Het eerlijke verhaal [Column]

Een verkeerde studiekeuze is zo gemaakt. Iedere opleiding belooft op de open dag - in de woorden van een gewaardeerde collega-medezeggenschapper – ‘gouden bergen en warme stranden’ aan de toegestroomde vwo-scholieren. Allemaal vertellen ze hoe fantastisch hun opleiding wel niet is en waarom iedereen deze vooral moet gaan doen. Niet ieders studie wordt echter een succesverhaal. Van de huidige eerstejaars zullen velen de eindstreep niet halen.

Niemand heeft het echter over een veel fundamentelere studiekeuze: de keuze tussen hbo en universiteit. Er is nu een soort vanzelfsprekendheid dat je na je vwo-examen naar de universiteit gaat. Niet veel geslaagden ‘dalen af’ naar het hbo, en zij die dit wel doen worden raar aangekeken. Alsof ze iets weggooien, kapitaalvernietiging. Slechts 17% van de vwo’ers had in 2012 een voorkeur voor het hbo, terwijl het percentage met een voorkeur voor de universiteit tussen 2009 en 2012 steeg van 79 naar 83%.

Niet iedere vwo’er heeft echter de juiste mentaliteit en interesses voor de universiteit. Met alleen slim zijn kom je er niet – motivatie is net zo belangrijk. De echte vraag is echter niet óf je gemotiveerd bent, maar wáár je gemotiveerd voor bent. Lang niet iedere vwo’er heeft een wezenlijke interesse in wetenschap. Wetenschap betekent theorie en onderzoeksmethoden, dus wie iets praktisch wil doen komt doorgaans van een koude kermis thuis. Deze mensen doen er goed aan om gewoon op het hbo een vak te gaan leren. Onderwijs moet jongeren het maximale uit zichzelf laten halen, maar nog belangrijker is dat ze gewoon een opleiding volgen die bij hen past.

Even één disclaimer: ik ben tégen selectie aan de poort. Als iemand vanuit het vwo naar de universiteit wil, dan moet dat kunnen. Het bovenstaande los je namelijk niet op met regeltjes, maar met een omslag in het denken. Er moet anders tegen de vervolgopleiding aan worden gekeken door scholieren. Dit valt te realiseren met realistischere voorlichting door scholen en universiteiten. Ik was erg verheugd toen een RU-docente mij onlangs het volgende vertelde. Bij voorlichtingspraatjes zegt zij altijd doodleuk dat wie geen interesse heeft in onderzoek doen, beter niet naar de universiteit kan gaan. Vwo of geen vwo. Laat deze docente een voorbeeld zijn. Voorlichting moet geen pr-praatje zijn, maar het eerlijke verhaal vertellen.

 

Column: Academisch geschoold

Er moeten meer academici voor de klas staan op het vwo, aldus rector Kortmann in zijn rede voor de opening van het academisch jaar. Universitair geschoolde vwo-docenten dreigen ‘witte raven’ te worden, terwijl het vwo leerlingen juist hoort voor te bereiden op de universiteit. Dan wil je toch op zijn minst docenten die zelf ook aan de universiteit gestudeerd hebben. Veel academisch geschoolde vwo-docenten gaan binnenkort met pensioen. De instroom is onvoldoende om dit te compenseren.

Maar als we dit willen moet er meer gebeuren. Wil je na je master het onderwijs in, dan volstaat momenteel een eenjarig traject bestaande uit een half jaar onderwijstheorie en een half jaar stage. Bam, je bent leraar. Dit is vaak onvoldoende voorbereiding. Hoe hoogopgeleid je ook bent en hoe veel je ook weet, een goede leraar valt of staat door zijn sociale en didactische vaardigheden. Als je niet in staat bent om iets in begrijpelijk Nederlands uit te leggen en niet om kunt gaan met dertig lastige pubers, dan ben je geen geschikte docent. Deze vaardigheden leer je niet iedere academicus even in een jaartje. Ter vergelijking: een docentenopleiding aan de HAN duurt vier jaar, en zelfs dat is niet altijd genoeg. Lesgeven is een beetje als schilderen – je moet er ook gewoon talent voor hebben.

En wanneer er dan een betere vooropleiding is moeten mensen dit traject ook nog kunnen en willen afleggen. Een hele dobber in deze tijd van stijgende studiekosten en onderbetaalde onderwijzers. Het verleden leert ons de oplossing. In de jaren ’50 bestond er een zogeheten lerarenbeurs. Deze werd gegeven aan studenten die een verklaring ondertekenden om na hun afstuderen een aantal jaar (eerst tien, later vijf) twintig uur per week onderwijs te geven. In ruil daarvoor werd hun studieschuld kwijtgescholden en hoefden zij geen collegegeld te betalen. Om ze aan hun belofte te houden werd voor ieder jaar dat ze lesgaven één jaar van de studieschuld afgetrokken. Een herinvoering van deze beurs zou twee vliegen in één klap slaan: afgestudeerden vinden gemakkelijker een baan en als het echt aanslaat lossen we het lerarentekort op.

Het is één ding om te vinden dat er, om de onderwijskwaliteit te verbeteren, meer academici voor de vwo-klas moeten staan. Maar dan is er ook een grootscheepse investering in het onderwijs nodig die dit voor afgestudeerden mogelijk en aantrekkelijk maakt. You may say, I’m a dreamer...

 

Column: Laten we weer een beetje politiek correct gaan doen

Misschien wel het grootste slachtoffer van de populistische revolte het afgelopen decennium is het begrip ‘politieke correctheid’. We moeten de waarheid niet meer met de mantel der liefde bedekken, maar man en paard noemen. Buitenlanders en andere minderheden moeten niet zeuren over discriminatie, want Nederland is een vrij land en ze zijn allang geëmancipeerd. ‘Dat mag ook weleens gezegd worden’.

Deze ontwikkeling in het maatschappelijk denken is niet per se slecht – het is zeker mooi dat taboes doorbroken worden. Kritiek geven moet altijd kunnen, niets mag daarbij heilig zijn. En het is zeker waar dat er soms misbruik wordt gemaakt van de macht van het woordje ‘discriminatie’. Maar schieten we niet een beetje door?

Toen ik online reacties doorlas op René van der Gijps ‘grappig bedoelde’ uitspraken over homoseksuelen in het voetbal viel mij op hoeveel bijval hij kreeg. De beste man was gewoon een beetje lomp, daar moesten die homo’s niet zo moeilijk over doen. Dat jonge homo’s in de voetbalwereld niet uit de kast durven te komen en dat ongenuanceerd gebrul als dat van ‘Gijp’ hier mede oorzaak van is, beseft men dan weer niet.

‘Politiek incorrecte’ humor doet het dan ook goed tegenwoordig. Stereotypen van allerlei aard, eufemistisch ‘typetjes’ genoemd, zijn een succesformule voor menige komedie, caberatier of gangmaker op de verenigingsborrel. Dit soort humor is leuk ‘omdat het eigenlijk niet kan’, maar misschien moeten we er eens wat meer gaan nadenken over waaróm het ‘eigenlijk niet kan’. Er is een reden dat we die geweldige neger- en Duitsergrappen opeens voor ons houden in het gezelschap van een zwarte of Duitse studiegenoot.

Wat bedoeld is als een onschuldig, ‘stout’ grapje over een groep mensen, kan er bij leden van die groep diep inhakken, hoe geëmancipeerd ze verder ook zijn. Er was immers een tijd dat het geen grapje was. Soms vraag je je nog steeds af of het wel echt een grapje is, en of er niet onder het mom van ‘lekker politiek incorrect doen’ wat minder frisse menselijke neigingen boven zijn komen drijven.

In onze strijd tegen politieke correctheid, een vermeende uitwas van de oud-Hollandse tolerantie waar we juist zo trots op zijn, zijn we weer een beetje intoleranter geworden. En vooral een stuk lomper. Laten we daarom weer een beetje politiek correct gaan doen.

 

De student als homo economicus

'Is dit tentamenstof?' Het is een veelgehoorde vraag tijdens responsiecolleges. Het lijkt studenten tegenwoordig niet meer te gaan om het vergaren van kennis, maar om het zo makkelijk mogelijk binnenhalen van tentamencijfers. Ook lijkt men steeds minder geïnteresseerd in de colleges zelf – op laptopschermen prijkt vaker Facebook dan aantekeningen. Soms wordt er tijdens college volop gekletst. Vaak heeft ook bijna niemand de literatuur voor het college doorgenomen. Docenten verzuchten zich over het gebrek aan respect en interesse. Is dit de toekomst van de maatschappij?

Nee, dit wordt geen afzeikcolumn. Hoe jammer het ook is, ik snap het wel. Deze houding is slechts het resultaat van falend onderwijsbeleid. Alles draait om rendementscijfers. Studenten moeten steeds sneller afstuderen, kwantiteit gaat boven kwaliteit. Breed ontwikkelde individuen levert dit niet op, wel massaproducten met veel kennis maar weinig ervaring in bijvoorbeeld nevenactiviteiten.

Het rendementsdenken wordt ook door studenten zelf overgenomen. Aangezien de studie snel afgerond moet zijn worden zij verleid om de kantjes ervan af te lopen. Immers, waarom al die teksten lezen als je genoeg hebt aan college-aantekeningen? Vaak haal je daar het tentamen al mee. Geen tentamenstof? Dan leest niemand het dus – dat is niet efficiëntie als je zo snel mogelijk wil afstuderen. Zodoende draait een collegejaar steeds meer om het aftikken van studiepunten en steeds minder om jezelf ontwikkelen.

Zo ook het facebooken en praten tijdens college. Dat ligt niet aan de ‘asociale’ en ‘ongeïnteresseerde’ jonge generatie, maar aan een andere uitvinding die het studierendement moet verhogen. Tegenwoordig moeten studenten wekelijks minimaal 15 contacturen hebben. Op zich geen slecht idee, maar het halen van de norm wordt belangrijker gevonden dan een zinvolle invulling. Gevolg: nutteloze extra colleges en steeds meer aanwezigheidsplicht, waardoor studenten naar college komen omdat het moet en niet omdat ze het willen. Dan is hun aandacht er natuurlijk ook niet bij.

Begrijp me niet verkeerd – facebookende collegegangers zijn bijzonder respectloos en ik heb geen hoge pet op van medestudenten die zelden hun boeken openslaan. Maar als je studenten behandelt als scholieren, gaan ze zich ook als scholieren gedragen. Wil men weer geïnteresseerde studenten in de collegezalen, dan moeten ze geprikkeld worden met verdiepende en uitdagende stof die ze in alle rust tot zich kunnen nemen, zonder urennormen en gedram over nominaal lopen. Het zwaard van Damocles van het bindend studieadvies, B-in-5 en de harde knip leidt alleen tot cynisch calculeren en oppervlakkigheid.