Surveillance

Bij het betreden van de zaal struikelde hij bijna over zijn eigen voeten. Hij was zenuwachtig. De laatste week had hij dagelijks twaalf uur achtereen gestudeerd; dit tentamen moest hij halen om zijn bachelor te halen en de langstudeerboete te ontlopen. Iedere deelnemer aan het tentamen moest zijn collegekaart tonen, praten was op dat moment al verboden. Jaap hoorde dat twee medestudenten door een oude grijze man met een imposante snor en bijpassende bromstem terecht werden gewezen nadat enkele klanken hun mond verlieten. Het liep Jaap dun door de broek, maar hij hield het in. Naar de wc gaan tijdens het tentamen was immers verboden. ‘Heb je je collegekaart bij je?’, vroeg een vrouw die zijn oma had kunnen zijn overdreven meelevend. Jaap had zijn collegekaart de dag van tevoren al in zijn linkerbroekzak gestopt, zodat hij hem niet kon vergeten. In ieder geval al één vraag goed beantwoord, dacht Jaap. Het bejaarde mensje leek Jaaps nervositeit op te merken. ‘Hier, een pepermuntje.’ Jaap glimlachte. Hij mocht de vrouw meer dan de besnorde man, die in zijn gedachten inmiddels een kruising tussen Hitler en Stalin was geworden. In een hoekje stond hij ongeduldig te wachten totdat een studente haar broodje had opgegeten. ‘Kun je niet lezen? Geen eten en drinken in de zaal. En dat studeert aan de universiteit!’ Een uur later kwam het aardige besje weer bij Jaap langs. ‘Gaat het goed?’ Nog voordat hij zijn lippen kon bewegen, galmde door de zaal: ‘NIET PRATEN!’ Jaap deed het toch. Zijn blaas had zich volledig gevuld; hij kon het niet langer ophouden. Dat derde blikje RedBull deed hem capituleren. Nog voordat het lieve vrouwtje hem toestemming kon verlenen, was de dictator al naar hen toe gemarcheerd. De man probeerde te fluisteren, maar de hele zaal kon meegenieten van zijn woedeaanval. ‘Jij levert nu je tentamen in. Het is genoeg geweest. Je zit me al de hele tijd te irriteren.’

 

Lees meer

Ted, Robbert en ik

‘Maar wie is nou die Ted?’ Het duurde even voor opa begreep dat TED niet de naam was van een persoon, maar van een evenement. De universiteit was jarig en ter ere daarvan werd er een TEDx Conference georganiseerd. Ik mocht spreken, op hetzelfde podium als Robbert Dijkgraaf. ‘Dè’s toch die professer van De Wirreld Draait Door?’ Ik knikte. In dat geval was hij wel trots. ‘Nou, dan zorgt in ieder geval mèr dèdde-n-um sprikt.’ Ik was een man met een missie. Het TED-format is heel eenvoudig. Je regelt een batterij aan topwetenschappers, toppolitici en topkunstenaars, vult die aan met wat onbekende namen, zet ze op een rode stip op een podium voor een duizendkoppig publiek en geeft ze een simpele opdracht mee: ‘Vertel een verhaal. Het moet persoonlijk zijn, maar ook universeel. Je moet je publiek tegelijk inspireren en vermaken. Wees vernieuwend en spannend. En als het even kan, maak ze ook een keer flink aan het lachen. Je hebt acht minuten. Go.’ Op de grote dag zelf was ik gelukkig helemaal achterin het programma gezet, zodat ik de hele dag de tijd had om me zenuwachtig te maken. Tegen de tijd dat ik in de make-up zat zweette ik de foundation er net zo snel af als de grimeuse hem erop kon smeren. ‘Nerveus?’ vroeg ze. De vraag leek me retorisch bedoeld. Hoe dan ook, voor ik antwoord kon geven hoorde ik een paar lakschoenen klikken over de gang. Robbert Dijkgraaf keek het kamertje in, stropdas los, bovenste knoopjes open. ‘Spannend, hoor.’ Ik knikte en bedacht me hoe raar het was starstruck te zijn door een natuurkundige. ‘Ach,’ zei hij, ‘wat kan er nou helemaal misgaan? Het enige dat er kan gebeuren is dat ze je verhaal niet leuk vinden, maar dan komen er nog drie verhalen na en zijn ze je zo weer vergeten.’ Het was vast goed bedoeld, maar het klonk toch niet erg lekker. ‘Goh, op televisie lijkt u altijd zo sympathiek,’ zei ik. Dijkgraaf trok een gezicht. Ik hoopte maar dat hij lachte. In ieder geval had ik hem gesproken. Al gauw bleek dat zelfs een Dijkgraaf nog zenuwachtig was voor zo’n optreden. Al driekwartier voor zijn opkomst ijsbeerde Dijkgraaf driftig over het toneel, zijn tekst voor zich uit mompelend. Met stijgende verbazing sloeg ik de televisieprofessor gade terwijl hij een halve marathon aflegde op het podium van de Vereeniging. Op de een of andere manier viel daardoor een last van mijn schouders. Als zo’n doorgewinterde spreker al nerveus was, mocht ik die TEDtalk dan ook even spannend vinden? Ik liep het podium op. Geen greintje nervositeit. Ik was er klaar voor. Acht minuten later liep ik onder applaus de backstage weer in. Dijkgraaf stak zijn duim naar me op. Ik glimlachte en knipoogde terug. Toen hij het filmpje terugzag op YouTube verzuchtte opa: ‘Dè hèdde gullie toch mèr mooi geflikt, Ted, Robbert en gai.’ Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer

Vallen

Wanneer je vanaf de Postweg rechtsaf de Kwakkenbergweg indraait, zuigt de tijd zich vacuüm. Het dichte groen slaat zich woekerend om de aanblik van de statige, oude huizen, zelf al groen van het mos en het verval. De geur van vergankelijkheid kietelt je neusgaten. Dat heeft alles te maken met de twee begraafplaatsen die je als stille poortwachters aan weerszijden omringen als je de weg inslaat. De linker wordt met het oxymoron ‘Joods Kerkhof’ aangeduid. Om voor de hand liggende redenen zijn joodse graven altijd indrukwekkender. De Hebreeuwse letters boven de poort lijken je, de mensheid, verwijtend aan te staren. De rechter heet ‘Rust-oord’. Het volstrekt overbodige liggende streepje heeft iets aandoenlijks, maar tegelijkertijd ook iets symbolisch. In zuiver esthetische zin houd ik van begraafplaatsen. Begraafplaatsen zijn mooi, zolang je er niet hoeft te zijn. Morgen heb ik een begrafenis. Het waait flink, die zondag, en dus ga ik fietsen. Via de Kwakkenbergweg en de Oude Kleefsebaan bereik ik Berg en Dal, vanwaar ik me de diepte van de Zevenheuvelenweg in stort. Ik hoef niet meer te trappen, ik ben in vrije val, en voor mij doemt het eerste heuveltje op. Ik wil mijn vaart behouden, maar de weg maakt een knik en ik moet in de remmen. Vanaf nul stoemp ik de klim op. De wind slaat om mijn oren, en dit is de Mont Ventoux; ik ben Petrarca, ik ben Virenque. Bepaald geen atleet kom ik wankelend boven. In een kaarsrechte lijn doorklieft het asfalt de weilanden, en ik passeer een discgolfbaan. Dat wil zeggen: groepen kinderen proberen in zo min mogelijk beurten een paprikarode frisbee in een stalen netje te werpen. Een knulletje laat een vlieger op; het doek bolt op en de lijn springt strak. Dan plots: een meisjesgil. De wind heeft zich onder een frisbee geslagen, die aan het netje voorbij scheert en dan hoger en hoger gaat, tot hij achter de bomen uit het zicht verdwijnt. Met monden wijd open kijken we de felgekleurde schijf na. Ik zigzag verder, en via Groesbeek beland ik in Heilig Landstichting. Het Neboklooster kijkt vanuit zijn imposante Davidsterrozet op me neer en buigt zich troostend over me heen. Terwijl een ongekend gevoel van religiositeit zich van me meester maakt, merk ik niet dat mijn fiets van de weg af raakt. Terwijl ik rechts de berm in lazer, ben ik even gewichtloos, maar ik weet dat ik weer landen zal. Ik wel. Liggend op mijn rug in het zachte, natte gras zie ik een klein rood stipje overzeilen. Niek Janssen is classicus in spe. Dixi.

 

Lees meer

Vampire Blues

Good times are coming, I hear it everywhere I go Good times are coming, I hear it everywhere I go Good times are coming, but they sure coming slow. ‘Gouden tijden, zwarte bladzijden’, luidde het thema van de Boekenweek. Mijn eerste associatie was bovenstaand couplet uit Neil Youngs Vampire Blues (welk deel van het thema mij het meest na staat is daarmee ook direct duidelijk). Ik las de zinnen twee jaar geleden voor het eerst, als motto van een hoofdstuk in Houellebecqs De Wereld als Markt en Strijd. Zwarter krijg je de bladzijden niet. Houellebecq beschrijft in romanvorm de intrede van de marktwerking in de liefde en het echec van het menselijk contact. We leren mensen kennen, maar relaties verwateren snel. We wisselen telefoonnummers uit, maar bellen elkaar niet meer op. Zien we elkaar wel terug, dan volgt onvermijdelijk de ontnuchtering en de ontgoocheling. Samengevat in Houellebecqs woorden: ‘Hoe zou je nog kunnen vertellen over van die vurige, jarenlang voortdurende passies, waarvan de gevolgen soms generaties lang merkbaar blijven? We zijn op zijn zachtst gezegd mijlenver verwijderd van Wuthering Heights.’ (Vertaling: Martin de Haan) Gouden tijden lijken voor de wereld die Houellebecq beschrijft – onze wereld – niet meer weggelegd. Een juiste analyse, lijkt me. Het aanbreken van zo’n tijd vereist lang wachten en hard werken. Niet voor niets wordt de gouden bruiloft pas na vijftig jaar gevierd. Maar als we iets niet meer op kunnen brengen, nee zelfs niet meer kunnen begrijpen, is het geduld. Wat jaren geleden las ik in Ovidius’ Metamorfosen het verhaal van Philemon en Baucis. Als enige biedt dit arme en stokoude echtpaar Zeus en Hermes, die in vermomming naar de aarde zijn gekomen, een maaltijd aan. Als dank voor hun gastvrijheid mag het bejaarde koppel een wens doen. Zonder na te denken vraagt Philemon vertederend: ‘Gun ons, omdat wij al onze jaren samen hebben doorgebracht, dat hetzelfde uur ons wegneemt, zodat ik nooit het graf van mijn vrouw hoef te zien en zij mij niet hoeft te begraven.’ Zo geschiedt: na een lang leven samen veranderen de twee in een eik en een linde, hun stammen in elkaar verstrengeld. Ik hoor me mijn docent nog vragen: ‘Waarom zou je in vredesnaam in een boom willen veranderen?’ Het was geen grapje, het was niet eens de puberteit. Met veel moeite kreeg hij me de schoonheid van het alleen maar samen zijn uitgelegd. Hadden we die dag voordat ze ging, die dag voordat ik deze zwarte bladzijde opsloeg, daar, op haar bank, maar wortel geschoten, in afwachting van gouden tijden. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer

Verdomd veel vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje? De kamer is bezaaid met dozen, sommige halfleeg met de inhoud binnen een straal van een meter over de vloer verspreid, sommige nog veilig dichtgeplakt. Temidden van de chaos zit ik in mijn trainingsbroek met mijn laptop op de grond. Naast me staat een bakje friet. De bijbehorende kaassoufflé is al in mijn spijsverteringskanaal verdwenen. Ik staar naar het lege Word-document en de knipperende cursor en probeer een titel te bedenken voor een nog ongeschreven essay. De benodigde 3000 woorden hangen in de lucht, maar ik krijg ze niet te pakken. Even op Facebook. Goh, een meisje uit de straat van mijn ouders heeft gister gewaterskied. Leuk. De jongen waarmee ik voor het eerste zoende op de middelbare school heeft een nieuwe profielfoto aan een meer in Thailand. En een nieuw album vol partypics. Ook leuk. Ik bekijk mijn eigen pagina en constateer dat mijn Facebookprofiel ook een geweldig leven heeft. Een festival-status-update hier, een getagde feestfoto daar: mijn virtuele zelf haalt alles uit het leven. Toen ik op kamers ging voelde het daadwerkelijk als een stap in die richting. De vrijheid was ongekend: de mogelijkheden die mijn twaalf vierkante meter met zich meebracht leken oneindig. Ik staarde de eerste avond naar het plafond vervuld met de belofte van nieuwe kansen, opties en vooruitzichten. Nu, twee jaar later, is de oppervlakte verdubbeld, maar de initiële verwondering  gaat zij aan zij met stille paniek. Koken doe ik zelden. Mijn afwas laat ik staan totdat er een bos begint te groeien en dan nog een week. Mijn lakens had ik al drie maanden niet gewassen, mijn kussensloop vol mascara en kwijl gewoon binnenstebuiten gedraaid. De realisatie dat ik al twee jaar op mezelf woon zonder voor mezelf te kunnen zorgen wordt rond deze verhuizing pijnlijk duidelijk. Ik denk aan later. Later bak ik taart op zondag. Later heb ik een bakfiets en een volkstuin. En dan doe ik elke ochtend yoga. Ik schrans de friet naar binnen en buig me weer over mijn laptop. Vetvlekken vormen zich op het toetsenbord en ik veeg mijn hand langs het tapijt. Later is nog ver weg.

 

Lees meer

Verdomd veel vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje? ‘Wat wil je?’ De geblondeerde kapster kijkt mijn spiegelbeeld vragend aan en ontbloot een rij hagelwitte tanden in een verveelde glimlach. ‘Goeie vraag’, denk ik, terwijl ik een losse lok terug achter mijn oor stop. ‘Wat denkt ú dat leuk is?’ De vrouw houdt haar hoofd schuin. ‘Een beetje bijpunten?’ Ik knik en vervloek mezelf in stilte. Geen keuze is ook een keuze, maar wel een zonder noemenswaardig resultaat. De kapster gaat ondertussen mijn haar te lijf met kam en plantenspuit. Een nummer van Beyoncé klink zacht uit de radio en de muziek vermengt zich met het geklets van de andere klanten. Mijn gedachten dwalen af naar de rugzak die ik daarstraks heb zien hangen: bruin nepleer, redelijk geprijsd, hip maar niet té. Ik had hem al van het haakje gepakt en in mijn hoofd vormde zich een beeld van een rots met prachtig uitzicht, de wind in mijn haren en de tas op mijn rug. Onoverwinnelijk, maar ondergeschikt aan overweldigende natuur. Een perfect Kodak-momentje, totdat mijn oog op een ander, vergelijkbaar, exemplaar viel. Meteen maakte twijfel zich van mij meester. Rationele overwegingen over prijs, kwaliteit of simpelweg schoonheid vergaan in het geweld van zo’n allesverzwoegende onzekerheid. Nadat ik me een kwartier had verscholen in een pashokje met beide tassen, ze een voor een had omgedaan en uitgebreid had gecontempleerd hoe ze zouden staan met elk paar schoenen in mijn kast, hing ik ze beide terug en begaf me in de richting van de kappersstoel. De tweestrijd om de rugzakken woedt voort achter mijn niets verradende ogen en ik hoop dat de kapster geen gesprek begint. ‘En wat doe jij zoal?’ Ik lach vriendelijk in de spiegel. ‘Jeweetwel. Studeren, sporten, soms stappen.’ Ze knikt begrijpend. ‘En heb je een vriendje?’ ‘Nee, nee. Niet meer.’ ‘Ach.’ De kapster kijkt me meelijwekkend aan. ‘Zo’n mooie meid als jij komt snel weer aan de man, hoor.’ De eerste dode puntjes dwarrelen op de grond. Ik denk aan mijn ex, die ik ook de keuzes liet maken, aan het begin en aan het eind. Ik denk aan de rugzak. Hopelijk is er straks eentje uitverkocht.

 

Lees meer

Verdomd veel vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje? ‘Ziet dit er oké uit?’ Ik draai een rondje. ‘Je lijkt wel lesbisch’, zegt Rosa, die zich even omdraait om vervolgens haar hoofd weer naar de spiegel te keren. Ze smeert een tweede laag mascara op haar wimpers. ‘En dat hoeft helemaal niet, want je hebt echt een goede kont.’ Ik probeer me in een positie te wurmen om bovenstaande voor mezelf te bevestigen, maar krijg geen goed zicht op de situatie. Ik doe iets anders aan. In de kroeg bestellen we bier en we dansen. Ofja, Rosa danst, ik wiebel heen en weer en steek af en toe een vuist in de lucht. Twee jongens in pak komen naar ons toe. Ik strijk mijn haar uit mijn gezicht en glimlach naar de grond. Twee minuten later praat Rosa geanimeerd met Henk, het gesprek begeleid door lichte aanrakingen en onnodig veel gelach. Michiel en ik staan naast elkaar en drinken. Hij is tien centimer kleiner dan ik en heeft een vunzig snorretje. ‘Toffe snor’, zeg ik. ‘Dankje.’ ‘Wat studeer je? ‘Niks, ik wil een eigen bedrijf beginnen. Ik geloof niet in diploma’s.’ ‘Aha.’ ‘En jij?’ ‘Ik wel. Denk ik.’ Terwijl Michiel zijn hoofd even wegdraait naar zijn vriend, die zijn hand op Rosa’s heup heeft en voorovergebogen iets in haar oor fluistert, vraag ik me af waarom ik daar ben. Niemand verplicht me hier te zijn en toch voelt het alsof het moet, en vooral alsof ik moet genieten. Dit is immers de tijd van mijn leven. ‘Weetje,’ zeg ik, ‘ik neem altijd sociaal geaccepteerde, verstandige beslissingen. Misschien moet ik daarmee stoppen.’ Ik doe een suggestief stapje naar voren. ‘Ik denk niet dat je kunt besluiten impulsief te worden’, zegt Michiel. Ik neem een te grote slok bier terwijl ik probeer te knikken en knoei. ‘Nee. Nee, misschien niet.’ Na een tijdje gebaar ik naar Rosa dat ik ga en marcheer naar de uitgang voordat ik kan zien of ze zich schuldig voelt of niet. Thuis wacht een kamer waarin je na vijf koprollen nog steeds niet tegen de muur aanknalt. Er staat een bank die ik heb aangeschaft om mijn eigen volwassenheid te benadrukken, maar die voornamelijk een gat in mijn spaarrekening heeft achtergelaten. Ik schop mijn schoenen uit en maak een handstand tegen het meubelstuk, zoals vroeger bij Rosa thuis. Bij ons kon dat niet, want de tafel stond in de weg. Terwijl het bloed en de alcohol naar mijn hoofd stromen vult de rest van mij zich met hoop voor Michiel en zijn eigen bedrijf, voor Rosa en haar scharrels en vooral voor mijzelf en mijn gewonnen bewegingsvrijheid.

 

Lees meer

W.V.T.T.K.

Tekst: Diederik Rozenboom Besluitvormingsprocedures, constituties en dronken vestjeslikkers: Diederik heeft eigenlijk een hekel aan bestuurs-pikken, maar in de nadagen van zijn studie besluit hij er toch zelf één te worden. Op deze plek staan de notulen van dat proces. Toen ik zeven was, zijn mijn melktanden moeiteloos omgewisseld voor de tanden die ik nu heb. Ik heb er eerlijk gezegd weinig van gemerkt. Mijn tanden vielen er eigenlijk gewoon uit. Zo voelde het althans. Toen ik elf was speelde ik poortwachter in een schoolmusical. Mijn taak was om de eerste helft van de musical stokstijf en trots voor een kartonnen bord te staan waarop Meester Jan een kasteelpoort had geschilderd. Na mijn helft liep ik statig het podium af en kwam Michael voor het karton te staan. Wisseling van de wacht. Twee keer hebben we de musical opgevoerd. Twee keer heb ik moeiteloos met Michael gewisseld. Het is denk ik daarom geweest dat ik volledig in de veronderstelling verkeerde dat een bestuurswissel ook net zoiets zou zijn: een moeiteloos omruilen, iets waar je weinig van zou merken. Ik had het mis. De mailtjes die de oud-bestuursleden naar ons stuurden, bevatten meestal een variatie op de zin: ‘Wie kan er toevallig aanstaande zondagmiddag?’. Een mailtje met één datumvoorstel is eigenlijk helemaal geen datumvoorstel, maar een minder interessante vorm van een spelletje Jenga: wachten op de eerste persoon die niet kan. Ik begon het idee te krijgen dat het oude bestuur simpelweg niet weg wilde gaan. Dat ze voor eeuwig en altijd bestuurtje zouden willen spelen, dat ze geen boodschap hadden aan het feit dat het nu onze beurt was. In niets leek het op het wisselen van tanden. Of het wisselen met Michael. Toch verschilt zo’n bestuurswissel eigenlijk maar weinig van een wissel in een schoolmusical. Je staat op het podium als poortwachter een beetje belangrijk te doen met je tot lans omgebouwde bezem - of je staat er niet. Op het podium of er naast, beide posities zijn prima. Er is maar één plaats waar je zo snel mogelijk weg wil: het trapje naar het podium toe. Je staat daar precies tussen twee posities in – je weet precies niet wat je bent en wat je moet doen. Vandaar dat ik zat te juichen toen ik las dat er eindelijk een datum was geprikt voor een ALV en een overdracht. Ruim twee maanden later dan dat eigenlijk de bedoeling was. Nog nooit eerder had ik gejuicht voor een wissel. Er heerste ook een jubelstemming bij mijn aankomende bestuursgenoten. ‘We moeten bloesjes kopen’, zei iemand. ‘We kunnen de mailbox in’, zei iemand anders. ‘We kunnen beginnen’, bedoelden we eigenlijk en dat voelde voor mij alsof we trots ons armetierig schoolpodium mochten beklimmen. Bekijk hier de overige artikelen uit de oktober-ANS.

 

Lees meer

W.V.T.T.K.

Tekst: Diederik Rozenboom Besluitvormingsprocedures, constituties en dronken vestjeslikkers: Diederik heeft eigenlijk een hekel aan bestuurs-pikken, maar in de nadagen van zijn studie besluit hij er toch zelf één te worden. Op deze plek staan de notulen van dat proces. Ik werd gemaild met een vraag. Of ik aanstaand weekend kon helpen met een bepaalde TaFo. Dat moet ik misschien even uitleggen. De meeste studentenbesturen bestaan weer uit kleinere projectgroepen. Zo’n groep kun je heel veel verschillende namen geven. In dit geval was dat Taskforce. Niet dat onze bezigheden veel met legermilities te maken hebben, maar alles is beter dan je club met mensen ‘groepje’ te moeten noemen. In deze TaFo zat ik niet, maar dat doet niets af aan de vraag. Je moet elkaar kunnen helpen als het nodig is. Ik kon alleen niet. Ik zat op dat moment op een zeilkamp in Leiden. Ik mailde terug: ‘Sorry. Dan kan ik niet.’. Ik kreeg terug: ‘Je had geen zin, hè. Mag je ook gewoon zeggen.’. Ik ben een hele dag boos geweest op die reactie. Ik was boos op het feit dat iemand me niet gewoon geloofde. Ik begon gelijk aan een nieuwe bestuurscolumn. Onderwerp: waarom mensen waarmee je samenwerkt je soms zomaar niet geloven, of dat ze soms slechts het negatieve van je acties inzien. Grommend ging ik aan de slag. Maar tijdens het schrijven herinnerde ik dat mijn vader ooit zei: ‘De mensen lezen maar wat ze er in willen lezen. Dat is altijd zo. Je kan er beter voor zorgen dat je zo volledig mogelijk bent’. Het is al een hele tijd geleden dat hij die troostende woorden uitgesproken heeft. Ik zat in groep 8 en was net thuis gekomen met een onvoldoende voor een zelfgeschreven verhaal. Het verhaal ging over een man die heel moeilijk liep. Hij wist niet hoe hij zijn linkervoet voor zijn rechter moest zetten. Pas toen hij zichzelf had geleerd niet op alle moeilijkheden van zijn lopen te letten, lukte het hem te lopen zonder vallen. Heel groep 8 dacht dat het over Joris ging. Joris had X-benen en werd altijd als laatste gekozen bij voetbal, maar ik had nooit aan Joris gedacht bij het schrijven ervan. In de plaats van de column af te schrijven heb ik de Taskforce gemaild met verontschuldigingen voor mijn onduidelijkheid, en een foto van mezelf op een zeilboot ergens in een Leidse gracht. Zelfvoldaan dat ik dan misschien toch een beetje van mijn oude fouten heb geleerd ging ik slapen – zonder ook maar een beetje in te zien dat ik er eigenlijk weer niks van had gesnapt. Dat ik hier degene ben die zich te veel focust op het lopen. Dat ik pas echt kan besturen als ik niet te veel op alle kleine moeilijkheden let. Bekijk hier de overige artikelen uit de november-ANS.

 

Lees meer

W.V.T.T.K.

Tekst: Diederik Rozenboom Besluitvormingsprocedures, constituties en dronken vestjeslikkers: Diederik heeft eigenlijk een hekel aan bestuurs-pikken, maar in de nadagen van zijn studie besluit hij er toch zelf één te worden. Op deze plek staan de notulen van dat proces. Miereneters lopen graag over savannes. De lynx is het liefst in een naaldbos. De bekerplant groeit enkel op de Kinabalu-berg op Sumatra. Ook de studentenbestuurder heeft zijn favoriete habitat. De CoBo. CoBo is de afkorting voor constitutieborrel. In principe wil elk nieuw bestuur kenbaar maken dat het geïnstalleerd is. Om iedereen de gelegenheid te geven zich aan het bestuur voor te stellen is de constitutieborrel in het leven geroepen: nieuwe bestuursleden bezetten een kroeg of een andere plek met een tap, en nodigen andere besturen uit om ze te feliciteren – oftewel ‘op constitutie’ te gaan. Maar zoals de lynx het liefst een dichtbegroeid naaldbos heeft, groeien er ook in deze habitat allerlei bomen. Een heel struikgewas van regelgeving en etiquette is geplant om van te genieten - vooral wanneer je van het ietwat corporalere soort bent. Planten die zeggen wat voor kleren je aan mag doen en wat voor dingen je al dan niet mag roepen; alles is er. Gelukkig kun je bij je eigen CoBo zelf uitmaken hoeveel struikgewas je links laat liggen. Toen ik onlangs mijn eigen CoBo ging organiseren had ik dan ook flink wat in de regeltjes gesnoeid: alleen de dingen die ik enigszins snapte, golden op mijn eigen CoBo. Ik bepaal mijn eigen regels wel. Dacht ik. Om dat te kunnen begrijpen moet je eerst wat van me weten. Ik hou er van regelmatig een meisje te zoenen. En mee naar huis te nemen. En er daarna pas spijt van te hebben. Enfin: zo’n type ben ik een beetje. Daar doe je niet zo veel aan. Het is meestal ook niet zo’n probleem. Totdat je je eigen CoBo hebt - tot er elf besturen langs komen met zo’n meisje. Je kan maar tot een zekere hoogte bepalen hoe je eigen CoBo verloopt. Je hebt op een belangrijk deel geen invloed: welk cadeau je krijgt van de constituerende besturen. De besturen die jou feliciteren nemen namelijk allemaal een cadeau mee. Soms is dat een rolletje pepermunt, soms een afgedankte mixer en soms een setje stiften. Behalve als er een bestuur komt waarin een meisje zit dat jou op je nummer wil zetten. Dan is het cadeau alcohol. Liefst zo puur mogelijk. Gelijk tot je te nemen. Aan het einde van de avond was mijn zorgvuldig gekapte bos veranderd in een oerwoud dat ik nergens van kende. Verdwaald zocht ik houvast aan lianen, maar geen enkele liaan zat ergens aan vast. Toen ik aan het einde van de nacht met spartelende armen naar buiten waggelde, sjokten er een aantal inheemse besturen lachend achter me aan. Bekijk hier de overige artikelen uit de december-ANS.

 

Lees meer

W.V.T.T.K.

Besluitvormingsprocedures, constituties en dronken vestjeslikkers: Diederik heeft eigenlijk een hekel aan bestuurs-pikken, maar in de nadagen van zijn studie besluit hij er toch zelf één te worden. Op deze plek staan de notulen van dat proces. Tekst: Diederik Rooenboom Ik weet nog goed hoe mijn allereerste bestuursvergadering ging. Ik zat bij een commissie van een studentensport-vereniging die inmiddels ter ziele is gegaan. Iemand vond dat we nodig eens bij elkaar moesten komen. Op de bewuste avond kregen we een uitdraai van de agenda in de handen gedrukt. Waar de vergadering precies over ging weet ik niet meer, maar des te meer herinner ik me de agenda. Die zag er zo uit: 1) Opening 2) Presentielijst 3) Vaststellen notulen 4) Vaststellen agenda 5) Mededelingen 6) Ingekomen post 7) Wat er verder nog ter tafel komt 8) Rondvraag 9) Sluiting ‘Goed gevuld,’ merkte iemand naast me op, ‘9 punten, laten we snel beginnen’. En daar gingen we. Bij punt 2 kwamen we tot de gezamenlijke conclusie dat Frank er niet was. ‘Het totaal aantal aanwezigen komt daardoor op vier’, stelde de voorzitter tevreden vast. Bij de notulen en de agenda werd per pagina stilgestaan. Desondanks had niemand er wat over te merken. Er waren geen mededelingen. Er was geen post. Tijdens de ‘wat er verder nog ter tafel komt’ vroeg ik me af of al die punten de volgende vergadering niet van de agenda konden – maar dat was verkeerd. Vragen moeten tijdens de rondvraag. Ik kreeg toch een antwoord: ‘Nee Diederik, dit is nu eenmaal vergaderen. Welkom in de echte wereld.’Het is 5 jaar later en ik zit voor een stagebedrijf bij een vergadering met enkele directeurs en managers rond de tafel. Een vergadering. De voorzitter vertelt waar we het vandaag over gaan hebben. Er is een mogelijke fusie op komst en hij is benieuwd wat iedereen daarvan vindt. Hij maakt een ronde en vervolgens beslissen ze samen het een en ander.Na afloop vraag ik hem wat er gebeurd is met de agendapunten zoals het ‘vaststellen van de agenda’. Hij lacht. ‘Welkom in de echte wereld’, zegt hij – en stapt de lift in. Bekijk hier de overige artikelen uit de februari-ANS.

 

Lees meer

Weet je

‘Weet je dat je lekker ruikt?’, vraagt ze terwijl ze met haar hoofd op mijn borst ligt. Ik glimlach. Van alle soorten complimenten is het compliment van de vorm ‘weet je…?’ mijn favoriet. Het is namelijk geen echt compliment. Ze verheft haar gevoel tot een soort absolute waarheid, waarvan ze zeker wil weten dat ik ervan op de hoogte ben. Een sec verzoek om informatie. ‘Heeft de minister kennis genomen van het bericht...' Ik ben een beetje schichtig, draai en woel veel in mijn bed. Over vijf maanden zit ik in Amerika, aan een van de beste en belangrijkste universiteiten ter wereld. Mijn vrienden en mijn ouders vinden het te gek, maar ik krijg het er Spaans benauwd van. ‘Wist je dat Bush en Clinton daar ook hebben gezeten?’ Dat wist ik. Om nog maar te zwijgen van nog twee Amerikaanse presidenten, tientallen Nobelprijswinnaars en Meryl Streep. ‘Dat is toch supervet? Je gaat college volgen met jonge genieën en toekomstige wereldleiders. En is Gillmore Girls daar niet opgenomen?’ Ik weet niet of ‘vet’ wat mij betreft de lading dekt. Misschien wil Rory me komen troosten. Daarbij ben ik nog niet zomaar klaar voor vertrek. Behalve dat ik natuurlijk een visum, een paspoort en een reisbeurs moet regelen begin ik ook de prijs te betalen van het feit dat ik in vijf jaar studie niet heb geleerd nee te zeggen en keuzes te maken. Ik moet opvolgers zoeken voor mijn bestuur, een lezing uitwerken, een tijdschriftartikel reviseren, deelnemen aan een debat, een website helpen opzetten, een lesmethode ontwerpen en op mijn scriptie zwoegen. Dat klinkt als opschepperij of streberigheid. Dat is het niet. Het is een dekmantel, een rookgordijn. Want waarom anders ga ik naar Amerika en hou ik me met al die andere dingen bezig? Zodat ik in hemelsnaam maar niet na hoef te denken over het feit dat ik in februari, als ik terugkom, ben afgestudeerd. Met andere woorden: dat ik werk zal moeten zoeken. Dat mijn studententijd nooit meer terugkomt. Dat ik stapels aanvragen moet schrijven voor een promotieplaats. Dat ik misschien wel moet verhuizen. Dat ik misschien alles wat ik hier in vijf jaar heb opgebouwd moet afbreken. Ik race met tweehonderd per uur op een quarterlifecrisis af, maar helaas heb ik nooit ook maar één rijles gehad en weet ik dus niet eens waar het rempedaal zit. Ik heb met mijn gewoel waarschijnlijk de deken van haar afgetrokken, want ze is weer wakker. Met haar donkere ogen kijkt ze me minzaam aan. Dan sluit ze haar ogen en kruipt ze dicht tegen me aan. ‘Weet je dat ik trots op je ben?’ Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer