende een collegejaar de focus bij de werknemers wat meer te verleggen van onderzoek naar onderwijs. Er is immers sprake van een golfbeweging, want volgend jaar zal het aantal inschrijvingen weer dalen. Dan kan juist weer meer nadruk worden gelegd op onderzoek.’ Bekijk hier alle andere artikelen uit de mei-ANS.

 

Lees meer

Tot slot: Sjoerd

Wie: Sjoerd (23), vierdejaars Rechten Wat:goedheiligman met grove grappen Waar: bij stoute studieverenigingen Wat maakt jou een goed heiligman? ‘De studenten voor wie ik optreed, verwachten de traditionele Sinterklaas die ze kennen van vroeger. Daar hoort de juiste schmink bij, net als een setje nepwenkbrauwen, een leesbril en een lage stem. Bij binnenkomst kijk ik een keer streng om me heen en vervolgens ga ik al hijgend en steunend zitten. Na deze klassieke entree is het de kunst om het publiek te verrassen met harde en droge grappen. ‘Wanneer iemand bijvoorbeeld bij me op schoot komt zitten en hij is echt zwaar, dan waarschuw ik: “Pas je wel een beetje op de zak van Sinterklaas?” Ontzettend plat, maar op het heerlijk avondje des te beter.’ Wie heb je het liefst op je knie? ‘Uiteraard Mark Rutte, dat blijft toch een klein kereltje. Ik zou hem wel eens willen vragen hoe hij zulke idiote maatregelen bedenkt. Hetzelfde geldt voor Halbe Zijlstra met z’n jongetjesgezicht. Die twee horen gewoon bij Sinterklaas op schoot. ‘Een mooie vrouw? Nee, dat is een andere zaak. De Sint gedijt het beste als leslezer en dat kan alleen bij iemand die echt stout is geweest.’ Hoe heilig ben je zelf? ‘Sinterklaas gaat natuurlijk nooit op stap zonder een aantal borreltjes. Alle drank gaat door een rietje, anders wordt de baard ontzettend vies. Jenever werkt het best. Het is kleurloos, plakt niet en heeft direct effect. ‘Aan het eind van de avond ben ik behoorlijk wankel, net als mijn staf. Ooit gebruikten we hem tijdens het dansen als paal. Hij was niet goed in elkaar geschroefd en verboog langzaam in een soort L-vorm. Toen moest ik ondersteund door mijn Pieten naar huis strompelen.’ Blijft er nog wel iets over van je pak? ‘Het eerste jaar heb ik het erg bont gemaakt. Mensen stapten op mijn gewaad, mijn handschoenen werden smerig en de ring was ik kwijt. Gelukkig heb ik een espressoapparaat, met de stoomfunctie kreeg ik de mantel de volgende dag nog een beetje schoon. Toch lever je dan een baard vol bier in en hoop je dat ze er in de winkel niets van zeggen. ‘Afgelopen jaar vroeg de verhuurder bij het controleren van het pak of Sinterklaas honger had de vorige nacht. Hij liet me de baard zien, de stukken kroket zaten er nog in.’ Met dank aan de Medische Faculteits Vereniging Nijmegen. Klik hier voor alle andere artikel uit het ANS van december 2012.

 

Lees meer

Tussen droom en daad

Hoewel iedereen droomt, krijgt de wetenschap maar geen grip op dit natuurverschijnsel. Lucide dromers wel, zij zijn in staat nachtelijke fantasieën volledig naar eigen hand te zetten. Een kijkje in de wereld aan de binnenkant van de ogen.Tekst: Rik van Hulst en Laurie de Zwart Illustratie: Sanne Reckman Gemiddeld beleven we vijf dromen per nacht, maar hoe opwindend of meeslepend ook, eenmaal ontwaakt zijn we ze al snel vergeten. Al sinds Aristoteles houdt de wetenschap zich bezig met het ontrafelen van het dromen, maar het is lastig om bevindingen te staven en consensus te bereiken. Toch zijn er belangrijke ontdekkingen gedaan, want hoewel Marco Borsato ons al bijna twee decennia lang wijsmaakt dat de meeste dromen bedrog zijn, ligt dit in realiteit anders. Hoewel het gros van de slapers de nachtelijke fantasieën lijdzaam ondergaat, beweert een enkeling de regie in handen te hebben en de droom naar believen aan te kunnen passen. Dit is het zogeheten lucide dromen. Noêma (25), derdejaars studente Algemene Cultuurwetenschappen, vertelt: ‘Je slaapt ongeveer eenderde van je leven, het is toch zonde om deze tijd volledig passief te ondergaan?’ ANS neemt de droomwereld in ogenschouw en bekijkt de mogelijkheden van deze nachtelijke bezigheid. Droomwetenschap Ton Coenen, hoogleraar Biologische Psychologie aan de RU, doet al zo’n veertig jaar onderzoek naar slapen en dromen. ‘Aan het begin van mijn carrière dacht ik het wel even op te lossen. Het zou een kleine moeite zijn en over vijf jaar zouden we het allemaal weten. De middelen om alles te meten in het brein waren immers beschikbaar.’ Na tien jaar onderzoek konden er echter nog steeds geen waarheden worden vastgesteld, de kwestie is simpelweg te ambigu. ‘We bestuderen datgene wat iemand zegt te hebben waargenomen. Dat is subjectief en we weten niet of dit overeenkomt met de droom die werkelijk plaatsvond.’ Toch denkt Coenen te weten hoe het proces deels in zijn werk gaat. De slaapprofessor veronderstelt dat je droomt tijdens de remslaap, waarin ‘rem’ een acroniem is van Rapid Eye Movement. ‘Tijdens dit slaapstadium is het lichaam grotendeels verlamd, dit heeft te maken met de aansturing van de spieren. Grote spieren zijn meer ontspannen dan kleine waardoor de pupillen vluchtig bewegen.’ Coenen vertelt dat ‘echte’ wetenschappers zich niet bezighouden met dromen. Dat hij hier zelf een uitzondering op is, wordt hem niet altijd in dank afgenomen. ‘Droomwetenschap is beperkt tot ongestaafde beweringen en tegen alles wat ik zeg, valt ook weer iets in te brengen.’ Tussen slaapgeleerden is een debat gaande waarin het ene kamp speculeert dat dromen relevant is voor de verwerking van informatie terwijl aan de andere kant de gedachte heerst dat de droom nutteloos is. Coenen neemt een tussenpositie in. ‘Ik denk dat een droom op zichzelf niets voorstelt, maar dat vooral de terugkerende onderwerpen aangeven wat voor jou relevant is.’ Graven in je brein ‘Dromen zijn van belang voor zover je er waarde aan hecht’, stelt Jan Derksen, hoogleraar Psychologie aan de RU. Van huis uit is Derksen psychoanalyticus en gebruikt hij droommateriaal bij de behandeling van patiënten. In tegenstelling tot Coenen, die zich niet voelt aangesproken door de psychoanalytische benadering, spreken de opvattingen van Sigmund Freud Derksen wel aan: ‘De Freudiaanse droomtheorie focust op onderdrukte driften en verlangens van het onbewustzijn. Ik vind dat zijn gedachtegoed meer invloed zou moeten hebben dan die op dit moment heeft. Niet dat je vijf keer per week op de divan moet liggen om dromen te analyseren, maar besteed aandacht aan je onbewuste.’ Derksen illustreert dat dit bij kan dragen aan iets als traumaverwerking: ‘De droom kan helpen bij het verwerken van een psychisch conflict, maar dan moet je hem een plek geven. Het is te vergelijken met een e-mail die binnenkomt maar niet wordt geopend. Als je de droom aandacht geeft en de e-mail leest, heeft hij effect.’ Nachtelijke creativiteit Studente Noêma (25) is al sinds haar puberteit gefascineerd door de manier waarop ze haar eigen dromen kan beïnvloeden. ‘Ik begon met het bijhouden van een droomdagboek, waardoor ik na verloop van tijd patronen ontdekte. Een tijdlang vond ik een jongen leuk, maar ik wist dat het niet zou werken en dat knaagde. In een van mijn dromen waarschuwde hij dat ik hem niet moest vertrouwen.’ Overdag ontweek ze hem liever, maar ’s nachts kon Noêma haar fantasie beleven. ‘In een van mijn dromen reden we samen, op weg naar een romantisch avontuur, de duinen in. Opeens waren er overal bombardementen en ik kreeg door dat ik droomde. Omdat ik me van de surrealiteit bewust werd, haalde ik hem over de datum op zijn mobiel te veranderen zodat we naar een moment gingen zonder de beschietingen.’ Het bewustzijn tijdens de slaap noemen we lucide dromen. ‘Dit verschijnsel komt bij mensen natuurlijkerwijs voor tijdens de slaap, maar slechts weinigen zijn bekend met de mogelijkheden’, zo legt Tim Post, onderwijspsycholoog aan de Universiteit Twente en droomtrainer, uit. ‘Je kunt in de droom voorwerpen, mensen en situaties creëren en transformeren. Als je de vertrouwde wakkere wereld als maatstaf neemt, is tijdens de lucide droom het onmogelijke mogelijk. Daar kan geen boek of film tegenop.’ Post is van mening dat we dit nachtelijk bewustzijn kunnen gebruiken voor het plezier, maar ook om het dagelijks leven te verbeteren. ‘Misschien heb je een hitsige nacht met de partner van je dromen of durf je ineens de confrontatie aan te gaan met iemand die je al je hele leven uit de weg gaat.’ Ondanks dat Talitha (21), tweedejaars studente Biomedische Wetenschappen, zich niet heeft verdiept in de bewuste droom, kan ook zij ’s nachts de touwtjes in handen nemen. Bij Talitha heeft het echter weinig effect op haar dagelijks leven en blijft het bij een pleziertje. ‘Vroeger droomde ik regelmatig dat ik over een eindeloos lange brug rende, omringd door een grote vuurzee. Op een gegeven moment wist ik dat ik weer in die angstdroom zat en zorgde dat het stopte. Vanaf toen kon ik nachtmerries naar mijn eigen hand zetten en veranderen in aangename dromen. Sindsdien heb ik nooit meer een nachtmerrie gehad.’ De schone slaapster doet in haar dromen regelmatig mee aan spelprogramma’s als Fort Boyard: ‘Hier en daar kan ik wat sjoemelen met de opdrachten. Zo kom ik iedere droom als winnaar uit de bus.’ Lesje lucide Het lijkt erop dat nachtelijke bewustwording iets is wat we kunnen ontwikkelen. Alysa Braceau, tevens bekend als Dreamshield, geeft workshops waarin ze onwetende slaapkoppen leert bewust met hun nachtelijke illusies om te gaan. ‘Schrijf de dromen op zodra je wakker wordt, hoe betekenisloos ze soms ook lijken. Waardeer wat je ontvangt. Een goede oefening is om voor het slapen een willekeurige steen tot in detail te bestuderen: elk lijntje, elk putje en elk tekeningetje. Probeer de steen vervolgens voor de geest te halen en beoog hem in je droom te vinden. Het is belangrijk bewust te worden van het moment vlak voordat je in slaap valt. Als je wakker wordt, probeer dan de gebeurtenissen voor de geest te halen. Zo ontwikkel je de oplettendheid en kan een compleet nieuwe wereld zich voor je openen.’ ‘Lucide dromen is een soort denksport. Je zult je opmerkzaamheid moeten ontwikkelen om te weten wanneer je droomt’, verklaart droomtrainer Tim Post. ‘Nieuwelingen zullen versteld staan van de levensechtheid van hun dromen wanneer zij voor de eerste keer lucide worden. Dit is op zichzelf al een hele ervaring, maar wordt nog verwonderlijker wanneer je het kunt toepassen om de meest wilde droomavonturen te beleven.’

 

Lees meer

Verbijsterend redenaar

Wim Helsen zet malloten neer in zijn shows en trekt ten strijde tegen de kwalijke neigingen die in ieder persoon zitten. ‘Mensen moeten ervaren dat ze zichzelf oplichten.’

 

Lees meer