[Ingezonden] Leenstelsel: geen reden om te juichen

In deze ingezonden brief gaat Yurre Wieken (24), masterstudent Geschiedenis, in op de ingezonden brief van Karl Kouki, die het leenstelsel zo slecht nog niet vindt. 'We kennen het type dat hij omschrijft allemaal wel in onze kenniskring, maar we kennen ook veel andere types, waarvoor dit absoluut niet opgaat.'

Ik houd van recalcitrante meningen. Iemand die een dag na de invoering van het leenstelsel van de daken schreeuwt dat het fantastisch is, verdient zeker mijn waardering. Daarmee doel ik natuurlijk op het stuk Karl Kouki van gisteren. Wel is het jammer dat het stuk sterk uitgaat van aannames en generalisaties.

Kouki schildert zijn studiegenoten af als wellustige levensgenieters die massaal op vakantie gaan, duur shoppen, stappen, lid zijn van verenigingen en smartphones hebben. Studenten hebben het prima en moeten niet zeuren dat ze geen 'gratis geld' meer krijgen. Waar baseert hij dat op? We kennen het type dat hij omschrijft allemaal wel in onze kenniskring, maar we kennen ook veel andere types, waarvoor dit absoluut niet opgaat.

Wie even kritisch nadenkt, komt vooral met vragen. Hoe weet Kouki dat al die studenten dit betalen van hun studiefinanciering en niet van een bijbaan of ouderbijdrage? Leuk dat hij zelf grotendeels zelfvoorzienend is, maar is hij representatief of maatgevend voor iedere student? Daarnaast gebruikt hij meer aannames om zijn mening te ondersteunen die vooral vragen oproepen: hoeveel studenten shoppen er bij de AH? 'Ik zie er veel', is geen argument. Kopen ze A-merken of AH Basic? Is zo’n vereniging wel zo duur? Nijmeegse studieverenigingen vragen doorgaans tien euro contributie per jaar. Hoeveel zegt een incidentele uitgave aan bijvoorbeeld een festival over iemands maandelijkse bestedingsvermogen?

Dan de inhoud. Over 'investeren in jezelf' kan ik kort zijn: dat doen studenten al, met gemiddeld 15000 euro aan studieschuld. Studeren is in Nederland al veel duurder dan in omringende landen – zoals België, Duitsland en Scandinavië. Daarnaast wordt ervan uitgegaan dat alleen de student zelf iets aan zijn studie heeft. Volgens mij is de hele maatschappij gebaat bij een goed opgeleide beroepsbevolking, publieke en private bestuurders met kennis van zaken, wetenschappers, et cetera. Studeren is meer dan slechts iets waarmee je later een vet salaris krijgt. Voor sommigen misschien niet, maar dat zal door het leenstelsel alleen maar sterker worden. Studeren wordt immers eerder een financiële afweging, waarbij studies waarmee je later waarschijnlijk een dik betaalde baan hebt in populariteit toenemen. Het gaat steeds meer om instrumentele in plaats van intrinsieke doelen, zoals jezelf ontwikkelen. Funest voor minder sexy en lucratieve wetenschapsgebieden – het gebeurt nu al aan de Faculteit der Geesteswetenschappen aan de UvA, waar fors wordt bezuinigd en studies worden samengevoegd.

De aanvullende beurs wordt behouden en stijgt zelfs, aldus Kouki. Dat klopt, maar hij vertelt er niet bij dat ook voor mensen met een aanvullende beurs de basisbeurs verdwijnt. Netto is dat nog steeds een achteruitgang van zo’n 8600 euro over vier jaar studeren. Ook komen door het leenstelsel minder mensen voor de aanvullende beurs in aanmerking. Het is minder erg dan het verdwijnen van de aanvullende beurs, maar daarmee is ook wel alles gezegd.

Gunstige aflossingsvoorwaarden voor de lening? Langer aflossen betekent langer rente betalen, waardoor je op termijn duurder uit bent. De rente voor studieleningen is nu laag, 0,8 procent, maar stijgt naar 1 procent doordat deze aan andere staatsobligaties wordt gekoppeld. Daarnaast wordt met deze cijfers uitgegaan van het huidige economische klimaat – wanneer de economie weer aantrekt, stijgt de rente verder.

En ja, het is mooi dat er geïnvesteerd wordt in het onderwijs. Maar daar is geen leenstelsel voor nodig. De meeste afgestudeerden leveren door inkomensbelasting meer op dan ze als student ooit gekost hebben. Dit zie je alleen niet op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap terug, wat voor mij de fundamentele legitimatie van het leenstelsel in twijfel trekt. Los van de fundamentele vraag óf je in crisistijd moet bezuinigen (dat is ook maar een economische visie), is de vraag wáárop je bezuinigt altijd een kwestie van politieke keuzes en prioriteiten. Goed, dat is een andere discussie. Maar hoe zeker is de overheid dat het geld echt terugkomt? 35 jaar is heel lang en in Engeland ontstond een groot gat in de onderwijsbegroting doordat leningen massaal niet werden afbetaald. De Raad van State waarschuwde daarom dat het onduidelijk is of de opbrengsten echt terugvloeien naar het onderwijs.

Ik geloof best dat er studenten zijn die eigenlijk niets te klagen hebben en in deze discussie minder recht van spreken hebben. Het gaat hier echter ook over de studenten die dat wel hebben, die nu al tot over hun oren in de schulden zitten, een bijbaantje hebben, hard studeren en nu te horen krijgen dat ze 'meer moeten investeren in zichzelf'. Het gaat over studenten die zelf allang geen recht meer hebben op de basisbeurs en zich volledig belangeloos inzetten voor de generatie ná hen. Ik ben ook tegen dat leenstelsel, en mij wordt niets 'afgepakt' – ik studeer deze zomer namelijk af.

Karl Kouki mag van het leenstelsel vinden wat hij wil, maar vertel dan wel het hele verhaal. Zet de minder jubelende studiegenoten niet weg als kortzichtig en verwend.

 

[Ingezonden] Decadentie van gratis geld verdwijnt

Met zijn Facebook-bericht waarin hij zegt dat het leenstelsel zo slecht nog niet is, ontving Karl Kouki (24), student Bestuurskunde, meer dan achthonderd likes en kreeg hij meer dan 120 reacties. ANS vroeg hem zijn mening te formuleren in een ingezonden brief.

Naar aanleiding van mijn bericht op Facebook, ben ik door ANS benaderd om mijn mening met betrekking tot het Studievoorschot in een ingezonden brief te delen. Gezien de reacties op Facebook, heb ik daar eerlijk gezegd even over getwijfeld. Mijn mening is immers geen populaire. Maar goed, wie de bal kaatst...

Om te voorkomen dat ik een rijkeluiskind word genoemd, is het wellicht verstandig om mijn persoonlijke situatie nader toe te lichten. Ik ben een vierdejaars bachelorstudent, ik heb een studieschuld, een bestuursjaar gedaan en twee werkgevers waar ik gemiddeld 14 uur per week werk. Ik betaal alles zelf, leen indien nodig bij en word op geen enkele manier financieel gesponsord door mijn ouders. Gelukkig houden ze wel veel van me en ben ik altijd welkom.

Maar goed, on topic: de Nederlandse student is niet arm. Sinds 2004 gaan er jaarlijks meer studenten voor een halfjaar of voor een summer school naar het buitenland. We gaan op studiereis, skireis en doen onze boodschappen bij de Albert Heijn. We gaan regelmatig op stap, zijn lid van verenigingen, gaan naar festivals en beschikken bijna allemaal over een smartphone. We zijn niet arm, maar we zijn het gewoon niet gewend om onze studie zelf te betalen. Daarnaast dekken we nog lang niet alle kosten zelf.

'Maar onze kenniseconomie gaat verloren en alleen de rijksten kunnen nog studeren.' Onzin, studerende kinderen van ouders die samen minder dan 46.000 euro bruto per jaar verdienen, behouden de aanvullende beurs. Verdienen je ouders meer, maar heb je broers/zussen die ook studeren, dan kom je wellicht ook in aanmerking voor een aanvullende beurs. Belangrijk hierbij is dat de aanvullende beurs een gift wordt als de student zijn diploma haalt. Daarnaast gaat onze kenniseconomie verloren als de kwaliteit van het onderwijs achteruit gaat ten opzichte van het buitenland, niet omdat we wel of geen basisbeurs ontvangen. Sterker nog, hopelijk worden we allemaal iets kritischer ten opzichte van het onderwijs, aangezien we financieel meer bijdragen. Bovendien zijn de voorwaarden wat betreft het terugbetalen van de lening zeer gunstig. De terugbetaaltermijn gaat van 15 naar 35 jaar en hoeven we in plaats van 12 procent maar 4 procent van het inkomen boven het wettelijk minimumloon in te zetten voor de aflossing. Verdien je minder dan het wettelijk minimumloon, dan betaal je niets terug. Als we na 35 jaar nog restschuld open hebben staan, wordt dat bedrag kwijtgescholden. Laten we eerlijk zijn, we gaan toch niet uit van bovenstaande situatie. We balen gewoon dat de generatie die er zelf maximaal van heeft geprofiteerd, het feestje voor ons nu verpest. That’s life.

Het geld moet ten goede komen aan het onderwijs en niet aan de studenten. Nu de basisbeurs vervalt, investeert het kabinet een miljard euro in de kwaliteit van het hoger onderwijs. Dat is nog altijd te weinig. Ben ik het, wat betreft dit beleid, helemaal eens met het kabinet? Nee, kom de studenten tegemoet door het collegegeld te verlagen.

Natuurlijk zijn er kanttekeningen te plaatsen en uitzonderingen te bedenken. Wellicht is het voor een student Geneeskunde, Econometrie of Kunstmatige Intelligentie moeilijker om naast de studie te werken, maar daar weegt een gunstige financiële toekomst wel tegenop. Studeren is investeren en investeren kost geld. Gelukkig maakt de overheid geen onderscheid en mag iedere student, ongeacht de studie, lenen. De decadentie van gratis geld voor iedere student verdwijnt en onze universiteiten krijgen daar een miljard voor terug.

Uiteraard zou ik het fantastisch vinden als het onderwijs geheel gratis zou zijn, helaas is dat niet de realiteit. Goed onderwijs is kostbaar. Het is tevens een investering met in potentie een hoog rendement. Maar als we nu massaal besluiten te stoppen met studeren, omdat we een mogelijke schuld opbouwen, verdienen we het label ‘kenniseconomie’ misschien helemaal niet. Zolang de groep die mij op Facebook vraagt om te sterven niet groter is dan de groep die bereid is inhoudelijk te reageren, komt het allemaal wel goed.

 

[Ingezonden] Vrijwilligerswerk: voor wie doe je het eigenlijk?

Teuntje Dijcks (27), student Bestuurskunde, stelt in deze ingezonden brief de problemen die vrijwilligerswerk in een ontwikkelingsland met zich meebrengt. 'Hoe kon de man die zich belangeloos zou inzetten voor deze kansarme kinderen van mijn geld honderden vissen kopen voor in de vijver van zijn riante huis, terwijl de kinderen niet eens allemaal een bed hadden om in te slapen en zich moesten wassen bij een waterput?'

Het zat al heel lang in mijn hoofd: Als ik klaar ben met studeren wil ik de wereld gaan ontdekken, me laten onderdompelen in andere culturen en genieten van al het moois dat de wereld te bieden heeft. In vrijwilligerswerk zag ik een geschikt middel om te voorzien in mijn reisbehoefte en een kans om bij te dragen aan een mooiere wereld. Een kleinigheidje: om vrijwilligerswerk te mogen doen, moet je wel erg diep in de buidel tasten. Het blijkt heel normaal te zijn om 2000 euro te betalen om twee weken te mogen werken voor een vrijwilligersorganisatie. Zoveel geld had ik niet, maar via een plaatselijke NGO in Sri Lanka kon ik voor slechts 300 euro in de maand aan de slag in een groot meisjesweeshuis. Ik kon me goed voorstellen dat een extra paar handen en ogen nooit kwaad zouden kunnen en bovendien had ik het gevoel dat ik als kersverse pedagoog echt iets voor deze kinderen zou kunnen betekenen. In mijn ogen was dit een win-winsituatie. De kinderen en de medewerkers zouden extra hulp krijgen en ik mijn zo lang gewenste exotische avontuur.

Vrijwilligerswerk als business Maar was het wel echt een win-win situatie? Wie is uiteindelijk beter geworden van mijn werkzaamheden in Sri Lanka: ikzelf, de baas van de NGO of toch de kinderen? Een ding kan ik achteraf met zekerheid zeggen: de baas van de NGO is er zeker beter van geworden. De 300 euro voor kost en inwoning zijn in onze ogen misschien een koopje, maar voor Sri Lankaanse standaarden is het een klein kapitaal. En nee, dat kapitaal besteedde deze ‘goede’ man niet aan de kinderen die het zo hard nodig hadden. Hij legde vooral zichzelf ermee in de watten. Ik was hier nogal verbaasd over. Hoe kon de man die zich belangeloos zou inzetten voor deze kansarme kinderen van mijn geld honderden vissen kopen voor in de vijver van zijn riante huis, terwijl de kinderen niet eens allemaal een bed hadden om in te slapen en zich moesten wassen bij een waterput? Helaas kwam ik er al snel achter dat deze situatie geen uitzondering is. Vrijwilligerswerk wordt steeds meer als een business gezien waarin veel geld verdiend kan worden en mensen zoals ik, die grote bedragen betalen om vrijwilligerswerk te mogen doen, zorgen voor de instandhouding van deze business. Het is juist deze geldmakerij die ervoor zorgt dat de situatie voor veel kansarme kinderen niet verbetert. Een schrijnende situatie trekt namelijk nieuwe betalende vrijwilligers en de plaatselijke vrijwilligersorganisatie zal daarom niet gemotiveerd zijn om daar verandering in te brengen. Ik vond het persoonlijk zeer schokkend om erachter te komen dat er in landen als Nepal, Cambodja en Vietnam blijkbaar zoveel vrijwilligers zijn die in weeshuizen willen helpen, dat het aantal weeshuizen daar groeit. Er worden dus weeskinderen gecreëerd om de toestroom van vrijwilligers aan te kunnen.

Machteloos Ik heb alles geprobeerd dat in mijn macht lag om de situatie van deze kinderen te verbeteren en toch is daar na drie maanden weinig van terecht gekomen. Het geven van Engelse les en het organiseren van sport- en spelactiviteiten worden erg lastig door een enorme taalbarrière, grote cultuurverschillen en een gebrek aan medewerking vanuit de organisatie. Ik had genoeg ideeën om met minimale financiële middelen de situatie voor de kinderen te verbeteren; van financiële opvoeding tot het werken aan praktische vaardigheden zoals naaien, koken en tuinieren. In mijn ogen leken dit eenvoudige veranderingen, maar de organisatie dacht daar klaarblijkelijk anders over. Gaandeweg werd me duidelijk dat structurele verbeteringen alleen vanuit de organisatie zelf kunnen komen. Voor mij was het zeer frustrerend om in deze situatie te zitten. Je moet machteloos toekijken hoe de kinderen de kans wordt ontnomen om een goede toekomst op te bouwen.

Kindertehuizen als dierentuin Toen ik me meer ben gaan verdiepen in vrijwilligerswerk, kwam ik erachter dat ik wellicht onbedoeld de situatie van de kinderen heb verslechterd. Steeds wisselende vrijwilligers kunnen namelijk een grote negatieve invloed hebben voor de kinderen in tehuizen. Ze kunnen hierdoor zelfs hechtingsproblemen ontwikkelen. Volgens Unicef zijn kindertehuizen geen dierentuinen en zouden vrijwilligers niet ongevraagd door hun huizen mogen lopen. Wanneer elke week nieuwe vrijwilligers met goede bedoelingen langskomen, wordt volgens hen het recht op privacy van deze kinderen geschonden. Met de kennis van nu denk ik dat Unicef hier groot gelijk in heeft. Herkansing Als ik alles nog eens over kon doen, zou ik, hele andere keuzes maken. Ik zeg niet dat ik dan geen vrijwilligerswerk was gaan doen, maar dan had ik hier niet voor betaald en had ik beter over het doel van mijn werkzaamheden nagedacht. Het hoofddoel van vrijwilligerswerk moet zijn dat je mensen helpt. Hier had ik, en waarschijnlijk velen met mij, vooraf veel beter over na moeten denken. Alleen goede bedoelingen helpen mensen niet. Als ik het nog eens zou doen, dan zou ik eerst onderzoeken of ik als vrijwilliger niet de baan van een local inneem. Ik zou ervoor zorgen dat de lokale economie niet verstoord wordt; ik zou werk zoeken dat aansluit bij mijn kennis en vaardigheden en het belangrijkste: ik zou er vooraf zeker van willen zijn dat degenen die ik probeer te helpen daar ook daadwerkelijk van profiteren. Ik ben door schade en schande wijs geworden en hoop dat toekomstige vrijwilligers door dit verhaal bewuster nadenken over de keuzes die ze maken. Juist in het belang van de mensen die we zo graag willen helpen.

 

[Ingezonden] Veel onduidelijkheden over tentamenweek

Daan Verwaaij (20), student Geschiedenis, pleit in deze ingezonden brief voor een betere oplossing voor het afschaffen van de onderwijsvrije week bij de letterenfaculteit. 'De student die niet op buitenlandverblijf gaat, hoeft niet te lijden onder zij die dat wel doen.'

Op de letterenfaculteit is er het nodige veranderd rondom de tentamenperiodes in de eerste en tweede periode. De collegevrije week van de eerste periode verdween en de tentamenperiode die normaal helemaal in januari valt, krijgt een extra week in het midden van december. De reden hiervoor is dat de cursusprogramma’s van de RU zo beter aansluiten op internationale programma’s voor de studenten die vanuit de RU naar het buitenland vertrekken.

Internationalisering is een speerpunt van de RU. Dat er geëxperimenteerd wordt om cursusprogramma’s beter aan te laten sluiten op een eventuele internationalisering, is dan ook logisch. De uitvoering van deze nieuwe maatregel laat echter te wensen over. Voor iedereen, maar met name voor de eerstejaars- en masterstudenten, betekent het verdwijnen van de onderwijsvrije week een flinke verzwaring van de studielast. Onderwijsdirecteur Odin Dekkers benadrukte op de site van VOX op 20 oktober dat er van iedereen, dus ook eerstejaars, verwacht mag worden dat zij het niveau aankunnen, ook zonder onderwijsvrije week.

Ik vraag me echter af of het opofferen van deze week het resultaat oplevert wat men voor ogen heeft. De afgelopen weken kwamen er signalen van studenten die door hun geplande vertrek naar het buitenland in de knoop komen met hun tentamens. In deze gevallen bleek dat de studenten niet op de hoogte waren gebracht van de extra week in december. Docenten zijn verantwoordelijk voor de planning van hun tentamens en blijken niet verplicht tot het gebruik maken van deze optie. Het inlichten van studenten is misschien geen procedurele noodzaak, maar het zou wel zorgen voor meer duidelijkheid. Het veranderen van de planning blijkt niet zo soepel te verlopen als vooraf werd gedacht, de communicatie hierover is in ieder geval naar de studenten toe niet duidelijk genoeg geweest.

Uit de ervaringen van de afgelopen weken bij onder andere een campusronde waar ik bij was, blijkt dus dat zowel studenten als docenten rondom de internationalisering vaak slecht of niet op de hoogte zijn van de mogelijkheid die docenten hebben om tentamens te plannen in de extra week in december. Het is natuurlijk zonde dat de oplossing die je biedt, pas tot stand komt als daar een opleidingscommissie, examencommissie of assessor voor ingeschakeld wordt. In dit geval gaan we er nog gemakshalve vanuit dat studenten de weg naar al deze organen moeiteloos weten te vinden, de praktijk wijst uit dat dit vaak niet zo is. Als meedenkende student, pleit ik ervoor om tot een oplossing te komen waarbij iedereen erop vooruit gaat. De student die niet op buitenlandverblijf gaat, hoeft niet te lijden onder zij die dat wel doen, en zij die naar het buitenland gaan hoeven geen strobreed in de weg worden gelegd door de RU.

Tot slot, aan alle studenten die op buitenlandverblijf gaan en problemen hebben rond de planning van hun tentamens van vakken uit de eerste en tweede periode, luidt het advies: overleg met je docent, ga daarna naar je opleidingscommissie en examencommissie. Als je er echt niet uitkomt, ga naar je assessor en licht je FSR (Facultaire Studentenraad) in. Volgend jaar komt de onderwijsvrije week mogelijk weer terug. Voor dit jaar is dat te laat, de week in oktober is al voorbij, maar de extra tentamenweek moet nog komen. De Faculteit der Letteren heeft nu nog de kans om zowel docenten als studenten beter op de hoogte te stellen van de mogelijkheden. Ook kan de faculteit studenten informatie geven over de stappen die zij kunnen nemen, mochten ze er niet uitkomen. Als de RU internationalisering als speerpunt wil handhaven, kun je het niet maken om studenten dusdanig te hinderen.

Met dank aan Britt Jennissen, assessor van de Faculteit der Letteren voor haar op- en aanmerkingen.

 

[Ingezonden] Verschoolsing van de Radboud Universiteit

In deze ingezonden brief vertelt Bram Kersten (20), student Engelse Taal en Cultuur, waarom hij tegen de verschoolsing van de universiteit is. Hij wordt er bijna ziek van.

Dit jaar is, vanwege lage slagingspercentages, de participatieplicht aangescherpt. Als student Engelse Taal en Cultuur zit je nu elke dag in college om je handtekening op een papiertje te zetten die bewijst dat je inzet toont. Onpraktisch, inefficiënt en onbegrijpelijk. Sterker nog, het is verkeerd op zoveel niveaus dat ik er bijna ziek van word.

Ten eerste leidt deze regeling tot een situatie met volledig gebrek aan flexibiliteit. Ben je twee keer te ziek om de werkcolleges bij te wonen of volg je een tweede studie waardoor je een dubbel rooster hebt, dan is de kans van slagen zojuist exponentieel gekelderd. Niet alleen loop je een boel belangrijke informatie mis, je verliest ook nog eens de kans om te leren van je fouten en een tweede poging te wagen. Verzachtende omstandigheden bestaan alleen als de studieadviseur zin en tijd heeft om naar je te luisteren, zo lijkt het. Erg vreemd vind ik, want dit is een universiteit en een student kiest voor onderwijs. Daarmee gaat hij een persoonlijke, niet universele of idealistische uitdaging en verantwoordelijkheid aan om een doel te bereiken. Niet iedereen kan of wil het doel van 100 procent inzet halen, en dat is hun goed recht, want dat heet vrijheid.

Het wordt nog absurder als je bedenkt dat je betaalt voor deze keuze, maar daarmee toch de vrijheid verliest. Studenten, geloof het of niet, betalen voor hun studie (als het niet nu is, dan wel later via belasting, zo werkt het uiteindelijk, toch?) en daarmee zou ook keuzevrijheid moeten komen. Als ik betaal voor een vliegticket of wat voor dienst dan ook, ligt de keuze nog steeds bij mij of ik gebruik ga maken van die dienst. Ik heb dan recht op die dienst, het gebruiken ervan is niet mijn plicht. Waarom kan dat bij studeren dan niet ook zo werken? Het lijkt allemaal maar eng veel op de leerplicht van de middelbare school: je moet betalen, en je moet leren. Ik moet niks na mijn achttiende, behalve de wet volgen in dit land, dacht ik toch. Ik betaal om onderwijs te mogen genieten, niet om het door mijn strot geduwd te krijgen.

Toch zitten we nu in die oude vertrouwde klaslokalen, waar continu wordt gehamerd op de proactieve academische mindset die wordt verwacht van studenten. Deze wordt direct ontkracht door het feit dat we worden gedwongen alles te consumeren wat men op ons afvuurt. Hierdoor wordt een sfeer van apathie gecreëerd die pijnlijk merkbaar is tijdens de colleges. Doodse stiltes vallen bij gestelde vragen en alle spullen zijn al zo'n 10 minuten voor de denkbeeldige bel gaat, ingepakt.

Zoals de sterke stier die niet meer vecht tegen het versleten touw waarvan hij zich als kalf nog niet kon losrukken, zo zit menig student nu in de collegezalen. Met de ziel onder de arm.

Alle motivatie om op te komen voor hun eigen belangen is hierdoor de kop ingedrukt. Dat is een uiterst slechte zaak.

Vanuit mijn studie is hier veel onvrede over en het onderwerp wordt wekelijks zo niet dagelijks besproken. Ook vele docenten zijn niet tevreden met de situatie, en discussiëren volop mee. Verhalen doen de ronde dat tijdens de vergadering over de participatieplicht alle tegenstanders vriendelijk doch dringend werd verzocht het pand te verlaten. Niet echt democratisch natuurlijk. Het duurde dan ook niet lang voordat ideeën werkelijkheid werden. We zijn een heuse petitie gestart, aangevoerd door een aantal studenten die het echt beu zijn. We pleiten voor een versoepeling van de participatieplicht en onderbouwen dit met enkele van de bovengenoemde argumenten. Versoepeling, omdat een pleidooi voor daadwerkelijke verandering ogenschijnlijk niet meer kans van slagen heeft dan een hyperintelligente student met een zwakke gezondheid die twee studies volgt.

Ik zou het het beste van een slechte situatie noemen, want hoewel menig student erover praat of fantaseert, zullen er weinig méér doen of durven dan een handtekening zetten. Studenten nemen weinig risico en weinig moeite. Dat klinkt misschien laf, maar risico's nemen is nu eenmaal niet het ding van de maatschappij anno 2014.

Wat mij betreft gaan we de straat op zoals vroeger, met protestborden, en verstoren we de openbare orde voor onze belangen. Of we slaan toe waar onze ellende begon, in de portemonnee. Geld is macht, en ook al hebben we er niet veel van, we zijn wel geld waard. Drie weken 'spijbelen' met je hele jaar, dan mag niemand tentamens maken, of desnoods bezet je het gebouw, zoals dat in het verleden wel eens wekenlang duurde. Weg zijn dan de slagingspercentages, en weg zijn daarmee de subsidies waar het allemaal om draait.

In dit steeds onsympathiekere systeem, zou het echter geen enkele student verbazen als een beetje gewaagde actie leidt tot heftige gevolgen. Stel je voor dat, zoals een grote corporatie een niet-winstgevende bedrijfstak afstoot, de universiteit haar ongehoorzame studenten op straat gooit of laat aanhouden. Verlies lijden ze wel, maar het voorbeeld is duidelijk en de slachtoffers zijn toch geen student meer. Niemand die nog naar ze luistert.

Vroeger moest je als opstandige scholier naar bureau HALT en dan weer terug naar school, want ja, het moet. Leuk is anders. Nu kun je een arrestatieteam en de zak verwachten. Ook leuk.

Waarom we het niet bij voorbaat opgeven is mij een raadsel. Of wacht, dat doen we al massaal, daarom klaagt niemand.

 

[Ingezonden] RU, laat de kans voor digitale ontwikkeling niet voorbijgaan!

De sectie medezeggenschap van asap pleit in deze ingezonden brief voor meer digitalisering in het onderwijs van de RU.

Het punt digitalisering is momenteel een veelbesproken onderwerp. En terecht vindt asap. Op veel faculteiten zijn de digitale voorzieningen immers nog niet op orde: basisvoorzieningen zoals werkende WiFi en genoeg computerwerkplekken zijn niet overal een gegeven.

De Radboud Universiteit loopt ver achter op de andere Nederlandse universiteiten met het implementeren van digitale middelen in het onderwijs. Dit strookt niet met de mening die de Radboud Universiteit uitdraagt, namelijk dat ze een universiteit met een hoge onderwijskwaliteit wil zijn en blijven. Daarvoor heeft zij zeven kwaliteitskenmerken geformuleerd in de notitie Kwaliteit, binding en duidelijkheid in het onderwijs van 11 april 2013, waaronder verwevenheid met het onderzoek, toetsing en diversiteit van onderwijsvormen. Deze punten lenen zich bij uitstek uitstekend voor het steken van extra geld en energie in digitalisering. Een stapje in de goede richting is het nu lopende weblecturesproject, maar asap is van mening dat er nog veel meer uit digitalisering in het onderwijs te halen valt.

ANS publiceerde op 9 september een artikel waarin stond dat minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap extra geld beschikbaar stelt voor projecten die open en online onderwijs stimuleren. Volgens woordvoerder Martijn Gerritsen waren er nog geen concrete projecten die hiervoor in aanmerking zouden komen. Het gaat in dit geval om een subsidie van €100.000,- per project waarvan 50% van de totale projectkosten uit eigen middelen moet komen. Dit lijkt asap alleszins een goede gelegenheid om extra geld te gebruiken voor goed ICT-gebruik in het onderwijs. Zo zou er eens gedacht kunnen worden aan het opnemen van kennisclips en massive open online courses als toevoeging op het onderwijs. De faciliteiten die daarvoor aangeschaft moeten worden, zouden ook uitstekend ingezet kunnen worden voor het digitaliseren van het eigen, 'besloten' onderwijs. In dat geval zou er dus niet alleen een prachtig visitekaartje gemaakt worden voor bijvoorbeeld nieuwe masterstudenten, maar zou met die faciliteiten ook eindelijk eens gekeken kunnen worden naar het vernieuwen en innoveren van het eigen onderwijs.

Reeds op 27 februari 2013 pleitte asap middels een stuk op de website van ANS voor online colleges. Toen al werd gewaarschuwd dat de Radboud Universiteit achter zou lopen op andere universiteiten en toen al werd er gewezen op de vele voordelen dat online open onderwijs met zich mee zouden brengen. Nu, anderhalf jaar later, doet zich de kans voor om open online onderwijs voordelig te bevorderen. asap hoopt dat die niet onbenut wordt gelaten.

 

[Ingezonden] Veolia of een dieper probleem?

Begin oktober richtte Jesper Fassotte de Facebookpagina 'Veolia weg uit Limburg' op. Inmiddels heeft de pagina al bijna vijfduizend likes. In deze ingezonden brief legt Fassotte uit dat de Veolia-kwestie eigenlijk een gevolg is van een dieper, structureel probleem.

Inmiddels kan het je als student moeilijk ontgaan zijn dat een of andere gek zich in het hoofd heeft gehaald een Facebookpagina tegen Veolia, de OV-dienstverlener in Limburg, op te zetten. De ondergetekende is die gek. Ik ga hier niet al te uitgebreid in op de problemen die bestaan bij Veolia. Daar is inmiddels genoeg over geschreven (zie Google).

Eigenlijk heb ik de inmiddels beroemde of beruchte Facebookpagina niet zozeer opgezet omdat ik specifiek Veolia liever zie gaan. Veolia is namelijk slechts een product van iets dat in essentie al helemaal verkeerd is, dat is de privatisering van grote delen van het Nederlandse spoor. Daarbij moet ik aantekenen dat ik niet echt een voorstander ben van privatisering in het algemeen. Degenen die hebben bedacht dat privatisering van het spoor de marktwerking zou stimuleren met uiteindelijk voordeel voor zowel de staat als voor de reiziger hebben onder een wel héle grote steen geleefd.

Er bestaat een fundamenteel probleem met marktwerking op het spoor wat iedereen met een beetje economische kennis kan zien aankomen. Degenen die gebruik willen maken van het spoor hebben namelijk helemaal geen keuze over met welke vervoerder ze ergens naartoe willen reizen. Dé voorwaarde voor een goede marktwerking is keuze, en die bestaat niet in het openbaar vervoer. Daarom was het ook al voordat Veolia naar Limburg kwam te voorspellen dat dit tot problemen zou gaan leiden. Veolia heeft namelijk net zoals andere private OV-bedrijven in het land tien jaar lang als enige het OV kunnen regelen in Limburg.

Op het moment dat een bedrijf ergens alleen in is, gaat het zich gedragen als monopolist. Dat is precies wat Veolia heeft gedaan. De reactie van een conducteur op mijn vraag of er nog wat aan de drukte gedaan zou worden, sloeg de spijker op zijn kop: ‘Als het u niet bevalt dan reist u toch niet met ons?’, was het veelzeggende antwoord.

De enige duurzame oplossing voor de problemen op het Nederlandse spoor is het opnieuw collectiveren van het spoor. Maar waarom zou het collectiveren van het Nederlandse OV de problemen dan oplossen? Dan is er toch nog steeds een monopolist? Dat klopt. Maar in dat geval is het wel een monopolist die onder direct toezicht staat van de overheid en die geen winstoogmerk heeft. Dat winstoogmerk is namelijk wat een monopolist vervelend maakt. We zien dat ook terug bij Veolia: er moet zoveel mogelijk winst gemaakt worden en daarom zijn de treinen zo klein mogelijk en is de klantenservice praktisch non-existent. Efficiency zou een econoom dat noemen, maar ik noem het gierigheid.

Om nog even terug te komen op het feit dat mijn Facebookpagina specifiek over Veolia gaat, dat heeft er vooral mee te maken dat Veolia de pech heeft gehad dat ik gedurende ruim drie jaar ‘klant' ben geweest. Daar komt bij dat Veolia het zich in zijn hoofd heeft gehaald om een rechtszaak aan te spannen tegen de Provincie waarin Veolia claimt dat de NS ‘geweerd moet worden uit Limburg, wegens oneerlijke concurrentievoordelen’. Zo’n rechtszaak kost geld. En waar komt dat geld vandaan? Van degenen die het OV betalen. Juist, de reiziger. Die constatering heeft mij in combinatie met mijn klantervaringen ertoe gebracht die anti-Veolia Facebookpagina op te zetten. Vervolgens heeft Veolia zelf nog extra aandacht voor mijn pagina gegenereerd door me te bedreigen met ‘verdere stappen’, waarvoor veel dank.

Ik wil eindigen met het mooie nieuws dat afgelopen donderdag, 16 oktober, bekend is geworden dat Veolia de rechtszaak tegen de Provincie heeft verloren. De NS mag dus gewoon meedoen aan de OV-concessie in Limburg.

Wordt ongetwijfeld vervolgd.