Enerzijds Anderzijds

De stelling van deze maand: Het houden van huisdieren is onethisch

Tekst: Pleunie de Wild en Marit Willemsen

In Nederland is het houden van een gezelschapsdier de gewoonste zaak van de wereld. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek woont er in meer dan de helft van de Nederlandse huishoudens een trouwe viervoeter of een gevederde vriend en ligt het totale aantal beesten rond de 30 miljoen. De gemiddelde Nederlander knuffelt er dus lustig op los met de kat of het konijn. Het concept ‘huisdier’ wordt door vrijwel niemand in twijfel getrokken, maar zijn onze normen op dit gebied wel zo gewoon? Het huisdier heeft een hoge status, in sommige gezinnen wordt Fikkie zelfs als volwaardig lid van de familie gezien. Hoort een dier echter niet gewoon in het wild thuis in plaats van tam aan het lijntje? Waarom denkt de mens überhaupt dat we een dier als ons bezit mogen zien? Kortom: is het houden van huisdieren wel ethisch verantwoord?

Berry Spruijt, hoogleraar Ethologie en Welzijn van Dieren aan de Universiteit Utrecht ‘Wie van dieren houdt, moet geen dieren houden. Als je echt om dieren geeft, dan heb je het dier lief zoals het in optima forma is. Dat betekent naar mijn mening een beest dat lijkt op zijn wilde voorganger, in zijn natuurlijke omgeving. Gezelschapsdieren worden gefokt naar de menselijke voorkeur, bijvoorbeeld op uiterlijke kenmerken. Honden zijn hier een goed voorbeeld van. Sommigen zijn zodanig gemodificeerd dat ze meer gelijkenis vertonen met een konijn dan met een wolf, hun werkelijke voorouder. Kleine hondjes kunnen soms niet eens meer fatsoenlijk bewegen door de beperkingen die het gevolg zijn van genetische modificatie. Toch wordt ieder huisdier nog geboren met de behoeften van zijn oorspronkelijk soort, bijvoorbeeld veel lopen en buiten zijn. De mens vindt drie keer per dag uitlaten wel genoeg. Zo komen honderdduizenden honden en katten maar een fractie van de tijd die ze eigenlijk nodig hebben buiten. ‘Je hoort voorstanders van huisdieren vaak zeggen dat het beest beter af is bij een baasje. Het krijgt altijd te eten en te drinken en wordt niet nagejaagd door een roofdier. Dit is enkel een manier om goed te praten dat het dier elke verdere keuze wordt ontnomen. Stel die vraag eens aan jezelf. Wil je een leven waarin je complete verzorging krijgt, maar beperkte vrijheid ervaart, of een leven vol risico en spanning waar alle mogelijkheden openliggen, ook de slechte? ‘We moeten ons afvragen of de relatie tussen mens en huisdier wel zo’n goede symbiose is. Hebben beide partijen er voordeel van of ontnemen wij het dier alle vrijheden, modificeren we het naar eigen wensen en laten we het alleen leven zoals ons dat uitkomt? Dat het huisdier ons warmte en gezelschap geeft, vinden vooral mensen aangenaam. Het is maar de vraag of dat voor het dier ook geldt.’

Dr. Franck Meijboom, universitair docent Ethiek aan de faculteit Dierengeneeskunde aan de Universiteit Utrecht ‘Het houden van gezelschapsdieren hoeft geen probleem te zijn. In Nederland erkennen we de intrinsieke waarde van dieren. Dat houdt in dat ze meer zijn dan het doel waarvoor wij ze gebruiken. Waardering voor het dier zelf kan goed samengaan met het hebben van huisdieren. Daarmee kun je als baasje recht doen aan de waarde van het dier zonder dat je het alleen maar ziet als vervuller van een functie.’ ‘Het is gebleken dat het samenleven met dieren een toegevoegde waarde heeft voor de mens. Ook het huisdier kan veel goeds uit deze relatie halen. Een hond beleeft er bijvoorbeeld echt plezier aan om met zijn baasje in het bos te rennen. Gezelschapsdieren zijn daarnaast goed voor de interactie tussen mens en dier. Net als een museumbezoek verrijkt dit ons. Als je niet gaat zul je niet weten wat je mist, maar toch vinden we het belangrijk om te leren van kunst. Zo is het ook met de relatie tussen mens en dier. Deze is namelijk anders dan die tussen mensen. De dieren leren ons iets anders dan wat wij mensen onderling van elkaar leren. ‘Misschien heeft het houden van dieren iets egocentrisch, wij vinden het plezierig dat dieren ons gezelschap houden. Ik ken vrij weinig beesten die bij mij aanbellen en zeggen: “Ik wil in jouw huis wonen.” Dit sluit echter niet uit dat het voor een konijn of een hond met een ruime huisvesting prima leven is. ‘Het houden van huisdieren is vanzelfsprekend anders dan hoe het er in de natuur aan toe gaat. In onze samenleving doen we echter wel meer dingen die niet natuurlijk zijn en dit is niet per se verkeerd. Dieren houden kan heel goed samengaan met de belangen van het dier, mits je goede zorg kunt bieden. Daarom kan in zijn algemeenheid niet worden gezegd dat het onethisch is om huisdieren te houden.’

 

Enerzijds Anderzijds

De stelling van deze maand: geneeskunde is een veredelde hbo-opleiding

Tekst: Wouter Greven en Anders Hoendervanger

Studenten Geneeskunde worden opgeleid tot basisarts, waarna ze een vervolgopleiding kunnen doen of zich kunnen specialiseren. De artsen in spe worden aan de hand genomen door het veelal praktijkgerichte curriculum. In korte modules krijgen ze de stof toegediend om dit bij tentamens of een stage te kunnen reproduceren. In die zin wijkt de studie sterk af van de meeste andere universitaire studies in Nijmegen. In de wandelgangen, operatiekamers of collegezalen laait bij tijd en wijlen de discussie op of Geneeskunde wel zo academisch is. In Den Haag werd ook aandacht besteed aan deze discussie. Toenmalig staatssecretaris Annette Nijs van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelde in 2004 dat afgestudeerden van praktijkgerichte studies als Geneeskunde en Rechten een hbo-titel zouden moeten krijgen. Tegenstanders zijn van mening dat juist de wetenschappelijke elementen belangrijk zijn om de vele investeringen in de geneeskunde te rechtvaardigen en tot progressie te komen. Verdient de studie Geneeskunde een hbo-titel gezien het praktijkgerichte karakter? Past een studie met zoveel precisie en kennis wel op het hbo? En is er op de universiteit plaats voor zo’n beroepsgerichte opleiding? Kortom, in hoeverre is de opleiding academisch?

Dr. Herman de Regt, wetenschapsfilosoof aan Tilburg University ‘Geneeskunde is eigenlijk een hbo-opleiding. Dat wil zeggen, praktijkgericht met een nadruk op toegepaste wetenschap, maar dan geplaatst in een academische context. Wat dat betreft is Geneeskunde vergelijkbaar met de studie Rechten. Dit is ook een toegepaste wetenschap in een academische context. Als er meer bekend is over de plek van wetenschap in de academische wereld, kun je ook een duidelijkere mening vormen over “een veredelde hbo-opleiding”. Hoe de geneeskunde, met de nadruk op kunde, in het curriculum van de universiteit is terecht gekomen, kan men verklaren door te kijken naar de ontwikkeling van de wetenschap. ‘Na de Middeleeuwen kreeg geleerdheid als doel problemen op te lossen. Kijkend naar oude universiteiten als Oxford, zie je dat Rechten en Geneeskunde om die reden centraal stonden. Tegenwoordig zou je nog steeds kunnen verdedigen dat de studie voornamelijk –hoe je het ook wendt of keert– een beroepsopleiding is. De rol die wetenschap in de opleiding speelt is in eerste instantie instrumenteel. Het doel van de opleiding is nog steeds de studenten een bepaalde kunde bij te brengen, namelijk de vaardigheid die nodig is als praktiserend arts. Wetenschap levert allerlei kennis op en die leren studenten toepassen in de praktijk. ‘De academisch-wetenschappelijke wereld is van oudsher ontstaan om een aantal hardnekkige problemen op te lossen. Je moet niet uit het oog verliezen dat het opleiden tot een beroep het belangrijkste aspect van de studie is. Juist bij Geneeskunde is dit een belangrijke taak omdat heel veel mensen in tijden van medische nood om een arts vragen. Als patiënt wil je beter worden. Dus je hebt baat bij iemand die wetenschap toepast in plaats van je als proefkonijn te gebruiken – dat laatste gebeurt alleen als we niet weten wat te doen. In alle andere gevallen is “veredelde hbo-opleiding” helemaal geen negatieve term, maar juist een geuzennaam.’

Dr. Hub Zwart, wetenschapsfilosoof aan de Radboud Universiteit ‘Geneeskunde is geen veredelde hbo-opleiding. Het zou zeer onverstandig zijn om dat te stellen. Door de buitengewone complexiteit van het menselijk lichaam kan het niet zo zijn dat men enkel kennis toepast. De studie kent weliswaar een praktijkgericht curriculum, maar het blijft nog altijd een wetenschappelijke opleiding. Het kunnen inschatten van de betrouwbaarheid en de herkomst van de beschikbare kennis is een belangrijke voorwaarde voor een academicus. Het gaat niet alleen om toepassen, de duiding is nog veel belangrijker. Een arts moet dus niet alleen kunnen toepassen, maar ook de kennis hebben over hoe wetenschap werkt. ‘Tussen de geïnvesteerde bedragen in de ontwikkeling van medicijnen en de opbrengsten bestaat een enorme discrepantie. Er is veel geld in het wetenschappelijk onderzoek naar medicijnen gestoken de afgelopen dertig jaar. Het is eigenlijk heel teleurstellend wat dit heeft opgeleverd aan nieuwe geneesmiddelen. Kennelijk is de farmaceutische industrie op een of andere manier aan het eind van haar latijn. Er moeten nieuwe ingangen worden gevonden. Waar dat nu nog niet lukt, kan dat over tien jaar heel anders zijn. Daarom mag de wetenschappelijke dimensie van de opleiding wel versterkt worden. ‘Men is in de Geneeskunde naarstig op zoek naar nieuwe aangrijpingspunten. Interpretatie van nieuwe onderzoeksresultaten vergt veel kennis op het gebied van onderzoeksmethodologie en wetenschapsfilosofie. In een praktijkgerichte opleiding is het zo dat je wacht tot een discussie is uitgewoed, waarna je kennis gaat toepassen. In een wetenschappelijke context moet je als het ware mee kunnen doen in de discussie. Kortom, misschien moet men beslissen dat sommige onderdelen van de studie academischer worden en andere onderdelen juist meer praktijkgericht. Maar Geneeskunde een praktijkgerichte opleiding? Nee.’

Bekijk hier de overige artikelen uit de november-ANS.

 

Enerzijds Anderzijds

De stelling van deze maand: Deurbeleid op basis van uiterlijke kenmerken is terecht

Tekst: Gijs Hablous

Tijdens een avond stappen met je vrienden wil je simpelweg van bar naar bar hoppen. In sommige gevallen wordt je komst echter niet gewaardeerd. Zichtbare tatoeages, sneakers of petjes kunnen redenen zijn om kroegbezoekers te weigeren. Door deze eisen kan een deel van het uitgaanspubliek niet beginnen aan zijn drankje in de club. Deze regels komen wellicht onterecht over, maar je kunt ook stellen dat de portier gewoon zijn werk doet en zich beroept op het huisreglement van zijn opdrachtgever. De wet staat toe dat horecaondernemers zelf hun deurbeleid bepalen, mits het beleid niet tot discriminatie op basis van etnische achtergrond, geslacht, religie of seksuele geaardheid leidt. Is het terecht dat kroegbazen zelf bepalen welke eisen zij aan hun gasten stellen of moet iedereen onbezorgd een avondje stappen kunnen beleven? Kortom: mag er door de uitsmijter geselecteerd worden op uiterlijke kenmerken?

Michiel Menting, Veiligheidsadviseur bij Alpha Security ‘Ik ben van mening dat uitgaansgelegenheden beleid mogen voeren dat selecteert op uiterlijke kenmerken. De reden die café-eigenaren hiervoor hebben, is vaak dat er op die manier gevaarlijke situaties voorkomen kunnen worden. Veiligheid van de kroeggasten komt altijd op de eerste plaats. Als dat betekent dat mensen aan de deur moeten worden geweigerd op basis van de kleding die zij dragen, dan keur ik dat goed. ‘Zowel bij grote openbare evenementen als tijdens reguliere stapavonden is er sprake van risicogroepen. Een voorbeeld hiervan zijn voetbalhooligans, te herkennen aan clubkleding. Van tevoren wordt door beveiligingsbedrijven in samenwerking met de opdrachtgever, in dit geval een café, besproken welke regels die avond gelden. Hier kunnen kledingvoorschriften onderdeel van zijn, bijvoorbeeld een verbod op sportkleding of een eis om netjes gekleed te gaan. Als een individu niet de juiste kleding draagt en dus niet voldoet aan de gestelde eisen, kan diegene de toegang worden ontzegd - ook als de betreffende persoon nooit eerder voor problemen heeft gezorgd. Het uitsluiten aan de deur is rechtvaardig, zolang dit kan worden verantwoord met huisregels van de horecagelegenheid of op basis van een risicoverwachting. Voor de teleurgestelde gast in kwestie is het een kleine moeite om anders voor de dag te komen of om een andere bar te bezoeken. ‘Het is ook legitiem om mensen te weigeren die niet in het beeld van de avond passen. De sfeer die een eigenaar in zijn café wil creëren is volledig aan de kroegbaas zelf. Zo kunnen kledingmerken worden verboden die voor een grimmige sfeer zorgen. Hier geldt weer dat de deurwacht op de hoogte moet zijn van de regels en deze uit moet kunnen leggen aan de gasten. Met andere woorden: de beveiliger moet genoeg munitie hebben om alle mogelijke vragen te beantwoorden en twijfel weg te nemen.’

Dr. Peter Timmerman, ethicus aan de Rijksuniversiteit Groningen ‘Mensen uitsluiten op basis van uiterlijke kenmerken is wat mij betreft moreel onacceptabel. Iemand kan dan worden geweigerd omdat de portier voorspelt dat diegene zich zal misdragen. De uitsmijter veronderstelt bijvoorbeeld dat iemand met tatoeages zich agressief zal gedragen, omdat deze types vaak ruzie zouden zoeken. Wanneer je geen bewijs kunt aanvoeren, zoals eerder voorgevallen conflicten met die persoon, is een gast de deur wijzen niet te rechtvaardigen. Je maakt hem dan verantwoordelijk voor negatief gedrag van anderen. ‘Een horecaondernemer of beveiliger vindt dat de belangen van eenlingen die niet naar binnen mogen niet opwegen tegen het belang van de grote groep gasten die al binnen is. Veiligheid heeft volgens hen prioriteit en wie wordt weggestuurd, kan wel ergens anders terecht. Hier gaat het om een soort schijnveiligheid: het is namelijk niet bekend of de potentiële gasten die worden geweigerd zich zouden hebben misdragen. In zekere zin wordt mensen zo de vrijheid ontnomen om, net als degenen die wel binnen mogen, te laten zien dat zij zich netjes gedragen. ‘Selectie op de juiste manier en met de juiste redenen kan ik begrijpen. Zo ben ik niet tegen kledingvoorschriften in het algemeen, alleen er is wat mij betreft een grens. Deze is bereikt wanneer het voor een bepaalde groep, bijvoorbeeld mensen met minder financiële middelen, moeilijk wordt om aan de eisen, zoals chique kleding, te voldoen. In de praktijk is iets als een petjesverbod makkelijk te implementeren en hieraan kunnen gasten zich eenvoudig aanpassen, dat is minder problematisch. Bij tatoeages is deze aanpassing niet mogelijk. Uiteindelijk moet gelijke behandeling het uitgangspunt zijn. Dit weegt voor mij zwaarder dan het eventueel voorkomen van een mogelijk gevaarlijke situatie.’

Bekijk hier de overige artikelen uit de december-ANS.

 

Enerzijds Anderzijds

De stelling van deze maand: Geanimeerde kinderporno moet worden toegestaan

Tekst: Ronald Peeters en Jan Harm Westerdiep

Schichtig kijkt hij over zijn schouder terwijl hij het ongure cafeetje binnenloopt. De barman herkent hem al en opent de deur naar een kamertje achter de bar. Daar ligt zijn favoriete meisje al te wachten. Ze is dertien en beeldschoon. Een half uur later laat hij haar huilend achter. Hoewel dit een onwaarschijnlijk scenario lijkt, is alles mogelijk in de virtuele wereld. Kinderporno is verwerpelijk. Toch bestaan er mensen, naast pedofielen, die kinderporno willen legaliseren. Het gaat hierbij om zeer realistische animaties die dan als substituut dienen voor gefilmd kindermisbruik. Juridisch gezien is ook bezit van dit materiaal verboden. Gesteld wordt namelijk dat het kijken van dit soort porno ervoor zorgt dat potentiële kindermisbruikers in de verleiding komen hun pedofiele fantasieën uit te voeren. Er zijn echter ook seksuologen die zeggen dat het aanbieden van geanimeerde kinderporno een uitlaatklep biedt aan pedofielen. In hoeverre wordt pedofilie versterkt door met de computer gemaakt materiaal? Weegt dit gevaar op tegen de eventuele positieve werking als het middel voor therapie? Kortom: helpt het huidige verbod in de strijd tegen kindermisbruik of werkt het dit doel juist tegen?

Erik Van Beek, seksuoloog/filosoof bij Expertise Centrum Haarlem
‘Geanimeerde kinderporno moet worden toegestaan. Dit is een manier om het aantal gevallen van kindermisbruik te laten dalen, want dit heeft natuurlijk de prioriteit. Voor gematigde pedofielen, die niet direct de behoefte hebben hun fantasieën te realiseren, dient dit genre van porno als uitlaatklep. Dit kan pedofielen in therapie leren grip te krijgen op hun gevoelens. Hierdoor neemt de kans op werkelijk misbruik af, ze hebben hun daden beter onder controle. ‘Deze beheersing is belangrijk, pedofilie is een geaardheid en hieraan kan niets worden veranderd. Het enige wat men kan doen is proberen pedoseksueel gedrag te reguleren. Hiervoor is het nodig de fantasieën toe te staan. Pedofielen die onder stress staan, voortkomend uit de onderdrukking van hun behoeften, gaan eerder over de schreef. We moeten hen juist de kans geven die behoeften te bevredigen op een kindveilige manier, geanimeerde porno geeft deze mogelijkheid. Dit leidt niet direct tot meer misbruik zoals sommige stellen, het verband tussen fantasie en het willen uitvoeren daarvan is nooit aangetoond. ‘Daarbij moet gezegd worden dat er nog weinig onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van de beoogde porno. Zelfs voor wetenschappelijke doeleinden is het gebruik van alle soorten kinderporno namelijk verboden. We weten dat geanimeerde porno, hoe extreem ook, bij hetero’s en homo’s tot prikkels leidt maar niet tot buitensporig gedrag. Waarom zou dit dan niet, puur theoretisch, ook voor pedofielen gelden? Zeker voor mensen die al een delict hebben gepleegd, kan virtuele kinderporno de situatie niet verslechteren, wel erger voorkomen. ‘Het geanimeerde materiaal moet niet zomaar worden aangeboden. Dit moet eerder onderdeel zijn van een therapeutische behandeling met als doel het aantal werkelijke delicten te verminderen. De neiging naar seks met kinderen zal nooit verdwijnen, de leefbaarheid voor de pedofiel verbetert wel wanneer deze leert de behoefte te bevredigen met fantasieën en geanimeerd materiaal.’

Christa Vermeij, woordvoerder Stichting Stop Kinderporno en Abuse
‘Het gebruik van geanimeerde kinderporno moet verboden blijven. Deze vorm van porno lijkt misschien onschuldiger, maar het idee erachter blijft hetzelfde: fantaseren over het misbruiken van kinderen. Deze animatiefilms zijn voor personen die met pedofiele gevoelens worstelen eerder het begin om in de wereld van kinderporno te belanden. Op den duur zal dit niet meer bevredigend werken en is de stap naar foto’s of filmpjes met echte kinderen kleiner. ‘Onze organisatie ziet geen permanente oplossing voor het gebruik van kinderporno en het bijbehorende misbruik. Een reden hiervoor is dat er altijd vraag zal blijven bestaan naar echt materiaal, zeker vanuit pedofielen die al eerder de fout zijn ingegaan. Hierbij speelt het machtsaspect voor veel van hen een zeer belangrijke rol. Ze vinden een kick in de controle die ze uitoefenen op een slachtoffertje en het idee met hen te kunnen doen wat ze willen. Machtsmisbruik is niet aanwezig bij geanimeerde porno, pedofielen weten dat ook. Iemand die kinderporno wil vinden, zoekt naar iets om opgewonden van te raken. Het pakje tissues ligt bij wijze van spreken al klaar. Als ze een geanimeerd filmpje zien dan werkt dat niet. Ze verlangen naar realistische beelden waarop de angst en gezichtsuitdrukkingen van kinderen te zien zijn. ‘Om toch enig effect te hebben dient het materiaal zo waarheidsgetrouw mogelijk te zijn. Daardoor wordt het moeilijk om grenzen vast te stellen. Is iets bijvoorbeeld misbruik als de geanimeerde beelden gebaseerd zijn op de naakte lichamen van bestaande kinderen? ‘Het is heel nobel om te denken dat er door geanimeerde kinderporno geen kinderen meer misbruikt worden. Vanuit mijn organisatie heb ik echter genoeg ervaring met zedendelinquenten en heb ik, door middel van gesprekken met deze groep, enig idee wat er in hen omgaat. Ze zullen animaties nooit gebruiken als vervanging, het enige wat we kunnen doen is al het bezit verboden houden. Kinderporno zal nooit helemaal verdwijnen ondanks dat dit wel zou moeten. Je mag in sprookjes geloven, maar of ze ooit uitkomen is een tweede.’

Bekijk hier de overige artikelen uit de oktober-ANS.