Column: Lelijk II

Jij bent het mooie stukje lelijk dat alle andere grote lelijkheden verdringt: de slome maandagmiddag achter mijn bureau, de mensen die staan te duwen bij de bus en de chagrijnige kassamedewerkers van de Albert Heijn. Jij bent het nonchalante compliment op een bad hair day en de langzame lach van jou probeer ik te beschrijven als een blender in mijn ingewanden, een soort Magic Bullet, Tel Sell apparaat waar mijn darmen in gaan en ik stop met praten, want ik moet wel naar je kijken. Er zijn dingen die wij nooit zullen kunnen zijn – ik zal nooit een fantastische conditie hebben en zal altijd blijven twijfelen, jij zult nooit natuurlijk reislustig zijn. Dat is niet erg, we vinden er wel een weg omheen – ik zal de buitenwereld naar je toe brengen, zodat jij die kunt beleven in je pyjama. Jij, jij ontspant de zenuwen in mijn hersenen en ontknoopt de blauw-rode aderen rond mijn hart, alleen al door je eloquente taalgebruik en het feit dat jij interpunctie goed gebruikt. Mijn god, jij maakt van de komma een verleidster en van de apostrof een sekstijger. Van alle lelijke menselijke feiten tot alle onregelmatigheden, ik accepteer het. Ik wil in al dat lelijks iets moois vinden. Een lekkende kernreactor, vervuiling, plastic en niet recyclebare stoffen – te midden van alle lelijkheid die elke dag biedt – verlaten gebouwen, industrieterreinen, vuilnis en slechte kunst, wil ik jou. Eerlijk, krijsend, bloed, zweet en al, ben jij het mooiste stukje lelijk dat ik ooit heb gezien. Een kleur die het gebrek aan kleur kleurt, zo kleur jij mij. Bloedrood, hartrood, geen kleur die hard kleurt zoals jij in mij en jij kleurt mijn lelijke nood in. De nood als noodweer voor de dijken, jij laat mijn hart wijken en speelt met de zee – lippen bieden op dat ze van iemand houden en het hart holt voor op het hoofd. Ik spreek krullerig, boordevol woorden van sier, maar de ribben zijn eerlijk, simpel en kaal: alle stukjes lelijk kleuren mijn dag. Laat mij niet alleen lelijk zijn, omringd door klinische feiten van de dag, als je mij doelloos laat draaien ben ik zo kaal als het achtergelaten ijsstokje dat een klein beetje wil versplinteren in jouw mond.

 

Lees meer

Column: Levenswijsheid

Zelden zie je iets nuttigs op televisie, zelden hoor je iets waarvan je denkt: nou, zóó! Is onmogelijk geworden doordat domme mensen graag dom tv-voer willen. Nadenken doet immers pijn als je mentaal afgestompt bent, slaven van de vrije markt. Televisie als propagandamachine die louter onzin uitzendt. Waardeloos format op waardeloos format; talentshows en mee-leef-tv waarin mensen met één of andere beperking gevolgd worden, zogenaamd om ‘hen een podium te geven’. Lachen om mensen met een afwijking, om lelijke nerds die ontmaagd worden door een hoer en om een spastisch meisje en een autistische jongen die gaan daten, hi-la-risch. Stotteraars, seksverslaafden, stiekeme pedoseksuelen en mensen met het downsyndroom, allemaal uitgebuit ter vermaak van de zogenaamd verschillige Nederlander. We zijn allen latent Vara, volgens de omroepcoördinatoren. Ons bezuinig je niet 123 weg, dat is de slogan van de Publieke Omroep tegen de nieuwe bezuinigingen van Rutte II. Het zal me eerlijk gezegd jeuken. Er is slechts één programma dat nooit 123 wegbezuinigd mag, en dat is Ik Vertrek. Want Ik Vertrek is dus echt fantastisch. Gefilmd midden in de levens van mensen die hun hart volgen, geeft het de prachtigste menselijke emoties en levenswijsheden. Bevlogen mannen en vrouwen die vertellen waarom ze datgene doen wat ze doen, hoe ze hun intuïtie volgen om hun dromen te verwezenlijken. De laatste aflevering die ik zag draaide om de reis van een melkveehouder en zijn vijfentwintig jaar jongere vrouw Anneke. Samen gingen ze naar Australië, en de kinderen gingen mee. Best een grote stap voor een Drents boerengezinnetje. Het was de nuchterheid van Anneke waardoor ik mij realiseerde: soms moet je je niet te druk maken om wat er komen gaat. Zet die stap, gewoon doen. En zie maar waarheen het leidt. In barslecht Engels grapt Anneke: 'I’m going to Australia for emigration. Ofzoiets'. Het boeide haar niet dat hun toekomst onzeker was en haar Engels klonk als een Drent die Duits sprak. Haar redenatie was simpel: “je kunt beter naar Australië verhuizen dan dat je een ongeluk krijgt en hier onder een auto ligt. Dan ben je elkaar helemaal kwijt”. En zo simpel is het soms. Voor een beetje levenswijsheid hoef je niet per se de zwakkere uit de samenleving ter vermaak tentoon te stellen om daar van te leren. Om elkaar niet kwijt te raken, moet je slechts je hart volgen. En niet verongelukken.

 

Lees meer

Column: Lievelingsverkiezingen

De waterschapsverkiezingen en de gemeenteraadsverkiezingen strijden in mijn hoofd altijd om de titel ‘absolute favoriete lievelingsverkiezingen’. Ineens is het dan volledig geoorloofd om als lokale bollenkweker een partij op te richten, ten behoeve van de bollen (en dan lachen wij soms om de Partij voor de Dieren). Wat kan jou die zorginstellingen die opgedoekt worden schelen? Als er maar voldoende landbouwgrond overblijft voor tulpen, want dat is pas echt belangrijk voor de portemonnee van de bollenkweker. Als hulpbehoevende 65+er moet je dan maar lekker je eigen partij oprichten (en dat doen ze dan ook). Tevens wilde ik kort graag even de aandacht vestigen op dit pareltje van een verkiezingsposter uit de Haarlemmermeer. Van de schrik bekomen? Yes, moving on. De gemeenteraadsverkiezingen in Nijmegen zijn altijd een apart geval. Waar ik normaal altijd graag mag lachen om het hele festijn kan ik dat in Nijmegen lastig maken. Daar heeft elke partij namelijk een welwillende sociale liberalistische katholieke student. Hardwerkende personen die dagelijks op mijn Twitterlijst voorbijkomen met rozen en groene posters en gewonnen studentendebatten. Kies daar maar eens tussen. Want we kunnen met zijn allen wel een beetje gaan lopen doen alsof je stemt voor de buslijn door de Burchtstraat, of het al dan niet behouden van het wijkcentrum in de Wolfskuil, maar dat is natuurlijk allang niet meer zo. Althans, in mijn hoofd niet. Want mijn binding met sommige gemeentelijke problemen is groot, maar mijn binding met mensen die hard werken is nog veel groter. Of met die sympathieke wethouder van de VVD met wie ik de eer had in de N1 studio te staan. Maar die sympathieke Barmhart hè, van ons eigenstje ANSje, die kan ook nog eens een mooi mopske debatteren en heeft een bijzonder goed posterhoofd. En de briljantste PR vondst deze verkiezingen is absoluut van de PvdA, wat een briljante sloganbordjes. Dus aanstaande woensdag zit ik met een emmer popcorn en een trog bier op de bank, in grootse spanning af te wachten wie Nijmegens Next Top Politician wordt. Is het de charmante zelfverzekerde Rob Jetten, bloedfanatieke nieuwkomer Giselle Schellekens of toch ieders favoriete buurjongen Mark Buck? Of zou de Gewoon Nijmegen een comeback maken en samen met de Nijmeegse Fractie een dikke meerderheid behalen? We gaan het zien. Nog maar zes nachtjes slapen.

 

Lees meer

Column: Noem mij maar ouderwets

Het digitale tijdperk laat zo haar sporen na in het onderwijs. Op het vwo kon ik zien hoe docenten prutsten met de nieuwe smartboards. In augustus vorig jaar openden ‘s lands eerste iPadscholen de deuren. Drie maanden geleden had ik hoorcollege van een docent in Zuid-Afrika, via Skype. In de toekomst zullen papieren lesboeken mogelijk zelfs verdwijnen. Wat al jarenlang gemeengoed is in college, is PowerPoint. Bijna ieder college wordt tegenwoordig ondersteund door een beamer met het bekende diaprogramma. Ook bij paperpresentaties van collega-studenten is het niet meer weg te denken. Op zich is er niets mis mee– het kan colleges en andere presentaties behapbaarder maken door extra structuur aan te brengen, of door relevante tabellen en grafieken te laten zien. Helaas betrap ik zowel docenten als studenten regelmatig op het gebruiken van PowerPoint als spiekbriefje bij hun presentatie of het simpelweg opseksen van een matig verhaal. Te vaak overschaduwt de presentatie de inhoud, of voegt hij niets toe. Dan is de PowerPoint er vooral omdat er nu eenmaal een PowerPoint moet zijn. En mocht de techniek onverhoopt falen, dan zakt de hele presentatie als een kaartenhuis in elkaar. Begrijp me niet verkeerd – ik heb niets tegen PowerPoint en andere technische hulpmiddelen an sich. Maar dan moet het wel toegevoegde waarde hebben. ‘Het ligt niet aan het programma, maar aan hoe mensen het gebruiken’, hoor ik verstokte ICT-fanaten al zeggen. Daar zit best wel iets in, maar de vraag moet dan niet zijn wat het juiste gebruik is, maar of het überhaupt nodig is om het te gebruiken. Soms is dat namelijk niet zo, en op PowerPoint om de PowerPoint zit niemand te wachten. Mijn beste collegeaantekeningen zijn nog altijd van colleges zónder PowerPoint, want dan kun je je tenminste volledig concentreren op het verhaal van de docent en schrijf je meer op. Docenten en medestudenten: vraag je dus eerst af of PowerPoint echt nuttig is en iets toevoegt, alvorens op de automatische piloot een presentatie bij elkaar te klikken.

 

Lees meer

Column: Phishing: Hoera!

'Geachte Overheid Nederland E-mail Gebruiker president Mark Rutte, Uw Ministerie van Nederlandse zaken Postbus heeft overschreden De Opslaglimiet zoals ingesteld door uw E-mail Beheerder, als gevolg van Verborgen bestanden en Spam in Je Inbox en Spam Map en u krijgt dus geen nieuwe e-mail s tot u Re-Validate uw Webmail. Alstublieft, mailen u net als die vrouw Merkel uit Duitsland graag u Telefoon pincode en Wachtwoorden van Uw E-Mail Adres naar contact@NSA.org.' Grote paniek vorige week: phishing mails in de RU-Inbox. Dikke vette help en huilende studenten aan de telefoon omdat ze niet in de gaten hadden dat ze keihard in hun ootje genomen werden. Wanneer je zo’n e-mail krijgt, kun je denken: ik ben een ruimdenkend persoon, ik neem het niet zo nauw met die Nederlandse taal en bovendien, wat als Sjoerd van de ICT nou dyslexie heeft? Heus zielig voor hem. Ik klik braaf op de link die hij mij toestuurde en daarna ga ik m’n geitenkaassalade met chiazaadjes van eergisteren in alle tevredenheid oppeuzelen. Nijmeegse naïviteit. De zogenaamde Nigeriaanse phishers die hun proza door Google Translate flikkeren, zijn een leuke urban legend. Die Nigeriaan is gewoon Johan van drie straten verderop. Om alleen de meest simpele van geest te filteren uit de massa aan wie de mails wordt verstuurd, gooit hij er een ton aanwijzingen in dat het hier juist om een val gaat. Wanneer iemand dan niet spontaan bezwijkt aan een epileptische aanval na het zien van zoveel woordbraaksel in de mail, wanneer iemand daarna alsnog besluit te reageren, dan pas weet je zeker dat je het ultieme slachtoffertje aan de haak hebt geslagen. Dat er studenten bestaan die in zo’n val trappen is eigenlijk zuurstofverspilling, vindt u niet? Ons online gedrag zou een stuk spichtiger moeten zijn sinds we weten wat voor debielen ons maar al te graag beroven van onze vrijheden, ons geld en onze persoonlijke gegevens. Niet alleen phishers, ook overheidsdiensten en grote commerciële schurken als Google en Facebook lusten er wel pap van. Niemand is veilig, iedereen wordt getrackt en er bestaat van ons allemaal een online profiel van wat we browsen, welke aankopen we doen en misschien brandt er boven jouw naam wel een rood lampje bij de AIVD en de NSA. Ze tappen je telefoon en mail als ze ook maar het vermoeden hebben dat je een snelkookpan, een rugtas en een zakje knikkers wilt kopen. Voer snelkookpan+knikkers+backpack in op Google en de nodige commotie ontstaat in Zoetermeer en op Fort Meade. Zwaailicht, luchtalarm, alles. Drones stijgen direct op en bestoken je huis met Hellfires. Angela Merkel is wat dat betreft een net zo onnozel wicht als die studente die huilend aan de telefoon hing omdat ze zo dom was de link aan te klikken. De Duitse Bondskanselier is verontwaardigd omdat ze al jaren wordt afgeluisterd. Sorry, wat? Wat verwachtte je dan, Obama is onze grootste vijand en jij regeert de leidende natie in Europa. Natuurlijk tappen ze dan je email en je telefoon. “Maar ik heb toch niks te verbergen?”. Bull. Shit. Niet alleen Merkel, ook jij en ik hebben een hoop te verliezen en veel om te beschermen. Phishers, bedankt. We zijn weer een tikje alerter.

 

Lees meer

Column: Roestig oud

Samen achter de geraniums zitten. Zo’n lelijk wit gehaakt vod aan een houten stok tussen het kozijn. Mooi dubbelzijdig glas omdat dat zoveel bespaarde, zo heeft die vlotte vent het ze vorige herfst aangepraat. Zij waren onder de indruk van zijn dikke tong, het gesjees waarmee hij sprak. En omdat hij ze een beetje aan hun zoon deed denken hebben ze mompelend ingestemd. De intieme kracht van een herinnering op hun leeftijd is groot en groeit naarmate hun schedel steeds dunner behaard raakt. Hij heeft haar een goedkoop plaid over de knieën gedrapeerd. Geen mooie brocante, authentieke sprei, maar een van fleece met felle bloemen van de Hema. Niet verkeerd, maar misschien misplaatst met haar knoestige handen die in haar schoot zijn gevouwen. Hij schuifelt heen en weer met thee en de weekendkrant. De zondagse bijlage is bijna te zwaar voor zijn doorschijnende armen, dunner dan het perkament dat hij al turend probeert te ontcijferen. Een langzaam kloppende ader in zijn onderarm wanneer hij voorover leunt om haar een kus op haar voorhoofd te drukken. Haar ogen registreren die tekenen van affectie nog wel. Moeizaam, maar hij is het die ze geeft en dus fladderen de herinneringen nog vluchtig over haar hart, even kort door haar hoofd. Haar hand schiet onverwachts omhoog om even de zijne vast te pakken. Ze knijpt heel hard, om te laten weten dat ze er nog is en dat ze op hem wacht. Hij glimlacht en gaat naast haar zitten. In die twee fauteuils zitten ze hand in hand voor het raam, onverstoorbaar in hun eigen gelukkige bel van geluk. Hij leest haar voor uit de krant. Het gaat over niets, de woorden over oorlog, crisis en trend gaan aan haar voorbij en zijn niet meer aan haar besteed op deze leeftijd. Het gaat haar om de klanken van zijn stem. Met haar ogen dicht graaft ze terug naar gezegende momenten in het verleden, om daar haar gedachten rustig omheen te laten vallen. Hij weet zelfs de horoscopen op een meeslepende manier te vertellen, alsof hij een groots verhaal uit de doeken doet. Dat zijn stem schor is en kraakt, hoort zij niet. Hij laat pauzes vallen, om de geluiden te bezinken, en gaat door wanneer zij een kleine knik geeft. Zaterdagmiddag. Er hangt wel een klok aan de muur, maar tijd maakt hier niet echt uit. Dat het net twee uur is geweest, maakt niemand iets uit. Woord na woord ontleden ze de krant op hun eigen wijze. Af en toe worden de kopjes thee bijgevuld met lauwwarm water uit een thermoskan. Ook dat zien ze niet. Voor dat raam raast de hele wereld voorbij: kleuters wankelend op hun grote fiets, de zijwieltjes in de goot gesmeten, rakelings langs een auto. Een jongen die met zijn moeder arm in arm loopt (ze lachen, of hij probeert te lachen om haar grap), een jong stel dat nauwelijks hun hormonen in bedwang kan houden. Het weer is grijzig, het zal aan het eind van de middag vast regenen. Wat er buiten gebeurt deert ze niet, al valt de hemel naar beneden. Het simpele samenzijn is alles wat ertoe doet.

 

Lees meer

Column: Serendipiteit

Op het puntje van haar stoel zitten geeft haar al hoogtevrees. Een tinteling in haar scheenbeen lijkt het wel, zonder dat haar tenen zich over de rand van een hoog gebouw krullen wordt de misselijkheid in haar maag al opgewekt. Er is geen wolkje aan de lucht, de hemel is strakblauw maar de mist bekruipt haar schedel. Er is geen ontkomen aan. Ze raapt al haar moed bij elkaar, pakt haar tas en gaat richting de deur. Haar beslissing is al lang geleden genomen en hoeft slechts geformaliseerd te worden. Ze kan niet wachten op de grootse, grandioze momenten en wil niet gerust gesteld kunnen worden door het alledaagse. Ze is op het punt aangekomen waarop ze beseft dat ze niets vorm kan geven behalve zichzelf, dat alleen zij grenzen kan afbakenen en de kaders van haar zelfinzicht kan verleggen. Gewapend met deze kennis voelt ze zich volwassen. Heel even maar. Ze heeft een veterstrikdiploma, maar knoopt haar veters eigenlijk nooit. Wanneer iemand dit opmerkt haalt ze haar schouders op en haar duwt ze haar mondhoeken naar beneden. Zie je wel, het doet haar niks. Ze draagt eigenlijk liever slippertjes. Van die goedkope plastieken dingen die tussen haar tenen snijden, maar hé, het staat wel stoer in de winter en dan zijn haar tenen vaak te afgeleid door de buitenlucht dat ze vergeten dat ze zich zorgen moeten maken om de omgeving. Uit gemakzucht trok ze vroeger altijd schoenen aan met klittenband. Of zonder wat dan ook, zoals ballerina’s. Maar dat is iets voor kinderen. Met een rits maakt ze zich er te makkelijk vanaf en dus heeft ze het idee van schoeisel in zijn geheel maar van de hand gedaan. Grote besluiten zouden haar zelfverzekerder moeten doen voelen, maar niets is minder waar. Onderweg op straat geeft ze geld aan een straatmuzikant, een jongen met een hoedje op een backpack naast hem op de grond. Voor de ingang van de Albert Heijn voelt ze zich overmoedig en overhandigt ze de vaste dakloze meneer daar een geldbiljet. Ze heeft direct spijt. Hij is niet haar favoriete dakloze. De meneer die er normaal staat vindt ze veel sympathieker. Ondanks de vele afwijzingen, beschaamde blikken en het aantal maal dat hij genegeerd wordt wenst hij iedereen oprecht een fijne dag. Eigenlijk durft ze niet haar hand terug te trekken. ‘Sorry’, mompelt ze, en ze trekt haar hand terug om het biljet terug in haar tas te stoppen. ‘Ik heb me bedacht’. Ze weet niet goed of ze zich moet verontschuldigen, maar weet zich geen houding te geven en doet het toch maar. Even een kleine kriebel, een fractie van een seconde twijfel voordat ze het geld resoluut terug stopt. Het is een begin.

 

Lees meer

Column: Serendipiteit

Naast ons zitten vier dames die ons voor de zoveelste keer vertellen dat ze Braziliaans zijn. Terwijl een voordoet hoe ze sushi eet – ‘een kunststukje! Zo lekker, met elke hapje geniet ik!’  - doet de ander een poging tot het versieren van de barman, zo een met een veel te diep uitgesneden shirt. Aan een ander tafeltje, rechts tegenover ons, zit een meisje. Ze schrijft met een vulpen, maar dat valt mij alleen op. Ze kijkt om zich heen en wanneer onze blikken kruisen kijkt ze weg. ‘Ik vraag me af waar ze over schrijft’, zeg ik, maar jij bent bezig met een verdwaalde haar uit mijn gezicht te vegen en verstrooid een hand op mijn knie te leggen en besteedt weinig aandacht aan wat ik zeg. Terwijl ik enthousiast, verhalend vertel volg jij de bewegingen van mijn mond. Ik ben bedacht op plotselinge bewegingen. Er is maar een toilet in de kroeg. Terwijl ik sta te wachten komt het terrasmeisje achter mij in de rij staan. ‘Ben je een dagboek aan het bijhouden?’ vraag ik uit nieuwsgierigheid en ik probeer vast te stellen of ze een hipstermeisje is dat op pad is met haar vulpen. Haar blauwe ogen en besproete neus kijken me verward aan. Ze spreekt geen Nederlands. Ze vertelt me hoe ze op reis is en hoe ze probeert met de wind mee te gaan. Het valt haar zwaar. Ze vindt het moeilijk om los te laten en geen plan te hebben. Dus ik vertel haar over de allereerste keer dat ik alleen reisde en in een vlaag van wanhoop en mentale inzinking mijzelf opsloot in een toilet op het vliegveld. ‘Hé,’ zeg ik, ‘het is ok’, want ze ziet eruit alsof ze iemand nodig heeft die dit tegen haar zegt. Ik geef haar mijn telefoonnummer, een emailadres en wil een vriendelijke vreemdeling zijn die haar de moed geeft om haar reis te vervolgen. Ik denk dat ze er blij mee is. Ik vertel haar niet dat ik een uur lang probeerde mijn moeder te bellen, of dat ik bijna mijn terugreis had gewijzigd naar drie weken eerder. Dat zou alleen maar ontmoedigen. Jij kijkt nog vol bewondering en overdonderd naar de exotische schone terwijl ze uitdagend lacht. Haar vingers trekken je naar binnen en jij zit bijna bij haar op schoot. ‘Zullen we gaan?’ ‘Ja nog even, ze is bijna klaar.’ Vulpenmeisje pakt haar rugzak in, heeft geen handen vrij dus stopt haar portemonnee in haar mond. Ze kijkt me verwachtingsvol aan, maar ik weet niet tot hoe ver ik mijn hand moet uitstrekken. ‘Maak je geen zorgen, ik heb betaald. We hebben geen haast’, alsof je mij gerust wilt stellen. Meisje hijst haar rugtas op en slingert een linnen tas om haar arm. Ze probeert resoluut te bepalen welke straat ze in zal slaan maar maakt geen overtuigende keus. Nog een vriendelijke blik die misschien als uitnodiging bedoeld is, maar ik pas. Terwijl jouw geanimeerde gesprek nog levendiger wordt, kijk ik het meisje na. Ik kruis mijn benen in kleermakerszit en warm mijn handen aan de terrasverwarmer. Ik doe geen moeite om mij in het gesprek te verwikkelen. Terwijl ik over mijn knokkels wrijf om mijn vingers kraak, probeer ik haar avontuur niet te benijden.        

 

Lees meer

Column: Soliste

De zaal heeft geen botte hoeken. Alleen waar de wand de vloer ontmoet loopt een strakke lijn. Op het podium staan twaalf violistes klaar in de startblokken in lange zwarte jurken, om een trio cello’s en een bas gearrangeerd. Hun kleding complementeert de decadentie van de zaal, roomwit en beige met gouden gordijnen en kristallen kroonluchters. Aan elk zeeblauw gordijn hangen meer kwastjes dan dat er te tellen zijn. Vanavond hoeft de muziek de ruimte niet in gedrukt te worden. Het vloeit moeiteloos. De schelp van je oor wordt gekieteld door de vele dimensies van de diepe klanken en de muzikanten zijn verleidsters. Een jonge vrouw staat in het middelpunt. Een verschijning in een perzikkleurig gewaad tussen de zwarte serieuze beelden. Ik kan alleen proberen te beschrijven hoe het is om naar haar majestueuze spel te kijken, maar haar bezieling laat zich niet makkelijk vangen. Ik kan beginnen met de knik in haar hals waarmee ze haar hoofd op haar viool laat rusten, of de roomwitte binnenkant van de pols waarmee ze haar strijkstok vlug over de snaren beweegt. Misschien is het de blik in haar ogen, de manier waarop ze van in vervoering naar agressief beweegt op het ritme van haar muziek. Ze oogt fragiel, breekbaar, maar met ongekende kracht leidt ze ons. Ze neemt ons bij de hand, vertelt een verhaal over plaatsen en eenvoudige deugden. Ze schildert het beeld van een woeste rivier, van een simpele emotie en van de trillende winterzon. Even geleidelijk als dat ze ons heeft meegenomen, laat ze ons plotsklaps vallen. Het gordijn valt en haar elegante gedaante verdwijnt achter filmisch rood fluweel. Ze gunt ons geen encore. Ondertussen is de buitenwereld weer bedekt onder een isolerende deken. De ijslaag kraakt onder mijn schoenen en van de eerdere betovering is weinig meer over. Al gauw worden vingertoppen en neuzen gevoelloos. De ijle buitenlucht is koud, een gebrek aan zuurstof vraagt het lichaam harder te werken en wanneer mijn voeten mij over het trottoir dragen, op zoek naar een warme ruimte, vang ik in de weerspiegeling van een ruit een glimps op van de soliste. Alsof ze ongewild toch nog gedag kwam zeggen.

 

Lees meer

Column: Symfonie in sweatpants

Je spreekt niemand meer. Je leeft van gare reftermaaltijden en salades uit een plastic bakje. De zon klinkt nu als een oude bekende voor je, die heb je al in geen tijden meer gezien. Je bent namelijk aan het leren in de kelders van de Universitaire Bibliotheek. De tentamens hebben je leven voor een week of twee overgenomen en je vraagt je af of er wel licht aan het einde van de tunnel is. Deze periode kan erg zwaar zijn en niet iedereen houdt het vol. Om het wat aangenamer te maken, heb ik daarom een geweldige tip voor je: luister. Al ruim tien jaar worden deze hallen gevuld met moderne symfonieën. Het interessante aan de methode van dit orkest is het gebruik van tijd. Naarmate de dag vordert, komen er steeds meer klanken bij. Zo hoor je foutmeldingen en een geloei van moeizame verwerkingen. Soms hoor je twee tafels verder een geit gillen. ‘Die zit op Facebook’, grinnikt iedereen dan. Deze digitale uitingen worden afgewisseld met gezucht en gesteun van de gebruikers van de laptoppen. Met name wanneer er een zesde foutmelding klinkt, zie je de student achter zijn laptop wegkwijnen. ‘Shit wat gênant, ik had het geluid toch uitgezet?’ denkt het meisje tegenover mij. Héérlijk. De herfststorm heeft dit jaar echter een nieuwe symfonie meegebracht. Een symfonie van accelererend snot. De ene neus geeft een wat lagere ophaal, dan weet je dat die student een groot neuskanaal heeft. Wat verderop klinkt de ophaal hoog en is hij van kortere duur: een klein kanaal. Dan komt de percussie. Twee studenten die op het toppunt van verkoudheid zijn, kunnen alleen nog een kort geknetter produceren. Die neuzen zitten vast en de jongens hebben veel kracht nodig om er beweging in te krijgen. Afwisselend werken ze naar de climax, waarna de hoge snuitjes het overnemen. Prachtig! Het mooiste aan deze herfstband is dat het meegenomen kan worden naar de tentamenzaal. Zodra de zo-levensmoe-dat-ik-maar-ga-surveilleren-prostaatpatiënt iedereen succes heeft gewenst, begint het. In de UB maak je de eerste noten nooit mee, dus dit is extra speciaal. Voorin telt iemand tikkend met zijn pen af. Met zijn drieën tegelijk beginnen de tenoren achterin. Wát een timing. Je vergeet bijna de barslechte kwaliteit van het meerkeuzetentamen. Wát een passie. Ik leg mijn pen neer en ga het resterende anderhalf uur met gesloten ogen genieten.

 

Lees meer

Column: Tosti-ijzer

Tegenover me zit een vrouw die naar mandarijntjes ruikt. Ik houd niet van mandarijntjes en de geur van die krengen maakt me doorgaans een beetje misselijk en ongemakkelijk. De mandarijnenvrouw heeft een grote paarse jas aan en een ketting om die bestaat uit aan elkaar gebreide vilten pompommetjes. Ik mag de vrouw niet. Ze probeert continu mijn blik te vangen, vermoedelijk omdat ze een gesprek met me wil beginnen, dus ik probeer haar zo goed mogelijk te negeren. We zijn een tijdje onderweg als de bus stopt en er een mevrouw instapt. Ze is bejaard en neemt plaats naast de mandarijnenvrouw. Als ik haar aan wil kijken, schrik ik. Mijn ogen blijven net iets te lang op haar gelaat hangen. De linkerhelft van het gezicht van de oude mevrouw is perfect in orde maar de rechterhelft van het gezicht van de mevrouw is ernstig misvormd. Een beetje alsof iemand het tussen een tosti-ijzer heeft gedaan en vervolgens niet de moeite heeft genomen om het voorzichtig eruit te schrapen. Beschaamd realiseer ik dat ik vast niet de eerste ben die zo reageert op haar gezicht en ik kijk zo onschuldig mogelijk naar buiten. Dan bedenk ik me dat ik vast ook niet de eerste ben die na twee seconden geschrokken staren naar buiten is gaan kijken. Ter compensatie kijk ik naar de reactie van de mandarijnenvrouw. Die zit zonder schaamte uitgebreid het gezicht van de oude dame te bestuderen, alsof het een bijzonder vies insect is dat net onder haar groenbak vandaan is gekropen. Ik voel nog meer schaamte, nu van het plaatsvervangende soort, en wend me weer af. In het vierzitje naast ons is een moeder gaan zitten met een zoontje van een jaar of zes. Hij zit ook gebiologeerd naar het gezicht van de oude mevrouw te staren, totdat zijn moeder hem zachtjes corrigeert. ‘Niet doen Teun, dat is niet beleefd.’ De oude mevrouw lacht vriendelijk naar de twee. De moeder voelt zich overduidelijk ongemakkelijk. Lachen is ook niet het juiste woord, de oude mevrouw trekt haar linker mondhoek omhoog en daarom ga ik er voor het gemak maar van uit dat het als lachen bedoeld was. ‘Doet dat zeer?’ Vraagt Teun terwijl hij naar de ondefinieerbare huidpotpourri wijst. ‘Nee hoor’ zegt de oude mevrouw vriendelijk. ‘Oh, gelukkig’, zegt Teun en hij gaat bij het raam kijken naar de voorbijrijdende auto’s. De kous is daarmee voor hem wel af. ‘Was iedereen maar zo beleefd als uw zoontje’, zegt de oude mevrouw tegen de moeder van Teun. ‘Dan hoefde niet iedereen steeds zo beschaamd weg te kijken als ik ergens kom. Ik weet ook wel dat het geen schoonheidsprijs verdient.’ Teun draait zich om en kijkt ernstig. ‘Het is gewoon weer eens wat anders’, besluit hij en hij draait zich weer om. Ik kan er niets aan doen maar barst in lachen uit. Gelukkig lachen de oude vrouw en de moeder van Teun hartelijk met me mee. De mandarijnenvrouw stopt eindelijk met ongegeneerd staren.

 

Lees meer

Column: Verdomd Veel Vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje? Over het algemeen raad ik niemand aan bij mij in de auto te stappen, want besluiteloosheid is ook in het verkeer een weinig behulpzame eigenschap. Toch vond ik mij een aantal weken terug achter het stuur met mijn vader naast me en mijn broer achterin, onderweg naar de verjaardag van mijn oma. Zachte muziek kwam uit de radio. Als mijn vader rijdt, draait hij hard The Rolling Stones en andere rocknummers uit zijn tijd, waarbij hij de gitaarsolo’s meetrompettert, maar zo’n filmische autoscene is niet voor mij weggelegd. Als ik alleen mijn mond maar opentrek om iets te zeggen, laat ik de auto al onbedoeld uitzwenken. Bij oma was het druk. Op haar verjaardag zijn altijd weer veel onbekende oudooms en oudtantes die allemaal Kees en Jannie lijken te heten en zich allemaal nog herinneren dat ik zo – dan houden ze een hand op heuphoogte – groot was. Ik ontweek ze en ging op zoek naar mensen die dat niet meer weten. Mijn twee nichtjes zijn allebei een jaar jonger dan ik, dus dat bood uitkomst. De ene heeft al vijf jaar een vriend, woont samen en vertelde me op het feest enthousiast over hun nieuwe strijkplankhoes. De relatie van mijn andere nichtje was een aantal weken daarvoor uitgegaan, zo had Facebook mij verteld, maar ze had nu de ware gevonden. Vijf dagen geleden. Op de kermis. Hij werkt bij de Octopus. Toen het gesprek even stilviel vroegen ze mij waar ík heen ga met mijn leven. ‘Weet ik niet, fijn he?’ zei ik. Zij wisten het wel. In ieder geval in hun Brabantse geboortestad blijven, dat was zeker. Gelukkig, met man, kinderen en strijkplank/octopus. Ik werd er stil van. Op de terugweg in de auto vroeg ik me af hoe het kwam dat zij wilden blijven en ik altijd weg wil, ook van de plekken waar ik heen ben gevlucht om weg te raken van andere plekken. Is het uit angst voor het onbekende, luiheid, beperkt inzicht in alle andere mogelijkheden of zijn ze simpelweg tevreden? Hoe komt het dat zij zich willen vastleggen terwijl ik het grote vraagteken omarm en er tegelijkertijd paniekerig van word. Ík ben degene die bang is, bang voor de verkeerde keuze. Het stoplicht wordt oranje en ik twijfel. Stoppen of doorgaan. Stoppen of doorgaan. Hoe weet je ooit wat goed is? Stoppen of doorgaan. Ik begin af te remmen, maar niet genoeg en rijd in omatempo door het ondertussen rode licht over het enorme kruispunt. Getoeter. Dit was niet goed. Volgende keer beter.

 

Lees meer

Column: Verdomd Veel Vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje? Twee dingen in het leven geven mij een uitermate apocalyptisch, ik-sta-aan-het-randje-van-de-afgrond-gevoel en dat zijn ziek zijn en oud en nieuw. Je zou denken dat ziek zijn uitkomst biedt bij mijn moeite met het maken van keuzes. Je kunt dan immers niets anders doen dan mandarijntjes eten en ijlen als je met 39,5 graden koorts op bed ligt. Jippie. Maar zo werkt het niet, anders had ik mezelf allang een ongeneeslijke ziekte aangemeten. Ik probeer juist alle opties open te houden, zodat ik, zodra ik een verkeerde keuze heb gemaakt, ook weer terug kan. En dat terwijl de hoeveelheid aan keuzes soms mijn strot dichtknijpt als ik eraan denk. Ziek hè? Als ik ziek ben, wil ik het liefst naar mama, om daar onder een dekentje met een kop thee naar Junglebook te kijken. De jaarwisseling brengt mij in een zelfde soort stemming. Een nieuw jaar, dat betekent nieuwe kansen, nieuwe mogelijkheden, nieuwe ervaringen, maar op 1 januari lijkt alles toch weer verdacht veel op 31 december. En als er op 1 januari niets verandert, wanneer dan wel? Mijn bubbel van volwassenheid spat uit elkaar door de hulpeloosheid, de onmacht waarmee ik geconfronteerd word, wanneer bacillen mijn lichaam overnemen én wanneer het einde van Bohemian Rhapsody door de speakers knalt. Die zwakte is niet meer toegestaan als je binnenkort een arbeidsmarkt in crisis gaat betreden met een letterendiploma op zak. Stilstaan is niet meer toegestaan. Dit jaar vielen de twee helse gebeurtenissen samen en ging ik 2014 in met een hoofd vol snot, hoestend als een zeehond, om om half één alweer rillend van de koorts in mijn bed te liggen. Gek genoeg was het niet eens verschrikkelijk. Dit jaar veranderde er namelijk wel iets op 1 januari. Ik kon weer door mijn neus ademen. En dat was meer dan ik had durven verwachten.

 

Lees meer

Column: Verdomd Veel Vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje? We lagen naast elkaar, de Ex en ik, naakt, toen hij het zei: ‘Laten we het over schaamhaar hebben. Ik vind het kaal mooier.’ Op dat moment wilde ik het liefst door het bed zakken, door de vloer, door de verdiepingen onder me, door de grond. Grafsteentje erop en klaar. We waren al drie maanden samen en in die tijd had ik mijn voortuintje redelijk bijgehouden. Ik trok niet dagelijks al het onkruid uit de grond, maar het gras was zo goed als gemilimeterd en de rozen gesnoeid. Ik vond het prima zo, was me bewust dat veel vrouwen er een andere schaamstreeksituatie op na hielden, maar vond het mijn goed recht zelf te beslissen over de haargroei daar beneden. Nu was echter alles veranderd, want de twee dingen die ik wilde waren onverenigbaar. Aan de ene kant, wilde ik dat de Ex me onweerstaanbaar vond, aan de andere kant vond ik het creëren van een kinderkut op een volwassen vrouw bijna misselijkmakend. Bovendien is het tijdsverspilling en krijg ik van scheren altijd nare rode bultjes en ingegroeide haren, iets waar een man ook niet graag met zijn neus bovenop zit bij het beffen, denk ik zo. Ik moest denken aan de Sex and the City film, die ik ooit keek met een vriendin die op dat moment ernstig liefdesverdriet had. Dit leek ons, op de een of andere manier, de beste keuze. In die film ligt die lange roodharige (Miranda– ik moest dit opzoeken) op een gegeven moment in een badpak en onder haar broekje komt een waar oerwoud tevoorschijn. Haar vriendinnen vinden dit uitermate schokkend en naast het onmiddellijk plannen van een wax-afspraak maakt het hen ook duidelijk waarom haar man vreemd is gegaan: met haar wollige poes heeft ze seks immers uitgesloten. Het niet scheren van je doos is blijkbaar een legitieme reden voor ontrouw. Bedankt SATC, voor deze wijze les. ‘Wat vind jij?, vroeg de Ex. Hij trimde zijn schaamstreek en had me een paar dagen eerder trots aan zijn stekelscrotum laten voelen. Dat was natuurlijk een hint geweest. Het interesseerde mij persoonlijk geen zak wat hij met zijn balhaar deed. Daarbij vond ik het oneerlijk dat bijna kaal wel goed genoeg was in zijn geval, maar niet in het mijne. Ik zei niets van dit alles, lag alleen naast hem, erger vernederd dan die keer dat ik buikgriep kreeg bij een logeerpartijtje, hopend dat God of welke hogere macht dan ook mijn schaamhaar op miraculeuze en pijnloze wijze zou wegschroeien, voor altijd en eeuwig. Want verblind door liefde zag ik voor één keer in mijn leven níet dat ik een keuze had. Dat ik kon kiezen voor mezelf.

 

Lees meer

Column: Verdomd Veel Vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje? Vijf jaar geleden besloot ik om in Nijmegen te gaan studeren, de stad waar ik al sinds mijn tweede woon. De angst om het ouderlijk huis op mijn zeventiende al te verlaten om in een kamer van 8m2 in de Bijlmer te gaan wonen bleek groter dan mijn lust voor avontuur en dus bleef ik hier. Ondanks dat angst een slechte raadgever schijnt te zijn, ben ik nog steeds blij met mijn keuze. Al heb ik over één ding nooit goed nagedacht, totdat ik een baantje kreeg in de horeca: Nijmegen is klein, dus overal zijn bekenden. Ik werk in een café dat voornamelijk wordt bezocht door (semi-)intellectuelen, geitenwollensokkenmensen die Bionade en verse zoethoutthee bestellen en wifi-slurpers met laptops en volgekalkte agenda’s. Nu blijken al mijn oudklasgenoten en docenten van de middelbare school hieronder te vallen. Geen probleem, zou je zeggen, dat is toch juist leuk? Nou nee. Toen ik een brugpieper was droeg ik een klein vierkant brilletje, pluizige haarbanden, en trainingsbroeken van C&A. Met deze binnenkomst stond mijn imago voor de komende zes jaar vast. Ik verliet de middelbare school een halve meter langer, met lenzen, spijkerbroek en laagjes in mijn haar, maar populair was ik er nooit mee geworden. Buiten mijn vaste vriendengroepje, had ik dus op niemand een blijvende indruk achtergelaten, maar dat was nooit iets waar ik van wakker lag. Tot nu. Elk weekend word ik met minstens vier bekende gezichten geconfronteerd, die ik vervolgens weifelachtig glimlachend, op zoek naar een teken van herkenning, hun cappuccino’s voorschotel. Dit teken blijft meestal uit, en dus hou ik mijn mond. Maar laatst was daar mijn lerares Grieks, bij wie ik vier jaar in de klas had gezeten, en nu besloot ik het roer om te gooien. Ze zat alleen achter een waldkornbol met biologische oude kaas: dit was mijn kans. 'Hoi', zei ik, terwijl ik een nieuw glas melk op haar tafeltje zette. 'Geeft u nog steeds les op het Gym?' ‘Uhm, ja. Jij kent mij dus. Maar ik heb jou nooit in de klas gehad toch?’ Zelfs nu ze me recht in de ogen keek, kon ze me niet plaatsen. ‘Jawel hoor’, zei ik vrolijk, ‘Ik ben Loes’. Niets. ‘Loes van Bart’, zei ik, mezelf vervloekend dat ik dit gesprek begonnen was en hopend dat er door de naam van mijn broer te noemen een belletje zou gaan rinkelen. ‘Ooooh, natuurlijk. Loes van Bart. Je bent wel veranderd zeg!’ Wat moet je daarop zeggen? Bedankt, vroeger was ik lelijk en nu niet meer? Ik knikte een beetje en we babbelden nog even verder, waarna ze me beloofde me voortaan te groeten. Whooptidoo! Ik wilde het niet toegeven, maar ergens was ik opgelucht: misschien waren ze me allemaal niet vergeten en ben ik in vijf jaar gewoon ontzettend geëvolueerd. Daar hou ik het maar bij.

 

Lees meer

Column: Verdomd veel vrijheid

Bij alles wat je doet, doe je duizend dingen niet. Met elke keuze die je maakt, sluit je honderd andere uit. Alles is mogelijk: reden tot een depressie of een feestje? Het is zondagavond en ik kan onmogelijk slapen. Mijn vriend en ik hebben het net uitgemaakt, maar het kussen ruikt nog naar zijn haar, de knoop in mijn maag wordt elke minuut strakker aangetrokken en in mijn hoofd begint elke zin met ‘nu gaan we nooit meer…’ Als dit een film was, jankte de hele zaal nu met me mee. De volgende dag spendeer ik bij een vriendin. Daar probeer ik te vertellen wat er is gebeurd. ‘Ik voel me rot’, zeg ik, ‘Zoals een appel, die rot is. Een rotte appel. Er zit een groot gat in mijn binnenste. Alsof iemand er een appelboor doorheen heeft gestoken. Misschien blijf ik nu wel voor altijd een seksloze overrijpe appel. Godverdomme.’ De volgende dag ga ik naar de stad. Ik koop vijf T-shirts, een nieuwe broek en een rokje met geld dat ik niet heb. Thuis trek ik een nieuwe outfit aan en luister naar Pink op maximaal volume, terwijl ik door de kamer dans en schreeuw: ‘Ik ben een fucking power chick, bitches!’ Vijf minuten later zit ik achter mijn laptop in mijn joggingbroek naar foto’s van ons tweeën te staren, de kleren weer netjes in de tasjes, want ik doe nooit iets daadwerkelijk meteen aan. Ik laat het een week lang met kaartjes eraan in een tas zitten, want wat als ik het toch niet meer leuk vind en terug wil brengen? Met kleding kun je je beslissingen terugdraaien, dat moet je koesteren. Een dag erna besluit ik dat ik een drastische verandering nodig heb. Ik overweeg te gaan roken, want dat is poëtisch en er is nu niemand meer die zijn tong in mijn asbek hoeft te steken. Ik doe het niet: geld voor sigaretten is opgegaan aan de T-shirts. Ik moet bezig blijven, bezig blijven, dus ik leer breien. Mijn breiwerk zit vol gaten en het aantal steken is verdubbeld sinds het begin, maar het werkt: ik maak iets, ik creeër. Al is het slechts een paars-oranje lap, het heeft toekomst. Wie weet brei ik ooit een trui voor mijn kinderen: o nee, wacht, ik ben een seksloze appel. De volgende avond ga ik uit. Ik drink wijn, veel wijn, nog meer wijn en dan nog wat tequila. Rechts van me bloeit de liefde op tussen twee vreemden. Ik lach als een clown, maar halverwege de avond brandt de alcohol de schmink van mijn gezicht en ik ga naar huis. Na zelfmedelijden, bezigheidstherapie en drank rest me nog maar een ding: mijn verdriet misbruiken om een creatief meesterwerk te maken. Tada!

 

Lees meer

Column: W.V.T.T.K.

Deze column van Diederik Rozenboom verscheen eerder in de april-ANS. Besluitvormingsprocedures, constituties en dronken vestjeslikkers: Diederik heeft eigenlijk een hekel aan bestuurs-pikken, maar in de nadagen van zijn studie besluit hij er toch zelf een te worden. Op deze plek staan de notulen van dat proces. Ze mailt me dat ze eventueel volgend jaar bestuur X in wil gaan. ‘Moet het echt bestuur X zijn?’, mail ik haar terug. ‘Ja’, zegt ze, ‘alleen bestuur X.’ Ik vind haar koppig. Er zijn zoveel verschillende besturen in het studentenleven. Sommige krijgen jaarlijks een inbox vol met geïnteresseerden. Andere sprokkelen met moeite een driekoppig bestuur bij elkaar, terwijl ze niet minder leuk zijn. Ik heb echter goede argumenten nodig om haar te kunnen mailen. Ik kom terecht op een pagina van de RU. Omdat het College van Bestuur studentbesturen belangrijk vindt, is het overgegaan tot drastische maatregelen: er is een heuse internetpagina uit de grond gestampt waar je er meer over kan lezen. Er is zelfs een speciale pagina waar je ‘ervaringen van studentbestuurders’ kan bestuderen. Op deze pagina kom je de crème de la crème van het Nijmeegse studentenbestuur tegen. Aristoteles, Winston Churchill en Bas Kortmann, allemaal passeren ze de revue. Vooral de laatste van dit drietal roergangers maakt indruk met de prachtige frase: ‘Het vervullen van bestuursfuncties naast je studie is heel goed mogelijk’. Bijna net zo poëtisch als zijn tegeltjeswijsheid over dat alle studentenbestuurders vroeg uit de veren moeten (zie daarvoor de site van uw favoriete studentenblad). Er is echter iets op de pagina dat nog meer in het oog springt: het ‘CV-argument’ valt al in de allereerste regel van het allereerste citaat. ‘Een bestuursjaar staat goed op je CV’ - zo luidt de allereerste zin die je leest. Hoera. En nu allemaal een bestuur in. Hup, hup! Oke. De RU heeft dus te weinig tijd om met echte studentbestuurders te spreken en ziet het argument dat een bestuursjaar leuk op je CV staat als een belangrijk argument. Al met al geeft me dat nog niks in handen om terug te mailen. Ik mail haar daarom maar: ‘Waarom alleen bestuur X?’ Ze antwoordt: ‘Ik kan me ook wel motiveren voor honderd andere besturen, maar dat duurt altijd even. Een jaar is dan te kort. Je moet je volgens mij al op de een of andere manier bij het bestuur betrokken voelen voordat je er in stapt. X ken ik, dus ga ik voor X.’ Ik weet haar niks zinnigs terug te mailen. Behalve dan of ik haar quote gebruiken mag. Voor een column. En misschien voor een internetpagina. Bekijk hier de overige artikelen uit de april-ANS.

 

Lees meer

Column: Weg met Ons, Weg met Kerst

Weet je wie pas eng is? De kerstman. Zeldzaam grievend. Ook in Nederland krijgt de kerstman helaas steeds meer voet aan de grond. Geniepig sluipt hij onze cultuur binnen om deze van binnenuit kapot te maken. Onze harten, ons medeleven: aangetast door de etterende zweer die 'de kerstman' heet. De kerstman is meedogenloos, hij zaait verdeeldheid en veroorzaakt tweespalt. God behoedde ons wanneer hij verder oprukt, want de kerstman is een gevaar voor onze alom bejubelde multiculturele samenleving. Ooit jatte deze sadist de cultuur van de Lapse poolbewoners om er vervolgens zijn eigen, zieke fantasieën op te botvieren. Hij verdraaide die mooie, nobele leefwijze van de Lapse bevolking. Als zelfbenoemd beschermer van de Lapse cultuur vind ik dat ronduit schandelijk. Het totale onvermogen van de kerstman om zich in te leven in de eeuwenoude tradities van de Lappen wordt van harte overgenomen door allerhande eng, xenofoob en onaangepast volk dat hierin een vrijbrief ziet om maar zo empathieloos mogelijk te zijn naar andere culturen en geen boodschap heeft aan hun gevoeligheden. Langzaam maar zeker wordt Europa zodoende verpest, Nederland incluis. Misschien zijn wij Zwarte Piet-minnaars zelfs extra gevoelig voor de racistische pestwolk die de kerstman uitwaaiert over ons land, en niemand die hiervan wakker ligt. We vinden het wel ‘grappig’, zo’n guitige baardmans. Trouwens, heb je wel eens gezien hoe de kerstman zijn rendieren behandelt? Die moeten met z’n allen een veel te dikke kerel en zijn volgepropte arreslee voortrekken. Door de lucht! Weet je hoe zwaar dat is? Wat nou als één van de rendieren hoogtevrees krijgt of buiten adem raakt? Volledig niet ARBO-proof en niets minder dan dierenmishandeling. Behalve voor Rudolf, want hij is het slijmerige slaafje van de kerstman en daarom wordt hij ALTIJD genoemd en de rest niet. Discriminatie! Ik hoorde dat de kerstman goed bevriend zou zijn geweest met Fidel Castro en Kim Jong-il. Dat verklaart meteen zijn irritante drang naar gelijke verdeling van presentjes, maar wie stout is komt in de Lapse goelag terecht. Iets anders: de kerstman houdt van sterke drank, vanwaar anders die irritante joligheid met z’n bellen en zijn rode neus? Hij is permanent bezopen en zo’n man laten we in de buurt van onze kinderen, we laten ze zelfs op zijn schoot zitten. Niet alleen schandelijk maar ook onsmakelijk en verknipt. Leuk hè, zo’n feest waarin een bestiale, communistische, racistische cultuurbarbaar met een ziekelijke hang naar Jägermeister en kinderen centraal staat? Prem Radhakishun, Verenigde Naties en gütmenschbakfietsenvolk, we hebben u harder nodig dan ooit. Ontneem ons het kerstfeest, alstublieft! Voor ons eigen bestwil. O, en boycot Coca Cola.

 

Lees meer

Column: Zelfcensuur

In de master is de arbeidsmarkt opeens erg dichtbij. Menig student maakt halsoverkop een LinkedInprofiel aan en gaat kwistig netwerken. Na een jaar is het toch echt afgelopen en moet je aan het werk. Tot 2018 is het arbeidsperspectief voor hoogopgeleide jongeren ‘matig’, aldus het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) te Maastricht. Reden genoeg om werk te maken van werk zoeken. Social media zijn daarbij steeds belangrijker. Niet alleen om te netwerken en via-via vacatures te bemachtigen, maar ook als mogelijke hindernis. We kennen allemaal de horrorverhalen over sollicitanten die afgewezen worden, omdat er ergens een ongelukkige Facebookfoto of lompe tweet online staat. Uit onderzoek van Jobbird.com blijkt dat 46 procent van de werkzoekenden zich daarom professioneel presenteert op social media. Veertig procent schermt de eigen account af. Uit Europees onderzoek blijkt dat 25 procent van de werkgevers social media een reden vindt om sollicitanten af te wijzen. Belangrijke redenen zijn ongepaste opmerkingen of afbeeldingen, tegenstrijdigheden tussen de CV en informatie op social media, en taalfouten. Noem me naïef, maar overdrijven we niet een beetje? Ik ontken niet dát het gebeurt, maar serieus – gaat een bedrijf een misschien wel heel capabele werknemer mislopen op grond van een Facebookfoto? Zijn ze bang voor reputatieschade omdat willekeurige werknemer X een rare foto op Facebook heeft? Moet ik ook verbergen dat ik metal luister, voor het geval mijn potentiële werkgever het satansmuziek vindt? Een wat reëler voorbeeld: moet ik verbergen dat ik SP’er ben, voor het geval ik bij een VVD’er kom te werken? En is het dan ook verstandig om na dit collegejaar de lieve redactie van ANS te verzoeken al mijn columns te verwijderen? Je professioneel opstellen is één ding, maar ik vind dat er grenzen zitten aan hoe ver je moet anticiperen op dit soort oppervlakkigheden en vooroordelen. Wíl ik wel voor iemand werken die sollicitanten afwijst om niet ter zake doende redenen als Facebookfoto’s, muzieksmaak of politieke voorkeur? De vraag is natuurlijk of je je deze luxe kunt veroorloven in tijden van crisis – de banen zijn immers schaars. Desalniettemin ga ik niet zonder meer alles van mijzelf censureren wat wellicht verkeerd zou kunnen vallen bij een potentiële werkgever. Misschien ben ik dan een eigenwijze wereldverbeteraar die moeilijk aan een baan gaat komen straks. Maar ik heb in ieder geval niet mijn eigen identiteit verloochend.

 

Lees meer

Column: Zo'n handige plek

Mijn OV-chipkaart is gestolen. Ooit riep ik dat je wel echt een harde idioot moest zijn als alleen je OV-chipkaart gestolen wordt, die hoort immers in je portemonnee. Maar God luistert en straft niet meteen, maar pas op het moment dat je het minst op je hoede bent en geen gezeur kunt gebruiken. Dus werd mijn OV-chipkaart gestolen. Uit mijn zak. Midden in een week dat ik mijn OV-chipkaart echt heus heel veel nodig had. Naast een gevoel van moedeloosheid en ongecontroleerde woede voelde ik me ook nog eens stiekem betast. Maar boven alles voerde een soort typische misplaatste trots de boventoon. Normaal raak ik dingen namelijk kwijt omdat ik ze ‘op een handige plek leg’. Iets op een handige plek leggen is een doodvonnis. Ik vind dingen op handige plekken namelijk nooit meer terug. Het gebeurt regelmatig met mijn sleutels, portemonnee en mobiel (die uiteraard dan ook op stil staat) en ik verkeerde in de heilige overtuiging dat ik hetzelfde trucje met mijn OV-chipkaart had uitgehaald. Dat dacht mijn vriend overigens ook, die hoofdschuddend voor de derde keer deze week mijn handtas ging uitpluizen omdat hij zeker wist dat ik hem echt heus wel zelf had, maar was kwijtgemaakt. Toen ik vanochtend eindelijk opgaf en de OV-chipkaart hotline ging bellen bleek echter dat de volledige 60 euro reissaldo verbruikt was door de gelukkige ‘vinder’ van mijn kaart. En nee, die 60 euro kan ik niet terugkrijgen, want dan had ik de kaart maar eerder moeten laten blokkeren en aangifte moeten doen. Toen ik zei dat ik normaliter te stom ben om op mijn bezittingen te letten en ze dus regelmatig meerdere dagen kwijt ben, mocht dat helaas niet baten. De vriendelijke mevrouw aan de andere kant van de lijn kon me alleen binnen zeven werkdagen (laten we er voor de zekerheid en ter voorkoming van teleurstelling maar veertien werkdagen van maken) een nieuwe kaart opsturen. Na het telefoontje maakte ik de berekening. Ik was 60 euro kwijt, plus 11 euro voor de nieuwe kaart, plus al het geld voor de kaartjes die ik in de tussentijd moet kopen (zonder korting), plus 1,35 euro gesprekskosten, omdat de OV-chipkaart hotline ook een hot price per minuut wil hebben. Dat was behoorlijk deprimerend. Dus besloot ik mijn vriend maar te smsen dat ik de komende paar dagen op water en brood moest leven en vooral geen gebruik kon maken van het openbaar vervoer. Echter nam mijn zieke geest het over en toen ik klaar was met typen keek ik naar het scherm. ‘HA! Ik was mijn OV niet kwijt, hij is gewoon gestolen!’. Ja Laura, wees er maar blij mee.

 

Lees meer