Marx' Mensen (week 47)

Hij is dusdanig zelfingenomen dat zelfs zijn toiletpot is voorzien van een familiewapen. Zijn naam is Louis Eduard Arthur Herbert Theodorus van Heijst, kortweg L. E. A. H. T. van Heijst; zijn vrienden noemen hem Bert. Wij dus niet en U al helemaal niet. Marx' mensen, ik moet u wat bekennen. Na het herlezen van mijn briljante literaire uitspattingen op deze site ben ik tot de conclusie gekomen dat ik mijzelf steeds meer openstel jegens u. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Gereserveerdheid is een deugd die mij veel te jong is aangeleerd om nu plotsklaps overboord te gooien. Toch ga ik een poging wagen de trend die zich in vorige columns heeft aangezet een vervolg te geven. Daarom zal ik u een inkijk geven in mijn strikte ochtendroutine. Eerlijkheid is tenslotte een schoon goed, vooral als je een fictief personage bent zoals ik. Voordat ik met het juiste been uit bed stap, is er al enige actie ondernomen om te bepalen of dit een goede of een slechte dag gaat worden. Zo denk ik na over de zojuist genoten nachtrust, het dagelijkse nieuws dat mijn wekkerradio met licht gekraak ten gehore heeft gebracht en de weersomstandigheden die dag. Vaak stemmen vooral die laatste twee mij droevig. Na het obligate wassen, aankleden en haar kammen (U kunt aan de foto zien dat zoiets nogal een karwei is) volgt het ontbijt. Elke ochtend ontbijt met spek. Mijn huisarts heeft mij onlangs vanwege deze gewoonte verwezen naar een diëtiste. Na een uiteenzetting over mijn vader die ruim 95 jaar oud is geworden met hetzelfde ontbijt sputterde ze nog wat tegen. Toen ik vervolgens resumeerde hoe amusant ik het vond dat zoveel bijvoeglijke naamwoorden allitereerden met diëtiste (debiele, domme, dikke, duffe, dozige, drankzuchtige) was het gesprek al gauw voorbij. Gelukkig maar, ik praat niet graag met mensen die een hbo-opleiding hebben gevolgd. Als het ontbijt is verorberd strek ik de benen voor een frisse ochtendwandeling. In de lommerrijke omgeving waar mijn residentie plaatsheeft is het prettig wandelen. Van tijd tot tijd pak ik dan een eikel op, om te bestuderen. Die vertonen vaak grote gelijkenis met enkele hondenbezitters, die pogen mijn vredige ochtendritueel te verstoren. Deze eikels houden vaak enkel een hond omdat hun eigenwaarde dermate laag is dat ze menen die te moeten compenseren met zo'n harig stuk blafvlees. Daar heb ik dus geen enkel respect voor. Af en toe, als ik mijn neefjes een bezoek heb gebracht, vraag ik of ik voor dat weekend hun Super Soaker mag lenen. Hondeneigenaren zijn er namelijk content mee als de drol die hun hond legt ergens in een grasveldje ligt weg te rotten. Met het buitenproportioneel krachtige waterpistool mag ik dan graag de drol op zwaartekrachtwedijverende capriolen trakteren, bij voorkeur richting de draaier, maar ook zeker richting baas. Zoiets wordt niet vaak op prijs gesteld, maar zodra ik duidelijk maak dat zo'n Super Soaker niet per se op de grond hoeft te worden gericht druipen ze vaak af. Druipend.

 

Lees meer

Marx' Mensen (week 49)

Hij is dusdanig zelfingenomen dat zelfs zijn toiletpot is voorzien van een familiewapen. Zijn naam is Louis Eduard Arthur Herbert Theodorus van Heijst, kortweg L. E. A. H. T. van Heijst; zijn vrienden noemen hem Bert. Wij dus niet en U al helemaal niet. Uniformiteit, transparantie, gelijkheid, vrijheid, broederschap. Al deze waarden zijn belangrijk in onze westerse maatschappij. Vastgelegd in onder andere de gevleugelde spreuk liberté, egalité, fraternité, zijn het waarden die men hoopt tegen te komen in een mensenleven. En waar zouden deze waarden beter vertegenwoordigd zijn dan in het toppunt van onze beschaving, de universiteit. Komt daar niet alle kennis en kunde samen die de maatschappij hebben gebracht waar ze tot op heden is gekomen? Een naïeve geest zou zoiets al gauw vermoeden. Het mag een klein wonder heten dat dit beeld tot op heden bij het grote deel van het publiek bestaat. Alleen door de wol geverfde academici weten dat binnen de universiteitsmuren slechts zelden iets volgens protocol gaat, dat er schrikbarend veel aangemodderd wordt voor een instituut dat juist het tegenovergestelde preekt. Zeker, de studenten zijn niet subject aan deze schrikbarende improductiviteit. Zij worden in het gareel gehouden door digitale dranghekken die plagiaat detecteren en een roedel surveillanten. Maar wie houdt de medewerkers van de universiteit in toom? Een probleem aankaarten valt of staat met het aandragen van voorbeelden. Zo is het helaas altijd geweest. Deze constructie is er mede debet aan dat de universitaire gemeenschap tot op heden een gesloten geheel is. Een probleem verzwijgen is namelijk veel makkelijker dan het rechtvaardig oplossen. Toch is het voor de aandachtige student mogelijk om kleine haarscheurtjes te ontdekken in het harde pantser van de beslotenheid. Om nog enig cachet aan deze column te geven zal ik hier toch, tegen mijn zin in, een voorbeeld geven. Neem het nieuwe studentensysteem dat het oude moet vervangen. Er komt een upgrade van Isis, naar Osiris. Uit betrouwbare bronnen heb ik vernomen dat dit systeem flink wat geld heeft gekost. De aankoop kende ook nogal wat strubbelingen. Echte verbeteringen biedt het echter niet. Sterker, het is net zo gammel als Isis, dat eruit vloog als meer dan 400 man tegelijk toegang probeerde te krijgen. Een internetwebsite als ANS-Online kan zoiets gemakkelijk aan; een door de universiteit gehost platform klapt eruit. Vanuit dat oogpunt bezien is het met de ICT-voorziening van de universiteit treurig gesteld. Het recente lek waarbij de salariëring van medewerkers kon worden bekeken toont dat nog maar eens aan. Het probleem is echter dat deze medewerkers zelf ook met lege handen staan. Zij doen dit allerminst expres. De fouten zijn niet of nauwelijks kwaadaardig. De precieze oorzaak weet ik niet, de meest voor de hand liggende oorzaak is gemakzucht. Veel medewerkers modderen maar wat aan en maken zich drukker om broodjesautomaten dan om prangende problemen. De belofte van Martijn Gerritsen dat er nauwkeuriger zal worden gekeken naar gevolgde procedures is dan ook een loze belofte, omdat men zich simpelweg niet aan die procedures houdt. Een enkele idealist kan helaas niet opboksen tegen de apathische meerderheid. Dat is de harde realiteit.

 

Lees meer

Marx' Mensen (week 51)

Hij is dusdanig zelfingenomen dat zelfs zijn toiletpot is voorzien van een familiewapen. Zijn naam is Louis Eduard Arthur Herbert Theodorus van Heijst, kortweg L. E. A. H. T. van Heijst; zijn vrienden noemen hem Bert. Wij dus niet en U al helemaal niet. De sociaal-culturele ladder anno 2011. Wat bovenaan staat is eigenlijk niet zo interessant. Daar sta ik, met enkele door mij op waarde geschatte intellectuelen. Naar mate je lager komt wordt het interessanter. Ergens halverwege bungelt de doodgewone burgervader. Hij leidt zijn leven zonder al te veel mensen lastig te vallen, houdt de economie draaiende met zijn oersaaie baan bij gemeente X en leest de Volkskrant. Iets daaronder hangt de huisvrouw. Haar lectuur bestaat uitsluitend uit kookboeken van Jamie Oliver en incidenteel een slechte thriller. Aan haar kinderen leest ze boeken van J.K. Rowling voor. Ze doet nuttig werk door haar kinderen de basale waarden en omgangsvormen mee te geven die ze later als burger nodig zullen hebben. Weer daaronder komt het eerste individu dat ik zou omschrijven als ‘sociaal minder vaardig’. Wellicht door drugs- of alcoholgebruik gezakt tot onder burgervader of huisvrouw. Toch beschikken deze ‘semi-sukkels’ nog over de omgangsvormen die nodig zijn om deel te nemen aan het maatschappelijk leven, ook al doen ze dat niet meer. De lectuur bestaat uit eenvoudige verhalen over geluk en verdriet. Kluun is meest gelezen in deze groep. Hieronder, inmiddels richting de laatste sporten van de ladder, komen de echte paupers. Rijtjesflatgepeupel. Armoe troef in deze categorie, al wordt dat aardig teniet gedaan door fraude met verschillende uitkeringsinstanties. Deze groep wordt ook het meest getroffen door geslachtsziekten, ongewenste zwangerschappen en longkanker als gevolg van kettingroken. Meest gebruikte vervoersmiddel is een gepimpte Opel Astra met gebrekkige remmen en een spoiler ter grootte van een afdak. Lectuur bestaat uit strips van Urbanus en voor de oudere vrouw een Bouquetromannetje. Daaronder, met een paar vingers hangende aan de laagste sport van de sociaal-culturele ladder, is de voetbalhooligan. Milieu is zeer divers, zowel rijk als arm maakt zich schuldig aan hooliganisme. Lectuur is non-existent; boeken zijn er om te verbranden. Van alle groepen brengt deze de meeste tijd door in politiecellen en coffeeshops. De groep wordt gekenmerkt door een fanatisme en ongebreideld enthousiasme waar ‘Beliebers’ niet aan kunnen tippen. Meest voorkomende ziekenhuisopname is vanwege verwondingen door gummiknuppels en rubber kogels. De hiërarchie in de groep wordt niet bepaald door rijkdom, fysieke gesteldheid of clubliefde, maar door longcapaciteit en stembanden.

 

Lees meer

Marx' mensen (week 7)

Hij is dusdanig zelfingenomen dat zelfs zijn toiletpot is voorzien van een familiewapen. Zijn naam is Louis Eduard Arthur Herbert Theodorus van Heijst, kortweg L. E. A. H. T. van Heijst; zijn vrienden noemen hem Bert. Wij dus niet en U al helemaal niet. De bijdrage van vandaag wordt geschreven door mijn broer. Hij heet Edwinus Gerardus Jozias Bernard Maria van Heijst. Ja, mijn ouders hadden een excentrieke voorliefde voor voornamen. Beste mensen. Ik zal me effe voorstelle. Ik ben Edwin, Edje voor vrienden, staalpaal voor de vrouwtjes en Edwinus voor m’n moesje. Bertje vergeet te vertellen waarom ik dit stukkie mot tikken maar dat is vast niet onbewust. Het geeft wel an dat het om een uiterste nootgeval ging want ik ken helemaal niet schrijve. Ik kan zo goed schrijven als Johan Cruijff met een bal plastic in z’n mond en een acute aanval van parkinson. Maar dat geeft niet. Ik maak er et beste van. Ik ken me trouwens voorstellen dat Johan Cruijff een stuk minder irritant is met een bal plastic in z’n bek. Racende tyfuskak, het verzinnen van een onderwerp is goedverdoemde lastig. Gelukkig wist Bertje dat ook dus hij had alvast wat onderwerpe op een papiertje getekent. Daarbij heeftie helaas geen rekening met mij gehoude. Ik houw niet van klassieke muziek, ik luister alleen Tropical Danny. Lezen doe ik ook niet, en de schrijver Tolstoj zegt me dus ook helemaal niks. Het is dat Bertje erbij heeft geschreven dat het een schrijver was, anders had ik jullie alles kunne vertellen over de topvoetballer Tolstoj. Want ik hou van sport. Mijn broer niet, die verafschuwt het. Maar er is niks mooier dan 22 man die achter een leren knikker aanhollen. En de drie debielen die het in bedwang moeten houden. Mijn omhooggevallen broer noemt dat ‘volksmennerij’. Ik vindt het prima om gemend te worden, zolang ik er maar lol in heb. Jullie denken vast, die Edje heeft een tik van de molen gehad. Dat kan best kloppen. Ik ben lang niet zo slim als Bertje, dat geef ik toe. Maar dat betekent niet dat ik daarom minder ben dan hij. Ik heb een hekel aan van die omhooggevallen kouwe kak. Mensen die denken dat ze slimmer zijn. En als je niet kan schrijven of lullen op vlak water ben je dom. En als je dom bent, ben je ongelukkig. Nou, zo is het dus mooi niet. Ik heb een dikke audi voor mn hut van 12 ton en een cabriootje voor de vrouw. Die doet het huishouden want ik ben de hele dag lekker bezig. Dat geile mokkel ligt voor me klaar als ik thuiskom. Mag jij me vertellen wie de gelukkigste is, ik of m’n broer. Ik heb tenminste iets om m’n worst in te schuiven, en daar gaat het uiteindelijk allemaal om.

 

Lees meer

Marx' mensen (week 9)

Hij is dusdanig zelfingenomen dat zelfs zijn toiletpot is voorzien van een familiewapen. Zijn naam is Louis Eduard Arthur Herbert Theodorus van Heijst, kortweg L. E. A. H. T. van Heijst; zijn vrienden noemen hem Bert. Wij dus niet en U al helemaal niet. U studenten zijt ongetwijfeld grootse nachtbrakers. Wellicht leest u dit briljante stukje proza wel met een aangeschoten hoofd, kwijlend boven uw toetsenbord, terwijl u probeert op Facebook dat meisje van zojuist te vinden dat niet bereid was u haar nummer te geven omdat u, toen al, kwijlde. Troost uzelf. Als ze u echt aardig vond, zal ze, als een modern Grietje, het slijmspoor volgen naar uw kleine kutkamertje van 3 bij 2, om u alsnog de eeuwige liefde te verklaren. Eerlijkheid gebied mij te zeggen dat de kans daarop erg klein is. Dus misschien is het verstandiger om dit stuk uit te lezen, een sigaret te roken uit uw raam (als uw kamer daar over mocht beschikken) en verdoofd neer te vallen op uw ongetwijfeld al zes maanden niet opgemaakte bed. Reden waarom ik begon over nachtbrakers, is omdat ik er in toenemende mate last van heb. Als rechtgeaarde burger sta ik om half 7 op, om mijn dagelijkse werkzaamheden aan te vangen. Daaronder valt uiteraard het lopen naar de brievenbus in mijn pantoffels en ochtendjas, met een vers aangestoken pijp in mijn rechtermondhoek. Steeds vaker word ik door voorbijfietsend, zwalkend dan wel vallend studentvolk uitgemaakt voor ‘seniele opa’. Vaak krijg ik snel genoegdoening, als de scheldende student, door zijn aandacht niet uitsluitend op de verkeersdeelname te richten, ergens tegenaan botst of over valt. Een uiterst amusant aanzicht, kan ik u zeggen. Het was een minder plezant aangezicht toen gisterochtend de student in kwestie besloot het asfalt van dichtbij te gaan bestuderen. Dat gebeurde enkele seconden nadat hij de krachtterm ‘ga uit de weg, ouwe zak’ naar mij had geroepen. Ik was echter simpelweg bezig mijn vuilnis te beschermen tegen balorig volk dat de neiging heeft tegen mijn zakken aan te trappen. Door zijn opmerking verloor de student echter de macht over het stuur, fietste over de tussenberm, raakte in de slip, viel voorover en kwam pardoes tot stilstand tegen de motorkap van een politieauto die zojuist kwam aanrijden en helaas op tijd wist te stoppen. Ik zal u vertellen: er zijn betere auto’s om met je dronken hoofd tegenaan te fietsen. Auto’s waarvan de eigenaar bijvoorbeeld op vakantie is, of auto’s die niet worden bestuurd door wetshandhavers met een ochtendhumeur en zin in koffie. Nu moet u weten, ik heb een hekel aan politie. Dienstkloppers, vaak met een erbarmelijk opleidingsniveau, met een machtscomplex. Zo zijn ze allemaal. Het is zo jammer dat het daarop wijzen in principe strafbaar is, maar ze weten dat ze me er niet van kunnen weerhouden het te denken. Dat doe ik dan ook veelvuldig, maar ik vergeet niet dat de politie ook je beste vriend kan zijn. Zo ook in dit geval. Na de twee heren vriendelijk een kop koffie te hebben aangeboden heb ik die student er nog even flink bijgenaaid, door te verklaren dat ik hem al eerder mijn vuilniszakken kapot had zien schoppen, hij me net bijna aanreed, en bovendien beledigde. De agenten waren erg begripvol en sloegen de zuiplap acuut in de boeien. Zo wordt de wereld weer een stukje veiliger. Met dat idee in het achterhoofd heb ik een bord in mijn voortuin geplaatst. Het zegt: ‘De vorige lul die tegen mijn zakken schopte kreeg een boete van 1200 euro. Het volgende sujet dat de neiging heeft met zijn fikken aan mijn vuilnis te zitten schiet ik ter plekke neer!’ Want: een betere wereld begint bij jezelf.

 

Lees meer

Meeluisteragressie

'Je kent Olga toch nog wel? De tweede vrouw van Frank?' Brigitte schudt haar hoofd. Ze kent Olga niet. Daar hoopte Gerda, die gretig op het puntje van haar stoel gaat zitten, al op. 'Nou, Olga is dus kunstenares. Ze maakt conceptuele kunst, niet de standaard schilderijtjes. Bij haar is het altijd even zoeken naar de juiste inslag. Oftewel, een echte kunstenares voor de liefhebbers.' Brigitte was stil en vermoedelijk heftig aan het twijfelen of zij onder de liefhebbers viel of niet. Gerda vatte haar stilte op als teken om vooral door te praten en deed dat met verve. 'Frank en ik waren dus afgelopen week toevallig in Huizen' -sorry hoor, maar niemand komt ‘toevallig’ in Huizen- 'waar Olga dus haar nieuwste expositie heeft. Heel interessant, iets met een vrije interpretatie van maskers en de verborgenheid van de ware ziel. Heel erg boeiend. Nou, we besloten dus toevallig eens naar binnen te lopen.' -sorry hoor, maar niemand loopt ‘toevallig’ een expositie binnen over iets met een vrije interpretatie van maskers en de verborgenheid van de ware ziel- 'Zat Olga daar dus! Heel erg grappig.' -nou hilarisch- 'Ze bood ons dus meteen aan om een rondleiding te geven en de wat diepere gedachte achter sommige stukken uit te leggen. Niet dat ik dat nodig had hoor, Olga en ik hebben een beetje dezelfde mindset.' Brigitte was afgehaakt. Daar kan ik me iets bij voorstellen na zoveel keer ‘dus’ in één zin. Helaas bleek Gerda verbaal incontinent te zijn en de dampende hertenrug op haar bord leek haar niet te weerhouden van een lange analyse over het leven van Olga en haar ogenschijnlijk verborgen ziel. Mijn vriend was ondertussen zijn meeluisteragressie aan het afreageren op de entrecôte op zijn bord en keek heel strak niet naar het tafeltje naast ons. Ons gesprek was al lange tijd geleden verstomd omdat Gerda het godsonmogelijk maakte om te praten met iemand binnen een cirkel van 100 meter waar haar spraakwaterval neerdaalde. 'Nou, en dus toen gingen Frank en ik skiën in Lech en raad eens wie we daar tegenkwamen? Ja hoor, Olga. We doen nu dus ook wat projectjes samen. Om beurten simpel naakt enzo, met nieuwe kleuren.' Mijn vriend laat zijn bestek vallen. We hebben Gerda en Brigitte al een kleine twintig minuten kunnen gadeslaan. Brigitte is een muizig vrouwtje van in de vijftig met een al net zo’n grijs mantelpakje aan. Gerda een dikke taart met een flamboyant oranje soepjurk aan en een wilde vilten bolletjesketting en een bril met knalgroen montuur. Haar haren worden bijeengehouden door zo’n Chinees pennetje en haar handtas heeft de vorm van een treurwilg. Mensen kunnen niet om Gerda heen, al zouden ze het willen. Inmiddels heeft mijn vriend zijn bord van zich afgeschoven en doet alsof hij kotst. Ik probeer mijn lach in te houden in de angst dat Gerda zich realiseert dat er meer mensen in het restaurant zitten en ons betrekt in haar relaas over Olga. Gelukkig gaat ze zo op in haar verhaal dat ze ons niet doorheeft. Mijn vriend trekt het bord weer naar zich toe. 'Echt zo grappig, in Lech skiet de Koningin dus ook hè? Dus Frank en ik gingen eten in hetzelfde restaurant waar zij normaal zou eten, volgens de hotelmanager, nou viel dat even tegen. Je zou toch verwachten dat ze smaak had maar ik vond het eten dus echt ongeïnspireerd. Ik zat daar een potje creatief dood te gaan van jewelste.' Mijn vriend vraagt de rekening en ik vraag me af hoe je in godsnaam een potje creatief dood kan gaan van jewelste. Al helemaal in combinatie met ongeïnspireerd eten. 'Mevrouw, doe de wereld een plezier en laat niemand dat naaktschilderij van u zien. Daar gaat de wereld namelijk een potje daadwerkelijk dood van, van jewelste.' Mijn vriend knikt de dames vriendelijk toe en helpt mij heel rustig in mijn jas. Brigitte en Gerda staren hem verbijsterd aan. Het zijn de kleine momentjes waarop je je weer realiseert waarom je als een blok voor iemand bent gevallen. Meer Mensenkinderen lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Monarchistisch

Als ik het station uitloop komt Anwar al naar me toelopen. Dit keer heeft hij een witte jas aan met het logo van BNN erop. We high fiven. We high fiven eigenlijk al vanaf het moment dat hij me in september probeerde over te halen om lid te worden van het WNF. Ik was al lid van het WNF. Anwar zag dit als een uitstekend moment voor een rookpauze. Mijn bus reed voor mijn ogen weg en we raakten aan de praat. Sindsdien high fiven we. Aangezien ik heel vaak de bus mis en Anwar heel vaak uitstekende momenten voor rookpauzes ziet, raken we vaak aan de praat. We praten nooit over onszelf, we zijn geen vrienden. We praten over politieke voorkeuren, buitenlands eten en het vertrouwen in de administratie van WNF. Anwar steekt een peuk op en gaat naast me staan terwijl ik op mijn bus wacht. ‘Waar was jij toen je het hoorde?’ ‘In de auto, jij?’ ‘Thuis, mijn moeder begon te janken. Ongelooflijk.’ We zwijgen en kijken naar de bussen. ‘Ben jij monarchistisch?’ Dit is een bijzonder persoonlijke vraag van Anwar. ‘Je bedoelt monarchist.’ ‘Loop je me nou te verbeteren omdat ik een buitenlander ben?’ ‘Anwar, je bent een Nederlander.’ ‘En monarchistisch, net als mijn moeder. Al moest ik niet huilen.’ Ik knik. Ons gesprek bloedt een beetje dood en we kijken naar de stromen mensen die zich in bussen proberen te proppen die allang vol zitten. ‘Heb jij haar ooit ontmoet?’ ‘Wie?’ ‘Beatrix, pannenkoek.’ ‘Soort van. Ik heb haar een hand geschud en op de trap van de Troonzaal gekotst.’ Ik trakteer Anwar op mijn beste anekdote voor feesten en partijen. Hij kijkt me met grote ogen aan terwijl ik vertel over hoe ik met 40 graden koorts roggebrood met palingmousse naar binnen heb staan werken omdat het onbeleefd is iets te weigeren als de Koningin het aanbiedt. En over het feit dat ik het roggebrood in vloeibare vorm ook weer heb aangeboden aan de trappen van de Troonzaal. Het gedeelte waarin ik ondersteund door mijn docent het Binnenhof wordt afgeleid laat ik weg. ‘Wauw, kicken. Had ik niet achter je gezocht.’ Anwar is duidelijk onder de indruk en ik ben zeer tevreden met de impact van mijn spannende verhaal. ‘Niets blijft hetzelfde.’ Ik begrijp niet waarom we zo snel van onderwerp wisselen en vraag aan Anwar waar hij het over heeft. ‘De Koningin gaat met pensioen en ik ben ontslagen. Dit is mijn laatste werkdag.’ Anwar en ik kijken elkaar melancholisch aan. Dat was het dan. Onze bijna-vriendschap is voorbij. Uit mijn ooghoek zie ik mijn bus aankomen en ik sta op. ‘Kut man, ik hoop dat je snel wat nieuws vindt.’ ‘Ja man, mazzel!’ Terwijl ik richting mijn bus loop bedenk ik me dat ik nu voor eeuwig in Anwar’s geheugen gegrift sta als dat meisje dat gekotst heeft op de trappen van het Binnenhof, niet als het meisje waar hij een kortstondige high five relatie mee had. Dat is ergens wel een beetje triest.

 

Lees meer

Monumentum aere perennius

Bas Schiks. 'Wie?' Bas Schiks. I.M. Op het trapje voor de supermarkt aan de Van Schevichavenstraat hing een A4’tje. Vijf regels tekst en een foto in zwart-wit: Bas Schiks was overleden en belangstellenden waren welkom voor de uitvaartplechtigheid. De naam zei me niets, de foto herkende ik direct: Bas Schiks was een van de daklozen die dagelijks voor de winkel om een kleinigheidje kwamen vragen. Dat bleef er dus van een dakloze over: twintig bij dertig centimeter wit papier en een halfscherpe foto. Zou hij begraven worden of gecremeerd? Wie zou er komen? Wat zou er over een paar weken nog van het bestaan van Bas Schiks getuigen? Een gedicht van Horatius valt me in: 'Exegi monumentum, aere perennius.' Ik heb mijn monument voltooid. Duurzamer dan brons, En hoger dan de koninklijke piramiden, Dat geen vraatzuchtige regen, geen teugelloze wind Kan verwoesten. Ik heb twee herinneringen aan Bas Schiks. Een keer maar heb ik hem gesproken, een keer maar heb ik hem mijn laatste wisselgeld gegeven. In ruil daarvoor vertelde hij me zijn verhaal. Het waren maar zeven woorden, maar dat was genoeg: 'Dank u wel, meneer. Ik heb hier ook niet altijd gestaan.' Een levensverhaal in de vorm van een verontschuldiging. Graag maak ik mezelf wijs dat zijn woorden mijn blik op de medemens veranderd hebben, maar ik realiseer me dat ik net tegen een dakloze gelogen heb dat ik geen kleingeld bij me heb, en dat ik dat, als ik hem zometeen weer tegenkom, waarschijnlijk opnieuw zal doen. De tweede herinnering is van een dag in maart, de dag dat mijn vriendin genoeg van me kreeg, en alles was grijs. Toen ik in de Albert Heijn bij de kassa stond, stond Bas Schiks voor me. Hij kon zijn merk bier niet vinden, zei hij tegen het kassameisje, en terwijl zij haar baas belde begon de dakloze te zingen: “Waarheen leidt de weg die wij moeten gaan.” Zelden heb ik me zo verbonden gevoeld met een onbekende: ieder op onze eigen manier wisten we niet waar we het zoeken moesten. Toen ik de supermarkt weer uitkwam bleek Bas Schiks’ monument niet opgewassen tegen de vraatzuchtige regen en de teugelloze wind. Verfomfaaid lag het A4’tje op de grond. Maar zijn echte monument was voltooid in mijn herinnering, duurzamer dan brons, aere perennius. En niet alleen in de mijne. Toen ik ’s avonds terugkwam voor een brood lagen er bloemen op de trap; de volgende avond had iemand er een kaars bij gezet. Ik hoop dat ze Mieke Telkamp hebben gedraaid op zijn crematie. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe, maar heeft zelden een hogere vorm van poëzie gezien dan dat velletje op de Van Schevichavenstraat. Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Narcisme 2.0

Het is druk in de bibliotheek. Het bordje met ‘tussen 12.00 en 13.00 selfservice’ staat nog op de balie en de klok geeft 12.59 aan. Ik sta voor de balie te wachten. Aan de andere kant zit een vrouw de krant te lezen. Toen ik twee minuten geleden mijn vraag stelde wees ze alleen op het bordje en op de klok. Dus nu wacht ik geduldig tot het 13.00u is. Inmiddels heb ik alle foldertjes binnen handbereik doorgebladerd. Eentje ligt open op het blad, mijn foto prijkt prominent op de middenpagina. Ik geneer me een beetje. Als de secondewijzer eindelijk de twaalf passeert legt de vrouw haar krantje weg. ‘Zegt u het maar’ zegt ze terwijl ze van bril wisselt. ‘Ik wilde graag mijn abonnement verlengen’ zeg ik terwijl ik mijn bibliotheekpasje overhandig. Zonder iets te zeggen begint de bibliothecaresse te tikken en ernstig te fronsen. ‘Daar ben je dan mooi een maand te laat mee’ zegt ze streng. ‘Ik had het een beetje druk’ antwoord ik verontschuldigend. Direct daarna vraag ik me af waarom ik me verontschuldig. Ik kom mijn abonnement toch weer verlengen? Dat is alleen maar positief. ‘Ja ja, druk. We hebben allemaal wel een excuus.’ Ik durf niets meer te zeggen. Inmiddels staat er achter me een rij vol met middelbare vrouwen die vast hun abonnement wel op tijd hebben verlengd. ‘Wat is je naam?’ Ik noem mijn naam en adresgegevens. Met een schuin oog kijk ik naar de folder, mijn naam staat in koeienletters onder de foto. ‘Okee, heb je verder iets met de bibliotheek te maken gehad?’ Ik vertel dat ik de bibliotheek geholpen heb met hun flyer. Ze wil knikken maar besluit me niet te geloven en door te gaan met tikken. ‘Ja ja, en waar kan ik het geld van afschrijven?’ Ik geef mijn rekeningnummer. ‘Nou dat is dan geregeld, de volgende keer hoef je niet meer terug te komen. Dit soort praktijken houden we hier niet zo van.’ Ik word afgescheept als zijnde bibliotheek delinquent en draai me om richting de deur. De vrouw achter me zet een stap richting de balie. ‘Hé wat grappig! Jij bent dat meisje van de flyer, had jij die columnwedstrijd niet gewonnen?’ Mijn hart springt op en stralend draai ik me om. ‘Ja dat klopt’ zeg ik, mijn trots niet verhullend. Ik kijk de bibliothecaresse tevreden aan, ze kijkt niet terug en tikt nukkig door. Mijn ego loopt naast me op een roze wolkje de bibliotheek uit. Meer Mensenkinderen lezen? Kijk hier.

 

Lees meer

Okselman

We staan in de trein, als sigaretten in een net te klein doosje. Mijn neus zweeft ergens onder de oksel van een heftig zwetende man met een aktetasje. Hij ziet eruit alsof zijn kantoor ergens halverwege Lapland staat, dik ingepakt met een soort Russische muts met oorflappen, skihandschoenen en een dikke fleecesjaal. Op zijn degelijke Clarks zit nauwelijks sneeuw, een busganger dus. Zweet in de winter ruikt anders dan in de zomer. In de zomer is het een scherpe, penetrante lucht waar je van moet kokhalzen, in de winter heeft het de geur van kapstokken vol met natte kinderjasjes op basisscholen gecombineerd met ongewassen T-shirts. Tegen mijn achterhoofd drukken zacht de borsten van een iets te dikke vrouw. Ze ruikt naar patchouli. Verder kijk ik alleen tegen ruggen aan en heb geen flauw idee meer waar de deur is. Dat is het nadeel van klein zijn in mensenmassa’s, je gevoel van richting verdwijnt. De oksel wordt door een plotselinge stop van de trein flink in mijn gezicht geduwd en ik denk dat ik ga overgeven. Snel pak ik een zakdoekje en snuit mijn neus. Terwijl ik zeer bevredigend sta te toeteren draait de gehele coupé zich om en kijkt mijn kant op. Vol walging. Een vrouw knikt afkeurend en twee scholieren zeggen zachtjes ‘gadver.. dat doe je toch niet?’ Alsof ik net al kotsend naakt de macarena heb staan dansen. Volgens mij zijn er drie dingen die de meeste mensen bijzonder intolerant maken. Dat zijn spits, de NS en sneeuw. Helaas komen die drie regelmatig in combinatie voor. Als dan ook nog eens iemand zomaar zijn of haar neus gaat staan snuiten in het openbaar dan is de maat gewoon vol. Langzaam zwelt het geroezemoes aan tot een driftig gekakel over normen en waarden in de trein. De oksel praat tegen de borsten in mijn nek over geluidsoverlast en de scholieren zijn op hun smarttelefoontjes ongetwijfeld aan het whatbooktwitteren over die bizarre snuitert in de trein. Ik durf uiteraard mijn zakdoek niet meer te pakken dus ben overgestapt op zachtjes snuffen. De oksel draait zich om en kijkt me aan. ‘Zeg, kun je nou gewoon even ophouden? Wij hoeven dit allemaal niet te horen ja. Ga lekker ergens anders staan’. Terwijl hij het zegt knikken diverse mensen instemmend. Hoe durf ik, rebel en smeerkees, hier een potje mijn neus op te halen. Ik kijk langzaam om mij heen op zoek naar een gaatje. ‘Nou, ga dan?’, zegt het gezicht van de oksel ongeduldig. Ik doe een stap opzij. Achterin de mensenmassa klinkt protest, ongetwijfeld van de mensen die nu tegen de deur of wand worden gedrukt. ‘Dat dacht ik’, zegt het gezicht van de oksel tevreden. ‘U stinkt’, murmel ik zacht. Ik ben namelijk zelf ook bijzonder intolerant, maar heb helaas bijzonder weinig ballen. ‘Wat zeg je?’, vraagt de oksel agressief. ‘Niks meneer’, zeg ik terwijl ik me afkeer van mijn toeschouwers. Ik pak mijn zakdoek.

 

Lees meer

Onbederf’lijk herfst

De kastanjeboom voor mijn deur krijgt gele randjes als het water in kleine poeltjes op het asfalt staat. Één blaadje danst op de wind naar beneden. Als het de grond raakt is het plotseling zo ontzettend herfst. Een bejaarde man struikelt voor mijn raam langs. Voor wie denkt in metaforen is het moeilijk van de herfst te houden. In heel oude vegetatiemythen staat de herfst al voor het langzame verval na de geboorte en bloei van lente en zomer. De herfst dwingt tot al dan niet nostalgische reflectie. Het synoniem ‘najaar’ zegt veel over hoe wij over dit seizoen denken: de herfst als afterthought, niet meer in het teken van het leven, maar van het sterven. In dat licht is het ironisch dat een poëziefestival met de naam ‘Onbederf’lijk Vers’ juist in de herfst georganiseerd wordt. Ik was gevraagd om in de Selexyz enkele dichters voor te stellen en van koffie te voorzien. Ze bliefden geen koffie, maar desalniettemin mocht ik me drie uur lang laven aan de woorden van Joke van Leeuwen, Wout Waanders en Arnoud Rigter. De eerste twee kende ik. Waanders toevallig, als vriend van vrienden, en Van Leeuwen als de schrijfster van enkele van mijn lievelingsboeken uit mijn basisschooltijd – in die zin ook een soort vriend van vrienden. Maar Rigter was mij onbekend, en niets in zijn lange haar of blauwe, ribstoffen colbert verried dat ik aan het eind van die avond twintig euro neer zou tellen voor zijn tekeningen in een boekje en zijn stem op een cd’tje. Zijn poëzie was nauwelijks te volgen. Cadans en performance hadden op de woorden gezegevierd. Maar in die warboel van taal schoten soms zinnen dwars door me heen. Zijn lage basstem stelde me gerust: 'Het antwoord op al uw existentiële vragen', zei hij, 'is neen.' En daarna: 'Wie denkt dat het leven eenvoudig is, heeft nog nooit een levende kip proberen in te scannen.' Plotseling baadde zijn lange, wilde haar in een messiaans licht. Toen ik thuiskwam zag ik dat het licht in de achtertuin aanstond. Daarheen gelopen stond ik plotseling oog in oog met een duizelingwekkend woud aan oranje, rode en paarse vlinders. De groene klimop aan de schutting was van kleur verschoten. Ik moet eerlijk toegeven dat mijn mondhoeken wat omhoog krulden. Misschien is het met het leven wel zoals met de herfst: de schoonheid vind je in de achtertuin. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe en heeft de cd van Arnoud Rigter al twee dagen op repeat staan. Meer Dixi lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Open brief aan alle Nederlandse militairen

Laat ik eens beginnen met een kleine geschiedenisles: in de jaren ’50 rees in Egypte een heldhaftig groepje mannen dat zichzelf de ‘Vrije Officieren’ noemde naar de top van de macht in hun land. Als beroepsmilitairen van het Egyptische leger besloten zij dat het genoeg was, de corruptie en de uitbuiting van hun volk en het doorrotte bestuur van hun koningshuis. Wat ze deden was fantastisch, ze pleegden een coup. Tot vorige week was mijn haat niet diep geworteld genoeg om op te roepen tot een burgeropstand, totdat ik koning Willem zag stuntelen tijdens zijn eerste troonrede. Een bizar tafereel, een clownesk gebeuren dat bol staat van grootheidswaan en achterhaalde traditie; een koning die er plompverloren bij zit met aan zijn zij een vrouw die haar mond dient te houden maar die door haar achterlijke hoofddeksel toch alle aandacht naar zich toetrekt. Er zullen opnieuw zeer rigoureuze bezuinigingen volgen, dat was wat dit toneelspel op eufemistische wijze diende over te brengen. Onder leiding van onze incompetente volksvertegenwoordigers moeten we vooral onze bek houden en lijdzaam afwachten. Genoeg is genoeg, de tijd is gekomen dat wij, burgers de handen ineen slaan met jullie, militairen. Ons land verdient een staatsgreep. Jullie kunnen toch niet ontkennen dat de politici, waar jullie het internationale verlengstuk van zijn, geen zak terugdoen? Je stelt je leven in de waagschaal tijdens uitzendingen, je verliest manschappen en dit land verliest burgers en in ruil daarvoor word je gekort op alles wat je lief is; je wapentuig word je ontnomen, doorstromen wordt bemoeilijkt en in de nabije toekomst zal nog eens een complete divisie letterlijk het veld moeten ruimen, wat betekent dat je collega’s je ook worden ontnomen. Hoogste tijd dus dat jullie gaan inzien dat de missies van de laatste jaren primair uit geopolitieke en economische belangen waren, niet om ‘democratie en vrijheid’ te brengen. Winning hearts and minds, was de slogan. Dat was een illusie, er is niets gewonnen, er is weinig veroverd en er is een heleboel kapot gemaakt, met name mensenlevens. Alles gerechtvaardigd door de slappe voorwendselen die de agendamakers van deze wereld ons voorhielden en waarvan jullie dachten dat het een nobel streven was. Laf, achterbaks en goor politiekspel waarbij jullie opnieuw worden geslachtofferd, niet op het slagveld maar door je eigen leiders die jullie een mes in de rug steken. De klus is geklaard, het beleid uitgevoerd en dus kunnen de bezuinigingen verder opgeschroefd naar een niveau dat de totale krijgsmacht vleugellam zal maken. Geen gekwalificeerd personeel, wel zevenendertig peperdure nieuwe straaljagers. Dat klopt niet. Ik ben geen voorstander van militaire interventie. Jullie uiteraard wel want het genereert internationaal aanzien en bovendien financiële middelen om de eigen kas te spekken. Toch gaan jullie uit van een rechtvaardige oorlog maar Afghanistan, Irak, Tsjaad, de Golf van Aden en misschien Syrië waren en zijn dat niet. Het is een omgekeerde jihad, waarbij niet theocratie door islamitische wetgeving maar imperialistisch neoliberalisme de boventoon voert. Jullie zetten je in voor een foute zaak maar met goede intenties. Je offert je eigen mannen en vrouwen op en wat je terugkrijgt is een medaille en een behandeling tegen PTSD. Jullie worden consequent ondergewaardeerd, is dit dan niet het moment je tegen de gefaalde Nederlandse staat te keren en te eisen wat jou toekomt: het recht om te weten wat de motieven van overzeese interventies zijn, een rechtmatige behandeling en bovendien een baangarantie en geen snijgarantie? Jullie zijn terecht boos maar jullie zijn niet de enige slachtoffers van deze bezuinigingen. Lieve militairen: wij burgers hebben jullie nu meer nodig dan ooit. Doe datgene wat juist is, namelijk het beschermen van je landgenoten tegen buitenlandse én binnenlandse dreiging, tegen de bedreiging van ons doorrotte politieke systeem en het koningshuis die de daadwerkelijke vrijheid in Nederland ondermijnen. Kom in opstand en pleeg een coup, miljoenen mensen staan achter jullie. We are Legion!

 

Lees meer

Opruimwoede

Zij had hem verteld over haar grootse plannen, maar vooral over hoe hij daar niet tussen paste. Terwijl alle kleine fotolijsten, plakboeken en half begonnen, maar nooit afgemaakte dagboeken in verhuisdozen pasten, was hij het aftandse, ongewenste cadeau dat wachtte om doorgegeven te worden. Ze besloot om hem als een hoopvolle, oude knuffel uit haar kindertijd op een plank te laten staan op haar, vroeger hun, slaapkamer. Misschien zou hij vanzelf wel verdwijnen en zouden de nat glanzende ogen haar op den duur minder storen. De dozen verhuisden nooit mee omdat ze zich stoorde aan hun zwaarte en de ruimte die ze in haar woonkamer opnamen. Ze besefte zich dat ze nooit zo’n verzamelaar was geweest. Vastberaden zette ze de dozen de volgende woensdag met het oud papier aan de straat, zonder te merken dat de vroegere liefde in de vouwen van de krant van eergisteren was geslopen. Weinig ceremonieus werd er een plotseling einde gemaakt aan de waakvlam. Vandaag vervelt hij zonder dat het al te veel zeer doet. De huid kan zachtjes loslaten en geluidloos rond zijn blote voeten vallen wanneer het nodig is. Wanneer hij ’s nachts in bed te veel woelt (van zijn buik naar zijn rug en dan weer terug naar zijn linkerzij)  wordt hij misselijk van de schilfers die hij in zijn dekbed terugvindt. Hij is ondertussen schoon geschrobd en geboend. Zijn vingers zijn rimpelig geworden van het warme water en de ribbels zijn te tellen als de kringen in een boomstam. Lang heeft zij zijn wonden verzorgd, verbanden gelegd en zwijgend naast hem gezeten. Zij sprak met kleine woorden die ze liet groeien totdat ze in de ruimte rond zongen en  in zijn lege borstkas weerkaatsen. Samen hielden zij van het lijf dat hij tot dan toe als veeg had beschouwd. Als een tuinier met groene vingers leidde ze de bladgroei richting het zonlicht, samen knutselden ze als kleuters met felgekleurde blokjes Lego een groots kasteel dat de tand des tijd zou kunnen weerstaan. Als reizigster in spe kan ze niet te veel bagage meenemen, dus laat ze de sloopkogels thuis en bergt ze het zware gereedschap op in de gehuurde garagebox onder een flat. In plaats daarvan pakt ze vederlichte woorden in, een wijs advies en een fles wijn voor onderweg. Voldoende om bleke wortels mee bloot te leggen en zachte handen te beschermen van roofdieren. Op haar weg naar buiten stapt ze in iets hards, een object met scherpe hoeken doorboort zelfs haar geharde zool van eelt. Uit haar hak steekt een klein, venijnig blokje, vierkant en schreeuwerig blauw van kleur. Zonder erbij na te denken steekt ze het in haar achterzak en  zo reist hij, onbewust en gedachteloos, stiekem toch met haar mee.

 

Lees meer

OSIRIS overweegt beursgang

AMSTERDAM – OSIRIS, het Student Informatie Systeem voor het hoger onderwijs dat in 2001 werd gebouwd, kondigt vandaag aan dat zij een beursgang overweegt. In navolging van grote broer Facebook, waarvan de geschatte waarde inmiddels meer dan 100 miljard bedraagt, ziet OSIRIS goede kansen om gemakkelijk geld aan te trekken. Persvoorlichter Simon de Wolf: ‘Eigenlijk zijn wij Facebook met extra opties. We zouden wel gek zijn om dit niet te benutten.’ OSIRIS is een systeem waarin studenten hun studievoortgang kunnen bijhouden en studieadviseurs en medewerkers notities kunnen maken over die studenten. OSIRIS wist met name te profiteren van rendementsmaatregelen zoals de landelijk opgelegde harde knip en het bindend studieadvies, dat op bijna alle universiteiten is ingevoerd. Op dit moment gebruiken grofweg 250.000 studenten en meer dan 10.000 onderwijsmedewerkers het systeem. De Wolf: ‘Toen we hoorden dat Facebook naar de beurs ging, belegde ons bestuur een spoedvergadering. Tweehonderdzestig duizend is weliswaar geen 900 miljoen, maar het is nog steeds heel veel.’ OSIRIS heeft in het verleden regelmatig verwijten gekregen over slechte privacy-instellingen, maar lijkt daar nu lak aan te hebben. ‘Ach, je hebt ook mensen die over Facebook klagen. Hoge bomen vangen veel wind. Je kunt het ook anders bekijken: wij hebben de beschikking over heel veel waardevolle persoonsinformatie. Je zou naïef zijn als je dat niet in klinkende munt om zou zetten.’ OSIRIS heeft op dit moment slechts één inkomstenbron: de onderwijsinstellingen. Volgens De Wolf komt daar op korte termijn verandering in. ‘We hebben integratie met verschillende vooruitstrevende sociale media al bijna mogelijk gemaakt. Op de hogescholen is Hyves bijvoorbeeld ongelooflijk populair.’ Ook Facebooks grootste inkomstenbron, reclame, wordt door OSIRIS op de voet gevolgd. ‘Waarom zou je studenten die regelmatig een vijf halen niet de mogelijkheid geven om met een simpele klik op de site van een bijlesnetwerk te komen? Wij verdienen eraan en de student haalt hogere cijfers. Dat is een win-winsituatie.’

 

Lees meer

Paradepaardenmiddel

Als stokpaardje voor het Groot Dictee van 2013 koos Kees van Kooten ‘przewalskipaardenmiddel’. Dit is geen woord, zoals Microsoft Word mij op dit moment ook aan het vertellen is, maar een guitige samentrekking van het woord ‘przewalskipaard’ en ‘paardenmiddel’. Ha-ha Kees. Wat ontzettend jolig van je. En dat nog wel voor zo’n serieuze aangelegenheid als het Groot Dictee van 2013. Het was dan ook de enige makkelijke grap tijdens het dictee. Geloof ik. De rest van het dictee begreep ik namelijk eigenlijk niet. Ik heb lang nagedacht of ik dit zomaar zou toegeven, maar ik heb besloten dat mijn intellectuele inferioriteit vroeg of laat toch wel naar boven komt. Dus bij deze, ik begreep geen woord van het Groot Dictee van 2013. Bij zin 1 begon de ellende. Met het zweet in mijn pennenhand en een blocnote in mijn andere hand luisterde ik naar het volgende: ‘niettegenstaande de taalcriticus Charivarius zijn macedoine 'Is dat goed Nederlands?', die verrukkelijke thesaurus vol linguïstische bêtises, publiceerde in 1940, zou het journaille anno hodie een raillerend exposé van onze pennenstrijd alsnog met dit piteuze zinnetje kunnen initiëren.’ Pas nu ik het over heb getypt van de website van de Volkskrant heb ik enig idee wat hier eventueel mee bedoeld wordt. Charivarius heeft een boek geschreven en ontketent hiermee een literaire strijd. Nou is mijn zin inderdaad een stuk minder spannend, maar ik begrijp tenminste wel wat ik opschrijf. Bij zin 2 dwaalde ik even af en dacht ik met weemoed terug aan dat prachtige dictee van vorig jaar. Adriaan van Dis liet ons zweten op kasuarissen en onder-een-kapwoningwijken. Ook moeilijk, maar wel in zinnen die erg mooi waren en ook nog eens te begrijpen. Juichend zat ik voor de televisie vorig jaar, toen ik maar 13 fouten had. Dit jaar zijn dat er 23. Een stomp in mijn figuurlijke maag (ha-ha, een woordspeling). Omdat ik polysyndetons niet kon spellen. Of zeugmata. Of Babels imbroglio. En omdat ik niet doorhad dat ‘mits’ in zin 7 onjuist gebruikt werd. Het was een grammaticale veldslag, bloederig en vernederend. Ken je die droom dat je een tentamen moet maken en de vragen zijn allemaal in het Chinees? Zo voelde ik mij, op de bank, kijkend naar Kees van Kooten die grijnzend als den Duivel handenwringend van genot achter zijn jurytafeltje intellectueel superieur zat te wezen. Je zou er bijna PVV van gaan stemmen. Bijna.

 

Lees meer

Pietpraat

Dames en heren, dit wordt by far mijn leukste column ooit, want er zitten plaatjes bij. Nou ben ik zelf niet zo’n artistiek wonder dus moet ik er eerlijkheidshalve bij zeggen dat het kleurplaten zijn die ik voor de gelegenheid vakkundig heb ingekleurd. Maar dat mag de pret niet drukken. Dit lumineuze idee kwam tot mij toen ik me weer eens goed kwaad liep te maken over de hedendaagse maatschappij. De keiharde oorlog tegen de negerzoen mag dan officieel gewonnen zijn -en toch noemt iedereen het nog negerzoen-, het Comité Gelijke Behandeling, uitsluitend bevolkt door bakfietsmoeders, mislukte journalisten en ander zielig volk, heeft een nieuwe strijd gevonden. Zwarte Piet. Sorry hoor, maar van Zwarte Piet blijf je af. Dus in al mijn woede besloot ik in plaats van kittens te schoppen en zakken pepernoten in een emotionele vreetbui te verorberen, de maatschappij een voorproefje te geven van hoe hun maatschappelijke Piet eruit zou zien. Allereerst wordt Piet blank, een goede, Hollandse jongen met blozende appelwangetjes en blonde lokken, want het is niet racistisch om de grote groep huidige zwarte pieten te vervangen voor witte. Sinterklaas wordt uiteraard vervangen door een donkere versie van zichzelf met Barack Obama-achtige allure. 'Can we deliver the presents my happy Dutch white Pete’s?' 'Yes we can!' Daarnaast is het tijd om afstand te doen van al die onverantwoordelijke hobby’s die de huidige Pieten bezigen. Elvispiet? Weten die brave kijkbuiskoters wel dat Elvis dood is gegaan aan een overdosis? WegwijsPiet? Sinterklaas heeft tegenwoordig net als papa een TomTom in de auto, en net als papa last van de recessie dus er moet ruimte komen in het personeelsbestand. Weg met Wegwijspiet. Het wordt tijd voor de Kabinetpiet, die in overwegend blauw en paars kinderen uitlegt dat ze dit jaar helemaal geen cadeautjes meer krijgen omdat papa en mama hun zorgverzekering onbetaalbaar wordt. En wat dacht je van Duurzaamheidspiet? Als je dan toch cadeautjes krijgt moet je weten dat daarvoor een heel oerwoud tegen de vlakte is gegaan en Oerang-Oetang baby’s op nare wijze om het leven zijn gekomen. Oh, en het cadeaupapier moet ook bij het oud papier. Of de Holebipiet? Uiteraard mogen de holebi’s niet vergeten worden want ook al vinden kinderen het totaal oninteressant waar ze later mee in bed belanden, je kunt niet vroeg genoeg beginnen met ze bekend maken met alle specifieke seksuele voorkeuren die er op de liefdesmarkt te vinden zijn. Onwetendheid werkt namelijk pesten in de hand. De Stufipiet is een guitig jong kereltje dat bij alle (stoute) studenten de stufi komt ophalen in plaats van brengen en als je het echt te bont hebt gemaakt neemt hij ook je OV mee. Als laatste is daar de Omapiet. Dat zijn twee minderheden in één (ik had niet meer kleurplaten dus moest creatief zijn). Aangezien ze niet meer op daken kan klimmen, en nooit zo goed heeft geklommen als haar mannelijke tegenhanger, is ze voornamelijk lastig en kost ze de rest van de Pieten geld. Al met al, als we dachten dat Sinterklaas tegenwoordig nog gewoon een gezellige familieaangelegenheid is dan hebben we het goed mis. Net zoals dat die onzinverhalen die mij vroeger verteld werden gebaseerd zijn op leugens, bedacht door racistische mensen die de waarheid willen verdoezelen. Zwarte Piet is helemaal niet zwart omdat het een schoorsteenvegertje is. En kinderen zullen de waarheid weten ook! Meer Mensenkinderen lezen? Kijk dan hier.

 

Lees meer

Reünie

Glimlachend realiseerde ik me dat ik onbewust mijn fiets op precies dezelfde plek had neergezet als ik zes middelbareschooljaren lang had gedaan. Vijf jaar na dato was het spiergeheugen nog niet versleten: tweede rij van achter, en dan de linkerkant. Maar het was niet louter zoete nostalgie bij deze reünie. Ook bij mijn klasgenootjes had de crisis toegeslagen. Dat wist ik zeker, want iedereen wilde ineens leraar worden. De aspirant-journalist bij de BBC? Leraar. De neurochirurg in spe? Leraar (Biologie, want uitgeloot bij Geneeskunde). De Nobelprijswinnaar in de fysica f.t.? Leraar. Wat was er met al die toekomstdromen gebeurd? Een van mijn vroegste jeugdherinneringen gaat over carrièreambities. Juf Francien van de peuterspeelzaal vroeg wat we wilden worden als we groot waren. Wat ik zelf zei weet ik niet meer, maar er zat een blik blonde jongetjes met dezelfde achternaam in het klasje, en stuk voor stuk wilden ze lekkiesjen worden. Hun vaders hadden namelijk samen óók een elektriciensbedrijfje. Een meisje was vastbesloten om over tien jaar prinses te zijn. Mijn beste vriendje gaf het allerbeste antwoord ooit op deze vraag: egel. Hij wilde egel worden. Niemand ambieerde toen al het docentschap. Pas toen in groep zeven dezelfde vraag werd gesteld zei één kleine spuitelf (ik): ‘Ik wil meester worden, meester.’ Daarna zongen we met de hele klas een liedje van Kinderen voor Kinderen: ‘Als ik later groot ben word ik lekker niks. Niks, niks, niks, ben helemaal nergens voor geschikt!’ From the mouths of babes… In de vierde klas vroegen we de leraar Grieks waarom hij Klassieke Talen was gaan studeren. Dan werd je automatisch leraar, was zijn antwoord, en dan werd je lekker werkloos. Er was een lerarenoverschot, toen, en een riante werkloosheidsuitkering. Dat leek hem ideaal. Hoe anders was het nu: mijn klasgenootjes gingen massaal hun eerstegraadsbevoegdheid halen omdat dat praktisch een baangarantie was. Leraar is misschien wel het mooiste beroep, bedacht ik, maar vanwege het geld vijftig jaar groepen onwillige pubers de stelling van Pythagoras leren is het recept voor een burnout. Misschien verklaart dat wel de potjes Oxazepam die ze in onze reünie-goodiebagshadden gestopt. Toen ik het schoolplein affietste, bedacht ik me: dankzij de crisis wilde uiteindelijk iedereen egel worden. Eigenlijk maakte het niet uit wat ze deden, als ze maar in zichzelf weg konden kruipen en hun stekels uit konden zetten tegen de boze buitenwereld; als hun carrière maar zolang ergens kon overwinteren, om hopelijk in een nieuwe lente weer wakker te worden. Dixi. Niek Janssen is classicus in spe.

 

Lees meer

Schatje

'Ik ben je schatje toch?' Dit was het startschot van zoveel moois dat ik het jullie niet kon onthouden. Sterker nog, ik heb de column die ik al klaar had weggezet voor een andere keer. Ik sta in de Hema, met een mandje vol goedkope, maar duurzame t-shirts en maillots (want het wordt immers weer winter), en achter me staat een nietsvermoedende man te bellen. Het is een beetje een zielig type, net iets te oud voor het hippe mutsje dat hij over zijn ongewassen haar heeft getrokken, en zich net iets te lang niet geschoren. Nadat hij 'slaap lekker schatje' in de hoorn heeft gemompeld hangt hij op. Achter hem staat een vrouw van grote proporties. Haar afrokapsel doet haar figuur geen goed en ze heeft een trainingspak aan. De man kijkt een beetje leeg haar kant op. 'Hallo! Ik zeg iets tegen je sukkel, ik was toch je schatje? Ja toch?' De man knikt een beetje lijzig. Zijn ogen staan op horrormodus. Betrapt. In de Hema. 'Nou wie is dan dat andere schatje?' Tjah. Wat moet hij daar nou op antwoorden. Hij denkt na. Te lang voor de vrouw, want ze blijft maar vragen wie het andere schatje is, terwijl ze haar borsten steeds dieper in zijn buik begraaft. Haar vinger wijst beschuldigend naar zijn neus. 'Je moet niet denken dat je me gaat lopen playen jongen!' Ze gooit haar mandje op de grond. 'Kijk nou wat je doet!', zegt ze terwijl ze op haar mandje wijst. De man weet inmiddels helemaal niet meer wat hij moet doen en gaat op zijn knieën om de spulletjes weer in het mandje te doen. 'Sorry' mompelt hij. 'Sorry? Sorry!? Ik vraag je wat eikel, wie is dat schatje? Zeg, anders maak ik je telefoon kapot! Jij vuile rondneuker. Rotzak. Je bent een lul.' Je snapt dat inmiddels iedereen in de omtrek van ons gangpad is komen kijken. Dat maakt de vrouw niets uit. De man zal publiekelijk sociaal vermoord worden en schuld betuigen. Hoe meer bekijks hoe beter. Ergens vind ik het een beetje zielig worden. 'Schatje ik kan het uitleggen, maar niet hier. Zullen we even ergens gaan zitten?' Hij heeft zijn stem weer gevonden en probeert de vrouw bedeesd weg te leiden. Ze laat zich echter niet leiden en geeft hem een klap. 'Smeerlap. Ik durf te wedden dat je dat tegen al je vriendinnetjes zegt. Hoeveel heb je er? Nou?' Hij haalt zijn schouders op. 'Schat, dat was mijn dochtertje. Ze wilde me nog even spreken voordat ze ging slapen.' De vrouw wordt stil. Iedereen probeert weg te kijken van de gênante situatie. 'Oh, je dochter. Ja. Dat is waar ook', zegt ze zachtjes. 'Ja', zegt hij. Omstanders druipen voorzichtig af en ik kan niet langer doen alsof ik twijfel tussen twee verschillende pannenlappen, dus ik loop richting de kassa. Een minuut later lopen ze samen de winkel uit.

 

Lees meer

Staatsvijand nummer een

In Nederland kunnen scheidsrechters worden doodgetrapt, schepen zinken in de Noordzee en politici aftreden om iets teveel gedeclareerde bonnetjes, niets houdt de gemoederen zo ontzettend bezig als sneeuw. Sneeuw is staatsvijand nummer een en zodra het witte doodsvonnis zich als een lijkwade over ons land heeft gelegd ligt alles stil. Bussen zitten overvol, mensen hamsteren in de supermarkt alsof ze weken niet meer het huis uit kunnen en auto’s blijven onberoerd. Op het station ontvouwt zich een rampscenario van grote proporties. Rijen dik staan kleumende Nederlanders op de trein te wachten. Die uiteraard vertraging heeft. Of helemaal niet komt. 'Het is ook altijd hetzelfde hè', moppert de 40+ forensvrouw naast mij. Ze is gekleed op temperaturen ver beneden het vriespunt. Om haar heen klinken instemmende geluiden. Het is altijd hetzelfde met die rotsneeuw. Aan de andere kant naast mij staat een conducteur angstvallig te doen alsof hij geen conducteur is in de hoop dat hij niet opgemerkt wordt. 'Ja meneer, dan kunt u wel zo schuldig naar beneden kijken, maar we zien u heus wel hoor', zegt de forensvrouw. De conducteur krimpt ineen en ziet alle gezichten rondom ons omdraaien. Iedereen kijkt beschuldigend zijn kant op. Iemand moet immers de schuld krijgen van de sneeuw. 'Je snapt het niet hè, dat ze daar in Den Haag nog geen oplossing gevonden hebben', gaat de forensvrouw haar relaas verder. 'Wat, aan de sneeuw?', vraag ik, maar vanaf het moment dat ik het gevraagd heb, heb ik spijt. Je moet nooit de discussie aangaan met chagrijnige mensen op het station, dat win je toch nooit. 'Ja, aan de sneeuw ja. Ze kunnen kanker genezen en naar de maan vliegen maar sneeuw goed voorspellen? Ho maar. Treinen op tijd laten rijden? Nooit. Ik heb altijd vertraging. En nu sneeuwt het ook nog eens. Het zal eens niet. Het zal een keertje goed gaan zo ’s ochtends.' Ze kijkt me zoekend aan, alsof ze verwacht dat ik stiekem de oorzaak ben van de sneeuw omdat ik het leuk vind. Inmiddels heeft ze medestanders gevonden en staat iedereen een potje boos te zijn op de NS en op de sneeuw. Vooral de combinatie schijnt iedereen tot absolute wanhoop te drijven. Ergens voel ik de behoefte om de sneeuw te verdedigen, maar ik vermoed dat ik dan door een boze menigte opgeknoopt word. De intercity naar Dordrecht Centraal van 08.15 uur, vertrekt over ongeveer één kwartier in verband met sneeuw. De omroepstem is nog niet opgehouden of de menigte ontsteekt in woede. De arme conducteur doet nog alsof hij door een portofoon aan het praten is maar het mag niet baten. Onder leiding van mijn forensbuurvrouw reageert iedereen zijn frustraties af op de conducteur en de NS. Snel maak ik me uit de voeten en loop verder het perron op. Stel je voor dat ik ontmaskerd wordt als sneeuwsympathisant, omdat ik de conducteur niet wil lynchen.

 

Lees meer

Stemmen

De dag na de verkiezingen was er op Leiden Centraal iets mis met de omroepinstallatie. De box links van me klonk telkens een paar seconden later dan die aan mijn rechterkant: “Dames en heren, de intercity naar Utrecht Cen – Dames en heren, de intercity...” De reizigers op het perron wisselden blikken van verstandhouding en glimlachten voorzichtig over deze vrolijke kakofonie, deze bizarre canon van huishoudelijke mededelingen. In zeker opzicht hadden de stemmen op het perron veel te maken met de stemmen die we gisteren uitgebracht hadden. Wat waren de debatten tussen de lijsttrekkers feitelijk meer geweest dan twee kapotte speakers die gedwongen waren in een eindeloze beurtzang elkaar te onderbreken en zichzelf te herhalen? Meermaals was in mijn omgeving, waaronder ik voor het gemak ook maar de bekende gezichten op televisie reken, de vraag opgeworpen of al die debatten, al die standpunten, al die stemmen niet te veel waren. Als ik voor mezelf spreek kan ik wel zeggen dat ik overvoerd ben. Maar ik weet niet zeker of dat iets met die verkiezingen te maken heeft. Om me heen op het station hoor ik die twee kapotte speakers, de treinen die passeren, de iPod van mijn buurjongen die net wat te hard staat, de woorden die ik in mijn krant lees, een kind dat om zijn moeder schreeuwt, flarden van mensen die praten, tegen de telefoon of tegen elkaar. Mijn eigen gedachten bovendien. Een voortdurende stroom van woorden, geluiden, stemmen die elkaar beantwoorden, aanvullen of tegenspreken. Polyfonie, noemen ze dat in de literatuurwetenschap. Veelstemmigheid. 'And in the naked light I saw | Ten Thousand people maybe more | People talking without speaking | People hearing without listening', voegt de iPod van het petje naast me me toe. Als het leven deze onophoudelijke canon van stemmen is wil ik niet meer meezingen. Ik kan zo moedeloos worden van de hoeveelheid woorden die mensen verspillen, van die bekende gezichten op de televisie. Van overal maar geluid, overal maar stemmen. Misschien is het de herfst. Misschien is het de leeftijd. 'Dames en heren, de intercity naar Utrecht Cen – Dames en heren, de intercity naar Utrecht Centraal vertrekt van 13:52 vertrekt van spoor 4b.' Eindelijk een eenduidige, enkelvoudige stem, een zalige, ondubbelzinnige monofonie. Ik pak mijn tas op en loop naar de trein. Nu nog hopen dat ik ergens een stiltecoupé weet te vinden. Dixi. Niek Janssen is niet zo goed met de herfst en begint zelfs in het dagelijks leven Stendhalachtige verschijnselen te vertonen.

 

Lees meer