Column: Glutenvrij

‘Mijn Jayden kan namelijk niet tegen gluten’ zegt de mevrouw in de wachtkamer. Ze heeft een snotterige baby op schoot die ademhaalt alsof er een kaasrasp in zijn longen verstopt zit. De mevrouw is in gesprek met een tweede mevrouw, die ook een baby op schoot heeft. ‘Oh praat me er niet van. Tegenwoordig stoppen ze alles vol met gluten. Lente doet het er ook slecht op. Ik maak al haar babyhapjes zelf, om die rommel eruit te houden.’ Lente is een blonde blozende meisjesbaby. Ze probeert nu al tien minuten het vieze lebberige knuffeltje van Jayden te stelen. Lente is echter te ziek om daadwerkelijk iets uit Jayden’s handen te kunnen pakken en Jayden is teveel aan het raspen om te kunnen huilen. ‘Wauw, ja Jayden’s vader is een held in de keuken. Hij kookt. Ik niet, ik ben een waardeloze huisvrouw zeg ik altijd. Maar ja, Jayden heeft zijn moeder thuis nodig, hè mannetje?’ Ze tikt Jayden op zijn bijzonder natte neus. ‘Oh nee ik zou me geen leven voor kunnen stellen zonder mijn fornuis. Lekker hapjes koken voor Lente, heerlijk. Een beetje pasta met tomaat en biologisch gehakt vindt ze heerlijk. Gaat er zo in’ vertelt de moeder van Lente apetrots. ‘In pasta zitten gluten.’ Ik weet dat ik me had moeten beheersen. Ik weet dat ik niets had moeten zeggen en ook de komende tien minuten gewoon had moeten luisteren, maar het was er uit voordat ik er erg in had. Lente’s moeder kijkt me aan alsof ze nu pas doorheeft dat ik ook in de wachtkamer zit. ‘Dat kan ik me niet voorstellen meisje, alles wat natuurlijk is daar zitten geen gluten in. Dat is toegevoegd door de voedingsindustrie. Heel slecht. Maar wat weet jij er nou van hè. Je hebt immers geen kinderen.’ Jayden’s moeder is het eens met Lente’s moeder. ‘Ja gluten zijn levensgevaarlijk en toch stoppen ze het overal in. Om ons afhankelijk te maken heb ik gehoord. Nou bij ons komt het er niet meer in hoor.’ Ik besluit er maar niet op in te gaan en mijn voorgenomen stilte te hervatten. Dat is lastig. ‘Lente is namelijk allergisch voor gluten. Daar gaat ze dood van.’ ‘Eet Lente brood?’ Ik wist dat ik het niet kon laten. ‘Natuurlijk eet ze brood, met een beetje smeerkaas. Alleen die Slankie smeerkaas hoor, niet die vette rommel waarmee ze babies al vroeg moddervet willen maken.’ ‘In brood zitten gluten.’ Jayden begint te huilen want Lente heeft eindelijk zijn knuffeltje te pakken. Zijn moeder heeft het niet door, beide vrouwen kijken me stomverbaasd aan. ‘Sorry?’ ‘Zoek maar op. Je kunt wel glutenvrij brood kopen hoor, voor Lente’s allergie.’ ‘Oh.’ Lente’s moeder baalt. Daar gaat de ziekte van Lente. ‘Jayden eet ook gewoon brood’ zegt de moeder van Jayden. ‘Nou misschien valt het dan wel mee met hun glutenallergie’ probeer ik voorzichtig. Dat is uiteraard een stap te ver. De vrouwen schakelen snel naar alle andere aandoeningen die Jayden en Lente hebben. Ze mogen geen blauwe smarties, geen koolhydraten en al helemaal geen vettigheid. De huisarts komt naar buiten en roept de moeder van Lente naar binnen. Opgelucht dat er niet nog meer schokkende onthullingen volgden loopt ze snel de wachtkamer uit. Jayden is ontroostbaar. In haar besnotterde knuistjes heeft Lente nog steeds zijn knuffeltje stevig vast.

 

Column: Gewoon even lekker tot jezelf komen

Ergens ver voor ons vraagt de Staat om handjes die in de lucht moeten worden geheven. Voor de vrijheid. Mijn vriend en ik zijn uit een vorm van masochisme naar het Bevrijdingsfestival in Haarlem gegaan. Gewoon, om te bewijzen dat we echt nog wel spannende en spontane dingen doen en niet de hele dag op de bank zitten en series kijken. Wat we dus in feite eigenlijk wel doen. Behalve nu, want nu staan we met onze handjes in de lucht voor de vrijheid, en een beetje voor de Staat.

Voor ons staan een man en vrouw een beetje ongemakkelijk dicht tegen elkaar aan te praten. ‘Maar Michelle, je was toch helemaal fucked up enzo?’ De man probeert heel hard over de Staat heen in haar oor te praten.

‘Ja het was wel heftig hoor, die burn-out. Had het totaal niet aan zien komen. Ik kan helemaal niks meer, de trap oplopen is al te veel moeite. Ik moet helemaal tot rust komen dus ik heb Tycho en Sanne naar hun vader gestuurd voor de komende tijd, lekker de toko helemaal voor mezelf. Wat me-time, weet je wel?’ Michelle heeft een biertje in haar hand en is al ruim een half uur vrolijk aan het dansen. Ik vermoed dat de burn-out van plaatselijke aard is.

‘Ah kut man, ja me-time is zo belangrijk. Mensen onderschatten dat weet je? Soms stuur ik Mees ook gewoon een maand naar zijn moeder. Dan moet ik gewoon even helemaal tot mezelf komen weet je? Even aandacht voor mij. Kan ik ook rustig daten enzo.’ Michelle is het roerend met hem eens en knikt.

‘Ja, daten met kinderen in huis vind ik dus helemaal niks hè. Vaak is het ook een afknapper hoor. Kom je thuis met je date, breken die twee de hele tent af. Nou daar krijg je zo’n vent echt niet mee in bed hoor Daan.’ Daan is steeds dichter tegen haar aan gaan staan en heeft zijn arm tactisch om haar middel gelegd.

‘Ja eigenlijk zoek je gewoon iemand die dat begrijpt. Die weet hoe lastig het is om kinderen te hebben en nog een beetje aandacht aan jezelf te besteden. Zeker als je gescheiden bent.’ Ik ben volledig gestopt met het volgen van de Staat en luister alleen nog maar vol verbijstering naar Daan en Michelle.

‘Precies, iemand die je begrijpt weet je! Dat was altijd het probleem met Leo. Hij was altijd zo met zichzelf bezig en daardoor was er helemaal geen ruimte meer voor mij. Geen wonder dat we uiteindelijk gingen scheiden, hij wist echt niet op welk punt in mijn leven ik stond. Nu zie ik mannen tenminste voor wat ze zijn en ben ik echt voorzichtig met mezelf.’ Daan wil ook graag heel voorzichtig doen met Michelle, en geeft haar nog een drankje. Misschien geven het kinderloze huis en de wankele benen van de overspannen Michelle hem hoop. Ik denk aan thuis, aan de koude biertjes in de koelkast en de dvd-speler die lonkt met de laatste dvd van ‘onze’ serie. Mijn vriend is ook wel klaar met het festivalgedruis. Daan probeert ondertussen zijn slag te slaan.

‘Het is zo belangrijk dat je partner ook aan jou denkt inderdaad. Je hebt die aandacht gewoon nodig. Laten we eerlijk wezen, er is maar één iemand in je leven waar je de rest van je leven mee door moet en dat ben jij zelf. Hé misschien kan ik je een reiki massage geven zometeen? Kom je weer even helemaal tot jezelf. Geen verdere bedoelingen hoor!’ Zijn hand ligt inmiddels ook zonder verdere bedoelingen op Michelles bips. Wij glippen snel weg uit de menigte en lopen naar onze fiets. Mijn vriend heeft niets meegekregen van de ontboezemingen van Michelle en Daan en heeft daadwerkelijk naar de Staat gekeken.

‘Als we ooit scheiden en ik wil de kinderen bij jou dumpen, omdat ik behoefte heb aan een reikimassage tijdens mijn me-time, dan scheid je toch een tweede keer van, me mag ik hopen?’ Mijn vriend knikt wazig en mompelt iets over het voornoemde koude bier in de koelkast. Dat is ware liefde.

 

Column: Ontbijtgestapo

‘Ik smeer geen brood zonder korstjes’ zegt Anja. Ze is overduidelijk woedend. Jasmijn en ik kijken geboeid toe vanuit onze ziekenhuisbedden, die tegenover elkaar staan. Tussen onze bedden in staat Anja, prominent lid van de ontbijtgestapo, en Maaike, onze zuster. Ook onze kamergenoten zijn in volle staat van paraatheid. Mijn demente buurvrouw meldt al een kwartier dat ze graag rode wijn wil bij haar ontbijt en mijn overbuurman bij het raam is toch zeker tien minuten gestopt met naar ons staren. We noemen ze ‘de hand’, naar de gebroken hand van mijn demente buurvrouw, en ‘de benen’, naar de volledige afwezigheid van benen bij mijn overbuurman. Eerst vonden we hem zielig, maar toen ontdekten we dat hij vanachter zijn tv-scherm de hele dag naar onze borsten lag te staren. Medelijden veranderde in gepaste ongemakkelijkheid. We ontwikkelden wel een typische ziekenhuisband, allebei aan hetzelfde geopereerd en in hetzelfde schuitje.

‘Die meisjes kunnen helemaal geen korstjes eten Anja, ze zijn geopereerd aan hun amandelen’. Stilletjes juichen Jasmijn en ik voor Maaike. Anja kijkt bedenkelijk. ‘We geven nooit brood zonder korstjes, behalve aan ouderen die geen tanden meer hebben.’ Maaike zucht.

‘De korstjes zijn gevaarlijk voor ze, scherpe en harde randjes trekken de wond weer open. Die is dicht gebrand door dokter Bos. Moet ik dokter Bos anders even vragen wat ze vindt van brood met korstjes bij amandelpatiënten?’ Daar heeft Anja niet van terug. Als dokter Bos erbij moet worden gehaald, kiest ze eieren voor haar geld. Ze gaat boterhammen zonder korstjes voor ons halen en Maaike gaat naar ‘de hand’ om uit te leggen dat je geen rode wijn mag bij het ontbijt en dat het in het ziekenhuis ook niet echt gepast is om rode wijn te drinken. Daarnaast gaat het niet zo lekker samen met de liters morfine die er in haar worden gepompt. Jasmijn en ik vieren de overwinning van zuster Maaike in gepaste stilte. Ze heeft ons beloofd dat als we het brood zonder korstjes op kunnen eten dat we dan naar huis mogen. En we willen erg graag naar huis. De hand en de benen snurken nogal hard en de hand heeft er een handje van om in haar bed te poepen. Dat is natuurlijk heel sneu, maar het stinkt ook nogal.

‘Wat wil jij op je boterham?’, vraagt Anja met gemaakte vriendelijkheid. Ik schud mijn hoofd. ‘Alleen boter’, adem ik zachtjes haar kant op. ‘Wat zeg je kind? Je moet wel normaal praten anders kan ik je niet verstaan.’ ‘Alleen boter’, zucht ik nog iets harder. ‘Ze wil alleen boter’, zegt Maaike hard vanaf de andere kant van de kamer. Anja’s gezicht vertrekt. ‘Ik smeer geen brood met alleen boter.’ Maaike laat het urinoir van de benen bijna uit haar handen vallen en marcheert weer terug naar Anja.

‘Dat kind heeft gister de hele dag bloed overgegeven dus ik kan me voorstellen dat ze geen zin heeft in kleffe kaas of in mierzoete jam. Als dat kind boter wil, dan krijgt ze boter. En als jij geen brood smeert met alleen boter Anja, dan smeer ik het wel.’ Terwijl ze haar tirade afsteekt over Anja gulpen er kleine beetjes urine over de rand van het urinoir heen, op het schortje van Anja en op het uiteinde van mijn dekbed. Het valt niet echt op naast de bloedspetters die ik er gisteren in heb gemaakt en door de morfine lijkt alles minder erg. Behalve brood met beleg en met korstjes. Anja marcheert inmiddels de kamer uit met haar ontbijttrolley in haar kielzog. Maaike zet eindelijk het urinoir neer en kijkt Jasmijn en mij aan. Haar handen zitten onder de pis, maar verpleegkundigen hebben daar blijkbaar immuniteit voor opgebouwd.

‘Meisjes, hou vol. Ik ga nu brood voor jullie smeren en Anja zet geen voet meer in deze kamer.’ Jasmijn en ik juichen met onze fluisterzachte stemmetjes en Maaike moet lachen. Ik hoop heel erg dat ze eerst haar handen wast.

 

Column: Acrylverf

Ik ben zo verdomd gek op de Action. Zo nu en dan, als ik bijzonder gestresseerd of verveeld ben, mag ik wel eens graag een penseeltje over een doek halen. Daar wil ik uiteraard geen bakken vol met geld aan uitgeven. Ik ben er namelijk bijzonder bagger in maar het is een zeer rustgevende activiteit. Zeker met Bob Ross via Youtube op de achtergrond die ‘happy little tree shapes’ aan het schilderen is. Mijn bomen zijn nooit ‘happy little tree shapes’ maar gelijken absoluut ‘sad brown rectangles’. En daar word ik dan gelukkig van. Sommige mensen puzzelen. Ik niet. Ik bedoel maar.

Afijn, ik ben dus in de Action en op zoek naar de acrylverf. Aangezien de schappen overvol zijn, maar niet met acrylverf, loop ik naar een medewerkster toe. De medewerkster in kwestie heeft haar platinablonde lokken midden op haar hoofd verzameld met een scrunchy. Kennen we dat nog, de scrunchy? Dat is de essentie van de jaren negentig, gevangen in één haarelastiek. De medewerkster, genaamd Chantal, zoals haar bordje mij verteld, draait zich om en kijkt me een beetje verstoord aan. ‘Sorry dat ik stoor, maar ik ben op zoek naar de acrylverf.’ Chantal voelt zich overduidelijk inderdaad gestoord. Ze stond te praten met een collega en een jongen met een scooterhelm onder zijn arm. ‘Heb je al gekeken bij de verfspullen?’ ‘Ja, dat was wel een beetje mijn eerste gok zeg maar’, antwoord ik. Chantal zucht. Ze voelt de bui al hangen, ze moet meelopen naar de plek des onheils. We lopen naar het gangpad met de verfspullen. Chantal staart vijf minuten naar de schappen en haalt dan haar schouders op. ‘Ik zie geen acrylverf’, zegt ze uiteindelijk. ‘Ik ook niet, daarom vraag ik het aan jou.’ Dat vindt Chantal maar lastig. Inmiddels is haar collega ook bij ons komen staan, ongeduldig wachtend op haar gesprekspartner. ‘Misschien kun je achter even kijken of er nog wat ligt?’ Suggereer ik voorzichtig. Eerst lijkt dit idee Chantal nogal tegen te staan maar dan loopt ze snel naar achter met haar collega, om vervolgens tien minuten weg te blijven. De jongen met de scooterhelm staat twee gangpaden verderop verloren om zich heen te kijken, maar braaf te wachten. Als de meisjes terugkomen kijkt hij verheugd op. Als hij een labrador was geweest was hij gaan kwispelen en kwijlen. Chantal kijkt me ongeïnteresseerd aan. ‘Geen acrylverf gevonden mevrouw.’ Ik betwijfel dat ze daadwerkelijk heeft gezocht. De labradorjongen kijkt ineens naar beneden. ‘Hoe ziet acrylverf eruit?’ Vraagt hij. ‘Nou gewoon, zoals een tube met verf. Meestal vrij groot’, antwoord ik. Hij steekt zijn hand in een bak en houdt een tube rode acrylverf omhoog. ‘Volgens mij ligt het hier.’ De meisjes kijken hem woedend aan. Ik loop naar hem toe en bedank hem terwijl ik mijn mandje vollaad. ‘Nou misschien kan jij hier gaan werken, volgens mij hebben ze iemand als jij nodig’, zeg ik tegen de labradorjongen. Hij kijkt me aan met zijn kwispelogen en ik loop dolgelukkig weg. En mijn humeur kan al helemaal niet meer stuk als ik zie hoeveel de acrylverf kost. Dat zijn verdomd veel ‘sad brown rectangles’ voor nop. Ik ben zo verdomd gek op de Action.

 

Column: Dapper

Dap·per (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord; vergrotende trap: dapperder, overtreffende trap: dapperst)1zonder vrees; onverschrokken2flink: zich dapper houden.

Dat is dapper, volgens Van Dale. Iedereen heeft wel een voorstelling bij dapperheid: kittens redden uit een brandend huis, terroristen ontwapenen in een vol vliegtuig, of vertellen voor een zaal vol mensen dat je op hetzelfde geslacht valt. Ik vroeg aan mijn Facebookvrienden wat zij nou dapper vonden, en de antwoorden lagen net zo ver uit elkaar als IJsland en Noord-Korea. We vinden heel veel dapper. Vooral onze eigen grenzen verleggen, of iets doen wat we niet durven. Maar mijn definitie van dapper heeft een nieuwe toevoeging gekregen nadat ik het interview las met Freek Turlings, in de VOX.

Freek en ik kennen elkaar wel en niet, zoals je heel veel studenten in je omgeving wel en niet kent. We zagen elkaar sporadisch op een huisfeestje, we hadden gemeenschappelijke vrienden. Daarnaast waren we allebei begonnen met politicologie (en afgehaakt) en maakten we daarna de overstap naar rechten (en, oh de ironie, afgehaakt). Nadat ik ook daarmee stopte verloor ik iedereen uit die hoek uit het oog. Ik besloot professioneel paria te worden en het duurde niet lang voordat ik naar de andere kant van het land verhuisde, gehuld in een mantel van schaamte. Ik vertelde het alleen de mensen die het echt moésten weten (de redactie van de ANS, mijn huisbaas, de barman bij mijn lievelingskroeg) en vertrok. Ik leefde een leven waar ik allang niet meer zoveel waarde aan hechtte, de universiteitswereld kan heel erg hard en meedogenloos zijn voor de student die niet goed op zijn plekje zit. Dan blijft er van eigenwaarde weinig over.

Mijn ouders waren verbaasd, ik had mijn bachelor scriptie al af, ik hoefde nog maar een paar vakken. Maar ik kon het niet meer, ik kon alleen nog maar huilen. Mijn dagbesteding bestond uit dozen inpakken en onophoudelijk huilen. Ik had geen flauw idee waarom ik zo ongelooflijk verdrietig was, maar ik was het en er leek niets aan te doen. Totdat mijn ouders vroegen: ‘maar waarom ben je ooit rechten gaan doen, als je het zo verschrikkelijk vindt?’. En dat is een vraag die iedereen zichzelf moet stellen als hij een studie gaat doen. Wáárom? In mijn geval was het ‘omdat ik bang ben dat ik iedereen teleurstel als ik Nederlands ga studeren, of Communicatie, omdat iedereen zegt dat ik dan geen baan krijg en omdat iedereen zegt dat het veel te makkelijk’. Nu ik dit teruglees weet ik dat dit een bijzonder slechte reden is om een studie te gaan volgen. Je vier jaar toeleggen op iets dat je moet doen van ‘anderen’ is gedoemd om te falen. En jezelf bij voorbaat al laten falen maakt je bijzonder ongelukkig. Je ziet het noodlot al aankomen en je denkt dat je er niets aan kunt doen. En dan moet je dapper durven zijn. Dat deed Freek. Hij stopte en besloot een schone lei op te eisen. Dat is mijn ogen ongelooflijk dapper, erkennen dat je een fout hebt gemaakt en jezelf dat vervolgens vergeven. Want jezelf vergeven blijft het moeilijkste dat er is, en in mijn ogen het dapperst.

Mijn schone lei begon in Leiden. Waar ik communicatie studeer. Waar inderdaad geen banen in te vinden zijn. Bij deze dus: ik studeer communicatie! En wordt daar waarschijnlijk niet heel rijk mee maar wel erg gelukkig van. Dat was dan ook mijn enige vraag toen ik overwoog om deze studie te gaan doen. Word ik hier gelukkig van? Dus lieve Mensenkinderen, als jullie ongelukkig zijn en stiekem dondersgoed weten waardoor dat komt, durf jezelf te vergeven en opnieuw te beginnen. En nee, dat is niet egoïstisch, of dom. Dat is heel slim. Want als jij in de kreukels van verdriet ligt wordt niemand gelukkig. Dat kan ik je uit ervaring vertellen. En als je mij niet gelooft, luister dan naar zenleraar-in-wording-en-huidige-dappere-held Freek. Een wijzer besluit kun je niet nemen.

 

Column: Lievelingsverkiezingen

De waterschapsverkiezingen en de gemeenteraadsverkiezingen strijden in mijn hoofd altijd om de titel ‘absolute favoriete lievelingsverkiezingen’. Ineens is het dan volledig geoorloofd om als lokale bollenkweker een partij op te richten, ten behoeve van de bollen (en dan lachen wij soms om de Partij voor de Dieren). Wat kan jou die zorginstellingen die opgedoekt worden schelen? Als er maar voldoende landbouwgrond overblijft voor tulpen, want dat is pas echt belangrijk voor de portemonnee van de bollenkweker. Als hulpbehoevende 65+er moet je dan maar lekker je eigen partij oprichten (en dat doen ze dan ook).

Tevens wilde ik kort graag even de aandacht vestigen op dit pareltje van een verkiezingsposter uit de Haarlemmermeer.

Van de schrik bekomen? Yes, moving on.

De gemeenteraadsverkiezingen in Nijmegen zijn altijd een apart geval. Waar ik normaal altijd graag mag lachen om het hele festijn kan ik dat in Nijmegen lastig maken. Daar heeft elke partij namelijk een welwillende sociale liberalistische katholieke student. Hardwerkende personen die dagelijks op mijn Twitterlijst voorbijkomen met rozen en groene posters en gewonnen studentendebatten. Kies daar maar eens tussen. Want we kunnen met zijn allen wel een beetje gaan lopen doen alsof je stemt voor de buslijn door de Burchtstraat, of het al dan niet behouden van het wijkcentrum in de Wolfskuil, maar dat is natuurlijk allang niet meer zo. Althans, in mijn hoofd niet. Want mijn binding met sommige gemeentelijke problemen is groot, maar mijn binding met mensen die hard werken is nog veel groter. Of met die sympathieke wethouder van de VVD met wie ik de eer had in de N1 studio te staan. Maar die sympathieke Barmhart hè, van ons eigenstje ANSje, die kan ook nog eens een mooi mopske debatteren en heeft een bijzonder goed posterhoofd. En de briljantste PR vondst deze verkiezingen is absoluut van de PvdA, wat een briljante sloganbordjes.

Dus aanstaande woensdag zit ik met een emmer popcorn en een trog bier op de bank, in grootse spanning af te wachten wie Nijmegens Next Top Politician wordt. Is het de charmante zelfverzekerde Rob Jetten, bloedfanatieke nieuwkomer Giselle Schellekens of toch ieders favoriete buurjongen Mark Buck? Of zou de Gewoon Nijmegen een comeback maken en samen met de Nijmeegse Fractie een dikke meerderheid behalen? We gaan het zien. Nog maar zes nachtjes slapen.

 

Column: Tosti-ijzer

Tegenover me zit een vrouw die naar mandarijntjes ruikt. Ik houd niet van mandarijntjes en de geur van die krengen maakt me doorgaans een beetje misselijk en ongemakkelijk. De mandarijnenvrouw heeft een grote paarse jas aan en een ketting om die bestaat uit aan elkaar gebreide vilten pompommetjes. Ik mag de vrouw niet. Ze probeert continu mijn blik te vangen, vermoedelijk omdat ze een gesprek met me wil beginnen, dus ik probeer haar zo goed mogelijk te negeren. We zijn een tijdje onderweg als de bus stopt en er een mevrouw instapt. Ze is bejaard en neemt plaats naast de mandarijnenvrouw. Als ik haar aan wil kijken, schrik ik. Mijn ogen blijven net iets te lang op haar gelaat hangen. De linkerhelft van het gezicht van de oude mevrouw is perfect in orde maar de rechterhelft van het gezicht van de mevrouw is ernstig misvormd. Een beetje alsof iemand het tussen een tosti-ijzer heeft gedaan en vervolgens niet de moeite heeft genomen om het voorzichtig eruit te schrapen. Beschaamd realiseer ik dat ik vast niet de eerste ben die zo reageert op haar gezicht en ik kijk zo onschuldig mogelijk naar buiten. Dan bedenk ik me dat ik vast ook niet de eerste ben die na twee seconden geschrokken staren naar buiten is gaan kijken. Ter compensatie kijk ik naar de reactie van de mandarijnenvrouw. Die zit zonder schaamte uitgebreid het gezicht van de oude dame te bestuderen, alsof het een bijzonder vies insect is dat net onder haar groenbak vandaan is gekropen. Ik voel nog meer schaamte, nu van het plaatsvervangende soort, en wend me weer af. In het vierzitje naast ons is een moeder gaan zitten met een zoontje van een jaar of zes. Hij zit ook gebiologeerd naar het gezicht van de oude mevrouw te staren, totdat zijn moeder hem zachtjes corrigeert. ‘Niet doen Teun, dat is niet beleefd.’ De oude mevrouw lacht vriendelijk naar de twee. De moeder voelt zich overduidelijk ongemakkelijk. Lachen is ook niet het juiste woord, de oude mevrouw trekt haar linker mondhoek omhoog en daarom ga ik er voor het gemak maar van uit dat het als lachen bedoeld was. ‘Doet dat zeer?’ Vraagt Teun terwijl hij naar de ondefinieerbare huidpotpourri wijst. ‘Nee hoor’ zegt de oude mevrouw vriendelijk. ‘Oh, gelukkig’, zegt Teun en hij gaat bij het raam kijken naar de voorbijrijdende auto’s. De kous is daarmee voor hem wel af. ‘Was iedereen maar zo beleefd als uw zoontje’, zegt de oude mevrouw tegen de moeder van Teun. ‘Dan hoefde niet iedereen steeds zo beschaamd weg te kijken als ik ergens kom. Ik weet ook wel dat het geen schoonheidsprijs verdient.’ Teun draait zich om en kijkt ernstig. ‘Het is gewoon weer eens wat anders’, besluit hij en hij draait zich weer om. Ik kan er niets aan doen maar barst in lachen uit. Gelukkig lachen de oude vrouw en de moeder van Teun hartelijk met me mee. De mandarijnenvrouw stopt eindelijk met ongegeneerd staren.