Crazy Dutch people

'Can I take a picture of you?' Naast me op het perron staat een dikke Amerikaan met bahama shorts, een petje, een al even dikke vrouw en twee chagrijnig kijkende kinderen. Op zijn buik hangt een enorme camera met telelens, echt geschikt voor mensen die vakantiekiekjes komen maken. 'Why?', vraag ik. 'Because you are typically Dutch.' Dat is een vrij magere reden. Het hele perron staat vol met Nederlanders. 'Why?', vraag ik weer. 'You are eating icecream and it’s fucking freezing', zegt de man in de bahama shorts. Ik heb mijn trein op een minuut gemist dus ik heb een raketje gekocht en sta heerlijk te genieten van de zon. In een lange spijkerbroek en met een vest aan. 'You are wearing shorts', zeg ik, stating the obvious. Hij moet lachen. Zijn dikke Amerikanenbuik schudt heen en weer. 'That’s true, I can’t feel my balls anymore.' Dat was iets te veel informatie. Daarnaast betwijfel ik of de man zijn ballen de afgelopen twintig jaar heeft kunnen bekijken zonder hulp van een spiegeltje. Zijn vrouw kijkt zuur de andere kant op en zijn zoons schamen zich dood. Ik weet niet zo goed wat ik daarop moet zeggen. 'I’m sorry about your balls', hij gaat nog harder lachen. 'You Dutch people are so funny', blijkbaar heeft de dikke Amerikaan andere Nederlanders ontmoet dan ik in het dagelijks leven tegen het lijf loop. Hij vindt het hilarisch en buldert nog even gezellig over het station hoe fantastisch Nederland wel niet is. Daar kan ik hem alleen maar gelijk in geven. 'Dad, please shut up. People are staring at us', zegt de jongste van de twee zoons. Hij zit onder de puisten en is mogelijk nog ronder dan zijn vader. Zijn beugeltje blikkert in het zonlicht als hij praat. 'Son, get used to it. Dutch people are crazy. They stare at loud people and eat icecream when my balls are freezing.' Dat maakt het niet veel beter, de jongen wordt knalrood en kijkt zenuwachtig naar mij. Ik hoop dat de trein snel komt. But, can I take a picture of you?' Shit, ik had gehoopt dat ik hem had afgewimpeld. 'No', snauw ik hem toe. Wij crazy Dutch people zijn niet zo van gefotografeerd worden door toeristen. De Amerikaan giert het uit. 'Why not? It’s just a picture.' In de verte zie ik de trein aankomen. 'Because I’m not a monkey in a zoo. We’ve got zoos, here in Holland. Crazy, I know.' Opeens is het niet meer leuk. Terwijl hij iets mompelt pakt hij toch zijn camera. 'I kindly ask you not to take a picture of me sir, so don’t.' Zijn dikke nek begint rood te worden. 'Don’t be such a stuck up bitch you little shit! It’s just a picture for Christ’s sake.' Mevrouw Amerikaan had dit waarschijnlijk allang zien aankomen en pakt hem bij zijn arm. Hij wimpelt haar af. Snel grijpt hij naar de camera, maar op dat moment gaan de deuren van de trein open en stroomt het perron vol. Snel schiet ik een treinstel in en ga onopvallend in een hoekje zitten. De Amerikanen gaan een eindje voor me zitten, naast een ander meisje. Even is het stil. 'Can I take a picture of you?' Meer Mensenkinderen lezen? Kijk hier.

 

Lees meer

Damnatio memoriae

Als je in de aula zit, boven, in de senaatszaal, word je aangekeken door een stuk of vijftig heren op leeftijd. Portretten van de rectores magnifici, stuk voor stuk op hun paasbest. Een herinnering aan negentig jaar universiteit in Nijmegen. Zo niet vandaag. Ruim een derde van de schilderijen was nergens te bekennen. En zomaar, ineens, ben je uit het collectief geheugen verdwenen. Een lege plek aan de muur. Het is misschien wel de grote angst van veel mensen, míjn grootste angst: dat niemand je zich meer herinnert. Het is in ieder geval waarom mensen piramides bouwen, president willen worden, columns schrijven. Allemaal in de hoop om dat moment uit te stellen waarop de mist van de tijd je inhaalt. Al heel lang weten mensen hoe krachtig het wapen van de herinnering is. Bij de Romeinen gold de ‘verbanning van de herinnering’, de ‘damnatio memoriae’, als de ergst mogelijke straf. Een goed voorbeeld is misschien wel mijn favoriete schilderij: het familieportret van keizer Septimius Severus. Septimius en zijn vrouw Julia Domna staan afgebeeld, met voor hen hun zoontjes Geta (links) en Caracalla (rechts). Nadat Septimius was overleden werden Geta en Caracalla samen keizer van het Romeinse rijk. De wrede Caracalla wilde de macht echter niet delen, vermoordde zijn broer, en kondigde een ‘damnatio memoriae’ af: er mocht niet meer over Geta gesproken en geschreven worden, en al zijn afbeeldingen moesten worden vernietigd. Het fascinerende resultaat is bovenstaande afbeelding. Niemand die zich afvraagt wie die drie gezichten zijn, je blik wordt onwillekeurig naar de vage vlek getrokken. Er is geen beterer manier om te zorgen dat iemand herinnerd wordt dan te proberen zijn herinnering uit te vagen. Als je niet wilt dat mensen een boek lezen, moet je het niet op de verboden lijst zetten. Als je niet wilt dat mensen Wilders stemmen, moet je niet constant vertellen wat een nare vent het is. Als je wilt dat iemand aan een roze olifant denkt, dan zeg je: 'Denk niet aan een roze olifant.' Eenzelfde uitwerking hadden de lege plekken aan de muur in de senaatszaal op mij. Ik liep naar de muur om te kijken tussen welke rectoren de gaten zaten, zodat ik later thuis op kon zoeken wie er ontbrak. Bij de muur aangekomen zag ik de ontbrekende portretten in een hoekje staan. Een man kwam binnen om ze weer terug te hangen. Ze waren alleen even opgepoetst. De namen heb ik niet meer opgezocht. De lege plekken zal ik snel vergeten. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe en heeft zelf soms ook last van herinneringsdrang, maar wil vooral voor wie hij liefheeft heten.. Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

De Bakker

Zijn naam was die van een Romeinse held of de schurk uit een Bond-film. Zijn voorouders moeten al hebben voorvoeld dat hun geslacht voor grootse daden bestemd was: ze vertaalden hun achternaam, ‘De Bakker’, naar het Latijn. Op 22 november 1986, zonder kuitbeen en met slechts twee volgroeide tenen, kwam Oscar Pistorius ter wereld. Emancipatoire daden zijn er in allerlei vormen. Aletta Jacobs vroeg de minister-president of ze medicijnen mocht studeren. Harvey Milk stelde zich verkiesbaar als gemeenteraadslid. Rosa Parks ging simpelweg voorin de bus zitten. Wat de drie gemeen hebben: ze deden dit niet ondanks (noch vanwege) hun geslacht, hun seksuele geaardheid of hun ras. Ze deden het omdat ze het wilden, omdat ze er recht op hadden, of omdat ze er goed in waren, met andere woorden: omdat ze mensen waren en omdat wat ze deden eigenlijk niet meer dan vanzelfsprekend was. Oscar Pistorius hoort in dit rijtje thuis. Het leven van Pistorius is als een klassieke tragedie. Hij leek te zijn geboren voor het ongeluk, maar werkte zich naar de top. Hij deed aan rugby, waterpolo, tennis en worstelen. Hij won hardloopmedailles op de Paralympische spelen van Athene en Peking. Hij kreeg een relatie met een supermodel. Op de piek van zijn leven nam hij in Londen als eerste gehandicapte atleet deel aan de reguliere Olympische spelen. Zonder benen hardlopen op het hoogste podium: de ultieme emancipatoire daad. Het wachten was op de peripetie: het moment dat Pistorius zichzelf de ondergang in zou storten. Geheel conform de conventies van het treurspel schoot hij op Valentijnsdag 2013 zijn vriendin dood. Pistorius’ eerste emancipatoire daad was zijn deelname aan de Olympische spelen van 2012. Zijn tweede verrichte hij op de Paralympische spelen van datzelfde jaar door in de finale van de 200 meter tweede te worden achter de Braziliaan Alan Fonteles Cardoso Oliveira. Pistorius liet zien dat hij niet onfeilbaar was en zijn verhaal niet uniek: net als ieder mens kan de gehandicapte winnen en verliezen. Het zou onkies zijn en van weinig empathie en historisch besef getuigen om zijn derde daad op één lijn te stellen met zijn eerdere en die van Jacobs, Milk en Parks. Maar waar zij te maken met het stigma dat er geen plaats voor hen zou zijn om normaal te functioneren in de samenleving, moest Pistorius nog tegen een tweede vooroordeel opboksen: dat gehandicapten zielig zouden zijn. Op een bepaalde, afschuwelijke manier liet Pistorius op 14 februari zien dat niets menselijks hem vreemd was. Door zijn gruweldaad is Pistorius van een vlak in een rond personage veranderd. Hij is niet alleen een held, hij is niet alleen een schurk. De NOS beschrijft hem niet meer als ‘gehandicapte atleet’ maar gewoon als ‘atleet’. Zijn feilbaarheid, de nuance en complexiteit van zijn levensverhaal heeft hem zowel herkenbaarder als bovenmenselijker gemaakt. Een Orestes, een Achilles, een Hercules. Een tragisch figuur. Zo werd De Bakker tot mythe. Dixi. Kijk hier voor meer Dixi.

 

Lees meer

De Grote ANS-columnistenwedstrijd

Heb je altijd al met een column in een blad willen staan? Dat kan. Ieder jaar organiseert ANS de Grote ANS-columnistenwedstrijd. Het werk van de winnaars wordt een jaar lang gepubliceerd in de papieren ANS. Wil je een felbegeerde vaste plaats in de ANS, stuur dan twee columns van maximaal 400 woorden op naar redactie@ans-online.nl. Waarover je schrijft, is aan jou. Heb je bijvoorbeeld inspirerende gedachten over de diepe vragen van het leven of je broodje pindakaas, maar kun je deze met niemand delen, dan is dit je kans. Studentikoze onderwerpen worden gewaardeerd. Columns met spelfouten worden overigens niet serieus genomen en de inzendingen zullen aan het strenge doch rechtvaardige oordeel van de ANS-redactie worden onderworpen. De deadline is 1 juni. Veel succes.

 

Lees meer

De monsterarm

Om me heen zitten bejaarden te snuffen, te kuchen en onophoudelijk te klagen over het weer. Mijn eigen huisarts is op vakantie dus ik moet naar een vervanghuisarts. Blijkbaar behandelt mijn vervanghuisarts alleen maar mensen boven de 70. En duurt dat ook nog eens erg lang. Inmiddels is mijn afspraak al een half uur geleden en heeft de assistente al drie keer verontschuldigend gezegd dat ‘de dokter een beetje uitloopt’. ‘Mevrouw Van der Vet?’ Ik veer op uit mijn stoel en draai me richting de deur. Daar staat 1.85 M. puur visueel genot. Hij leidt me de spreekkamer in en schudt mijn hand. ‘Jelle Verhof, ik ben nieuw hier in de praktijk. Zeg maar Jelle hoor.’ Ik ga tegenover hem zitten aan zijn bureau. ‘Wat scheelt eraan?’ Ik hou mijn arm omhoog. Daar loopt een grote diepe kras overheen. Echter, de kras wordt dramatisch geaccentueerd door een enorme onderhuidse zwelling eromheen. Jelle’s gezicht vertrekt. ‘Oeh, pijnlijk.’ Ik beaam het, blij dat ik eindelijk erkend word in mijn lijden. Een heel weekend lang heb ik rondgezeuld met mijn onmenselijk dikke arm omdat ik geen mietje wilde lijken. Jelle wil weten wat er is gebeurd. Ik vertel dat mijn kat is aangevallen door een hond, maar dat de betreffende kat zich op het moment van de aanval in mijn armen bevond. De kat koos het hazenpad (haha) en worstelde zich in blinde paniek vrij. Daarvoor gebruikte hij naast brute kracht ook zijn nagels. Jelle luistert geboeid naar mijn spannende verhaal en pakt ondertussen het Grote Kwalenboek erbij. Ik kijk hem verontwaardigd aan. ‘Jelle, noem jij DIT een kwaal?’ Zeg ik, terwijl ik naar mijn monsterlijke arm wijs. Jelle wordt een beetje rood. ‘Nee, nee zeker niet maar ik dacht, ik kijk even om alles uit te sluiten.’ Een minuut lang is het stil, terwijl Jelle het hoofdstuk ‘verwondingen door huisdieren’ doorneemt. Dan belt hij een collega. Die wil ook even komen kijken. Een bevredigende ‘oeh pijnlijk’ volgt ook uit zijn mond. Hij draait mijn arm, prikt in mijn zwelling met zijn vinger en is weer weg. Jelle mompelt iets over antibiotica en begint te typen. ‘Doxycicline, hoorde ik dat nou goed?’ Hij knikt en gaat verder met typen. ‘Nou Jelle, volgens mij zijn doxyciclinepillen de geen pret, geen zon, geen alcohol pillen en het is 100 graden buiten dus ik weet niet of ik daar erg warm voor loop.’ Jelle moet hard lachen en gaat op zoek naar een alternatief. Hij wil me wegsturen maar lijkt zich nog iets te bedenken. ‘Ben je nog ergens anders geraakt?’ Vraagt Jelle. ‘Ai, dat is een beetje een pijnlijke vraag.’ Jelle begrijpt in eerste instantie niet waarom, maar als ik mijn shirt omlaag trek en mijn verminkte borst laat zien begrijpt hij waarom. ‘Dat ziet er niet mooi uit.’ ‘Zeg je nou dat je mijn borst niet mooi vindt?’ Het was eruit voordat ik er erg in had. Jelle wordt vuurrood. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan. ‘Je borst is prachtig, jammer van de krassen.’ Zegt Jelle uiteindelijk. Ik word de deur uitgestuurd met een fikse antibioticakuur en een gevoel van ultieme schaamte.

 

Lees meer

De nieuwe commissaris PR

Het sneeuwde en het vroor dat het kraakte. Mijn voeten knisperden in de net gevallen sneeuw toen ik met grote passen langs een door tl-buizen verlicht kantoor liep. De ruimte was kaal. Er stonden slechts twee stoelen en een tafel, die verried dat hier vaker grotere groepen bijeenkwamen. Zo niet nu. Slechts twee overduidelijk geverfde blondines waren in een afstandelijk gesprek verwikkeld. De één zag er zenuwachtig uit en probeerde met overdreven handgebaren haar woorden kracht bij te zetten. De ander bestudeerde koeltjes haar gesprekspartner en schreef af en toe mee op een maagdelijk wit schrijfblok. Ze waren vast net begonnen. Sara herinnerde direct de waarschuwingen van haar voorgangers. Deze gesprekken waren onafhankelijk van het weer al tenenkrommend. Bovendien was het al haar derde vandaag. Sara had alle gesprekken vandaag gepland om er maar in één keer van af te zijn. De vraag wat het meisje tegenover haar studeerde stelde ze niet meer. Ze zag het al: Bedrijfskunde. Dat was een pluspunt, een studiegenoot. Hobby’s, dat vond Sara veel interessanter. De vorige twee uur had ze naar aanleiding van die vraag ook kunnen vullen met bespiegelingen over de nieuwe voorjaarscollectie van de H&M. Op die manier kon ze de sollicitatiegesprekken toch nog nuttig maken. Wie haar zou opvolgen als commissaris PR, daar kon ze niet wakker van liggen. Interesse in het verzorgen van internationale stages ontstond toch wel vanzelf in die uren tussen het patiencen en het checken van de partypics op Nultweevier door. Ik keek naar het zenuwachtige meisje. Ze leek zich steeds meer op haar gemak te voelen en haar verwrongen glimlach maakte plaats voor gepassioneerde blikken in haar ogen. Ze leek een interessante visie op de toekomst te hebben, waarmee ze het gesprek bijzonder levendig wist te houden. Ik hield van gepassioneerde studenten die zich inzetten voor het academisch klimaat. Sara pakte haar agenda erbij. Ze streepte haar bestuursvergadering van volgende week dinsdag door en vroeg: ‘Heb je zin om komende dinsdag mee te gaan shoppen?’ De nieuwe commissaris PR glimlachte.

 

Lees meer

De Nokia 2.0 prehistorie

'Wie heeft er hier allemaal een smartphone?' Alle handen in het lokaal gaan omhoog. Iedereen heeft een smartphone. Behalve ik. Ik doe alsof ik niet besta en als ik een smartphone had gehad dan had ik nu kunnen doen alsof ik heel druk bezig was met whatsfacetwitteren, maar die heb ik niet. Even lijk ik onopgemerkt te blijven. Voorzichtig kijk ik omhoog, maar terwijl ik dit doe zie ik mijn buurvrouw naar me kijken. Voornamelijk naar mijn hand. Die niet in de lucht is. 'Ah! Laura heeft geen smartphone!' Iedereen draait zich om en staart me vol ongeloof aan. Geen smartphone? Dat ik nog onder mijn steen vandaan mag komen van de overheid. 'Wat heb je dan voor een mobiel?' Langzaam haal ik mijn Nokia 2.0 prehistorie uit mijn zak en leg hem op tafel. 'Hij heeft wel een camera en een kleurenscherm?' Er volgt een massaal lachsalvo. Wat heb je in godsnaam aan een camera als je niet via instagram je foto’s op flickr kunt zetten en kunt delen met de halve wereld? Snel stop ik mijn mobiel weer in mijn broekzak. Ik doe er zelden iets mee, behalve bellen en smsen. En dat vind ik wel prima, gezien het feit dat mijn abonnementskosten belachelijk laag zijn en ik gewoon ouderwets via een laptop op internet kan. Dat schijnt bizar achterhaald te zijn en mensen die in een café durven te gaan zitten zonder wifi hebben blijkbaar geen sociaal media leven. Wij kunnen immers wel twee seconden zonder op twitter te melden dat we een broodje pindakaas hebben gegeten en netjes zelf onze billetjes hebben afgeveegd. Alhoewel, ik zeg nu wel heel dapper ‘ons’, maar ik begin het lichte vermoeden te krijgen dat het slechts een ‘ik’ situatie is. Zelfs mijn moeder is tegenwoordig aan de whatsapp, wat mijn vader en mij officieel de laatste gebruikers van een normale mobiel maakt binnen mijn kennissenkring. Als een dapper Gallisch dorpje houden we stand en smsen we elkaar blauw, omdat het kan, en omdat ik een oneindige smsbundel heb. Dat kon er nog wel af omdat ik geen 100 euro per maand extra kwijt ben voor een telefoon met een appeltje op de cover of voor mijn dataverbruik. Ergens in het lokaal begint een telefoon te piepen. 'Sorry, batterij is bijna leeg! En ik heb hem vanochtend nog opgeladen.' Niemand lijkt dit vreemd te vinden. 'Serieus? Mijn telefoon doet het een week zonder dat ik hem op hoef te laden', zeg ik terloops. De hele groep draait zich weer om op zijn stoel. 'Een hele week? Mijn god, dan doe jij dus echt niets met je telefoon.' Nee jongens, mijn telefoon komt nog uit de tijd dat dat gewoon mogelijk was. Misschien moet ik toch maar een keertje op zoek gaan naar een smartphone. Meer Mensenkinderen lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

De student als homo economicus

'Is dit tentamenstof?' Het is een veelgehoorde vraag tijdens responsiecolleges. Het lijkt studenten tegenwoordig niet meer te gaan om het vergaren van kennis, maar om het zo makkelijk mogelijk binnenhalen van tentamencijfers. Ook lijkt men steeds minder geïnteresseerd in de colleges zelf – op laptopschermen prijkt vaker Facebook dan aantekeningen. Soms wordt er tijdens college volop gekletst. Vaak heeft ook bijna niemand de literatuur voor het college doorgenomen. Docenten verzuchten zich over het gebrek aan respect en interesse. Is dit de toekomst van de maatschappij? Nee, dit wordt geen afzeikcolumn. Hoe jammer het ook is, ik snap het wel. Deze houding is slechts het resultaat van falend onderwijsbeleid. Alles draait om rendementscijfers. Studenten moeten steeds sneller afstuderen, kwantiteit gaat boven kwaliteit. Breed ontwikkelde individuen levert dit niet op, wel massaproducten met veel kennis maar weinig ervaring in bijvoorbeeld nevenactiviteiten. Het rendementsdenken wordt ook door studenten zelf overgenomen. Aangezien de studie snel afgerond moet zijn worden zij verleid om de kantjes ervan af te lopen. Immers, waarom al die teksten lezen als je genoeg hebt aan college-aantekeningen? Vaak haal je daar het tentamen al mee. Geen tentamenstof? Dan leest niemand het dus – dat is niet efficiëntie als je zo snel mogelijk wil afstuderen. Zodoende draait een collegejaar steeds meer om het aftikken van studiepunten en steeds minder om jezelf ontwikkelen. Zo ook het facebooken en praten tijdens college. Dat ligt niet aan de ‘asociale’ en ‘ongeïnteresseerde’ jonge generatie, maar aan een andere uitvinding die het studierendement moet verhogen. Tegenwoordig moeten studenten wekelijks minimaal 15 contacturen hebben. Op zich geen slecht idee, maar het halen van de norm wordt belangrijker gevonden dan een zinvolle invulling. Gevolg: nutteloze extra colleges en steeds meer aanwezigheidsplicht, waardoor studenten naar college komen omdat het moet en niet omdat ze het willen. Dan is hun aandacht er natuurlijk ook niet bij. Begrijp me niet verkeerd – facebookende collegegangers zijn bijzonder respectloos en ik heb geen hoge pet op van medestudenten die zelden hun boeken openslaan. Maar als je studenten behandelt als scholieren, gaan ze zich ook als scholieren gedragen. Wil men weer geïnteresseerde studenten in de collegezalen, dan moeten ze geprikkeld worden met verdiepende en uitdagende stof die ze in alle rust tot zich kunnen nemen, zonder urennormen en gedram over nominaal lopen. Het zwaard van Damocles van het bindend studieadvies, B-in-5 en de harde knip leidt alleen tot cynisch calculeren en oppervlakkigheid.

 

Lees meer

De vrede van Chersonissos

We zitten op een terras dat uitkijkt op het minuscule strandje van Chersonnisos. Ooit heb ik mijn vader beloofd dat ik nooit naar dit door God en alle andere morele gezaghebbers verlaten oord zou gaan, maar mijn vriend wilde Ajax – Feyenoord niet missen tijdens onze vakantie op Kreta. 
 ‘Een frikandel speciaal XL met wat tzatziki erbij, we zijn wel in Griekenland hè’ buldert een te dikke man tegen de eigenaar van het terras en de bijbehorende strandtent. De eigenaar weet hoe hij de mentaal uitgedaagde Nederlander moet vermaken en roept al de hele middag stralend ‘iek ben voor Ajax, of nee, voor Feijenoord’. Frikandel wordt hier gewoon geserveerd in een plastic snackbarbakje, zodat de cultuurshock voor de gasten niet al te groot is. Ook staan er grote flessen Remia frietsaus op alle tafeltjes. Wij hebben allebei een broodje gyros besteld en krijgen dit geserveerd op een bord, met een bakje met tzatziki ernaast. Daar zit een sierlijk plukje peterselie bovenop, om duidelijk te maken dat dit wel absoluut een culinair hoogstandje is, wij dapperen die de woelige baren van de Griekse keuken durven te bevaren. 
Ik ben expres met mijn rug naar de vele HD beeldschermen gaan zitten. Zo heb ik uitzicht op de rest van het terras en het strandje. Het is rust en terwijl ik mijn gyros eet komt een gezin van het strandje af de vlonder opgelopen. Pa is gehuld in Feyenoord shirt en de dochters zijn voornamelijk onverhuld. Ma heeft een soort tent aangetrokken met bloemenpatroon. Het enige vrije tafeltje staat naast een al even boeiend gezin, maar daar is iedereen gehuld in Ajax shirts. Ik voel een spannende confrontatie aankomen en kijk ademloos toe hoe beide partijen elkaar opnemen. Pa Ajax heeft twee zoons die allebei kipknotsen eten en een hele dunne vrouw met de huid van een leren tas. Ze rookt onophoudelijk. 
 De wedstrijd begint weer en pa Feyenoord weet niet wat hij ziet. 
‘Staan die kutjoden nou gewoon godverdomme met 2 – 1 voor? Jezus jezus.’ Zijn dochters reageren niet en zitten op hoog tempo te whatsappen. Ma Feyenoord heeft de Margriet tevoorschijn gehaald en doet alsof ze pa niet hoort. De spanning is teveel voor pa Feyenoord als zijn club na vijfenveertig blaartrekkende minuten de verliezer is. Woedend slaat hij met zijn vuist op tafel en roept iets over een kutvakantie. Zijn bierglas wankelt en valt om, over zijn Feyenoordshirt heen. Dit levert het hele terras een tirade op in het plat Rotterdams. Pa Ajax slaat het zo allemaal eens gade en wenkt de olijke Griekse eigenaar. Twee minuten later komt hij aan gedribbeld met een nieuw glas bier voor pa Feyenoord. 
 ‘Van Ajax, samen biertjes drinken’ zegt hij stralend terwijl hij de Amstel voor zijn neus zet. Pa Feyenoord wordt stil. Hij kijkt naar pa Ajax en aarzelt. Dan heft hij zijn glas. Ajax en Feyenoord proosten, op een terras in Chersonissos. Ik voel een brok in mijn keel.

 

Lees meer

De vrijdag van het studentenbestuur

Het was half één. De zon stond hoog aan de hemel en al anderhalf uur zaten ze naar hun beeldscherm te turen in de hoop dat er iets zou gebeuren. Een zware opgave op vrijdagochtend. Helemaal na zo'n wilde donderdagavond. Je weet wel, zo'n donderdagavond waar ze elders een column over zouden schrijven. De dagen werden al langer. Hun bestuursjaar was al voor meer dan de helft gepasseerd en de reden waarom ze vorig jaar hadden gesolliciteerd voor hun functies was niets meer dan een vage schim ergens diep weggestopt in hun hersenpan. Godzijdank was het mooi weer en hadden ze een half uur geleden iemand op weg gestuurd naar de Aldi om goedkoop bier te halen. Het was vrijdag en Ingrid, voorzitter, snakte naar de terugkomst van de 'vrijdagcommissie', die jaarlijks werd gevormd door twee eerstejaars studenten. Er moesten immers twee slachtoffers gevonden worden die wekelijks de helse tocht naar de supermarkt wilden afleggen. Met een zogenaamd zekere bestuursfunctie voor volgend jaar in het vooruitzicht had Ingrid het bleue duo snel overgehaald. Enkele minuten later strompelde het tweetal zichtbaar vermoeid het rommelige en duistere kantoor binnen. Er klonken vreugdekreten vanuit de hoek. De Commissaris PR riep luidkeels door de ruimte: 'Genoeg gewerkt voor vandaag! Waar is die rosé?' De penningmeester schreeuwde daarop: 'Rosé? Bier zul je bedoelen!' Bijna tegelijkertijd tilden twee actieve leden van de activiteitencommissie de decennia-oude bank naar buiten, om riant en met een biertje in de hand voor het kantoor plaats te nemen. Het volgende halfuur besteedde de penningmeester aan het vinden van tegenstand voor een potje blikjesvoetbal. Ingrid zuchtte. Zij moest weinig hebben van dit soort kinderachtige spelen. 'Geniet maar gewoon van de zon! En val mij niet lastig.' De telefoon ging. Iedereen schrok. Wie belt er nu op vrijdagmiddag? Iedereen weet toch dat op vrijdagmiddag niets gebeurt? Ingrid besloot de vrijdagcommissie op het jengelende apparaat af te sturen. Het was de Universitaire Studentenraad om te vragen hoe de Openkamerdag eerder die week was verlopen. Ingrid reageerde verbaasd. 'Openkamerdag? Zeg maar dat we vandaag openkamerdag houden.'

 

Lees meer

Deining

Hij slaapt. Snurkt een beetje en draait zich om op zijn buik. Ik heb nooit gesnapt hoe iemand op zijn buik kan slapen en geïrriteerd pluk ik velletjes huid van zijn zij waar zijn zonverbrande rode huid nu loslaat. Het groeit, de onrust. De kleine dingen beginnen te breken en in het oppervlak verschijnen scheurtjes. De onregelmatige haargroei van zijn baard die licht rossig wordt in de zon en de hoeveelheid tijd die hij aan zijn haar besteedt irriteren me. De manier waarop hij zijn tanden poetst trouwens ook. Ik wil meer, ik heb honger. Ik wil de epische liefdes, de grootse verhalen en de reusachtige belevingen van een wereldreizigster. Zodoende schommelen we en beginnen we over te hellen totdat de weegschaal doorslaat. Ik smijt een deur dicht, jij schreeuwt. Ik gooi met een vaas en verbale woordkak, jij legt landmijnen en obstakels waardoor ik een ledemaat verlies en er wordt een vuil, vuil spel gespeeld. Ik noem je iets, een inventief scheldwoord waarmee ik vast probeer te imponeren en jij gaat mij tegen met een mes in mijn onderbuik. Ik gooi een bom en jij vertelt me hoe ik beter het mes kan laten zitten in de wond, omdat wanneer je het blad zou proberen te verwijderen, de wond slechts groter wordt. Dus laat ik het gat dichten en ga ik leven met een roestvrij staal blad in mijn lijf. Tussen de gangen van dit gelaagde gevechtsdiner door probeer ik het blad nog wel te poleren, het mooi te laten glimmen voor de buitenwereld maar het is desastreus en deel van mij nu. Al een hele tijd terug ben ik gestopt met het luisteren naar je, slechts mijn halve oor staat aan. Er is een chemisch teveel aan woorden, als een apocalypse die op springen staat en het snijdt tot diep in het bot. Word je er niet oneindig moe van, dat alles zo mooi is en er altijd gepraat moet worden om te vertellen? Jij vertelde me dat hoop houden voor de hopelozen is, voor de uitzichtlozen maar geloof me, dit raam biedt een fantastisch landschap. Dus denk ik dat ik je achter laat in deze geliefde puinhoop, een berg stenen dat dienst doet als huis en waar een beweging in ons hart door moet gaan voor liefde. Hoe veel het ook mijn fout mag zijn, het is ook jouw verhaal en ik ben toegewijd aan een ideaal ook lang nadat het afgeslacht is. Ik ben grof en ongenuanceerd misschien. Beweging werkt twee kanten op; dat betekent dat als liefde niet permanent is, dan noch is zijn afwezigheid. Het dichtsmijten van een deur is niet hetzelfde als deze op slot doen en dus zucht ik elke ochtend als ik je borstkas op en neer zie gaan. Ik negeer de kriebels die als mieren over mijn huid gaan en trek je dichter naar me toe. Ook deze momenten zullen passeren.

 

Lees meer

Diarium van een dorpshomo

Ik was nog maar een heel klein jongetje toen ik besloot dat het mijn lotsbestemming was om later exorbitant rijk en beroemd te worden. Ik droomde van mediterrane villa's, zwembaden vol chocoladevla, cruiseschepen met stripclubs aan boord, een levensecht paleis voor al mijn barbiepoppen en, niet geheel onbelangrijk, minstens tweehonderd geile bedienden om het plaatje af te maken. Vooral van die bediendes kreeg ik fikse hartkloppingen. Ik vergat echter te bedenken waar ik mijn roem precies mee wilde vergaren. En dat was onverstandig, want ik functioneer slecht zonder plan. Dit resulteerde in een grillige puberteit, waar ik me dansend en huilend doorheen worstelde. Ik had het erg druk met mezelf en vertikte het om reeds te starten met het opbouwen van mijn toekomstige imperium. Da¹s mooi kut, blijkt nu. Ik beschik slechts over een futiele diploma Cultuurwetenschappen en ben nog in verwachting van een minstens net zo zinloze master Jeugdliteratuur. Bepaald geen vetpot. In mijn naïviteit ging ik ervan uit dat de rijkdom vanzelf wel zou komen. Ik ben beroemd geboren, dan kan er vrij weinig misgaan... toch? Nu mijn studententijd een stille dood sterft, begin ik echter te begrijpen dat ik misschien een inschattingsfout heb gemaakt: niemand (h)erkent mijn intellectuele en creatieve meesterschap. De wereld sluit haar ogen voor mijn genialiteit. Da¹s mooi kut, want nu blijf ik eenzaam achter met een hardnekkig Narcissus-complex. Toegegeven, ik voel me graag bijzonder, maar liever nog voel ik me lekker. En daar heb ik dus geld voor nodig. Aangezien ik nog veel te jong ben voor zelfreflectie, schuif ik de schuld van mijn mislukte en doelloze bestaan graag af op anderen: mijn verknipte en zwaar onrealistische zelfbeeld is 'gewoon' een generatie-dingetje. Sinds ik me kan heugen liet de maatschappij me geloven dat ik speciaal was en mocht kiezen wat ik zelf wilde. Lekker je eigen ding doen. Maar ineens ben je 'volwassen' en weet je niet meer wat je met jezelf aan moet. Ik ben van porselein, ik kan helemaal niet werken. Ik vrees dat ik nog wel even zoet ben met mijn narcistische psychose. Te elitair voor een baan, te cool voor mijn vrienden, te cynisch voor de liefde. Ik zal heus ooit opgroeien, hoop ik, maar in de tussentijd trek ik mijn eigen plan: ik trouw een rijke vent. Ik val toch al op oudere types, beter verover ik er een met een fortuin op de bank. Niet romantisch, wel pragmatisch. Dan kan ik me rustig beroemd en bijzonder blijven wanen, terwijl m'n fossiele man ijverig brood op planken legt. En dat klinkt heus eenzamer dan het is. Al die geile bediendes zijn er natuurlijk niet voor niets. Bekijk hier alle andere artikelen uit de mei-ANS.

 

Lees meer

Die grote gele M

Zijn maag rommelde. 'Ooohh, ik heb honger.' Hij baalde, want hij zag dat zijn chauffeur net de snelweg op draaide. Het was half tien ’s morgens en over een half uur had hij een afspraak met boze studenten. Nu hij zich tussen Voorburg en Zoetermeer begaf, was het onmogelijk om langs zijn favoriete banketbakker te rijden. Zou hij het dan toch maar doen? Het was tenslotte pas half tien en zijn collega Marja had hem nog wel aangeraden om op zijn voeding te letten. Dan kon hij met veel meer energie naar zijn werk: er moest immers veel bezuinigd worden. Zijn gedachten gingen terug naar 35 jaar geleden. Jengelend zat hij achterin de auto op weg terug van zijn oma. 'Mag het echt niet? Ik heb honger!' Zijn moeder keek hem boos aan. 'En nu hou je op met zeuren, Halbe. We gaan niet naar McDonald’s, hoe vaak je er ook nog om vraagt.' 'Zal ik hier de afslag nemen?' Halbe Zijlstra keek verschrikt op. Chauffeur Hans begreep precies wat hij moest doen als Halbe aangaf dat hij honger had. 'Ik zie hier op mijn navigatiesysteem dat de McDonald’s van Zoetermeer nog maar een paar kilometer van ons verwijderd is. Zullen we even stoppen?' Hans begreep dat het een retorische vraag was, maar wist niet waarom de staatssecretaris zo’n obsessie had met het restaurant met de grote gele M. Hij durfde het ook niet te vragen. Halbes voorganger Marja verkoos altijd de Van der Valk-etablissementen. Zijlstra herinnerde zijn chauffeur terwijl die door de McDrive reed aan die andere belangrijke afspraak in Utrecht. 'Kun je niet eerst even langs de Leen Bakker rijden? Die studenten kunnen wel wachten. Ik wil dat televisiemeubel echt vandaag hebben. Dan kan ik hem morgen nog goud laten spuiten en kan ik volgende week in stijl American Pie kijken met mijn vriendin.' Zuchtend zei Hans: 'Twee HappyMeals alsjeblieft. Kun je ervoor zorgen dat er twee verschillende speeltjes inzitten?' Hans had zelf geen honger.

 

Lees meer

Dierenambulance

'Om wat voor een dier gaat het over mevrouw?' 'Er zit een baby roek achter mijn otto.' 'Oh, kunt u hem niet wegkrijgen?' 'Nee, alle buurtkatten zitten al op de schutting met servetjes omgeknoopt.' Er wordt niet gereageerd op mijn grap, er wordt alleen maar diep gezucht. 'Okee, we komen hem wel ophalen. Binnen een half uur is er iemand bij u.' Ik keer terug naar de tuin. Van achter het woonkamerraam zitten mijn eigen twee katten me woedend aan te kijken. Ik, het onmens dat mijn katten naar binnen jaag als er een baby roek de tuin in tuimelt. Aangezien het kantoortje van de dierenambulance om de hoek zit is de dierenambulance er niet binnen een half uur, maar binnen twee minuten. Ik ben groot fan van Animal Planet, en dan voornamelijk van de ‘red de arme dieren in Amerika’ programma’s. Hoofdrolspeler chief investigator Jim Boller (dat is zijn volledige naam, niemand noemt hem Jim. Of Jim Boller), is al jaren de held van de serie en dus ook mijn held. Met een sigaar in zijn mond en een stoere cowboyhoed op redt hij arme alligators en kittens. Een echte man. Als de deur van de ambulance opengaat hoop ik dus ook op de Nederlandse equivalent van de chief investigator himself. Niets is minder waar. Jan Bolletjes is een klein kalend mannetje. Hij heeft een net iets te groot jasje aan van de dierenambulance en een soort schepnetje in zijn rechterhand. Aan de andere kant stapt zijn hulpje uit, een roodharige jongen met downsyndroom. Jan steekt zijn hand op als hij me ziet. 'Waar heeft patiënt zich verstopt?' 'Achter de otto.” Ik hoop dat de teleurstelling niet al te veel doorklinkt in mijn stem. 'Otto!' Zegt zijn hulpje. 'Ahaa, en hoe is de roek daar gekomen?” Vraagt Jan terwijl we de tuin in lopen, op de voet gevolgd door mijn twee katten. Ik leg uit ik een uurtje geleden heerlijk in de tuin lag, te genieten van de zon. Mijn katten deden exact hetzelfde, maar dan in de schaduw tegen de muur van het huis geleund. Er vloog met veel kabaal een familie roeken over, op de baby roek na. Die vloog namelijk tegen het huis en viel bovenop één van mijn katten. Ik heb zelden zoveel gelukzaligheid in de ogen van een kat gezien. Loki geloofde spontaan in het bestaan van God. Het moest immers wel God zijn geweest die hem uit de lucht een vogel naar zijn hoofd heeft gesmeten. Nou moet ik erbij vermelden dat onze katten op het moment van de vallende vogel geen nagels meer hadden, want die had de dierenarts geknipt, en weinig tot geen tanden, want die had de dierenarts eruit gehaald. Dus toen Loki dronken van geluk bovenop de roek sprong, bleef het daar ook wel een beetje bij. Hij kauwde en klauwde woest op de doodsbange vogel, maar er gebeurde eigenlijk vrij weinig. Dat vond ik wel een beetje zielig voor de roek, om bekwijld en geslagen te worden maar niet dood te gaan. Dus ik pakte de katten bij hun lurven (waar zitten eigenlijk je lurven?) en deed ze naar binnen. De baby roek kroop achter de otto. 'Ahaa, okee.' Zegt Jan. Hij pakt zijn schepnet stevig beet en loopt richting de otto. Heel voorzichtig schuift hij het ding iets naar voren en kijkt erachter, alsof er geen baby roek zit maar een levensgevaarlijke cobra. 'Ja, er zit hier inderdaad een roek.' Verrassing. 'Roek!' Zegt zijn hulpje. Jan zet zijn schepnetje achter de otto en probeert de roek erin te scheppen. Hij doet dit echter niet echt handig. De roek wordt twee keer geslagen met de randen van het net en kruipt snel onder de schutting door. Jan kijkt mij aan. 'Nu kan ik er niet meer bij!' Ik knik instemmend. Dat is correct Jan. Even blijft hij verdwaasd staan. 'Huis!' Zegt zijn hulpje. 'Ja, laten we maar naar huis gaan' zegt Jan. Als ik de heren heb uitgelaten ga ik Animal Planet kijken, daar hebben ze tenminste echte mannen. Meer Mensenkinderen lezen? Kijk hier.

 

Lees meer

Een morgen alleen

Dat zij steeds verder drijven, dat ligt vast aan haar. Zij breekt potten en roept zijn naam, speelt frisbee met porseleinen borden, terwijl ze vloekt dat de lucht te licht is. Dat zij ver wil gaan, wijt zij aan zijn wens om thuis te blijven. Ze maakt inpaklijstjes in haar hoofd, om daarna alles weer uit te kunnen pakken en opnieuw te beginnen. Tweede kansen worden mensen net zo min gegund als eerste kansen. Die zijn nog dunner gezaaid. 'Wij zijn wat wij herhaaldelijk doen', sprak Aristoteles. Zij twijfelt over haar alledaagse gewoontes, bang dat ze haar de baas worden en uiteindelijk overmeesteren. Of ze vanochtend de dag begint met een cracker of muesli, misschien toch een tosti. En of ze een jurk of een broek aan doet, misschien toch die rok. Kan ze vandaag met zonder jas naar buiten of is de kans op regen te groot. Zou ze anders gewoon een vouwparaplu meenemen? Verandering doet pijn, maar blijven stilstaan ook en in een poging om uit te breken, breekt zij alles om zich heen. Zelf aangeleerde groeistuipen, pijnlijk en doorgedrukt tot haar eigen huid niet meer mee rekt en ze striae op haar hart vertoont. Geen bloedvat meer voor extra zuurstof, elke zenuw afgestompt. Een doodgewone kamerplant die doodgegooid wordt met steroïden, een soort hormonale plantenvoeding voor haar lef (kan ik dat van jouw dealer krijgen of moet ik zelf op zoek?). Iets met het loslaten waar je van houdt, ofzo. Een wijs spreekwoord zou hier op zijn plaats zijn maar ze weet er geen. Makkelijker gezegd dan gedaan, in ieder geval, nu puntje bij paaltje komt. Alles lijkt veel moeilijker. Of ze zonder elkaar kunnen bestaan. Of ze haar voorraad opgebouwde affectie en aanhankelijkheid los kan laten om opnieuw te beginnen. Blanco. Dat lijkt me een nee. Ze stampt rond vandaag en laat haar tanden zien, haalt met klauwen uit naar eenieder die voorbij komt. Haar tandvlees ontbloot, de dunne huid onder haar ogen rauw gehuild en haar wangen uitgedroogd van zoute tranen. Op het laatste moment gooit ze haar beslissing weer om, vandaag is geen dag voor grote besluiten. Het kan vast nog wel een dagje wachten.

 

Lees meer

Eenhoorngrot

Maar weinig West-Europeanen hebben de ambitie om naar Noord-Korea te verhuizen. Ik snap dat best. De staat van de mensenrechten, de persvrijheid, het weer: allemaal niet om over naar huis te schrijven. Toch krijg je daar wel wat voor terug. Er zijn maar weinig landen met een zo stabiele regering, bijvoorbeeld, en studeren is in deze Democratische Volksrepubliek nog altijd gratis. Maar het belangrijkste argument voor een verhuizing lijkt me de berichtgeving van het staatspersbureau, de Korean Central News Agency (KCNA). Waar het Algemeen Nederlands Persbureau ons overspoelt met nare berichten over de krimpende economie, de dalende onderwijskwaliteit en de ochtendziekte van Kate, brengt de KCNA dagelijks een glimlach op het westerse gezicht. Is het niet het bericht dat wijlen Kim Jong Il onder een dubbele regenboog geboren is, dan weten ze wel te vertellen dat hij als student al vijftienhonderd boeken publiceerde. En wist u ook dat de voormalig leider van de Volksrepubliek tevens de uitvinder van de hamburger is? Maar het fraaiste bericht kwam deze week. Noord-Koreaanse archeologen hadden een ‘Eenhoorngrot’ gevonden in de hoofdstad Pyongyang. Deze vondst bevestigde dat Tongyong, de tiende-eeuwse koning van het nog verenigde Korea, die volgens de lokale geschiedenisboekjes op een eenhoorn reed, in Pyongyang had gewoond. En daarmee was Pyongyang de legitieme hoofdstad van zowel Noord- als Zuid-Korea. Het opmerkelijkste aan het verhaal: de grot werd gevonden op slechts tweehonderd meter van een grote tempel midden in de hoofdstad. De belangrijkste aanwijzing voor de archeologen? Een grote steen met daarop het woord ‘EENHOORNGROT’. Nog een wonder dat ze hem niet eerder ontdekt hebben. Och, och, die gekke Koreaantjes. Zoiets zou je hier nou nooit op het nieuws zien. Zonde eigenlijk: het zou de mensen denk ik goed doen als er af en toe eens een maffe classicus voorbij kwam die beweerde de botten van een cycloop of het lijk van de hydra te hebben gevonden. Maar helaas, geen westerling die nog met fabeldieren aan durft te komen kakken. Hier geen Koreaanse toestanden. Gekke, gekke Koreaantjes: we lachen om hun staatspersbureau. Nee, dan het NOS Journaal. Ik zag ze langskomen deze weken: een hond die een auto bestuurt, een minuut lang Gangnam Style op Nederland 1 (toch nog Koreaanse toestanden). En daarvoor was onze publieke omroep voor een item over springende sterren ook al niet te beroerd. Verheugt u zich bovendien maar alvast op de berichtgeving over de aflopende Mayakalender komende week. Fabeldieren hebben we hier niet, maar wij hebben onze eigen Eenhoorngrotten. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe en wil voor een item over cyclopenbotten best met een schepje naar Sicilië. Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Feestje

Naast het achttiende lustrum van de universiteit valt er komende week nog iets te vieren: het feest van de democratie. De studentenraadsverkiezingen zijn weer in aantocht. Traditioneel grijpen studenten deze periode aan om nog eens na te denken over nut en noodzaak van de USR. ‘Wat doet de studentenraad eigenlijk?’ en ‘waarom hoor je er alleen maar iets van als er verkiezingen zijn?’ zijn veelgestelde vragen. De USR-verkiezingen zijn voor de meeste studenten toch een beetje een gek feestje. De USR als die dronken vriendinnenclub die om twaalf uur ’s nachts in je favoriete kroeg de muziek platlegt, op de bar gaat staan en afdwingt dat de hele tent Lang zal ze leven gaat zingen. En of er misschien dan ook nog een gratis rondje voor de vrienden van de jarige af kan. Niemand kent ze, niemand wil iets met ze te maken hebben, maar je wordt toch geacht even leuk mee te doen. Dat studenten zonder blikken of blozen nog steeds dit soort vragen durven stellen gaat mij boven de pet. Wat de USR allemaal doet is perfect te volgen via ANS, Vox, Nultweevier, om van Facebook en Twitter nog maar te zwijgen. Dat je behalve in de verkiezingstijd nooit iets van de USR hoort hoop ik dit jaar dan ook niet meer te horen. Zolang Gespot: UB nog 23 keer zoveel likes heeft als Nijmeegse Universitaire Medezeggenschap heeft de Nijmeegse academicus in spe geen enkel recht van spreken. Had je een beetje je best gedaan, dan had je nu geweten dat de USR afgelopen jaar buitengewoon goed heeft gepresteerd: hier, hier, hier, hier, hier. Het is een zorgwekkende constatering dat de bankiers, artsen, advocaten, CEO’s en politici van morgen zich zo weinig moeite getroosten om op de hoogte te blijven van wat er op hun universiteit gebeurt. Dat vervolgens de kleine groep doorbijters die zich wel hard maken voor studentenbelangen een gebrek aan communicatie wordt verweten, getuigt van weinig zelfinzicht. Op één gebied moet de USR echter wel de hand in eigen boezem steken. Van de jaarlijkse gang van zaken in en om de verkiezingsperiode springt mij als voormalig USR-lid het schaamrood op de kaken. Het feest van de democratie lijkt nog goed van start te gaan, maar al gauw wordt die ene oom net iets te dronken en begint ruzie te zoeken, glazen kapot te gooien en familieleden uit te schelden. USR-leden die een heel jaar uitstekend met elkaar hebben samengewerkt gunnen elkaar juist in de week dat ze het meest in de schijnwerpers staan het licht in de ogen niet. Ze leggen hun inhoudelijke taken twee maanden zo goed als stil ten behoeve van de verkiezingsstrijd, voeren ad-hominemcampagnes en stelen, vernielen of bekladden elkaars campagnemateriaal. Zo zie je maar: studentenpolitiek is soms net echte politiek. Maar vind je het dan gek dat studenten de volgende keer niet meer op je feestje willen komen? Het is te hopen dat AKKUraatd en asap dit jaar voor een wat beschaafdere campagne kiezen. Anders valt ook dit feestje, net als Radboud Rocks gisteren, waarschijnlijk in het water. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer

Fietsenmakers

Van de vele inwijdingsrituelen die het studentenleven kent is het bezoek aan de lokale fietsenmaker de meest onvermijdelijke. Je oude, trouwe middelbareschoolfiets wordt geheid een keer gestolen, bij voorkeur direct tijdens je introductie – je kunt het maar gehad hebben. Dat is tot daar aan toe: je koopt via Marktplaats een studentenstadfähig barrel en je kunt weer vooruit. Maar de studentenfiets vergt ook regelmatig kleiner onderhoud. Een grapjas gaat er met je zadel vandoor, je fietsenstallingbuur trekt met zijn stuur je remkabels los, een halfverlopen randdebiel trapt je koplamp eraf op weg van de Stretto naar TweeKeerBellen. Toch stel je je eerste fietsenmakerbezoek uit (wat betreft die koplamp neem je voortaan sowieso genoegen met twee HEMA-lampjes à raison de 3 euro) – tot het moment dat je net niet geschept wordt door die lullige Prius uit het zijstraatje dat je net over het hoofd hebt gezien. Met gezonde tegenzin breng je na deze bijna-doodervaring je eerste bezoek aan De Concurrent, c.q. de ID’ers onder het Erasmusgebouw, de brombeer onder Hoogeveldt, of de fietsenmaker onder het station (waarom fietsenmakers consistent naar de kelder worden verbannen is mij ook een raadsel), nog niet bevroedend dat dit het begin is van een relatie die gedurende je hele studententijd zal doormodderen. Een eenzijdige relatie weliswaar, want hoe vaak je je fietsenmaker ook bezoekt, hij zal nooit een teken van herkenning laten zien. Afgelopen maand zag ik mijn fietsenmaker iets vaker dan me eigenlijk lief was. De eerste keer was mijn stuur afgebroken; uitgerekend ergens voorbij Beek, zodat ik de zes kilometer naar Nijmegen met de fiets aan de ene hand en het stuur in de andere te voet kon afleggen. De tweede keer was het mijn zadelpen die brak; uitgerekend midden in de nacht zodat ik met mijn aangeschoten hoofd tegen de stoeprand ketste. Terwijl de fietsenmaker mijn zadelpen opmat, vroeg ik me af of er wel eens antropologen afstudeerden op het gedrag van deze unieke species. Fietsenmakers veinzen consequent een minderwaardigheidscomplex met hun ‘nou, maar hopen dat er een nieuwe oppast dan!’, hun ‘tja, we motten maar zien of-ie loskomt hè?’ en hun ‘Goh, kweenie of-’t gaat lukken’. Ik snap dat wel. ’t Is geen sexy metier, fietsenmaker, maar op deze manier verlenen ze hun beroep een eigen heroïek. Want hoe lastig ook het euvel, binnen een dag hebben deze working class heroes het verholpen. Het is een belangrijk inwijdingsritueel, dat fietsenmakerbezoek. Want hoe trots je ook bent op je P in Medicijnen, Natuurkunde of International Law, je staat toch maar mooi te kijken met die twaalf afgebroken spaken. En de supermannen met hun moersleutels zijn dan graag bereid om je de deugd van de nederigheid bij te brengen. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer

Gonzo

Deze column van Lotte Coenen verscheen eerder in de november-ANS. Het is een heldere avond midden in oktober. Ik zit op mijn fiets en stel mezelf de vraag: is expres verdwalen ook verdwalen? Ik probeer de weg te vinden in de knusse straatjes van Nijmegen-Oost. Ik ben op zoek naar een kamer, die morgen slechts een kamer zal zijn zoals vele andere studentenkamers. Die vol staan met Billy-boekenkasten en grijze uitklapbanken. Bij het rode stoplicht besluit ik de verkeerde weg in te slaan om vervolgens bij de goede straat uit te komen. Bij het huis met nummer 11, mijn lievelingsgetal, parkeer ik mijn fiets. Ik heb zijn kamer gevonden. Voordat ik de deurbel in druk, slaat er een lichte twijfel toe. Moet ik dit wel doen? Maar met de woorden van mijn moeder, ‘alles komt goed en als het niet goed komt, komt dat ook wel weer goed’ in mijn achterhoofd druk ik op de deurbel. Met het open gaan van de deur bekruipt me een benauwd gevoel. Wij gaan zitten aan de houten tafel, midden in zijn kamer. We gaan nooit aan zijn houten tafel zitten. Ik krijg een glaasje limonade. ‘Met nul procent suiker’, zijn de woorden waarmee hij het ijs breekt. Ik raak in paniek. Hoe vertel je iemand dat het houden van op is? Hoe voorkom je de meest onbeschrijflijke pijn van een mensenhart? Ik open mijn droge mond en hoor mezelf zeggen: ‘Limonade zonder suiker is geen limonade en een relatie zonder liefde is geen relatie. Ik wil ermee stoppen’. De vijftien minuten die daarop volgen, lijken zich in slow motion voor te bewegen. De jongen met de prachtige donkergroene ogen en het krullend haar lijkt niet te beseffen wat er gebeurt. Ik heb niet veel woorden meer nodig, want de jongen met het krullend haar springt op van zijn stoel, duwt de houten tafel van zich af en noemt me een rotwijf. Het glas limonade zonder suiker valt van tafel. De jongen kruipt achter zijn laptop. Ik staar naar de gebroken scherven op de grond. Ik wil ze oprapen met mijn blote handen en ze lijmen tot hoe het was, maar ik besef dat mijn handen zullen bloeden en het nooit meer zal zijn hoe het was. Nog een keer loop ik de steile trap af en trek de eeuwig klemmende deur achter me dicht. Ik steek de sleutel in mijn fietsslot en bedenk me dat expres verdwalen, gewoon weglopen is. Klik hier voor de overige artikelen uit de november-ANS.

 

Lees meer

Gonzo

Deze column van Lotte Coenen verscheen eerder in de december-ANS. De man voor het ziekenhuis steekt zijn laatste sigaret op. De vergane blonde lokken, het grauwe gezicht en zijn bibberende handen verraden zijn toestand. Hij lacht en zegt: ‘Ach, het kan zomaar over zijn’. Ik glimlach uit medelijden en vlucht snel het ziekenhuis in. Niet veel later waan ik me in een soort doolhof waar ik word achtervolgd door vlagen van vreugde en verdriet. Op de afdeling Radiologie wacht ik op mijn beurt. Zenuwachtig blader ik door een tijdschrift waarin de lentemode van 2012 voorbij komt. De oude vrouw naast me maakt een sudoku. Ze tikt zenuwachtig met haar pen. Het valt me op dat ze allang niet meer bezig is met het vinden van de oplossing, want daar voor is het allang te laat. Twintig minuten later galmt een zware stem door de wachtkamer. 'Mevrouw Coenen, komt u maar' roept een verstrooide man in zijn witte lange jas en groene Crocs. Hij geeft me een stevige hand en wijst me naar de kleedkamer. In het tussenkamertje met opzwepende muziek en een kleine spiegel trek ik mijn schoenen en broek uit. Ik wacht geduldig op de arts die de deur voor me moet openen. Ondertussen vraag ik me af hoeveel mensen nog even snel in de spiegel kijken voordat ze op de röntgenfoto gaan. Op dat moment zwaait de deur open. In mijn meest charmante ondergoed stap ik ongemakkelijk de ruimte in. Een te vrolijke assistente geeft aan dat ik in een soort foetushouding onder de machine mag gaan liggen. Ze huppelt van het röntgenapparaat naar de computer en gaat naast de arts zitten. Achter het glas bestuderen ze samen de foto’s. Er gaat een duim omhoog. ‘Tot volgende week’, roept de arts. Ik mag me weer gaan aankleden. Op de weg terug naar de uitgang passeer ik een huilend stel van mijn leeftijd. De jongen heeft zijn armen stevig om zijn kale meisje. Een golf van misselijkheid komt omhoog. Ik weet niet hoe snel ik het ziekenhuis uit moet gaan. Eindelijk buiten blaast de koude ruwe wind door mijn te dunne jas. De rokende man met zijn vergane blonde lokken is verdwenen. Zijn sigaret ligt uitgebrand voor het ziekenhuis. Ik bel mijn huisgenoot, koop een fles wijn en een stuk camembert. We besluiten flink te genieten van het leven. Morgen kan het zomaar over zijn. Klik hier voor de overige artikelen uit de december-ANS.

 

Lees meer