Column: Busdienst Breng = NSB

De pest voor onze maatschappij, dat moeten arrogante buschauffeurs zijn. Zonnebrilletje op, stoer kijken en dan de hele dag met duidelijk zichtbare tegenzin je werk doen. Kuddes studenten afsnauwen dat ze ‘niet bij die sensor moeten gaan staan!!’ maar wel stoppen bij een halte als de bus al tot de nok toe vol zit. Wat verwacht je dan, buschauffeur, in je ontzettende chauffeurspak? Met je logge lichaam en je radiootje, je handheld met handsfree setje en je paarse broodtrommel…

Vrouwelijke buschauffeurs, dat zijn de ergste. Met uitgekiende precisie altijd exact vijf meter voorbij de eerst wachtende stoppen, zodat je naar hén toe moet lopen. Verknipte zielen zijn het, die vrouwelijke buschauffeurs. Van die mislukte feministes met compensatiedrang. Ergens in de sollicitatiecommissie moet iemand met groot genoegen aanstormend vrouwelijk buschauffeurstalent selecteren op hun narcistisch-sadomasochistische neigingen. Om bij Breng aan de slag te mogen, moet je zo’n wreed kind geweest zijn dat z’n eigen cavia verdronk in een emmer azijn, of zo’n kleine etter die graag het kleine broertje domineerde en scheten op z’n hoofd liet.

Maar de overtreffende trap van addergebroed uit de diepste krochten van Mordor zijn diegenen van je eigen soort die overlopen naar de vijand. De sollicitatiecommissie van Breng is momenteel op  zoek naar studerend buschauffeurstalent dat op en rond de campus vrolijk medestudenten moet rond gaan rijden. Wat een megafaal! Ooit gehoord van ‘Das Experiment’, waarbij een groep mensen in twee groepen wordt verdeeld en de ene groep een dominante rol over de andere krijgt toegewezen, wat vervolgens volledig uit de hand escaleert? Nou, dat dus. Studenten die studenten op de campus rondbrengen, het klinkt superleuk, de perfecte bijbaan. Maar hiermee kweken we dus de ergste kampbeulen, de meest vuile hypocriete meelopers die bij uitstek mensen laten wachten bij de halte als er iemand tussen staat wiens kop ze niet aanstaat, met wie ze ruzie hebben en die alleen stoppen voor lekkere wijven. Die uitgebreid de tijd nemen tijdens het rangeren op het busstation als de trein richting Utrecht over een minuut vertrekt, gewoon omdat ze op die manier een wit voetje kunnen halen bij collega’s Hans en Diny. Vriendjespolitiek, een corpsbal als chauffeur en dus een bus vol gratis reizende, brallende corpsballen, dat is ons voorland. ‘Burgers’ mogen niet mee of betalen dubbeltarief.

Wie dacht dat met zijn opa de laatste NSB’er deze aarde had verlaten zat fout. Tientallen jonge fanaten staan al trappelend in het gelid om hel en verdoemenis over de campus uit te storten, om die te zuiveren van iedere ongewenste passagier. Verraders zijn het, verkapte communisten en NSB’ers. Al had ik geen rooie cent meer en vrat ik al weken bloembollen, ik zou mijn dierbare medestudenten nooit zo lafhartig in de steek laten en een baan nemen als buschauffeur op de campus. Tenzij ik gratis mag lunchen bij de Döner Company op het station.

 

Open brief aan alle Nederlandse militairen

Laat ik eens beginnen met een kleine geschiedenisles: in de jaren ’50 rees in Egypte een heldhaftig groepje mannen dat zichzelf de ‘Vrije Officieren’ noemde naar de top van de macht in hun land. Als beroepsmilitairen van het Egyptische leger besloten zij dat het genoeg was, de corruptie en de uitbuiting van hun volk en het doorrotte bestuur van hun koningshuis. Wat ze deden was fantastisch, ze pleegden een coup.

Tot vorige week was mijn haat niet diep geworteld genoeg om op te roepen tot een burgeropstand, totdat ik koning Willem zag stuntelen tijdens zijn eerste troonrede. Een bizar tafereel, een clownesk gebeuren dat bol staat van grootheidswaan en achterhaalde traditie; een koning die er plompverloren bij zit met aan zijn zij een vrouw die haar mond dient te houden maar die door haar achterlijke hoofddeksel toch alle aandacht naar zich toetrekt. Er zullen opnieuw zeer rigoureuze bezuinigingen volgen, dat was wat dit toneelspel op eufemistische wijze diende over te brengen. Onder leiding van onze incompetente volksvertegenwoordigers moeten we vooral onze bek houden en lijdzaam afwachten.

Genoeg is genoeg, de tijd is gekomen dat wij, burgers de handen ineen slaan met jullie, militairen. Ons land verdient een staatsgreep.

Jullie kunnen toch niet ontkennen dat de politici, waar jullie het internationale verlengstuk van zijn, geen zak terugdoen? Je stelt je leven in de waagschaal tijdens uitzendingen, je verliest manschappen en dit land verliest burgers en in ruil daarvoor word je gekort op alles wat je lief is; je wapentuig word je ontnomen, doorstromen wordt bemoeilijkt en in de nabije toekomst zal nog eens een complete divisie letterlijk het veld moeten ruimen, wat betekent dat je collega’s je ook worden ontnomen. Hoogste tijd dus dat jullie gaan inzien dat de missies van de laatste jaren primair uit geopolitieke en economische belangen waren, niet om ‘democratie en vrijheid’ te brengen. Winning hearts and minds, was de slogan. Dat was een illusie, er is niets gewonnen, er is weinig veroverd en er is een heleboel kapot gemaakt, met name mensenlevens. Alles gerechtvaardigd door de slappe voorwendselen die de agendamakers van deze wereld ons voorhielden en waarvan jullie dachten dat het een nobel streven was. Laf, achterbaks en goor politiekspel waarbij jullie opnieuw worden geslachtofferd, niet op het slagveld maar door je eigen leiders die jullie een mes in de rug steken. De klus is geklaard, het beleid uitgevoerd en dus kunnen de bezuinigingen verder opgeschroefd naar een niveau dat de totale krijgsmacht vleugellam zal maken. Geen gekwalificeerd personeel, wel zevenendertig peperdure nieuwe straaljagers. Dat klopt niet.

Ik ben geen voorstander van militaire interventie. Jullie uiteraard wel want het genereert internationaal aanzien en bovendien financiële middelen om de eigen kas te spekken. Toch gaan jullie uit van een rechtvaardige oorlog maar Afghanistan, Irak, Tsjaad, de Golf van Aden en misschien Syrië waren en zijn dat niet. Het is een omgekeerde jihad, waarbij niet theocratie door islamitische wetgeving maar imperialistisch neoliberalisme de boventoon voert. Jullie zetten je in voor een foute zaak maar met goede intenties. Je offert je eigen mannen en vrouwen op en wat je terugkrijgt is een medaille en een behandeling tegen PTSD. Jullie worden consequent ondergewaardeerd, is dit dan niet het moment je tegen de gefaalde Nederlandse staat te keren en te eisen wat jou toekomt: het recht om te weten wat de motieven van overzeese interventies zijn, een rechtmatige behandeling en bovendien een baangarantie en geen snijgarantie? Jullie zijn terecht boos maar jullie zijn niet de enige slachtoffers van deze bezuinigingen.

Lieve militairen: wij burgers hebben jullie nu meer nodig dan ooit. Doe datgene wat juist is, namelijk het beschermen van je landgenoten tegen buitenlandse én binnenlandse dreiging, tegen de bedreiging van ons doorrotte politieke systeem en het koningshuis die de daadwerkelijke vrijheid in Nederland ondermijnen. Kom in opstand en pleeg een coup, miljoenen mensen staan achter jullie. We are Legion!

 

Herman in de zon op een terras

‘Dat zijn verdomme goeie billen, Sjakkelien’, bromde Herman tegen zijn vrouw terwijl de serveerster deed of ze hem niet hoorde. Hij liet de laatste druppels bier uit zijn pul naar binnen glijden en mompelde binnensmonds ‘verrekte goeie billen ja’. Herman, zestiger en met een smerig Amsterdams accent, had de neiging in elke zin een vloek of krachtterm te gooien. Ook had hij de grootste moeite met de naam van zijn vrouw en een coherent gesprek voeren met de inmiddels zatte Jordanees was volstrekt onmogelijk. Wanneer ik hem per ongeluk ‘u’ noemde, antwoordde hij steevast met ‘mijn naam is Herman’, uitgesproken zoals alleen Amsterdammers dat kunnen met hun poging tot taalverkrachting. Ik vroeg Herman iets in de trant van ‘maar wat dééd u dan bij de KLM destijds?’, want dat was wat ik wilde weten. Herman begon dan met ‘ach vent, donderstraaltyfus toch op man, krijg de pestpokken. Mijn naam is Herman’. Hij vond het zelf erg geestig.

Herman verzoop zich in zijn leugens; hij was ooit piloot, momenteel goed bevriend met André van Duin en hij deed ‘iets’ met musicals. Hij had het steeds over de voor mij onbekende show ‘Setterdé Neizfiever’ waarin Chantal Janzen een rol had, zo wist vrouwlief Sjakkelien. Ik wist van haar ondertussen dat ze terminaal was, ze leed aan zo’n acht ziektes en haar linkervoet was gehuld in een skischoen. Dat was omdat ze moeilijk liep maar zij kon er vast ook aan doodgaan, terminaal als ze was. Ze zou spoedig sterven en dan zou ze gecremeerd worden waarna haar as als inkt zou dienen voor een tatoeage voor Herman. Sjak was uitgesproken, ze rochelde flink, stak een Gaulloises op en nam een slok bier. Ja, ze zou spoedig sterven. Ik kende Herman en zijn vrouw inmiddels vijf minuten.

Joop van den Ende was Hermans maatje en samen gingen ze de Publieke Omroep op z’n kop zetten, dat moest ik van hem aannemen. Paul de Leeuw was toch ook zo’n vervelende man, hij mocht best homo zijn maar nu maakte hij zijn eigen ras belachelijk, aldus de onsamenhangende visie van Herman. Ik had honger en mijn saté werd koud maar ik kreeg de kans niet er aan te beginnen. Hoe kwam ik in hemelsnaam naast deze totaal verknipte, wezenloze randfiguren te zitten?

Tegenover mij zat een vriend die net als ik in rap tempo zijn saté zag vergaan. Hij is nieuwslezer en dat was tegen het zere been van Herman want hij had toch wel zo’n gloeiende teringhekel aan de verkeersinformatie op Radio 1. Hij wond er geen doekjes om dat hij überhaupt een afkeer van Radio 1 had. Ja, hij luisterde iedere dag naar Radio 1. We vertelden Herman over de knop op de radio, en dat hij die kon omzetten. In respons ging Herman zijn lijstje bekende journalisten opdreunen. Humberto Tan, da’s een neger, wat vond ik nou van hem? En van die overbetaalde klootzakken van Pauw & Witteman en Knevel & Van den Brink? En dan Matthijs van Nieuwkerk met z’n bek, dat was ook een lul.

We waren het stadium van politiekcorrecte antwoorden nu wel voorbij. Humberto Tan had zijn huidige baan inderdaad nóóit mogen krijgen als kleurlingzijnde en al die overbetaalde Publieke Omroepambtenaren moesten direct hun salaris met 80 procent terugschroeven. We beloofden snel langs te komen om met Joop van den Ende onze carrière door te spreken en we hoopten hem te ontmoeten bij Setterdé Neizfiever. Gerustgesteld dronk Herman zijn inmiddels hervulde pul leeg, hij vloekte nog wat, stond op en vertrok. Bij het opstaan verloor Herman een bonnetje van de Christine le Duc waarop een setje batterijen, een butt plug en een anusdouche vermeld stonden, bij elkaar €34,95. Arme Sjak. Ze waggelde haar man willoos achterna en als ze niet vlug overleed aan één van haar ziektes dan zou haar langdurige aanwezigheid in de nabijheid van Herman haar ongetwijfeld hersendood maken. Beste Sjakkelien, ik hoop dat je snel uit je lijden verlost bent. Krijg de pesttyfus, Herman.

 

Bijzonder

Beste eerstejaars,

Het lijkt mij maar het beste om te beginnen met het volgende: jullie zijn niet zo bijzonder. Natuurlijk, je zou het graag zijn, je wilt graag bijzonder gevonden worden. Mensen moeten naar je kijken en denken: hij of zij, die komt er wel. Zo intelligent, zo spitsvondig en een goede leerling ook.

Je bent misschien behoorlijk wijs voor je leeftijd of integer of welbespraakt en je hoopt dat anderen dit zien en zulke capaciteiten aan jou toeschrijven. Misschien beschik je inderdaad over een hoge intelligentie en ben je erg welbespraakt. Toch ben je niet bijzonder.

Er zijn er zo veel van jou. Aankomend studenten met de wildste dromen voor de toekomst en met hooggespannen verwachtingen over hun eerste indruk, over de impressie die ze willen achterlaten op hun medestudenten, hun docenten en hun nieuwe huisgenoten. Iedereen wil wel een beetje bijzonder zijn, excentriek misschien zelfs, als je het durft. Excentriekelingen, zij springen er immers uit. Quasinonchalant tolereer je hun aanwezigheid, alsof het je niet kan schelen dat juist zij altijd in het middelpunt staan. Ze worden toch ook vaak bespot, en zijn ze tegelijkertijd niet een beetje vreemd? Maar dan, ‘s nachts, in je studentenbedje, als je niet kunt slapen omdat je huisgenoot weer een leuke eerstejaars ligt aan te drukken, ga je liggen fantaseren.

Wat als ik ook iets meer was als die uitbundige, welbespraakte jongen uit m´n klas? Zou ik dan populairder zijn, zouden m’n klasgenoten mijn opmerkingen dan wél een nuttige bijdrage vinden?

Troost je. Die uitbundige, welbespraakte jongen is niet bijzonder. Ook van hem zijn er velen. En ja, hij wordt inderdaad zowel bewonderd als bespot. Dan heb jij het toch makkelijker, jij ietwat onzichtbare maar altijd stoïcijns doorwerkende en stabiele leerling. Geen ups en downs voor jou, geen pieken van euforie omdat je medestudenten en docenten je dagelijks ophemelen, geen dalen wanneer je opeens in ongenade valt en wordt afgeserveerd alsof je slechts een bron van vermaak was. Nee, voor jou, jij modale student, is het leven heel waarschijnlijk een reis over een uitgestrekte vlakte, met hier en daar een kleine zandduin die je even het gevoel geeft wel degelijk bijzonder te zijn, of die je ontmoedigt door te gaan met je studie. Het zal allemaal relatief blijken. Je haalt je studie, misschien met een kleine vertraging, je bouwt, net als ieder ander, een studieschuld op, je verliest je maagdelijkheid als je die al niet kwijt was en je zult regelmatig straalbezopen zijn. En dan zullen al je grote dromen je uiteindelijk voorbij varen terwijl jij in de leegte na je studie op zoek bent naar de juiste richting en alles opeens totaal anders loopt.

Jongens, jullie zullen een meisje vinden die je droomvrouw (b)lijkt te zijn. Zij zal je een paar kinderen schenken, in eerste instantie omdat zij ‘er wel klaar voor was’, de één of twee koters erna zijn te wijten aan jouw plots ontstane vadergevoel na de geboorte van je eerste kind. Je zult nooit opnieuw de dromen willen najagen die inmiddels lang vervlogen zijn. Kun jij je die dromen nog herinneren, of is de herinnering aan een droom waarvan je niet precies meer weet hoe hij er uit zag eigenlijk zelfs prettiger? Ooit had ik een droom, zul je dan denken, en het was een mooie droom. Nu is er de leaseauto, het huis, de kinderen. Ja, het is cliché om het cliché te noemen, maar zelfs de hond wordt toegevoegd aan jouw toekomstperspectief.

Meisjes, jullie willen arme kinderen helpen in het buitenland. Goed werk doen, iets betekenen. De obsessieve prestatiedrang en de onwerkelijke dromen van die jongens kunnen jullie niet begrijpen. Jij wilt dáádwerkelijk bijzonder zijn, een toegevoegde waarde voor de wereld om je heen. Net zoals iedereen dat wil; jij bevindt je in goed gezelschap. En wanneer ook jij, met een kleine uitloop vanwege je bestuursjaar, afgestudeerd bent en denkt dat je het helemaal gaat maken, loopt het allemaal toch anders. Onverhoopt, onverwacht, een aanbod voor een baan in Nederland. Die jongen van vroeger, uit vier VWO, hij bleef op je wachten en nu sta je op de rand van een nieuw avontuur met hem. Terug naar je geboortedorp waar je een leuk appartementje huurt. Ach, wat zou het, hier voelt het vertrouwd. Die toekomstdromen komen wel een keer, voor nu ben ik gelukkig. Maar die toekomstdromen komen nooit meer, ze vergaan met elke stap richting burgerlijke vastigheid. De ooit gekoesterde droom om bijzonder te zijn is nu definitief verleden tijd. Je ontwaakt in de toekomst en beseft dat dit is verworden van je leven, zo’n zes of zeven jaar vanaf nu; een modaal leven met een modale baan, een kind, een huis en een partner. Net zoals de meesten. Vakanties vier je in Frankrijk, waar je bij de ring om Parijs in de file staat met je Opel Zafira waarvan de airco kapot is en met een sleurhut aan de trekhaak gekoppeld. Net zoals de meesten.

En weet je? Dat geeft helemaal niets. Want ook niet-bijzonderheid is prima. Een enkeling van wie je het nooit verwachtte is straks ontzettend succesvol, misschien zelfs bijzonder, als je het zo wilt noemen. Wie weet kijkt een ander ook zo tegen jou aan. In ieder geval zul in je eigen perceptie nooit zo bijzonder zijn als diegene tegen wie je opkijkt. En daarom is misschien wel niemand écht bijzonder, want ook van de excentriekelingen, de succesvollen en de welbespraakten zijn er duizenden en duizenden op deze wereld, die ieder op hun beurt weer opkijken tegen een ander. Berust maar in je toekomst, kijk om je heen en realiseer je dat die jongen of dat meisje, je nieuwe studiegenootje die al de hele dag zo wanhopig zoekt naar oogcontact, naar een praatje met jou, en die nu ‘per ongeluk’ naast je is gaan zitten, dat hij of zij het onontkoombare patroon van de rest van je leven verwezenlijkt. Je toekomst ontvouwt zich altijd anders, tegengesteld van de plannen die jij voor ogen had. Je ontmoet iemand in wiens ogen jij wel degelijk heel bijzonder bent en je beseft dat jouw eerdere plannen opeens niet meer zo belangrijk zijn. Misschien zoeken we allemaal naar die ene persoon die ons oprecht bijzonder vindt, echt, onvoorwaardelijk en voor altijd bijzonder. Van bijzonder willen zijn naar bijzonder gevonden worden. Ik hoop in het bijzonder dat jullie tijdens je studie door die ene persoon gevonden worden.

 

Help Bertus aan een platencontract!

Opeens wist ik het. Ik word muzikant. Muziek maken met scherpe teksten en dan op Pinkpop staan, of in Hyde Park. Optreden voor duizenden mensen die mij allemaal geweldig vinden. En dan doen alsof ik heel normaal ben gebleven terwijl het natuurlijk keiharde autofellatio is; iedereen krijgt een hard plassertje van een groot publiek dat je naam scandeert. ‘Ber-tus, Ber-tus, Ber-tus!’ ‘We’ve got a ‘Huid’, we’ve got a ‘Schuiver’, Huid-schuiver!’ Brrr, kippenvel.

Ik speel in een bandje. We coveren vooral nummers van de Red Hot Chili Peppers en de bandleden zijn allemaal piloten, op mij na. Ik vlieg niet maar ik ben wel een laagvlieger, ik doe een rare studie en ik schrijf stukken waar ik niet voor betaald krijg. Zij zijn hoogvliegers, zij verdienen bakken met geld en mogen de meerderheid van de tijd een beetje naar buiten gluren als ze boven de de grote plas vliegen. Als we niet spelen, serveer ik de jongens bier in de kroeg. Eigenlijk ben ik de keiharde outsider van de band, en ook nog eens de gitarist. Gitaristen zijn over het algemeen lui, aandachtvragerig en ze forceren ruzies. Bovendien hebben ze vaak één of andere verslaving. John Frusciante van de Peppers, Jimi Hendrix en Stevie Ray Vaughn zijn mijn muzikale voorbeelden.  Zij scoorden op het gebied van verslavingen een ruime voldoende. Een illuster gezelschap waar ik mij ook onder mag scharen als ik eenmaal bekend ben, mits ik wat vaart maak met mijn drugs en alcoholverslaving. O, en misschien moet ik nog iets aan mijn gitaarspel schaven. Ooit, ooit sta ik daar in Hyde Park of op Pinkpop.

Nu ik vakantie heb, heb ik de tijd om een en ander te overdenken. Introspectie, zelfreflectering en dat soort gare termen. ‘Wat wil ik eigenlijk met mijn leven?’ Wil ik nog een jaar studeren, nu ik de bachelor heb afgerond? Of ga ik als één van de 800 reageren op een vacature, voor een leertraject van een jaar? En daarna? Introspectie, ik begin er niet meer aan. Man, wat werkt dat verlammend op je keuzegedrag.

Toen ik gisteren ging oefenen met m’n bandje dacht ik: eigenlijk is dit het leven. Bier drinken met de jongens, slap ouwehoeren over zaken waar we geen verstand van hebben en een beetje rammen op instrumenten. In een schuur. Als ik dat nou betaald kan doen, optreden over de hele wereld terwijl alles voor je wordt geregeld en ik lekker bier mag drinken, dat zou fantastisch zijn. Lange termijn plannen maak je niet, want een creatieve artiest overlijdt op z’n 27e aan een cocktail van drank, pijnstillers en heroïne. Wat een heerlijk vooruitzicht: ik word in no time steenrijk maar ik geniet er niet van en dan ik ga veel te vroeg dood. Dat mensen op m’n begrafenis zeggen: ‘Zo zonde. Hij had nog zo veel te geven’, terwijl dat natuurlijk volstrekte onzin is. Misschien was ik wel gewoon  klaar op m’n 27e en ging ik mezelf daarna alleen maar herhalen. Wereldfaam dus. Kinderlijk naïef zegt u? Vergeleken met de baankansen voor pas afgestudeerden in mijn vakgebied is het een heel weloverwogen keuze. Tot ziens op Pinkpop. Als ik dat eenmaal bereikt heb, dan hang ik mijn pen voorgoed aan de wilgen. Alle reden dus om mijn toekomstige platen tegen betaling te downloaden!

 

Lekker Luchtig Seksnieuws!

Studentennieuws vind ik meestal wel vermakelijk. Vooral vanwege de luchtigheid, het omhelst eigenlijk altijd maar een paar onderwerpen: seks, fraude, stakingen en drankmisbruik. Alles wat goed is aan het studentenleven dus, want frauderen behoor je als student tot ultieme sport te verheffen, drank moet je van harte misbruiken, staken is je mooie democratische recht waar je hoe dan ook een keer gebruik van moet hebben gemaakt en seks, tja. Seks is überhaupt een van de redenen om te gaan studeren. Ver weg van huis in een jou volledig vreemde stad jezelf in één studiejaar een heel nieuw sociaal netwerk bij elkaar konijnen, schitterend.

Nieuwtje van vorige week: veel studenten gebruiken op vakantie geen condoom. Goed nieuws natuurlijk; iedereen weet dat condooms vreselijk irritante dingen zijn, ook voor de vrouw. Rubber smaakt immers vies. In je krappe tentje op vakantie hannessen met een volgekwakt condoom terwijl je er voor moet waken niet over de slaapzak van je beste vriend heen te morsen. Walgelijk. Studenten snappen dit euvel. Want denk maar niet dat zij na de vakantie opeens weer braaf piemelhoesjes gaan gebruiken. Gewoon lozen die eiwitshake, in de onderbuik van een gewillig slachtoffertje. De dame in kwestie mag er daarna mee doen wat haar goeddunkt. ‘Ja maar Bertus, je kunt toch soa’s oplopen door onveilige seks?’ Inderdaad! Maar soa’s, daar hoef je je niet voor te schamen. Soa’s moet je afvinken en sparen als trofeeën. Je verschrompelde, beschimmelde geslacht als ultieme oorlogswond ten toon spreiden in de kroeg, ten overstaan van al je vrienden, dát is waar soa’s voor dienen. Draag ze met trots en vertel het liefst ook aan iedereen wie er zo vriendelijk was om het genitale wratje met je te delen. ‘Maar Bertus, kinderen, die krijg je toch ook door onveilige seks?’ Hoera voor de abortuskliniek jongens. Die lui leven bij de gratie van onveilig rondneukende studenten. Tegenwoordig krijg je bij de RU als aankomend student zelfs een stempelkaart van de dichtstbijzijnde kliniek, waarmee je spaart voor een handige doe-het-zelfset. ‘En aids, da’s toch ook erg?’ Zolang je niet aan de RUG studeert en je begeeft in het Groningse, zal aids je bespaard blijven. Wie toch aids krijgt, heeft het soa-spel gewonnen. Gonorroe en chlamydia zijn heus heldhaftig maar aan HIV/aids kan niemand tippen.

Als alleenstaande moeder van 19 wanhopig je studie afbreken omdat het niet te combineren valt met een baby. Of een smerige ziekte oplopen. Het kan natuurlijk gebeuren hè, maar je hebt het zelf toch ook een beetje in de hand. Je hoeft je studie niet te vergooien en als jonge moeder alleen een kind opvoeden, omdat de vader liever drie keer in de week ladderzat andere studentes uitwoont dan z’n verantwoordelijkheid neemt. Na die ene onenightstand had hij echt geen zin in een vaste relatie met dat meisje dat bij daglicht toch niet zo mooi bleek als die nacht ervoor. Laat staan dat hij met haar een kind wil. Kinderen zijn natuurlijk a-relaxed en echt niet koning als je studeert, al helemaal als gevolg van een onenightstand. En die promiscue, rondborstige geneeskunde chick die straks tijdens haar stage in Zuid-Afrika aidspatiëntjes gaat helpen, misschien moet je die nog even bellen over de uitslag van de soa-test die je laatst deed.

Maar gelukkig zijn wij allemaal hoogopgeleid.

 

‘Zes miljoen? Dat zijn er toch echt te veel’

Zo, da’s wel een titel waar je mee aan de slag kunt. Even die zorgvuldig geposteerde woordcombinaties ombuigen en voor eigen doeleinden gebruiken. Om iemand als latente racist af te schilderen, bijvoorbeeld. Of als antisemiet. Heb je in ieder geval weer stof voor een relletje tijdens de komkommertijd, ware het niet dat ik volledig oninteressant ben. Zelfs in komkommertijd.

Toch vallen mensen die op de proppen komen met een verhaal dat nét even afwijkt al snel ten prooi aan publieke verontwaardiging. En dan sta je opeens in de spotlights.

Je oorspronkelijke boodschap verdampt, dat interesseert niemand meer. Nee, juist de simplificatie ervan, de verdraaiing, die is boeiend. Iemand kauwt op een stuk tekst en reproduceert wat hapklare brokken, spuugt ze vervolgens vol afgunst uit en iedereen die mee wil doen in de ontstane hetze hoeft het alleen nog maar door te slikken. Fijn met z’n allen het gekwetste slachtoffer uithangen. Langzaamaan verwordt zo’n kwaadaardige verdraaiing tot een personificatie van degene aan wie men hem toeschrijft. Maar vaak bedoelt de aanstichter van al het tumult niet datgene waar men hem uiteindelijk zo om veracht. Veel vaker wil hij prikkelen, gevoeligheden aanstippen en bespreekbaar maken. Soms is het slechts een met fantasie aangelengde hersenkronkel.

Al de eigenlijke bedoelingen ten spijt, wanneer de publieke opinie zich tegen hem keert komt hij niet meer van het opgeplakte stigma af. Als een besmettelijke ziekte gaan de leugens rond, ze infecteren ieders geest en planten daarin eeuwigdurend wantrouwen tegen de vormgever van die paar zinsneden, hersenkronkels of beeldweergaven.

Misschien is dit een heel lange aanloop om mijn respect voor Salman Rushdie te betuigen, de man die in 1988 zijn roman The Satanic Verses uitbracht en vanaf dat moment moest vrezen voor zijn leven. Hij schreef vanuit zijn fascinatie en tegelijkertijd onbegrip voor de islam en zijn vervreemding van thuisland India, wat hem duur kwam te staan. Rushdie werd door zijn boek opgejaagd wild en moest zich jarenlang constant verplaatsen, van hotel naar appartement naar de meest afgelegen plekken in Engeland. Door zijn omstandigheden geestelijk tot het uiterste gedreven, streed hij wanhopig voor rechtvaardigheid. Uit alle macht probeerde hij de oprechtheid van zijn woorden te doen weerklinken maar die poging raakte verstomd in een voortdurende storm van leugens. De gekwelde man gaf zijn angst, frustratie maar ook verwondering over echte vriendschappen vorm in een memoir. Joseph Anton heet het, gelijk aan de persoon die hij moest worden omdat Salman Rushdie niet langer in de openbaarheid mocht bestaan. Rushdies strijd voor rechtvaardigheid en de overtuiging dat een schrijver of wie ook op basis van zijn werken nooit schuldig is aan massale oproer en geweld behalve de raddraaiers en geweldplegers zelf, hield al die jaren stand. Ook al moest hij onderduiken en zijn naam wijzigen, zijn geest was vrij en dat zou iedereen weten ook. Salman Rushdie bleef schrijven.

Eén van Rushdies vroege werken, Children of Midnight, is verfilmd en draait momenteel in de bioscoop. The Satanic Verses is nog steeds verkrijgbaar, in papieren versie en als e-book. Wat mij betreft heeft Rushdie de strijd tegen zijn lasteraars ruimschoots gewonnen. Hoewel het hem zijn huwelijk en zijn vrijheid kostte, leverde het hem wereldfaam als auteur op. Salman Rushdie is een martelaar, een profeet van het vrije woord. Helaas is het in strijd met die overtuiging om iedereen die het hier mee oneens is, op te sluiten.